Plan: | Buitengebied Doorn 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02 |
Huidige situatie
In het buitengebied van Doorn bevinden zich een aantal niet-agrarische bedrijven. De meeste bedrijven zijn gevestigd in een woning en zijn wat betreft oppervlakte ondergeschikt aan de woonfunctie. Hierbij gaat het om handelsondernemingen, adviesbureaus, architectenbureaus, administratiekantoren et cetera. Een deel van de bedrijven heeft nog een duidelijke binding met het agrarisch gebied, zoals loonwerkersbedrijven en een veehandelsbedrijf. Daarnaast is er een enkel niet-agrarisch bedrijf aanwezig zonder binding met het buitengebied, zoals een voormalig transportbedrijf en kantoren. Bij al deze niet-agrarische bedrijven gaat het deels om volwaardige bedrijfsactiviteiten en deels om ondergeschikte nevenactiviteiten. Veelal zijn deze bedrijven al meerdere jaren in het buitengebied gevestigd. Naast bovengenoemde niet-agrarische functies, komen in een aantal gevallen ook niet-agrarische functies voor als nevenactiviteit op agrarische bedrijven, zoals bijvoorbeeld caravanstalling.
Verspreid over het plangebied komen bijzondere objecten voor die op zichzelf staan. Ze onttrekken zich aan de kenmerken van de overige bebouwing in de omgeving. Het betreft hier onder meer diverse grootschalige instellingen. De gebouwen hebben vaak een maatschappelijk en soms tevens een openbaar karakter en bepalen (mede) de uitstraling van de woonomgeving. De gebouwen die deel uitmaken van de complexmatige bebouwing zijn grootschaliger objecten, die vaak beeldbepalend zijn voor de buurt waar ze zich bevinden. Het gaat hier om onderwijs- en zorginstellingen en sportcomplexen. Ook zijn er een groot aantal congrescentra in het plangebied aanwezig, al dan niet met overnachtingsmogelijkheden. Het betreft onder andere verpleeghuis het Zonnehuis, het Maarten Maartenshuis, Bartimeushage, Mitex, Detex - TMO, Kaap Doorn en het Slotemaker de Bruine Intstituut. Zo omvat Bartimeushage een christelijk centrum voor visueel en verstandelijk gehandicapten met meerdere grotere woon- en dienstengebouwen, gelegen in een oorspronkelijk bij het landgoed Hydepark horend terrein.
Een aantal terreinen in het plangebied met het grootste ruimtebeslag zijn in eigendom en beheer van Defensie. Op de terreinen van Defensie zijn zowel het Militair Revalidatiecentrum Aerdenburg als de Van Braam Houckgeestkazerne gevestigd. De Van Braam Houckgeestkazerne huisvest een operationele eenheid mariniers; daarnaast worden vanuit de kazerne de VN-taken uitgevoerd. Het betreft onder andere opleiding en voorbereiding. Voorts wordt een gebied ten noordwesten van het kazerneterrein gebruikt als oefenterrein, is er in het bosgebied ten westen van het terrein een munitiebunker gebouwd en op een deel van de Stamerweg is een parkeerterrein aangelegd. De parkeergelegenheid en de munitiebunker worden ondergebracht binnen het kazerneterrein.
Defensie heeft de wens geuit om de kazerne uit te willen breiden. In de periode 2005-2007 heeft het daartoe structuur- en ontwikkelingsplannen gepresenteerd en een concept inrichtingsplan aangeboden. In dat kader heeft Defensie, met betrekking tot het bestaande bebouwde militaire gedeelte van het kazerneterrein, verzocht om verhoging van het bebouwingspercentage en de bouwhoogte.
Het Militair Revalidatiecentrum Aardenburg is ook onderdeel van Defensie. In april 1997 is door de DWG&T Directie West-Nederland, een inrichtingsplan gepresenteerd voor het terrein, om een concreter beeld te geven van de toekomstige situatie van het landgoed Aerdenburg en van het Militair Revalidatiecentrum in het bijzonder. Dit inrichtingsplan is gebaseerd op het structuur- en ontwikkelingsplan van 10 oktober 1996. In de periode 2003-2004 en juni 2006 zijn al deze plannen geactualiseerd en daarna meermalen overlegd aan de gemeente. De bestemmingsregeling voor het terrein van het revalidatiecentrum is op de verzoeken uit de laatste overleggen afgestemd.
Ontwikkelingen
De bestaande bedrijven en instellingen, indien zij legaal aanwezig zijn, kunnen in de toekomst in beginsel gehandhaafd blijven om hun functie voort te zetten. Voor zover er van de bestaande bedrijven en instellingen concrete nieuwbouw- en/of uitbreidingsplannen bekend zijn, dienen en worden die bij de planvorming meegenomen. Nieuwe uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven en instellingen gelegen binnen de groene contour zijn, voor zover het niet uitbreidingen betreft van geringe omvang (in absolute zin), niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken en/of waarden van de EHS significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het 'nee, tenzij'-regime).
Bij vrijwel geen van de niet-agrarische functies is sprake van een onevenredige (milieu-)belasting voor de omgeving. Een urgent motief voor verplaatsing is bij deze bedrijven en instellingen dan ook niet aanwezig.
Daarnaast roepen toekomstige vrijkomende agrarische opstallen de vraag op naar hergebruik. Hiervoor dient in het bestemmingsplan een adequate regeling te worden opgenomen. Een keuze voor afbraak lijkt niet realistisch. Gelet op de staat van de gebouwen betekent dit bijna altijd een forse kapitaalsvernietiging.
Gevolgen voor visie en planopzet vanuit niet-agrarische bedrijven en instellingen