Plan: | Haarbosch, Maarsbergen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.MAAHaarbosch-va01 |
Waterwet
De Waterwet vormt de basis voor normen die aan watersystemen kunnen worden gesteld om onaanvaardbare wateroverlast te voorkomen. Voor primaire waterkeringen blijken de normen uit de wet zelf, andere normen voor rijkswateren zijn opgenomen in het Waterbesluit of de Waterregeling. Voor regionale wateren zullen de verordeningen en plannen van de provincies normen bevatten. De waterschappen en gemeenten maken ook ieder plannen waarin beschreven staat op welke wijze er met het water om moet worden gegaan.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan, dat tevens een structuurvisie is op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015, gaat in op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. In het waterplan heeft het kabinet aangegeven de ambities te willen vergroten en te streven naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer. Om dit te bereiken worden allerlei (water)plannen uitgevoerd. Onder andere het Deltaprogramma dat tot doel heeft de bescherming tegen overstromingen te vergroten en de zoetwatervoorziening op lange termijn veilig te stellen. Daarnaast zijn het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de programma's voor rivierverruiming, Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken in volle gang. Het in 2008 geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord Water wordt gebruikt om de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort. Voor de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit worden in de planperiode stroomgebiedbeheersplannen voor Eems, Maas, Rijndelta en Schelde uitgevoerd.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Omgekeerd moet de waterbeheerder zich bewust zijn van het feit dat in een gebied meer dan alleen waterdoelen gerealiseerd moeten worden. Hij moet anticiperen op ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen is het verplicht om in een vroegtijdig stadium een watertoets uit te voeren. In deze watertoets worden de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem onderzocht.
Grondwaterplan Provincie Utrecht 2008-2013
Het Grondwaterplan beschrijft hoe de provincie Utrecht in de periode 2008 t/m 2013 de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en het gebruik ervan reguleert. De provincie heeft in het plan beleidslijnen geformuleerd die gehanteerd worden bij het uitvoeren van de grondwatertaken en acties die ondernomen worden om het grondwaterbeleid te realiseren.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een grondwaterbeschermingsgebied.
Provinciaal Waterplan 2010-2015
De provincie richt zich in de toekomst op duurzame en robuuste watersystemen en het borgen van bestaande kwaliteiten. Duurzame en robuuste watersystemen zijn nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- een leefomgeving.
In het waterplan worden drie hoofdthema's onderscheiden:
Bij het waterplan hoort het Deelplan Kaderrichtlijn Water (KRW). Hierin staan de provinciale kaders voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de maatregelen die genomen (moeten) worden ten aanzien van het grondwater.
Het plangebied bevindt zich in het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug. De provinciale belangen voor dit infiltratiegebied staan beschreven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Voor het infiltratiegebied geldt het principe “Nee, tenzij”. Dit betekent dat als op de gronden functies worden gerealiseerd die uit oogpunt van grondwaterkwaliteit minder gewenst zijn, een integrale afweging moet plaatsvinden en inzichtelijk moet worden gemaakt hoe emissies naar het grondwater moeten worden voorkomen. Voor andere ontwikkelingen moet in het bestemmingsplan ten minste een watertoets uitgevoerd worden.
Voor het waterbeheer in het stedelijk gebied gelden de volgende doelstellingen:
Waterbeheerplan 2010-2015; Waterschap Vallei en Eem9
Het waterbeheerplan schets de lange termijn ontwikkelingen en de visie van het waterschap voor een duurzaam watersysteem. Het gaat hierbij om de beleidsvelden, watersysteem en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Hierbij is duurzaamheid algemeen leidend voor de lange termijn ontwikkeling. Kwaliteit, resultaatgerichtheid en efficiency zijn voor de uitvoering bepalend. Innovatie geeft aan dat het waterschap open staat voor nieuwe concepten en ideeën om ontwikkelingen te ondersteunen.
De Utrechtse Heuvelrug vormt een hydrologisch samenhangend gebied van op hoger gelegen infiltratie- en laaggelegen kwelgebieden. Verdroogde natuur heeft baat bij een herstel van de infiltratie, waarbij zoveel mogelijk regenwater in het gebied wordt vastgehouden. De kwaliteit van het grondwater en de bodem moeten daarbij worden bewaakt, omdat afstromend regenwater in een aantal gevallen verontreiniging van bodem en grondwater kan veroorzaken.
Water in het stedelijk gebied moet een belangrijke waarde zijn die kwaliteit toevoegt aan het gebied. Dat stelt randvoorwaarden aan de veiligheid (voorkomen overlast en schade), de zichtbaarheid, de kwaliteit en de beleving van stedelijk water. De invulling vindt plaats aan de hand van de tritsen 'vasthouden, bergen, afvoeren' en 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. In nieuw te ontwikkelen gebieden is het bereiken van een hoog kwaliteitsniveau direct bij aanleg mogelijk. De stedelijke wateropgave, gericht op het voorkomen van wateroverlast en schade door hevige neerslag, wordt ingevuld door te zoeken naar zichtbare creatieve oplossingen (meervoudig ruimtegebruik) in de openbare ruimte, zodat water een positieve bijdrage levert aan het stedelijke landschap.
Waterplan Heuvelrug
Met het Waterplan Heuvelrug wordt een duidelijk beleid voor de komende jaren vastgesteld voor het beheer van het stedelijk water in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. In het waterplan wordt inzicht gegeven in welke maatregelen voor het watersysteem op korte termijn mogelijk (kansen en aanpak knelpunten), noodzakelijk en verplicht zijn, om een ecologisch gezond en veilig functionerend watersysteem te krijgen. Doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen,
gericht op een gezond en veerkrachtig watersysteem. Planuitvoering moet leiden tot hogere gebruikswaarde en belevingswaarde van het water. Daarnaast dient het waterplan bij te dragen aan de bewustwording van water bij burgers en ondernemers.
Samenvattend zijn de speerpunten als volgt:
Gemeentelijk rioleringsplan 2012 - 2015 (GRP)
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van riolering is vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan 2012 – 2015.
De gemeente Utrechtse Heuvelrug stelt zich de volgende doelen met betrekking tot het stedelijk afvalwater.:
Ten aanzien van hemelwater heeft de gemeente de ambitie om het hemelwater zoveel mogelijk vast te houden op de plek waar het valt. Dit betekent dat hemelwater zoveel mogelijk moet worden afgekoppeld van de riolering en lokaal in het milieu (bodem of oppervlaktewater) moet worden gebracht.
De gemeente streeft wat betreft het grondwater naar een gemiddeld hoogste grondwaterstand van ten minste 0,7 onder de as van de weg.
Uitgangspunt bij nieuwbouwlocaties is dat hemelwater direct wordt afgekoppeld. Voor de openbare ruimte geldt, dat hemelwater wordt geïnfiltreerd en als dit niet mogelijk is, dat een gescheiden stelsel wordt aangelegd. Ook voor particuliere percelen geldt, dat hemelwater moet worden geïnfiltreerd. Indien dit niet mogelijk is, dient hemelwater gescheiden aangeleverd te worden, ook indien er nog geen gescheiden rioolstelsel aanwezig is.
In maart 2011 is een watertoets uitgevoerd. De belangrijkste conclusies zijn hieronder opgenomen. Het onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan.
De Beek De Heijgraeff
Binnen het plangebied ligt momenteel een lange duiker waar de beek 'De Heijgraeff' doorheen stroomt. Deze beek wordt door middel van de herontwikkeling van het plangebied weer hersteld. De lengte van de beek wordt circa 200 meter, de breedte is gemiddeld circa 15 meter. Het smalste stuk van de beek bevindt zich aan de zuidkant van het plangebied, omdat hier de woningen dicht bij elkaar gerealiseerd zijn vanwege de geluidwerende functie die die woningen hebben. De beek krijgt natuurvriendelijke en kindvriendelijke oevers. Het verschil tussen het maaiveld en de huidige bodemhoogte van de beek bedraagt circa 2 meter. Om de beek verder in te richten is ervoor gekozen om aan de westkant enkele verspreid staande bomen te planten. Aan deze kant wordt tevens een halfverhard pad aangelegd. Dit pad is toegankelijk voor onderhoudmachines. De oostkant van de beek wordt aangeplant met struweel en is niet toegankelijk. Binnen het plangebied worden verder twee brugduikers aangelegd waar de wegen overheen lopen. Deze krijgen een ruime overspanning waarbij het natuurvriendelijke profiel van de beek onder de bruggen doorloopt.
Voor het opgraven van de beek (beekherstel) is een vergunning in het kader van de keur van Waterschap Vallei en Veluwe nodig. Het onderhoud van de beek wordt de verantwoordelijkheid van het Waterschap Vallei en Veluwe of van de gemeente.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is momenteel geen oppervlaktewater aanwezig. Wel bevindt zich binnen het plangebied een lange duiker waar de beek de Heijgraeff doorheen stroomt. Ten noorden van het plangebied komt de beek weer bovengronds. Vervolgens gaat de beek via twee duikers onder de Haarweg door richting de Baggergatsloot en de Heijgraeff. De beek zelf is beperkt watervoerend.
Infiltratie
Het plangebied ligt op een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug. Het maaiveld ligt hier op circa 8,0 meter boven NAP. De bovengrond bestaat uit een laag zwak humeus matig fijn zand. Deze laag strekt zich uit tot ten minste 3 meter onder maaiveld. Het grondwater bevindt zich op circa 1,5 en 2,5 meter beneden maaiveld. Door de bodemopbouw en de diepe grondwaterstand is het aannemelijk dat de bodem binnen het plangebied geschikt is voor infiltratie.
Riolering
Binnen het plangebied ligt momenteel een gescheiden rioolstelsel. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie en het regenwater wordt geloosd op de Baggergatsloot. Mogelijk wordt een deel van het hemelwater geloosd op de Heijgraeff.
In de nieuwe situatie wordt het afvalwater binnen het plangebied verzameld in een DWA riool. Dit riool wordt aangesloten op het bestaande riool in de Heijgraefflaan. Uit berekeningen blijkt dat dit riool voldoende capaciteit heeft voor het afvalwater van de nieuwe wijk.
Het regen water dient in de nieuwe situatie geïnfiltreerd te worden in de bodem. Hierdoor wordt het grondwater aangevuld. Voor afspoelend regenwater van wegen wordt een wadi geadviseerd waardoor vuilwater wordt vastgehouden. De nooduitlaten (slokop) van de wadi's kunnen op de beek worden aangesloten.
Oppervlakteverharding
Het plangebied is momenteel vrijwel volledig verhard. Binnen het plangebied is geen sprake van een toename van verharding als gevolg van de bouw van woningen. Hierdoor en omdat de beek de Heijgraeff wordt hersteld is het compenseren van verhard oppervlak met oppervlaktewater niet aan de orde.
Grondwater
Het grondwater ter plaatse van het plangebied ligt voor het grootste deel van het jaar op 1,0 meter of meer beneden maaiveld. Bij het herstellen van de beek de Heijgraeff 'lekt' er water naar de omliggende bodem. Het is onwaarschijnlijk dat er problemen ontstaan door te hoge grondwaterstanden. Voorts worden niet-uitloogbare materialen gebruikt.
Door de herontwikkeling van het plangebied wordt de waterhuishoudkundige situatie verbeterd. Door de afname van verhard oppervlak wordt meer regenwater geïnfiltreerd en komt het regenwater minder snel tot afvoer. Ook wordt de kwaliteit van de natte ecologie verbeterd door het herstel van de beek De Heijgraeff.