direct naar inhoud van 5.8 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

5.8 Cultuurhistorie en archeologie

Monumentale panden
De in het plangebied aanwezige Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn op de plankaart niet als zodanig aangeduid. Ofschoon het wel is gebeurd bij voorgaande bestemmingsplannen van de gemeente, dient geconstateerd te worden dat dit niet past binnen de systematiek van de regeling 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen' (kortweg: SVBP2008), welke regeling heden bij het opstellen van bestemmingsplannen moet worden gehanteerd.

Daarbij geldt dat voor Rijks- en gemeentelijke monumenten reeds een beschermende regeling is opgenomen in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening.

Bescherming archeologische waarden
In het plangebied komen een aantal terreinen met een vastgestelde archeologische waarde voor, welke zijn aangewezen als archeologische monumenten. Echter, op één monument na zijn deze monumenten niet een beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988. Derhalve is het vereist deze niet-wettelijk beschermde AMK-terreinen te beschermen via een regeling in dit bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor de gebieden of de locaties met een archeologische verwachtingswaarde.

Volgens de gemeentelijke archeologische waarden- en beleidsadvieskaart gelden er, afhankelijk van de archeologische waardering, vijf verschillende oppervlakte-ondergrenzen ten aanzien van eventuele bodemingrepen. Op de plankaart zijn in dat verband ook vijf dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Het betreft:

  • 'Waarde - Archeologie 1 zeer hoog': niet-wettelijk beschermde AMK-terreinen, niet-wettelijk beschermde AMK-terreinen zijnde grafheuvels, beschermde landgoederenzones en gebieden met een hoge archeologische verwachting zijnde ontginningsassen;
  • 'Waarde - Archeologie 2 bufferzone zeer hoog': de zones van 250 m rond wettelijk en niet-wettelijk beschermde AMK-terreinen;
  • 'Waarde - Archeologie 3 hoog': gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • 'Waarde - Archeologie 4 middelhoog': gebieden met een middelhoge archeologische verwachting en gebieden met een lage dan wel middelhoge archeologische verwachting zijnde sneeuw- en smeltwaterdalen;
  • 'Waarde - Archeologie 5 laag': gebieden met een lage archeologische verwachting.

Een dubbelbestemming omvat dus zowel de aanwezige als de naar verwachting aanwezige archeologische waarden. In de regels is gekoppeld aan de dubbelbestemmingen een regeling opgenomen, betreffende de wijze van omgaan met de aanwezige dan wel de naar verwachting aanwezige archeologische waarden bij bodemingrepen. Deze regeling houdt het onderstaande in.

Voor bepaalde soorten werken en werkzaamheden (geen bouwen) over een zekere oppervlakte of meer, geldt de vereiste van een omgevingsvergunning. Het betreft met name het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm. Afhankelijk van de dubbelbestemming die het betreft, bedraagt de oppervlakte-ondergrens 50 m2, 100 m2, 150 m2, 1.000 m2 dan wel 10 ha. Voor werken en werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als 'normaal beheer en onderhoud', zoals onder meer het periodiek omploegen van akkerland, is geen omgevingsvergunning nodig.

De omgevingsvergunning kan slechts worden verkregen, indien de archeologische waarden van de betreffende gronden niet worden aangetast. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een rapport (archeologisch vooronderzoek) te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein waar de werken zullen plaatsvinden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

In de regels is een dergelijke rapportageplicht ook opgenomen voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor bouwen. Evenals de regeling voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn de eisen, die gesteld kunnen worden bij een omgevingsvergunning voor bouwen gebaseerd op de bepalingen betreffende archeologische monumentenzorg in de Monumentenwet 1988.

Een wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk de ligging van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen. Het is immers niet ondenkbaar dat bij een bodemingreep in een gebied met een lage verwachtingswaarde toch archeologische waarden worden vastgesteld. Daarnaast kan uit nader onderzoek volgen dat in een zeker gebied juist wel of toch geen sprake is van een middelhoge dan wel hoge verwachtingswaarde. Beide gevallen kunnen aanleiding geven om de dubbelbestemming alsnog aan bepaalde gronden op te leggen, dan wel ze te verwijderen.

Overigens dient te worden bedacht dat een omgevingsvergunnings- en rapportagevereiste in dit kader overwegend tot doel heeft nadruk te leggen op het vroegtijdig en volwaardig meewegen van deze waarden bij ruimtelijke ingrepen, om zodoende de mogelijkheid tot planaanpassing nog open te houden. Alleen indien archeologische waarden worden aangetroffen, is het noodzakelijk verder onderzoek plaats te laten vinden, met een mogelijke vertraging van de uitvoering van de beoogde werkzaamheden. Uiteindelijk is er meestal geen belemmering meer voor de beoogde activiteiten.

Benadrukt wordt tot slot dat het in één dubbelbestemming vervatten van zowel vastgestelde als verwachte archeologische waarden ten goede komt aan de overzichtelijkheid van het plan als geheel, zonder dat de bescherming van deze waarden onvoldoende gewaarborgd is.