Plan: | Buitengebied Doorn 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02 |
Naar verwachting zal de werkgelegenheid in de agrarische sector (landbouw en veeteelt), door gebrek aan levensvatbaarheid en bedrijfsopvolging, afnemen. Deze terugloop zal in een aantal situaties gecompenseerd kunnen worden door andere, passende economische functies. Ook in het buitengebied van Doorn zal dit zijn beslag kunnen krijgen. De gemeente wil bevorderen dat de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen op een passende wijze kunnen worden hergebruikt. Door functieverandering kan tegemoet gekomen worden aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in een landelijke omgeving. Per specifieke situatie wil de gemeente meedenken over de gewenste invulling, als dit versterking van de sociaal-economische vitaliteit tot gevolg heeft.
In het geval van een grote hoeveelheid bedrijfsgebouwen kan een landschappelijke verbetering worden bereikt door middel van een 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Uitgangspunt daarbij is dat er een (nieuwe) extra woning mag worden gebouwd in ruil voor sloop van alle bedrijfsgebouwen, met een minimum van 800 m2, indien het extensiveringsgebied betreft, dan wel 1.000 m2, als het gaat om verwevings- of landbouwontwikkelingsgebied (zie: Reconstructieplan Gelderse Vallei/ Utrecht-Oost). Hierbij wordt getracht de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te versterken door zogenaamde ontstening te bevorderen.
Functieverandering naar verblijfsaccommodatie of een anderszins recreatieve invulling zijn goede mogelijkheden die inspelen op het toeristisch-recreatief aantrekkelijk maken van buitengebieden. Kleinschaligheid is daarbij het speerpunt. Ook functieverandering naar kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid, die passend is in een buitengebied (dus niet verkeersaantrekkend, geen buitenopslag en dergelijke), behoort om die reden tot de mogelijkheden. De gemeente stelt wel een aantal voorwaarden aan de activiteiten in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Zo moeten activiteiten in de bestaande bebouwing plaatsvinden en mogen nieuwe activiteiten geen verrommeling van de erven geven. Daarnaast moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en een verantwoorde situering in relatie tot de beleidsdoelen van de reconstructie. Ook zal er een goed evenwicht moeten zijn tussen de agrarische en bedrijfsmatige activiteiten in de directe omgeving. De infrastructuur moet ingericht zijn, of geschikt te maken zijn, voor de nieuwe activiteit. Bovendien mogen de omliggende agrarische bedrijven niet in activiteiten en eventuele uitbreidingsmogelijkheden worden beperkt.
In het plangebied wordt aan de zuidrand van de kern Doorn een zogenaamde kernrandzone, van circa 250 meter rond de woonkern, onderscheiden. De ligging hieraan pleit al dan niet voor het toelaten van bepaalde functies. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat het tevens aan de zuidrand gelegen zoekgebied voor nieuwe landgoederen ten opzichte hiervan wel de voorkeur geniet.
Bij hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing wordt onderscheid gemaakt in neven- en hoofdfuncties. Bij een agrarisch bedrijf worden via dit plan die nevenactiviteiten toegestaan, die de economische basis moeten of kunnen versterken. De hoofdfunctie van agrarisch bedrijf blijft hierbij intact. Daarnaast wordt in het bestemmingsplan ook een regeling opgenomen, waardoor het uitoefenen van een nieuwe hoofdfunctie toegestaan kan worden bij bedrijfsbeƫindiging van een agrarisch bedrijf. De bestemming wordt in dat geval ook gewijzigd.
Met betrekking tot de functies die kunnen worden toegestaan, is gekozen voor het opnemen van een (indicatieve) positieve lijst met mogelijke niet-agrarische functies. De lijst is indicatief om ook ruimte te bieden aan vergelijkbare, nog niet benoemde activiteiten. Een gelimiteerde lijst levert wellicht meer duidelijkheid op, maar biedt weinig ruimte om in te spelen op onvermoede kansen en initiatieven. Op basis van de ervaringen met de nieuw geboden ruimte zal na verloop van tijd beoordeeld moeten worden in hoeverre aanpassing nodig is van de geboden ruimte en eisen.
Het gaat hier in alle gevallen om functieverandering binnen de bestaande bedrijfsbebouwing. Daarnaast worden de nodige eisen gesteld om ruimtelijke kwaliteit en zorgvuldige beoordeling van initiatieven te verzekeren, zoals met betrekking tot landschappelijke inpassing, behoud van uitstraling, bereikbaarheid, ontsluiting, verkeersdruk, buitenopslag, geen extra hinderbeperkingen voor naastgelegen agrarische bedrijven et cetera.