direct naar inhoud van 3.9 Infrastructuur
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

3.9 Infrastructuur

Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02_0011.jpg"

Afbeelding 11: Infrastructuur

Wegen
Als bovenlokale wegen kunnen de Amersfoortseweg (N227) en Rijksstraatweg (N225) genoemd worden. De Amersfoortseweg heeft voor Doorn een belangrijke functie als verbinding met de Rijksweg A12 en als verbinding met Amersfoort. De N225 dient als verbindingsweg in westelijke richting naar Driebergen-Rijsenburg en Zeist en in oostelijke richting naar Leersum, Amerongen, Elst en Rhenen. Tenslotte heeft de Amerongerwetering een bovenlokale functie; deze weg is de verbinding richting Wijk bij Duurstede.

Het merendeel van de wegen in het gebied zijn tertiaire ontsluitingswegen. Deze wegen vormen een ontsluiting van de bebouwing in het landelijk gebied. Voor fietsers en wandelaars zijn er naast de N225 en Maarsbergseweg vrijliggende paden aanwezig. De fietspaden langs de Heulweg en de Utrechtse Baan hebben een overwegend recreatieve functie.

Om het doorgaand autoverkeer tegen te gaan, zijn enkele openbare wegen over de Heuvelrug voorzien van een knip. Vanuit het recreatieve gebruik en ook voor de rust in dit kerngebied van de EHS zou overigens wering van auto's voor de gehele weg een goede oplossing kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld is gebeurd bij de Maarnse Grindweg. Wat het plangebied betreft gaat het hierbij om onder meer de Sandenburgerlaan.

Verkeer en bebouwingsvrije zones
Bij de bestemmingsregeling voor wegen moet rekening worden gehouden met bebouwingsvrije zones aan beide zijden van de weg. Dit vanwege de verkeersveiligheid. De breedte van de zone die onbebouwd moet blijven, gemeten vanuit het hart van de weg, hangt samen met het karakter van de weg:

  • 50 m voor de N225 en N227;
  • 15 m voor de overige wegen.

Leidingen
Zendmasten
Om tot een landelijk dekkend netwerk te komen dienen aanbieders van mobiele telefoondiensten zogenaamde 'sites' (soort zendmasten) te plaatsen. Deze sites zijn in heel Nederland in een hoog tempo opgericht.

Voor zendmasten bestaat een register waarin de gegevens van alle zendmasten in Nederland zijn opgenomen (www.antenneregister.nl). In dit register staat vermeld welke veiligheidsafstanden er in acht genomen moeten worden rond de zendmasten.

Het bestemmingsplan zal in een regeling moeten voorzien om wildgroei van antennemasten te voorkomen. Concreet betekent dit dat de bouw van deze hoge bouwwerken alleen onder voorwaarden (via afwijking) mogelijk mag zijn. Zo'n voorwaarde is in ieder geval dat er door het plaatsen van de zendmast geen aantasting van het landschap (horizonvervuiling) mag ontstaan.

Hoogspanningsleiding
In de uiterste noordoostelijke punt van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Vanwege permanente blootstelling aan elektromnagnetische straling zijn, net als bij zendmasten, aspecten van volksgezondheid hier van belang.

Voor hoogspanningsleidingen bestaat een kaart (zie: www.rivm.nl), waarop aangegeven is welke indicatieve bebouwingsvrije zone langs de hoogspanningsleiding in acht genomen moet worden. Met betrekking tot deze 150 kV-lijn geldt een indicatieve zone van 80 m aan beide zijden van de leiding.

Hoofdaardgastransportleiding
In het noordelijk deel van het plangebied ligt een hoofdaardgastransportleiding, blijkens opgave van de Gasunie. Volgens de gegevens van de Gasunie blijkt het te gaan om een leiding met een diameter van 36 inch en een ontwerpdruk van 66,2 bar.

Plaatsgebonden risico
Met de inwerkingtreding van het Bevb geldt de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 als een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde.

Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, ziekenhuizen, zorginstellingen en omvangrijke kantoorgebouwen. Beperkt kwetsbare bestemmingen zijn onder meer verspreid liggende woningen (maximaal 2 per ha), kleinere kantoren, hotels en restaurants, sporthallen en overige bedrijfsgebouwen. Uit gegevens van de exploitant blijkt dat binnen het plangebied de onderhavige leiding een PR overschrijding kent: de 10-6 risicocontour ligt op circa 235 meter uit het hart van de leiding. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico van invloed kan zijn voor realisatie van het plan. Binnen de PR-contour zijn echter slechts beperkt kwetsbare objecten in het plangebied gelegen. Tevens maakt het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR-contour mogelijk.
Conform het Bevb is voor de buisleiding een bebouwingsvrije zone van 5 m opgenomen, middels een dubbelbestemming.
Overigens geldt op basis van het Bevb een saneringsverplichting voor de exploitant, indien zich knelpunten ten aanzien van de 10-6 risicocontour in relatie tot (beperkt) kwetsbare objecten voordoen. Deze knelpunten moeten binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van het Bevb zijn gesaneerd.

Groepsrisico
Met betrekking tot het groepsrisico is geïnventariseerd wat de personendichtheden zijn in de delen van het bestemmingsgebied, die binnen de 1% letaliteitscontour van de aardgasleiding liggen. Op de overzichtskaart van het bestemmingsgebied hebben wij deze deelgebieden met A, B en C aangegeven.

Uit de gegevens van de Risicokaart van de Provincie Utrecht blijkt het volgende:

  • In gebiedsdeel A is de personendichtheid nihil. Dat betekent dat voor deze gebiedsdeel geen rekening met een groepsrisico gehouden hoeft te worden.
  • In gebiedsdeel B is de personendichtheid 46 personen (categorie wonen) en 131 per-sonen (categorie werken).
  • In gebiedsdeel C is de personendichtheid naar schatting circa 20 personen (categorie wonen).


Op basis van deze personendichtheden is te verwachten dat het groepsrisico lager zal zijn dan de oriënterende waarde. In de delen van het bestemmingsgebied langs de aardgasleiding zijn daarnaast geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot een toename van de personendichtheid.

Met betrekking tot een verantwoording van het groepsrisico kan het volgende worden gesteld:

  • Personendichtheid
    In sommige delen van het bestemmingsgebied die binnen de aandachtszone van het groepsrisico vallen, is sprake van een beperkt aantal verspreid liggende woningen en locaties met bedrijfsmatige activiteiten.
  • Zelfredzaamheid:
    In alle gevallen is geen sprake van (groepen) personen met een verminderde zelfredzaamheid.
  • Mogelijke maatregelen ter beperking van het groepsrisico:
    Bronmaatregelen vallen onder de verantwoordelijkheid van de leidingbeheerder. Voor zover dit binnen de reikwijdte van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) valt, heeft de leidingbeheerder de verplichting om binnen 3 jaar na het in werking treden van het Bevb te voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
    In overleg tussen bevoegd gezag en de leidingbeheerder kan worden onderzocht of er economisch haalbare opties zijn om door het treffen van brongerichte maatregelen tevens een reductie van het groepsrisico te bewerkstelligen.
    Met betrekking tot de ruimtelijke omgeving van de leiding geldt dat sprake is van een bestaande situatie. Het ligt niet voor de hand om ruimtelijke saneringen te overwegen.
  • Bestrijdbaarheid:
    Het gebied is voor hulpdiensten goed bereikbaar. Bluswater is in voldoende capaciteit en op goed bereikbare plaatsen aanwezig.
  • Mogelijkheden ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst:
    Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe bedrijfsmatige activiteiten verwacht die kunnen leiden tot een toename van de personendichtheid in de delen van het bestemmingsgebied binnen de aandachtszone voor het groepsrisico. Daarmee is voldoende geborgd dat het groepsrisico in deze gebiedsdelen niet zal toenemen.

Drinkwatertransportleiding
Aan de noordzijde van de kern Doorn is voorts een drinkwatertransportleiding gelegen met een diameter van 160 mm en een bebouwingsvrije zone van 4 m. De drinkwatertreansportleiding is hier gelegen ten behoeve van het drinkwatervoorzieninggebied Hoog Doorn. In het zuidwesten van het plangebied is een rioolwaterpersleiding gelegen.

Ontwikkelingen
Er spelen geen grootschalige ontwikkelingen in het plangebied ten aanzien van infrastructuur. Een mogelijk toekomstige ontwikkeling is wel dat de aanwezige hoogspanningsleiding door een 380 kV-lijn vervangen zal worden. Dat zal leiden tot een indicatieve bebouwingsvrije zone van 110 m. Er is echter nog geen inzicht of in dat geval de hoogspanningsleiding het bestaande tracé blijft volgen. De ontwikkeling kan dus in principe ruimtelijke consequentie hebben, maar zijn nog te onzeker om hier in het bestemmingsplan rekening mee te houden.

Verder zijn van de genoemde kabels en leidingen geen veranderingen of uitbreidingen bekend, die van belang zijn voor het bestemmingsplan.

Gevolgen voor visie en planopzet vanuit infrastructuur

  • De bestaande wegen dienen als zodanig in het bestemmingsplan te worden vastgelegd;
  • Het bestemmingsplan zal de ruimtelijke consequenties moeten regelen van de belemmerde stroken van aanwezige leidingen.