direct naar inhoud van 3.2 Water
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

3.2 Water

Huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02_0004.jpg"

Afbeelding 4: Watersysteem

Watersysteem
Op de Utrechtse Heuvelrug ontbreekt een duidelijk oppervlaktewaterstelsel, zodat de waterafvoer voornamelijk via de ondergrond plaatsvindt. De aanwezige oppervlaktewateren op de Heuvelrug betreffen vennen en (gegraven) plassen bij onder andere landgoederen en buitenplaatsen.

De achtereenvolgens afgezette lagen in de bodem van het plangebied zijn grofweg te verdelen in grofzandige, watervoerende lagen en fijnzandige tot kleiige, weerstandsbiedende lagen. Via de watervoerende lagen stroomt het van de stuwwallen afkomstige grondwater naar de lagere delen van het Langbroekerweteringgebied. In hydrologisch opzicht maakt het volledige plangebied onderdeel uit van het systeem van de Utrechtse Heuvelrug. Het systeem reikt tot meer dan 200 m diep. Het inzijggebied van het regionale systeem heeft een (regionale) waarde. De begrenzing hiervan is moeilijk te geven en betreft eigenlijk het gehele plangebied, min de gebiedsdelen met regionale kwel. Het centrum ligt net ten noorden van Doorn, met een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) van 6,5 m boven NAP. De oostgrens ligt ter hoogte van het Valleikanaal (buiten plangebied) en de westgrens ter hoogte van de Langbroekerwetering (buiten plangebied). De voeding van dit systeem in het inzijggebied (hogere zandgronden) bedraagt circa 200 mm per jaar. De effectieve neerslag is groter, ongeveer 300 mm per jaar. Een belangrijk deel wordt echter weggevangen door de waterwingebieden.

Het waterbeheer in het zuidelijk deel van het plangebied is afgestemd op de landbouw. In het Langbroekerweteringgebied bestaat het oppervlaktewatersysteem uit een stelsel van grote sloten en weteringen, waarop de kleinere kavelslootjes afwateren. De grotere sloten in het zuidelijk deel van het plangebied (Langbroekerwetering) komen uiteindelijk uit op de Kromme Rijn.

Waterkwaliteit
Het geïnfiltreerde regenwater verandert qua samenstelling tijdens de stroming door verschillende bodemchemische processen in water, wat gedomineerd wordt door calcium, hydrocarbonaat en magnesium. De aard van het kwelwater kan onderling verschillen al naar gelang de afstand en tijd tussen infiltratie en kwel en de samenstelling van de doorstroomde bodemlagen. Gerekend vanaf het infiltratiegebied van de Utrechtse Heuvelrug kunnen zones worden onderscheiden, variërend van ongerijpt water (atmotroof), water dat tussen atmotroof en lithotroof inzit en gerijpt lithotroof water, afkomstig van een regionaal hydrologisch systeem (Veen, 1989). De samenstelling van het grondwater kan worden beïnvloed door onder andere invloeden vanuit de landbouw.

De waterkwaliteit van Gooyerwetering is redelijk ondanks de aantakking van overstortwater (vanuit de dorpskernen). De watergang wordt ook gevoed met schone (diepe en ondiepe) kwel.

Het verminderen van de waterkwaliteit wordt ook wel verdroging genoemd.

Verdroging
Het hydrologisch systeem van de Utrechtse Heuvelrug is verzwakt. Grondwaterstromen worden onderbroken, infiltratie- en kwelfluxen zijn verminderd en het algehele grondwaterpeil is gedaald. Dit probleem wordt wel aangeduid als verdroging. De gronden in het plangebied, welke kunnen worden aangemerkt als verdroogd, zijn gelegen ten zuiden van de N225.

De verdroging wordt onder meer veroorzaakt door aanleg van wegen en bebouwing, waardoor regenwater via leidingen wordt afgevoerd in plaats van via de bodem. Daarnaast is eveneens de drinkwaterwinning een belangrijke oorzaak van de peildaling.

De kwelgebieden zijn ingekrompen. In de begrensde gebieden bereikt zij niet zoals aangegeven het gehele areaal, maar beperkt zich tot sloten en greppels. Verder staat de waterkwaliteit onder druk van vermesting en verzuring. Met name het zwak gebufferde water (de ondiepe kwel) is daar gevoelig voor.

Door de grondwateronttrekking, maar ook door de veranderde inrichting van de Rijn en Lek (met stuwen) en de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal (peil 0.4 m beneden NAP) is de kwel(flux) op de westflank van de Heuvelrug danig verminderd. Deze bedraagt nu maximaal 1,1 tot 1,5 mm per dag langs de Gooyerdijk.

Ook de kwel langs de oostflank is verminderd. Deze is beperkt tot de uiterste noordoostpunt van de gemeente (tot 2 mm per dag in de omgeving van het Valleikanaal).

Waterwingebied/grondwaterbeschermingsgebied
In de noordwestpunt van de kern Doorn is het waterpompstation Doorn gelegen. Het intrekgebied van het waterpompstation is van lokaal belang voor de drinkwatervoorziening. De onttrekking van pompstation Doorn bedraagt circa 1,6 miljoen m3 per jaar. Het grondwaterbeschermingsbeleid van de provincie Utrecht kent, in ruimtelijke zin, rond de drinkwaterwinning Doorn de volgende bijzondere gebieden met bijbehorend instrumentarium:

  • Waterwingebied, met bijbehorende beschermingsregels (PMV);
  • Een grondwaterbeschermingsgebied en boringsvrije zone daaromheen, met bijbehorende beschermingsregels (PMV);
  • Het 100-jaars aandachtsgebied weer daaromheen, waar geen regels gelden, maar wel sprake is van stimuleringsbeleid.

In dit geval betreft het een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied. Bovendien mogen er binnen de grondwaterbeschermingsgebieden op de Utrechtse Heuvelrug, getuige het beleid uit het Streekplan, geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden, die een bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit.

Verder valt vrijwel het gehele gebied van Doorn en dus het plangebied onder het beleid voor de Utrechtse Heuvelrug (belangrijk intrekgebied, kwetsbare functies): geen regels, wel stimulering en toetsing.

Waterbeheer
Het kwantitatieve en kwalitatieve waterbeheer is een taak van de waterschappen. Dit is, in (het buitengebied van) Doorn, in handen van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

In het plangebied liggen primaire watergangen ten zuiden van de N225. Primaire watergangen zijn van overwegend belang voor de waterbeheersing. In de zogeheten Keur zijn de gebods- en verbodsbepalingen voor de watergangen aangegeven.

Ontwikkelingen
Grondwaterstandverlaging
De beheerder van het grondwater (provincie Utrecht) werkt momenteel aan een plan van aanpak ten aanzien van verdroging. In het eerste uitwerkingsplan verdrogingsbestrijding zal de aandacht vooral gericht zijn op de gebieden, die waardevol zijn voor de natuur, zoals de EHS en gebieden met hydrobiologisch waardevolle wateren. Tevens onderzoekt het Hoogheemraadschap of de aanleg van drainage vergunningsplichtig kan worden gesteld, bijvoorbeeld in de gebieden met natte natuurwaarden. Ook bij andere regelingen onderzoekt het Hoogheemraadschap hoe zij een actieve rol kunnen vervullen bij het anti-verdrogingsbeleid (bijvoorbeeld bij het opstellen en het herzien van peilbesluiten en het zoeken naar mogelijkheden voor het hydrologisch isoleren van natte natuurwaarden).

Waterbeleid in de 21e eeuw
De problemen en knelpunten in het huidige watersysteem van Nederland zullen ten gevolge van klimatologische veranderingen sterk toenemen. Sprake zal zijn van langere periodes van droogte, intensievere regenval en frequentere buien. De zeespiegelstijging vergroot de problemen voor, op en achter de kust. Verdere bodemdaling zorgt voor een groeiend hoogteverschil tussen water en land.

Ter voorkoming van wateroverlast dient te worden ingezet op het voorkomen het onttrekken van ruimte voor water, het mede sturend worden van water bij de ruimtelijke inrichting, meervoudig gebruik van water en op maatregelen om het water beter vast te houden. In aanvulling daarop wordt waar nodig het areaal oppervlaktewater vergroot. Wanneer ook dat onvoldoende soelaas biedt, worden maatregelen getroffen om water af te voeren.

Gevolgen voor visie en planopzet vanuit water

  • In het grondwaterbeschermingsgebied rond het waterwingebied mag het bestemmingsplan geen nieuwe activiteiten of functies toestaan, die een nadelige invloed (kunnen) hebben op de waterkwaliteit;
  • Het bestemmingsplan moet rekening houden met het gegeven dat het huidige watersysteem aangepast moet worden aan de actuele eisen voor waterkwantiteit, zoals waterberging en/of -retentie.