Plan: | Hyacintenlaan 6, Warmond |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2018WAR10024-VA01 |
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de voorgenomen ontwikkeling van 3 woningen op de locatie aan de Hyacintenlaan 6 mogelijk te maken. Op het perceel is een bestaande woning aanwezig welke gehandhaafd blijft in de nieuwe situatie. Het betreft een gedetailleerd bestemmingsplan, met als uitgangspunt een verkaveling en bebouwingsmassa die past binnen de kaders van de Visie Verdichting Warmond West en is geaccordeerd door de gemeente Teylingen. Het plangebied valt binnen de categorie verdichting van Villa naar Lommerrijk.
Voor het plangebied is op 15 december 2017 een schetsontwerp gemaakt als onderdeel van het principeverzoek. Voor het voorliggende plan is dit ontwerp verder uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan. Tevens zijn een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld als zijnde onderdeel van de randvoorwaarden van de Visie Verdichting Warmond-West.
Het plangebied is gelegen aan de Hyacintenlaan 6 en wordt ook ontsloten vanaf deze weg. Het plangebied betreft een perceel met daarop een vrijstaande woning. Op het perceel staan bomen, evenals langs de noordoostrand van het plangebied. Aan de zuidwestkant, westkant en noordkant van het plangebied zijn vrijstaande woningen gesitueerd. Aan de oostkant is de spoorbaan tussen Leiden en Voorhout en Sassenheim gelegen.
Tussen de percelen van Hyacintenlaan 6 en Hyacintenlaan 4 loopt een bestaande watergang welke gezamenlijk in eigendom is van de perceeleigenaren.
Afbeelding begrenzing en ligging plangebied
Afbeelding ligging plangebied in Warmond
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kom Warmond 2009'. Dit bestemmingsplan is op 17 december 2009 onherroepelijk verklaard door de gemeenteraad van de gemeente Teylingen.
In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan opgenomen.
De bestaande woning aan de Hyacintenlaan 6 is bestemd als zijnde 'Wonen'. De woning is gelegen binnen het opgenomen bouwvlak. De tuin die aan de westkant van de woning grenst, is ook bestemd met 'Wonen'. De rest van het perceel is bestemd met 'Tuin'.
De bestaande watergang aan de westkant van het plangebied is bestemd met 'Water'. De bomenrij aan de oostkant van het plangebied is bestemd met 'Bos'.
De gestreepte lijn die door het plangebied loopt, geeft de aanduiding voor een 'hoogtescheidingsgrens' aan.
Ter plaatse van het plangebied is geen dubbelbestemming ´Archeologie´ opgenomen.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
De gronden binnen het plangebied die zijn aangewezen als ‘Tuin’ zijn onder meer bestemd voor tuinen, parkeren, water en voorzieningen ten behoeve van de perceelsontsluiting. Op deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van opslag worden gebouwd. Deze gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Op deze gronden mogen aan- of uitbouwen, zoals erkers, serres of entreeportalen aan een hoofdgebouw worden gebouwd. Ook zijn andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen toegestaan. In het plangebied zijn specifieke aanduidingen opgenomen waardoor bijvoorbeeld garageboxen zijn toegestaan.
De gronden binnen het plangebied die aangewezen zijn als ‘Wonen’ zijn bestemd voor: wonen, beroepsmatige activiteiten, parkeervoorzieningen en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming geldt dat uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die ten dienste staan van de bestemming.
Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en hiervoor gelden de volgende bouw- en goothoogtes;
Ter plaatse van het plangebied zijn geen afwijkende goot- of bouwhoogtes voor een hoofdgebouw op de plankaart aangegeven.
Voor het oprichten van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen geldt dat deze mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het ‘erf’. Bebouwing van het ‘erf’ met bijgebouwen is toegestaan tot maximaal 50% van de totale oppervlakte. De minimale afstand van de bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt 3 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 4,5 meter.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 komt de inleiding aan bod. In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie behandeld, de bestaande situatie als de beoogde situatie zullen in dit hoofdstuk besproken worden.
Hoofdstuk 3 bevat de juridische planbeschrijving. Onder meer de planvorm en de regels zullen nader worden toegelicht in dit hoofdstuk. Volgend op dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 4 het beleidskader geschetst. Het relevante beleid op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt.
Voor het voorliggende plan zijn meerdere omgevingsaspecten beoordeeld en onderzocht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
Tot slot, in hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid komen in dit hoofdstuk aan bod.
In de bestaande situatie staat in het plangebied 1 woning met daarbij behorende grond en bouwwerken. Het plangebied bestaat grotendeels uit tuin en water.
Het bouwvlak van de woning heeft een oppervlakte van 218m2 en het perceel heeft een oppervlakte van 3868 m2.
Het perceel Hyacintenlaan 6 is gelegen in Villawijk Lommerlust. De kavel grenst zowel aan de Hyacintenlaan als aan een onverhard wandelpad dat uitkomt op de Narcissenhof. Hyacintenlaan nummer 4 en nummer 6 worden gescheiden door een historische "kavelsloot" die uitkomt in het Poelmeer. Via een privé-oprit vanaf de Hyacintenlaan is de woning te bereiken. Parkeren vindt uitsluitend op eigen terrein plaats.
De bestaande woning blijft behouden in de toekomstige situatie.
Afbeelding aanzicht perceel Hyacintenlaan 6
Afbeelding plattegrond bestaande situatie
De visie gebiedsverdichting Warmond West biedt de mogelijkheid om de bestaande percelen in de Villawijk Warmond West te verdichten. In deze visie zijn drie verdichtingscategorieën aangegeven waarbij het perceel van de betreffende woning valt onder de categorie Verdichting van Villa naar Lommerrijk. Dit geeft de mogelijkheid om de bestaande kavel op te splitsen in nieuwe bouwkavels welke bebouwd kunnen worden met nieuwe woningen.
Het plangebied is gelegen in het verdichtingsgebied ‘Van Villa naar Lommerrijk’. Binnen dit verdichtingsgebied mogen kavels van minimaal 1.500 m² gesplitst en verdicht worden naar minimaal 750 m².
Er gelden voorwaarden om mee te kunnen werken aan een ruimtelijke procedure voor het splitsen van de kavel. Het bouwplan dient te voldoen aan de voorwaarden uit de Verdichtingsvisie:
Planvoornemen
De verdichtingsvisie geeft aan dat het mogelijk is om percelen te verkavelen tot kavels van minimaal 750 vierkante meter. Ook geeft de visie een maximale waarde voor de dichtheid van de bebouwing aan door middel van een FSI en een GSI waarde.
Het bestaande perceel van 3868m2 kan dus worden opgedeeld in vier nieuwe kavels. Voor de ontsluiting van de woningen, de verdeling van de kavels, de dichtheid van de bebouwing en de zichtbaarheid van de woningen vanaf de straat geeft deze verkaveling ook de meeste mogelijkheden.
Het voornemen is om ter plaatse van het plangebied de bestaande woning te handhaven en de bestaande kavel op te splitsen in vier kavels. De perceeloppervlaktes verschillen per kavel. Na de splitsing blijft de kavel van de bestaande woning het grootste met een oppervlak 1410m2. De kleinste kavel, gelegen aan de oostzijde van het perceel, krijgt een oppervlak van circa 751 m2. Op iedere kavel, uitgezonderd de kavel met de bestaande woning, wordt een vrijstaande woning met tuin gerealiseerd. De maximale nokhoogte van de woningen is 8 meter en maximale goothoogte is 3,5 meter.
De woningen op kavel nummer 1 en 4 liggen aan de Hyacintenlaan, de bestaande woning en nieuwe woning vormen het gezicht aan de Hyacintenlaan.
In de onderstaande afbeelding is een schets plattegrond opgenomen van de locatie. De definitieve inrichting en positionering van de woningen wordt in het kader van een definitief architectuur plan nader uitgewerkt. Dit maakt geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan.
Afbeelding schets plattegrond beoogde situatie
De woningen kavel 1 en 4 worden ontsloten aan de Hyacintenlaan, kavel 2 en 3 worden ontsloten door middel van een eigen oprijlaan.
Een groot deel van het perceel blijft onbebouwd en krijgt een groene inrichting door tuinen met een landschappelijke inrichting. De bestaande vijver blijft gehandhaafd.
Parkeren vindt plaats op de kavel zelf door de plaatsing van 2 opstelplekken voor auto's naast elkaar en op kavel 4 door 2 opstelplekken achter elkaar. Conform de Nota parkeernormen moet er 5,4 parkeerplekken worden gerealiseerd (1,8pp*3 woningen).
In een woongebied met garages en ruime opritten zijn in theorie voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de verkavelingsschets zijn 6 opstelplekken ingetekend, 2 per woning. Door de grote voortuinen zijn zelfs meer opstelplekken op eigen terrein mogelijk.
Conform de Nota Parkeernormen geldt voor de twee woningen met een dubbele oprit met garage de rekenwaarde 1,8 en voor de woning met een garage en lange oprit geldt de rekenwaarde 1,3. Er worden theoretisch 4,9 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd (1,8* 2 woningen en 1,3 * 1 woning). Dit betekent dat conform de Nota Parkeernormen nog 0,5 bezoekersplaatsen extra nodig zijn aan de openbare weg.
Omdat in het plangebied een eigen toegangsweg en vrije kavels met grote voortuinen zijn gelegen, is het realistisch dat het aantal opstelplekken op eigen terrein ook daadwerkelijk worden gebruikt Daarnaast is er op eigen terrein nog ruimte voor extra bezoekersparkeren. In het geval van een piek in het bezoekersparkeren kan het pleintje aan het einde van de toegangsweg gebruikt worden om tijdelijk 1 auto te parkeren (0,5 bezoekers pp).
Op eigen terrein is voldoende ruimte voor de eigen auto en eventueel bezoek om te parkeren. Het parkeren voldoet hiermee aan de parkeernota van de gemeente Teylingen.
Voorwaarden verdichtingsvisie
Er gelden voorwaarden om mee te kunnen werken aan een ruimtelijke procedure voor het splitsen van het perceel. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 3868m² en na de beoogde verdichting is sprake van vier kavels met ieder een oppervlakte van meer dan 750m2.
Bij verdichting mag de huidige GSI en FSI van Villa worden verhoogd naar Lommerrijk. Het contrast tussen het compacte buurtje en de villabuurt wordt hiermee genivelleerd.
Op de kavels worden drie vrijstaande woningen gebouwd. Tevens wordt er voldaan aan de maximale GSI van 0,25 en FSI van 0,6. De afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 3 meter. In de onderstaande tabel is de berekening van GSI (de footprint) en FSI (brutovloeroppervlakte) opgenomen per kavel. In het hoofdstuk gemeentelijk beleid paragraaf 4.4.2 Verdichtingsvisie Warmond West wordt de toets aan de GSI en FSI verder toegelicht.
\
Tabel berekening GSI en FSI
Het plangebied wordt goed ontsloten vanaf de Hyacintenlaan en is passend binnen de gebiedskenmerken van de ruimtelijke eenheden Villabuurt Lommerlust en Lommerrijk wonen- Poelweg. Voor het plan is separaat een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld, welk zijn opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting. Het rapport beeldkwaliteitsplan en erfinrichtingsplan wordt samen met het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad en geldt daarmee als beleid voor toetsing van de bouwplannen, zie ook de toelichting hierover in paragraaf 4.4.4 Welstandsnota.
Voor de erfinrichting is aangesloten bij de groenstructuren in de buurt. Vanaf het plangebied steekt de groenstructuur vanaf het spoor langs de achtertuinen van woningen van de Hyacintenlaan. In het erfinrichtingsplan is deze groenstructuur als een brede zone van 5 meter opgenomen aan de oostzijde van het perceel. Op basis van een bomeninventarisatie is er gekeken welke individuele bomen op het huidige perceel ingepast kunnen worden in het nieuwe stedenbouwkundig plan. Naast het inpassen van een aantal individuele bomen zijn ook de groene erfafscheidingen gehandhaafd. De "kavelsloot" die uitkomt in het Poelmeer behoudt de natuurvriendelijke oevers en door uitdunning van de beplanting wordt de zichtlijn weer hersteld.
Het plan voldoet aan gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de verdichtingsvisie Warmond West.
Het voorliggende bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan welke de bouw van 3 nieuwe woningen mogelijk maakt.
Bij het opstellen van het voorliggende plan vormde de visie aangaande het verdichtingsgebied van Villa naar Lommerrijk het uitgangspunt.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd.
In Hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen. In dit hoofdstuk worden de begrippen en de wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. Het doel van deze regels is voorkomen dat bij uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen en dat er onduidelijkheden ontstaan over de interpretatie inzake de wijze van meten.
In Hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitbepalingen opgenomen.
In Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 zijn een aantal regels opgenomen, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden. In Hoofdstuk 3 worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. In Hoofdstuk 4 zijn de overgangsbepalingen en de slotregel opgenomen.
Bestemmingsregels
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Voor de bestemmingen is gekozen voor een flexibele regeling, waar enerzijds de landschappelijke inpassing wordt geborgd, maar ook bij de uitwerking van de individuele bouwplannen van de woningen nog ruimte is om maatwerk te leveren.
De gronden met de bestemming Tuin zijn bestemd voor tuinen, erven, perceelsontsluitingen, parkeervoorzieningen en botenberging. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. De bestemming Tuin van tenminste 3 meter gelegen rondom het totale perceel borgt de landschappelijke inpassing van de kavels in de omgeving.
De gronden met de bestemming Wonen - 1 zijn bestemd voor wonen. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is onder voorwaarden toegestaan. Hoofdgebouwen en bijbehorende gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd. Binnen het bouwvlak mogen ten hoogste 4 woningen worden gebouwd en moeten de aanduidingen op de verbeelding in acht worden genomen. Op de verbeelding is de maximale goot- en maximale bouwhoogte opgenomen. Naast hoofdgebouwen mogen nog bijgebouwen worden gebouwd. Hiervoor is de gemeentelijke erfbebouwingsregeling van toepassing.
De met Wonen - 1 aangewezen gronden zijn naast wonen ook bestemd voor voorzieningen behorende bij deze bestemming zoals erven, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen en water. In de specifieke gebruiksregels zijn 2 parkeerplaatsen op eigen terrein geborgd.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de kwaliteit van het stedenbouwkundig plan, beeldkwaliteit en erfinrichting. Bij het betreffende lid is een koppeling gemaakt met het document 'Beeldkwaliteit en erfinrichting Hyacintenlaan Warmond', die is opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen vastgesteld;
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Het planvoornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling waarvoor deze structuurvisie geen kaders stelt.
Op 30 december 2011(geconsolideerd per 1 januari 2017) is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De regels van de ladder zijn per 1 juli 2017 gewijzigd. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de Ladder wel kort onderbouwd.
Het planvoornemen betreft een binnenstedelijke ontwikkeling waarbij een bestaand perceel wordt opgesplitst in 4 afzonderlijke percelen. Het planvoornemen voorziet in een actuele lokale behoefte om kavels te splitsen in afzonderlijke kavels. Uit onderstaande kaart blijkt dat het plangebied binnen bestaand stads-en dorpsgebied is gelegen. De ontwikkeling wordt binnenstedelijk gerealiseerd.
Afbeelding uitsnede kaart bestaand stads- en dorpsgebied, Staat van Zuid-Holland
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro leveren geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
In het kader van het goede ruimtelijke ordening is het planvoornemen getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Uit deze toetsing is gebleken dat het planvoornemen voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Op 9 juli 2014 is de Visie Ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op hoofdlijnen richting geeft aan de ruimtelijke ordening en bijbehorende maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Op 19 januari 2018 is de geconsolideerde versie van deze visie vastgesteld. Deze visie bevat vier 'rode draden';
De ontwikkeling past binnen de rode draad 'Beter benutten en opwaarderen van wat er is'.
Uit de kaart behorende bij deze visie blijkt dat het plangebied is gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als zijnde bebouwde ruimte. Het beter benutten van deze ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden.
Het plangebied maakt deel uit van het kustcomplex van de provincie Zuid-Holland. Uit de kaart behorende bij de VRM is op te maken dat plangebied is gelegen binnen een gebied met strandwallen en oude duinen en zeezandafzettingen.
Het kustcomplex is opgebouwd uit een opeenvolging van zee, strand, jonge duinen, strandvlakten en strandwallen parallel aan de kust. Veel strandwallen zijn in de loop van de tijd vergraven voor het zand of de bollenteelt, waardoor het kenmerkende reliëf is verdwenen. De duinen en het strand kennen een grote natuurlijke dynamiek en uitersten in omstandigheden: van droog en heet naar nat en koud of van zout naar zoet. Dit maakt het strand en de duinen ecologisch erg waardevol.
Afbeelding uitsnede kaart Provinciale Structuurvisie
Het plangebied is niet gelegen binnen of nabij een Natura2000 gebied of gebied behorende tot het Natuur Netwerk Nederland. Ook is het plangebied niet aangewezen als zijnde gebied met een (zeer) hoge archeologische waarde.
De geactualiseerde versie van de provinciale Verordening ruimte is vastgesteld door de Provinciale Staten op 12 maart 2014. Om het provinciale ruimtelijk belang te kunnen uitvoeren is deze Verordening opgesteld. In de Provinciale Verordening zijn zaken vastgesteld die relevant zijn voor alle of bepaalde gemeentes en in de Verordening zijn nationale belangen vastgelegd. Per 11 april 2018 is de geconsolideerde versie in werking getreden. In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.
De Verordening schrijft (artikel 2.1.1) voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuwe uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is hierbij van toepassing. Voor het planvoornemen is de ladder in paragraaf 4.1.3 nader uitgewerkt.
De Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening leveren geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Het planvoornemen sluit aan bij de gedachte uit de VRM om nieuwbouw zoveel te concentreren binnen de bebouwde ruimte. Het plangebied maakt deel uit van deze bebouwde ruimte.
Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Het hoogheemraadschap heeft zijn beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het document worden vier hoofddoelen onderscheiden:
Met de keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist.
In lijn met het beleid van het Waterschap wordt in paragraaf 5.10 het aspect water nader onderbouwd.
Op 25 juni 2015 is de structuurvisie 'Duurzaam bloeiend' door de gemeenteraad van Teylingen vastgesteld. Het doel van de structuurvisie is een samenhangend ontwikkelingskader bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030. In de structuurvisie staan vijf leidende principes centraal;
Het doel is om met deze structuurvisie voor de gemeente Teylingen een samenhangend ontwikkelingskader te bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030.
Het woonmilieu van Warmond wordt in deze visie beschreven als dorps en landelijk. Het is van belang kleinschalige dorpse en deels landelijke karakter behouden blijft.
Het ruimtelijk beleid voor Warmond is vooral gericht op behoud en versterking van de vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Er zal in beperkte mate aanvullende woningbouw plaats vinden in kleinschalige projecten die het karakter van het dorp versterken.
Afbeelding uitsnede gemeentelijke structuurvisie
Op 4 februari 2016 is de visie verdichting Warmond West vastgesteld door de gemeenteraad van Teylingen.
Voor het gebied Komplan Warmond (specifiek gebied ten westen van de spoorlijn) krijgt de gemeente diverse verzoeken binnen om bepaalde kavels te gaan verdichten. Het is lastig de initiatieven individueel te beoordelen, omdat een totaalvisie op het gebied van verdichting voor het gebied ontbreekt. Deze visie geeft inzicht in de huidige initiatieven, dichtheden, de ruimtelijke kwaliteiten en de verschillende ruimtelijke eenheden. De visie eindigt met een conclusiekaart, waar middels het gebruik van verdichtingscategorieën wordt aangegeven in welke deelgebieden en welke vorm van verdichting mogelijk is.
In deze visie heeft verdichting betrekking op het toevoegen van extra zelfstandige vrijstaande wooneenheden/woningen inclusief bijbehorende bouwwerken. Hierdoor ontstaat een hogere dichtheid als een manier om te komen tot een beter of intensiever gebruik van de ruimte. De dichtheid wordt uitgedrukt op basis van de kavelgrootte, de Floor Space Index (FSI) en de Ground Space Index (GSI). Voor de kavels die in aanmerking komen voor verdichting gelden specifieke criteria.
De kavelgrootte in het totale plangebied varieert tussen de 750m2 en 1410m2. De GSI ligt tussen de 0,0 en 0.25 en de FSI tussen 0,0 en 0,6. Op basis van kavelgrootte en dichtheden kan het plangebied worden ingedeeld in 3 zones.
Het plangebied maakt deel uit van de zone villabuurt. De noord- en oostrand van het gebied wordt gekenmerkt met grote vrijstaande woningen op ruime kavels. De kavels zijn hier 2000 m2 of groter. De GSI ligt tussen de 0,0 en 0,15. De FSI ligt tussen de 0,1 en 0,3.
Het is belangrijk dat de huidige identiteit van de wijk behouden blijft. Door middel van verdichtingscategorieën worden de mogelijkheden voor verdichting voor het plangebied aangegeven. Er zijn drie verschillende categorieën; 1) geen verdichting, 2) verdichting binnen de huidige identiteit (Villa of Lommerrijk) en 3) verdichting met mogelijkheden voor het verhogen van de huidige identiteit (van Villa naar Lommerrijk).
Verdichting van Villa naar Lommerrijk
Het plangebied is gelegen binnen een gebied waar verdichting van villa naar Lommerrijk kan plaatsvinden. Deze categorie heeft betrekking op de kavels die binnen in de wijk liggen en voor het grootste gedeelte niet grenzen aan de gedefinieerde ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied. Deze kavels grenzen direct aan het compacte buurtje uit de jaren 70.
Bij verdichting mag de huidige GSI en FSI van Villa worden verhoogd naar Lommerrijk. Het contrast tussen het compacte buurtje en de villabuurt wordt hiermee genivelleerd.
Voor verdichting moet aan alle criteria worden voldaan. De criteria voor verdichting zijn:
Afbeelding uitsnede verdichtingsvisie
Het bestaande perceel in het plangebied is 3868m2 en kan dus worden opgedeeld in vier nieuwe kavels met een ieder oppervlak tenminste 750m2. De vier kavels hebben in de verkaveling een oppervlakte van 751m2, 846m2, 855m2 en 1410m2. Bij een GSI (Ground Space Index) van 0,25 mag bij een kavel van 751m2 de oppervlakte van de gebouwen (hoofd- en bijgebouwen) maximaal 188m2 bedragen. In de verkaveling is een indicatieve woning opgenomen met circa 126m2. De woning past binnen de gestelde GSI van 0,25 en is er nog ruimte voor circa 62 m2 uitbreiding.
Voor de FSI (Floor Space Index) geldt bij een kavel van 751m2 maximaal 451 bvo (bruto vloeroppervlakte van de bebouwing inclusief de verdiepingen). Bij de uitwerking van het bouwplan van de woningen zal rekening worden gehouden met deze maximale m2 bvo.
Voor de ontsluiting van de nieuw te bouwen woningen, de verdeling van de kavels, de dichtheid van de bebouwing en de zichtbaarheid van de woningen vanaf de straat past deze verkaveling binnen de kaders van de verdichtingsvisie. De uitgebreide planbeschrijving is opgenomen in Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie. Voor het plan zijn separaat een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting. Het plan voldoet aan gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de verdichtingsvisie Warmond West.
Op 22 december 2015 is de woonvisie van de gemeente Teylingen vastgesteld door de gemeenteraad voor de periode 2015-2020.
In deze Woonvisie beschrijft de gemeente Teylingen het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2015-2020. De Woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Onderdeel van deze woonvisie is de regionale woonvisie die samen met de gemeenten Hillegom en Lisse is opgesteld.
Centraal staan de thema's: bestaande kernen en bestaande woningvoorraad, duurzaamheid, wonen met zorg, welzijn, beschikbaarheid, doelgroepen en betaalbaarheid.
Op basis van het regionale woningmarktonderzoek Holland-Rijnland en gesprekken met markt kenners die recentelijk in de regio zijn gevoerd, is het volgende beeld van de woningmarkt te schetsen:
Warmond
De kern Warmond heeft als inbreidingslocaties een beschermd dorpsgezicht en wordt gezien als cultuurhistorische watersportplaats. Warmond is gelegen aan de Kagerplassen aan de andere kant van de A44 en het spoor, vlakbij Leiden. Het is een aantrekkelijk, kleinschalig, pittoresk gelegen kern.
Warmond is het meest vergrijsd binnen de gemeente. Er zijn relatief veel huishoudens met een laag inkomen. Een derde van de woningvoorraad is in bezit van corporaties. In Warmond is de voorraad goedkope koopwoningen beperkt en is het aantal sociale huurwoningen groot (34%). Er zijn weinig (koop)woningen beschikbaar voor starters. Er is de afgelopen decennia weinig gebouwd.
In Warmond is het beleid gericht op het behoud en versterking van de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Er zal in beperkte mate aanvullende woningbouw plaatsvinden in kleinschalige projecten welke het karakter van het dorp versterken. In Warmond wil de gemeente jongeren en jonge huishoudens in de kern vasthouden en/of aantrekken door het woningaanbod hierop af te stemmen waar mogelijk.
In 2013 is de gemeentelijke welstandsnota door de gemeente Teylingen vastgesteld. Uitgangspunt bij deze nota is de gedachte, dat er zoveel mogelijk welstandsvrij moet zijn. De gemeente gaat uit van zoveel mogelijk vrijheid bij het bouwen. Alleen als het aanzien van de openbare ruimte in het geding is, wordt welstand gezien als redelijk. Het gaat daarbij om het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In de nota is dit vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap.
De gemeente streeft ernaar veel voorkomende kleine objecten snel te beoordelen.
Objectcriteria zijn opgesteld voor aanbouwen, bijgebouwen, gevelwijzigingen, dakkapellen, dakopbouwen, erfafscheidingen, dakramen panelen en collectoren, installaties, rolluiken en reclame.
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen, die de bestaande structuur van het gebied niet wezenlijk doorbreken. De gebiedscriteria zijn richtlijnen voor maatwerk.
Voor het grootste deel van Teylingen wordt een minimale welstandstoets gehanteerd. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor vernieuwing en experimenten. De lichte toetsing beperkt zich tot de voorkanten van gebouwen en bouwwerken. Voor het plangebied geldt een minimaal welstandsniveau.
Ter ondersteuning van de verschillende niveaus van welstand is een aantal gebiedsbeschrijvingen gemaakt. Het plangebied maakt deel uit van een woongebied.
Het beleid voor dit gebied is gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit de omringende gebieden. Bij de beoordeling zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal.
Criteria
De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor nieuwe ontwikkelingsprojecten, hiervoor dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitplannen worden als zelfstandig plan vastgesteld door de gemeenteraad en heeft daarmee een bindende werking voor de betrokken partijen.
Een vastgesteld beeldkwaliteitsplan is een aanvulling op de welstandsnota en heeft alleen betrekking op het plangebied. De gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota komen voor het plangebied Hyacintenlaan 6 te vervallen. Het beeldkwaliteitsplan wordt daarmee het toetsingskader voor de Welstandscommissie. Het geeft richtlijnen voor de bebouwde ruimte met als doel de ruimtelijke kwaliteit van een plan te waarborgen. De richtlijnen fungeren tevens als leidraad en inspiratiebron voor de architect die het project zal uitwerken.
Groenbeleidsplan
Op 15 december 2016 is het groenbeleidsplan 'De waarde van Groen' voor de periode 2016-2020 opgesteld. In dit beleidsplan wordt de te volgen koers voor de komende jaren aangegeven, met aandacht voor het behouden van wat goed gaat en verder ontwikkelen van wat als speerpunt is genoemd.
In dit Groenbeleid worden de kaders van de afdeling Gemeentewerken voor alle “groene” taken gericht op de ambities van de gemeente Teylingen, met focus op twee speerpunten uit het collegeprogramma: participatie en duurzaamheid.
De overheid stuurt in de richting van stedenbouwkundige vernieuwing, door bijvoorbeeld steeds hogere eisen te stellen aan de energieprestaties van nieuwbouwwoningen. Algemeen wordt ook onderkend dat voldoende groen nodig is, voor waterberging, hittedemping, fijnstof, een goede leefomgeving. Een integrale benadering is noodzakelijk om een grote diversiteit aan problemen en oplossingen met elkaar te verbinden.
Bomenbeleid
De gemeente Teylingen heeft bomenbeleid. Dit beleid is gebaseerd op de visie naar het jaar 2050 en is er op gericht om een divers en gezond bomenbestand te garanderen voor de toekomst. In het beleidsplan staat hoe de gemeente Teylingen de komende jaren om wil gaan met haar bomenbestand. De bomen die de gemeente de komende jaren (en later) gaat planten, is het bomenbestand voor de toekomst. Afhankelijk van de functie(s) en beschikbare ruimte wordt de boomsoort gekozen.
De visie in dit beleid is kwaliteit voor kwantiteit door toepassing van de juiste boom op de juiste plaats.
Bescherming en handhaving
Per boom kunnen de functies erg verschillen en de ene boom heeft meer ‘waarde’ dan de andere. Om bomen met een hoge ‘waarde’ te onderscheiden van de andere bomen is een nieuwe structuurzonering gemaakt, opgedeeld in categorieën. Aan deze categorieën is een beschermingsniveau (status) gekoppeld. Uitgangspunt is dat bomen met een hogere status meer bescherming hebben bij bijvoorbeeld een herinrichting en/of bij werkzaamheden.
Alle nieuwe bomen worden bij aanplant in een categorie ingedeeld.
De structuur is opgedeeld in vier categorieën.
Categorie A
Onder deze categorie vallen zowel particuliere als gemeentelijke bomen. De bomen in deze categorie zijn zeer waardevol. Ze geven ‘body’ aan het bomenbestand en zijn niet zomaar vervangbaar. Om die reden genieten zij extra bescherming. De basis voor de indeling van categorie A is grotendeels gebaseerd op de eeuwenoude wegenstructuur van deze regio.
Voor deze bomen is altijd een ‘Omgevingsvergunning vellen’ nodig. Deze wordt getoetst aan de APV. Met uitzondering van de gevallen waarbij in verband met de veiligheid noodkap van toepassing is.
Categorie B
In deze categorie vallen alleen gemeentelijke bomen. Dit zijn alle bomen binnen de gemeente grenzen die niet in categorie A vallen. Bomen met een minimale stamdoorsnede van 20 cm, gemeten op 1.3 m zijn kapvergunningplichtig. Er zijn echter vijf situaties waarin hiervan wordt afgeweken. Deze zijn:
Voor deze bomen (> 20 cm ø op 1.3 m) is een ‘Omgevingsvergunning vellen’ nodig, behalve in de vijf situaties hierboven.
Categorie C
Onder deze categorie vallen alleen particuliere bomen. Dit zijn alle bomen binnen en buiten de komgrenzen die niet in categorie A vallen. Deze bomen kunnen zonder kapvergunning worden verwijderd.
Categorie D
Dit zijn alle bomen buiten de komgrenzen waarop de Boswet van toepassing is. Voor deze bomen is de Boswet van toepassing.
Beschermd dorpsgezicht Warmond
Op grond van lid 7 van art. 20 van het bestemmingsplan Kom Warmond is een (omgevings)vergunning vereist voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden aan onroerende zaken, waaronder ook bomen. Voor de bomen van het beschermd dorpsgebied Warmond is de ‘Omgevingsvergunning aanleg’ van toepassing.
Bescherming
De beschermingsniveaus, gekoppeld aan de eerder genoemde categorieën, zorgen ervoor dat bepaalde bomen procedureel beter beschermd zijn. Voor categorie A bomen geldt dat voorafgaand aan werkzaamheden in de directe omgeving van de boom in overleg met de groenbeheerder een Bomen Effect Analyse (BEA) wordt opgesteld. Bij categorie B bomen vindt deze bescherming zijn vertaling in een protocol voor boombescherming en de bomenposter van Vereniging Stadswerk Nederland.
Herinrichting
Bij een herinrichting wordt gekeken welke status de betrokken bomen hebben. Bomen van categorie A zijn leidend in het ontwerp. Tijdens de werkzaamheden worden de beschermingsmaatregelen getroffen die voortvloeien uit de BEA. Verplaatsen van een categorie A boom kan alleen als dit mogelijk is met duurzaam behoud van de boom.
Bij categorie B bomen bepalen het soort werkzaamheden in combinatie met de vitaliteit en toekomstverwachting van de bomen of deze kunnen blijven staan. Bij een herinrichting wordt bij categorie B bomen alleen geïnvesteerd in bomen die een minimale levensverwachting hebben van 10 jaar. Mocht het nieuwe inrichtingsplan het niet mogelijk maken om een boom te behouden, dan wordt onderzocht of deze boom op een andere locatie in het ontwerp terug kan komen. Het verplaatsen van bomen is maatwerk. Als bomen worden vervangen, dan gaat dit in goed overleg met de direct omwonenden. Dit gebeurt via een inspraakprocedure.
Themakaart waardevolle bomen Teylingen
De gemeente Teylingen heeft middels een inventarisatie de waardevolle bomen in kaart gebracht. Uit deze themakaart blijkt dat er geen waardevolle bomen in het plangebied staan.
Op basis van een bomeninventarisatie is er gekeken welke individuele bomen op het huidige perceel ingepast kunnen worden in het nieuwe stedenbouwkundig plan. Voor het plan is separaat een erfinrichtingsplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting.
Afbeelding uitsnede themakaart waardevolle bomen
Op 1 september 2015 is de beleidsnota Archeologie ''Onder de Grond'' en de daarbij behorende kaarten door de gemeente Teylingen vastgesteld. Het doel van dit beleid is het archeologisch erfgoed van Teylingen behouden en beschermen.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Teylingen zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in 7 landschappelijke zones. Per zone is het beleid (verstoringsmaat) aangegeven.
Gemeentelijke structuurvisie
Het planvoornemen sluit aan op de gemeentelijke structuurvisie. Het plan betreft kleinschalige woningbouw. Het karakter van het perceel behouden blijft door het inpassen van groen in het plangebied.
Verdichtingsvisie
De visie gebiedsverdichting Warmond West biedt de mogelijkheid om de bestaande percelen in de Villawijk Warmond West te verdichten.
In deze visie zijn drie verdichtingscategorieën aangegeven waarbij het plangebied valt onder de categorie Verdichting van Villa naar Lommerrijk. Dit geeft de mogelijkheid om de bestaande kavel op te splitsen in nieuwe bouwkavels welke bebouwd kunnen worden met nieuwe woningen.
Het planvoornemen kan een bijdrage leveren om de beoogde kwaliteit van de inrichting in woongebieden, basis tot hoog, te bewerkstelligen. Door het inpassen van groen in het plan kan de groene kwaliteit van het gebied worden verbeterd. In paragraaf 2.2, onder het kopje voorwaarden verdichtingsvisie, is nader toegelicht hoe het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Woonvisie
Het planvoornemen sluit aan bij de gemeentelijke woonvisie. In Warmond richt het beleid zich op het behoud en versterking van de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Het planvoornemen betreft kleinschalige woningbouw.
De jaren ´70 woning wordt behouden en 3 nieuwe woningen toegevoegd die passend zijn op deze locatie. Door de nieuwbouw neemt de ruimtelijke kwaliteit van het perceel toe.
Welstandsnota
Voor het planvoornemen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan wordt gebruikt als toetsingskader door de Welstandscommissie.
Groen
Binnen het plangebied zijn geen waardevolle bomen aanwezig. Alle bomen binnen het plangebied zijn aangewezen als Categorie C bomen en mogen daarom vergunningsvrij gekapt worden. In lijn met het groen beleid van de gemeente krijgt het plangebied een groene uitstraling door de tuinen en het inpassen van bomen.
Archeologie
In paragraaf 5.4 wordt nader toegelicht of er sprake is van een archeologische verwachting in het plangebied. Op basis van de archeologische verwachting kan worden bepaald of een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
In de hoofdstuk wordt de beoordeling en de onderzoeken van ver scheidende omgevingsaspecten behandeld.
Voor plannen die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu kan het opstellen van een milieueffectrapport nodig zijn. Dat geldt ook bij het wijzigen van een bestemmingsplan als het plan kaders stelt voor latere m.e.r.-plichtige activiteiten en/of als voor het plan een passende beoordeling nodig is. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
De gemeente is gehouden om bij een voorgenomen plan of project te onderzoeken of de activiteit(en) die het plan mogelijk maakt, merplichtig zijn. Een eerste indicatie hiervoor zijn de drempelwaarden in lijst C (merplicht) en D (merbeoordelingsplicht) van het Besluit m.e.r..
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het planvoornemen betreft de realisatie van drie woningen. Het project is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied waarbij de functie wonen hetzelfde blijft. Daarmee wordt gesteld dat er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r..
Het plan bevat tevens geen activiteit, die mogelijk leidt tot significante gevolgen op Natura 2000 gebieden. Voor het plan is geen passende beoordeling nodig op grond van artikel 19j, lid 2, van de Natuurbeschermingswet. Voor het plan is geen verplichting tot het uitvoeren van een planMER, noch tot het verplicht uitvoeren van een formele en/of vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Een rustige woonwijk/rustig buitengebied kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten/functies en/of in de directe nabijheid van drukke gebiedsontsluitingswegen. Tevens is lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied aan te merken.
De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.
De omgeving van de locatie Hyacintenlaan 6 in Warmond wordt aangemerkt als een rustige woonwijk. In de directe omgeving van het plangebied zijn alleen woningen gesitueerd. Bedrijfsgronden liggen op voldoende afstand. De dichtstbijzijnde gronden waar bedrijven zijn toegestaan (maximaal milieucategorie 2) zijn op meer dan 100 meter van het plangebied gelegen.
Er is sprake van een goed woon-en leefklimaat en bedrijven (gezien de geruime afstand) worden door het voorgenomen initiatief niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Voor de beoordeling van het aspect archeologie is de beleidsnota en bijbehorende kaarten van de gemeente Teylingen gehanteerd.
Uit de onderstaande afbeeldingen is op te maken het plangebied is gelegen binnen zone 2 (categorie 5). Dit is een zone met een hoge archeologische verwachting. Voor zone 2 geldt dat archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk is bij bodemverstorende activiteiten, als deze dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan van meer dan 250 m2.
Ter plaatse van het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd om de bodemverstorende activiteiten, realisatie van woningen, een oppervlak van meer dan 250 m2 beslaan. Dit onderzoek wordt nader toegelicht in subparagraaf 5.4.2.
Afbeelding uitsnede archeologische verwachtingskaart
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart
Bureau Transect heeft in maart 2018 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 1 bijgesloten.
In het plangebied geldt volgens het gemeentelijk archeologiebeleid een hoge archeologische verwachting.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Het plangebied ligt midden op een strandwal ten zuiden van de historische kern van Warmond, ten westen van de oorspronkelijke Herenweg. Op basis van het bureauonderzoek geldt een hoge archeologische verwachting op resten die dateren in de periode Neolithicum – Middeleeuwen. In de wijde omgeving van het plangebied zijn reeds resten gevonden die dateren in het Neolithicum (Park Klinkenberg), maar in de nabijheid van het plangebied zijn vooralsnog geen archeologische resten bekend. Eventueel te verwachten archeologische resten in het plangebied kunnen zowel wijzen op de aanwezigheid van een nederzetting dan wel op landgebruik (landbouw, wegen en grafvelden) en kunnen zich op een diepte van circa 1,0 tot 2,0 m –Mv bevinden. De hoge verwachtingswaarde hangt met name samen met de ligging van het plangebied op de top van een strandwal, die vanwege de oorspronkelijk hoge en droge ligging aantrekkelijk is geweest voor (pre-)historische bewoning. Uit het bureauonderzoek valt echter ook af te leiden dat naar alle waarschijnlijkheid het plangebied ontzand is ten behoeve van de teelt van bloembollen. Hieruit valt af te leiden dat de oorspronkelijke top van de strandwal als gevolg van afzanding, landgebruik en latere bebouwing is aangetast, maar in hoeverre hierbij alle archeologische resten verdwenen is uit het bureauonderzoek niet duidelijk geworden. Hoewel het plangebied in een zanderij zou liggen, is het zand kalkloos (volgens Van de Meer, 1951). Dit wijst vaak op duinzand. Afzanding kan hier dus beperkt zijn geweest. In het verleden overstoven en begraven archeologische niveaus kunnen nog aanwezig zijn. Hierdoor is de invloed van bebouwing en voormalig landgebruik in het gebied ook moeilijk in te schatten. Daarom is aanvullend op het bureauonderzoek een verkennend booronderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de bodemopbouw van het plangebied en de mate van intactheid ervan.
Op basis van historisch kaartmateriaal lijkt het plangebied vanaf het einde van de 17e eeuw niet bebouwd te zijn geweest. De verwachting op bebouwingsresten uit de Vroege Nieuwe tijd is hiermee laag, maar sporen van landgebruik zijn ook uit die periode niet uit te sluiten. Deze zullen naar verwachting met name samenhangen met bloemen- of kruidenteelt.
Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting in het plangebied. Hiertoe is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De boringen zijn daarbij gebruikt om zowel de mate van intactheid van de bodem als de bodemopbouw zelf te bepalen. In totaal zijn in het plangebied 6 boringen gezet (boring 1 tot en met 6).
Archeologische indicatoren
In de humeuze bovengrond zijn in het plangebied op diverse plaatsen modern baksteen gevonden. In het strandzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Landschappelijke en archeologische interpretatie
Op grond van de resultaten van het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied in een voormalige zanderij gelegen heeft. Archeologisch gezien betekent dit dat in het plangebied sprake is van een lage archeologische verwachting op resten uit het Neolithicum-Late Middeleeuwen. Er is immers uitsluitend grijs, gereduceerd strandzand in het plangebied aangetroffen, waarbinnen geen humeuze niveaus zijn waar te nemen. Ook ontbreekt duinzand, hetgeen vermoedelijk met de ontzanding van het gebied is verdwenen.
Op basis van het vooronderzoek is vastgesteld dat het plangebied een lage verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Neolithicum-Late Middeleeuwen. Dit hangt samen met de geconstateerde mate van verstoring van de ondergrond als gevolg van de ontzanding van het plangebied en de aanleg van de huidige terreininrichting.
Advies
Er bestaat op grond van het archeologisch onderzoek geen aanleiding te veronderstellen dat zich hier archeologische (nederzetting-)resten in de bodem bevinden. Naar aanleiding van het onderzoek is er geen reden om een archeologische dubbelbestemming op te nemen op de verbeelding.
Het plangebied bevindt zich oorspronkelijk ten zuiden van de historische kern van Warmond. Dit is zichtbaar op historisch kaartmateriaal van het dorp uit het begin van de 16e eeuw. In onderstaande afbeelding is te zien dat het plangebied ingeklemd ligt tussen de toenmalige Warmonderweg (thans de Herenweg) en de Achterpoel Buurweg (die net niet ten westen van het plangebied lijkt door te lopen). Het plangebied zelf lijkt in gebruik te zijn als bouwland, maar enig detail is op de kaart niet te zien (Kaartenboek van Hoogheemraadschap Rijnland).
Afbeelding historische kaart van Hendrik Verstralen (1633). Het plangebied is met rode lijnen weergegeven
Ook op later kaartmateriaal verandert het onbebouwd karakter van het plangebied niet. Op kaarten vanaf het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw is te zien dat er in het plangebied kruiden- en/of bloembedden gelegen hebben. Dit landgebruik loopt door tot in het derde kwart van de 20e eeuw, waarna op kaartmateriaal uit de jaren '90 van de vorige eeuw de huidige bebouwing in het plangebied verschijnt. Vanaf toen is het plangebied deel uit gaan maken van de bebouwde kom van Warmond en is er aan de inrichting van het terrein niets veranderd. Volgens BAGviewer dateert de woning in het plangebied uit 1987 (bron:bagviewer.kadaster.nl)
Afbeelding uitsnede van de kadastrale Minuutplan uit 1811-32 (linker afbeelding) en uitsnede van een topografische kaart uit 1900 (rechter afbeelding)
Afbeelding uitsnede van een topografische kaart uit 1935 (linker afbeelding) en Detailuitsnede van een topografische kaart uit 1975 (rechter afbeelding
Afbeelding detailuitsnede van een topografische kaart uit 1995
In het plangebied staat een woning met daaromheen een tuin. Het perceel is gelegen aan een watergang die in verbinding staat met het Poelmeer. De orthogonale structuur met watergangen is kenmerkend voor de buurt en historisch bepaald. Bij de herstructurering van het perceel blijft de orthogonale structuur intact en wordt de watergang als zichtlijn en groene rand versterkt.
In het plangebied bevindt zich geen cultuurhistorische bebouwing en er zijn geen omvangrijke bodemverstoringen aanwezig. Bij de herstructurering van het perceel blijft de orthogonale structuur intact en wordt de watergang als zichtlijn en groene rand versterkt.
Derhalve wordt gesteld dat cultuurhistorische waarden niet worden aangepast.
Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.
Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand stillbeginsel.
Op basis van historische gegevens is het plangebied aangemerkt als een onverdachte locatie.
De locatie wordt als onverdacht beschouwd waardoor er geen planologische belemmeringen zijn voor de realisatie van de geplande woningen. Echter, bij de aanvraag van een omgevingsvergunning bouwen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen.
AGEL adviseurs heeft in december 2017 een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd (zie Bijlage 2). De aanleiding voor het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie. In het kader hiervan is inzicht gewenst in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigende stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een belemmering vormt voor de bouwactiviteiten van de locatie.
Vooronderzoek
Onderdeel van het verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 is het verrichten van een vooronderzoek conform de NEN 5725. Gezien de doelstelling van het bodemonderzoek is uitgegaan van een vooronderzoek op standaardniveau. Bij het vooronderzoek is informatie verzameld over het voormalige, huidige en toekomstige gebruik van de locatie. Op basis van het vooronderzoek is bepaald of op de locatie of op delen van de locatie bodemverontreiniging verwacht kan worden.
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt de onderzoekslocatie aangemerkt als een, voor bodemverontreiniging, onverdachte locatie. Redelijkerwijs kan worden verwacht dat de (voormalige) activiteiten (wonen met tuin) op de locatie niet hebben geleid tot een verontreiniging van de bodem. Dit betekent dat conform de NEN 5740 de strategie Onverdacht niet-lijnvormig van toepassing is en er geen overschrijdingen van de streefwaarden respectievelijk lokale achtergrondwaarden worden verwacht.
De onderzoekslocatie wordt als onverdacht aangemerkt ten aanzien van het voorkomen van asbest in de bodem. De kans op het aantreffen van asbesthoudende materialen ter plaatse van de onderzoekslocatie wordt als gevolg van het huidige gebruik (wonen met tuin) en de indicatieve terreinverkenning klein geacht.
Veld- en laboratoriumonderzoek
Volgend op het vooronderzoek is er nader onderzoek verricht middels een veld- en laboratoriumonderzoek. Het veldonderzoek bestond onder meer uit een terreininspectie en het plaatsen van boringen. Middels een laboratoriumonderzoek zijn enkele grondmonsters onderzocht.
De op basis van het vooronderzoek gestelde hypothese onverdacht wordt naar aanleiding van de resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek verworpen daar er licht verhoogde gehalten aan kwik en PCB’s is aangetoond.
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
Aanbevelingen en opmerkingen
Indien bij de voorgenomen bouwactiviteiten grond van de locatie vrijkomt, dient er rekening te worden gehouden met beperkingen ten aanzien van hergebruik en afzet van de grond. Opgemerkt wordt dat dit onderzoek geen bewijsmiddel is zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit voor toepassing van grond elders. Voor de definitieve kwaliteitsbepaling van grond die vrijkomt van de onderzoekslocatie kan afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond een partijkeuring noodzakelijk zijn (AP04). De gemeente is bevoegd gezag inzake grondverzet en toepassing van grond binnen de restricties en voorwaarden van de bodemkwaliteitskaart. Hiervoor geldt een meldingsprocedure.
In het kader van de ruimtelijke procedure voor een nieuw bestemmingsplan moet de geluidsbelasting van het weg- en railverkeer worden onderzocht en getoetst. De te verwachten geluidsbelasting moet voldoen aan de wettelijke vereisten en aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening.
Ook is gekeken naar de invloed van luchthaven Schiphol. Geïnventariseerd is of voor het plan ook het vlieglawaai moet worden onderzocht en getoetst.
Toetsing aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB) en de Verordening Ruimte wijst uit het plangebied ligt binnen de LIB-5 contour (voorheen 20 Ke-contour) en tevens binnen Bestaand Stads- en Dorpsgebied (BSD). In artikel 2.1.11 lid van de Verordening is gesteld dat voor de gronden binnen de LIB-5 contour (voorheen20 Ke-contour) een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in nieuwe woningen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied.
Bij bepaalde weersomstandigheden is er sprake van geluidsoverlast door de ligging in de aanvliegroute. De eventuele hinder gekoppeld aan het vliegverkeer vormt echter geen belemmering voor de mogelijke ontwikkeling van potentiële ontwikkelingslocaties binnen de bebouwde kom van Warmond. De intensivering en herstructurering van bestaand stedelijk gebied is mogelijk binnen de LIB-5 contour (voorheen20 Ke-contour)
Omdat het plangebied ligt binnen het BSD wordt gesteld dat vliegtuiglawaai geen belemmering vormt voor de bouw van de woningen op deze plek.
In de nabije omgeving van het plangebied is geen industriegebied en/of bedrijventerrein gelegen. Onderzoek naar industrielawaai is dan ook niet nodig/uitgevoerd.
Wegverkeer
De wet- en regelgeving omtrent het geluid in Nederland is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een wettelijke maximum snelheid geldt van 30 km/uur en woonerven. De Haarlemmertrekvaart, N444, is een hoofdweg ten westen van het plangebied. De afstand tussen de weg en het plangebied is meer dan 450 meter en daarmee ligt het plan buiten de geluidszone van deze weg. Voor het plangebied is alleen de Oranje Nassaulaan een relevante, voor de Wet geluidhinder gezoneerde weg. Deze weg ligt binnen het stedelijke gebied en heeft een 50 km/uur-regime.
De overige, in de omgeving aanwezige wegen hebben allemaal een 30 km/uur-regime. De voor het plan relevante 30 km/uur-wegen zijn:
Zonering railverkeer
Het plan 'Hyacintenlaan 6' ligt in de buurt van de spoorbaan tussen Leiden en Voorhout en Sassenheim. Deze spoorbaan maakt onderdeel uit van het hoofdspoorwegennet en staat op de geluidplafondkaart Spoor bedoelt in artikel 11.17 van de Wet Milieubeheer.
Buro DB heeft een akoestiek onderzoek uitgevoerd voor het planvoornemen. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.
Voor het behoud van flexibiliteit in het plan is gekozen voor opname van één totaal bouwvlak in het bestemmingsplan. Om die reden is bij de uitvoering van de geluidsberekeningen uitgegaan van zowel de (maatgevende) locaties op de randen van het bouwvlak als toetspunten ter plaatse van de gevels van de beoogde nieuwe woningen.
De geluidsberekeningen zijn uitgevoerd voor veertien toetspunten op maatgevende locaties. De toetspunten 02, 05, 06, 07 en 08 hebben een positie op oostrand van het bouwvlak en zijn maatgevend voor het geluid van het railverkeer. De toetspunten 01 t/m 04 zijn representatief voor de woning op perceel 4. De toetspunten 09 t/m 11 zijn gesitueerd op de gevels van de woning op perceel 3. De toetspunten 12 t/m 14 zijn gesitueerd op de gevels van de woning op perceel 2.
De situering van de toetspunten is weergegeven in onderstaande afbeelding. Per toetspunt is rekening gehouden met de relevante toetshoogtes. De nieuwe woningen bestaan uit twee bouwlagen met een maximale goothoogte van 3,5 meter en maximale nokhoogte van 8,0 meter boven maaiveldniveau.
Afbeelding situering toetspunten 'Hyacintenlaan 6'
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat het geluid van wegverkeer niet leidt tot normoverschrijding. De te verwachten geluidsbelasting van wegverkeer voldoet in alle gevallen aan de voorkeursgrenswaarde. Het geluid van het verkeer op de rond de planlocatie aanwezige 30 km/uur-wegen voldoet aan de voorwaarden voor een goed woon- en leefklimaat. Het treffen van maatregelen om het geluid van wegverkeer te verminderen is niet nodig.
Uit het onderzoek volgt verder dat het te verwachten geluid van het railverkeer op de spoorbaan Leiden-Voorhout/Sassenheim de geldende norm wel overschrijdt. Er is sprake van normoverschrijding bij alle drie woningen maar alleen op het niveau van de tweede bouwlaag (eerste verdieping). De maximale geluidsbelasting op de rand van het bouwvlak is 63 dB. Op het niveau van de begane grond wordt in alle gevallen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Elke woning beschikt aan de westzijde over een geluidsluwe zijde (en buitenruimte) waar wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (maximaal 55 dB(A)).
Nader onderzoek naar de toepassing van mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen wijst uit dat deze onvoldoende effect sorteren dan wel niet doelmatig zijn. Eventueel is het toepassen van dove gevels een mogelijkheid om een benodigde ontheffing voor een hogere grenswaarde te voorkomen. Dove gevels geven een beperking van het woongenot en deze maatregel is dan ook ter afweging van de initiatiefnemer.
Indien geen toepassing wordt gegeven aan geluidsbeperkende maatregelen, dan is voor realisatie van het plan ontheffing voor hogere grenswaarden nodig. Dit is mogelijk omdat de maximale ontheffingswaarde uit het gemeentelijke geluidsbeleid niet wordt overschreden. Het gaat in dat geval om ontheffing voor alle drie de nieuwe woningen voor alleen de tweede bouwlaag. Aanbevolen wordt om voor de drie nieuwe woningen van het plan ontheffing aan te vragen voor de (maximale) waarde van 63 dB.
Indien voor de woningen ontheffing wordt aangevraagd dient conform het gemeentelijke geluidsbeleid rekening te worden gehouden met de positionering van de verblijfsruimten in de woning aan de geluidsluwe zijde van de woning. Ook moet ten minste één buitenruimte bij de woning zijn gesitueerd aan de geluidsluwe zijde. In het plan beschikken alle woningen over een geluidsluwe zijde. Dit is in alle gevallen de westzijde van de woningen (de van de spoorbaan af gerichte zijde).
Bij een ontheffingsverzoek dient tevens nader te worden onderzocht en getoetst welke maatregelen aan de gevels van de woningen nodig zijn om te kunnen voldoen aan het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevels moet voldoende zijn om te voldoen aan een geluidsniveau van maximaal 33 dB in de verblijfsgebieden van de woningen (maximale binnenwaarde).
Met ofwel de toepassing van een aantal dove gevels op de verdieping van de woning ofwel ontheffing voor een hogere grenswaarde en een toets voor de maximale binnenwaarde (bij de aanvraag omgevingsvergunning) voor de drie in het plan opgenomen woningen, kan het plan vanuit het aspect geluid worden gerealiseerd.
Het ontwerpbesluit Hogere Waarden wordt gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Gezien de afstand van de beoogde woningen tot het nabijgelegen spoor kan er trillinghinder optreden vanwege het treinverkeer. Trillinghinder is niet aan de orde bij de nieuwe woningen om de volgende redenen;
Gelet op voorgaande is er geen aanleiding indicatief onderzoek te doen naar mogelijk optredende trillinghinder.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.
De programma-aanpak in de Wet luchtkwaliteit zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'Niet in betekende mate' ( NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term "niet in betekende mate".
Goede ruimtelijke ordening
Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet op de ruimtelijke ordeningen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: "het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk". Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ter plaatse van de dichtst bijgelegen doorgaande weg, de Oranje Nassaulaan nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De PM2,5 concentraties zijn nergens hoger dan 13,3 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3). Ter hoogte van de planlocatie zijn de concentraties lager. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
De verkeersgeneratie neemt ten gevolge van het plan niet significant toe. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van gemiddeld 8 ritten per woning per etmaal. Dit betekent dat het aantal voertuigbewegingen toeneemt met 24 bewegingen (3 woningen * 8).
Met behulp van de NIBM-tool van het Kenniscentrum Infomil is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van deze (worst case) berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt.
Afbeelding berekening NIBM-tool
De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie NO2 is maximaal 0,02 ug/m3. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie PM10 is 0,00 ug/m3. De grens van 1,2 ug/m3 wordt hiermee niet overschreden.
Er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteitseisen.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Kader
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen.
De normen voor het externe veiligheidsbeleid hebben een wettelijke status. Deze normen zijn een wettelijke verplichte toetsingsgrond bij besluiten op grond van de Wro, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet.
De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Onderzoek
Uit de risicokaart blijkt dat het plan niet ligt in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en ligt niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Afbeelding uitsnede risicokaart, plangebied zwart omlijnd
Conclusie
Externe veiligheid is geen belemmering voor het realiseren van het plan.
In het kader van vooroverleg heeft de veiligheidsregio Hollands Midden een reactie ingediend. De veiligheidsregio is het eens met de conclusie dat het aspect externe veiligheid oplevert.
Ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorziening is het advies dit mee te nemen bij de verdere uitwerking van het plangebied. Dit maakt geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan maar wel wordt meegenomen in de verdere inrichting van het plangebied.
De Wet natuurbescherming (Wnb, per 1 januari 2017) regelt de bescherming van natuurgebieden die uniek zijn voor Nederland en Europa, de bescherming van planten en dieren en van bossen en andere houtopstanden. Voor de Wet natuurbescherming heeft de Europese regelgeving als uitgangspunt gediend. De Wet natuurbescherming is een samenvoeging van de drie oude wetten Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. Deze nieuwe wet bestaat uit minder regels en is overzichtelijker dan de drie oude wetten. De uitvoering van de Wet natuurbescherming komt grotendeels in handen van de provincies.
AGEL adviseurs heeft in mei 2018 een quickscan natuurwetgeving en bomeninventarisatie uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgesloten. Doel van de quickscan natuurwetgeving is het inzichtelijk maken of beschermde natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn en welke betekenis die hebben voor de verdere uitvoering.
Tevens is bekeken of er door de geplande ontwikkeling negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden.
Ter bepaling welke bomen behoudens waardig zijn voor het landschap en ecologie, is er eveneens een bomeninventarisatie uitgevoerd. Deze is met name gericht op het bepalen wat de conditie en waarden van de bomen zijn. Hiermee worden de kansen en bedreigingen in beeld gebracht voor een nieuwe ontwikkeling.
Bomen - inventarisatie
Gedurende de veldinventarisatie op 8 maart 2018 zijn de aanwezige bomen in het plangebied Hyacintenlaan 6 te Warmond beoordeeld of ze behoudens waardig zijn. Bij het beoordelen van de behoudens waardige bomen zijn een aantal criteria gehanteerd. De bomen mogen niet in een onherstelbare slechte conditie verkeren d.w.z. de bomen moeten in beginsel weer in een redelijke conditie te brengen zijn. Volledig verval van de boom mag niet binnen tien jaar te verwachten zijn. De bomen zijn beoordeeld op de volgende kenmerken/ criteria:
In het plangebied zijn geen bomen met een cultuurhistorische waarde aanwezig. Het groen in de tuin betreft een aangeplante tuin bestaande hoofdzakelijk uit houtige gewassen. Gezien de leeftijd opbouw van de bomen is de verwachting dat de bomen 20/30 jaar geleden zijn aangeplant. De variëteit welke voor de aanplant is gebruikt betreffen algemeen voorkomende inheemse soorten. De bomen kende in het verleden een hoge onderhoudsfrequentie, waardoor er geen sprake is van bijzondere groeivormen. Bomen met een dendrologische waarde zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Door de hoge onderhoudsfrequentie van de bomen zijn er geen bijzondere biotopen aangetroffen, zoals spechtengaten. Van bomen met een hogere of bijzondere natuurwaarde is eveneens geen sprake. Het betreffen hoofdzakelijk solitaire staande bomen. In bijlage 4 van de rapportage is een tabel opgenomen waarin de bomen binnen het plangebied zijn beoordeeld op het criteria beeldbepalend.
Gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Europees Natura 2000-gebied. Op een afstand van 5,3 km ligt het Natura 2000-gebied “Coepelduynen”. Het Natura 2000-gebied betreft een habitatrichtlijngebied en PAS-gebied. Het plangebied is gelegen binnen de mogelijke effectenafstand voor stikstofdepositie. Op basis van ervaring met de AERIUS-berekeningen blijkt het aandeel van stikstofdepositie vanuit de CV-ketels verwaarloosbaar is in vergelijk met de uitstoot door toename van de verkeersbewegingen. Bij een toename van 10 woningen en de daarbij behorend aantal verkeersbewegingen blijft de stikstofdepositietoename van de ontsluitingsroute beperkt tot een zone van maximaal 500 meter. Voor de plantontwikkeling zal de ontsluitingsroute tot de A44 zijn, vanuit daar is de toename van het aantal verkeersbewegingen opgenomen in de regionale prognose verkeersstromen binnen AERIUS. Binnen een zone van 500 meter van de ontsluitingsroute is geen stikstofgevoelig habitattype aanwezig, tevens is hier sprake van een toename van drie woningen waardoor van significant negatieve effecten door stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied geen sprake is. Andere verstorende factoren zoals oppervlakteverlies, versnippering, verdroging en verstoring door trilling, licht en geluid zijn met de voorgenomen planontwikkeling niet van toepassing.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Nationaal Natuurnetwerk. Het dichtstbijzijnde gebied dat behoort tot het NNN betreft bestaande natuur gelegen op circa 520 meter ten zuiden van het plangebied. Met de voorgenomen planontwikkeling is er geen sprake van directe vernietiging van het NNN. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen directe relatie heeft met een gebied dat is aangewezen als NNN en geen verbindende functie vervult zijn negatieve effecten uit te sluiten. Van negatieve uitstralingseffecten door geluid, licht en verdroging op het Nationaal Natuur Netwerk is met de voorgenomen planontwikkeling geen sprake.
Soortenbescherming
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.
Binnen het plangebied zijn geen potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor beschermde (vaat)planten aanwezig. Beschermde (vaat)planten worden dan ook niet binnen het plangebied verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten zijn niet beschermd in de Wet natuurbescherming (Wnb), omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft. Een ontheffing van de Wnb en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Gedurende het veldbezoek is grondig gezocht naar sporen zoals uitwerpselen, vraatsporen zoals afgebeten veren of loopsporen van onder andere marterachtigen (boommarter). Deze zijn niet aangetroffen. Verwacht wordt dat enkele soorten voorkomen binnen de onderzoek locatie, waarvoor door de provincie Zuid-Holland vrijstellingen is verleend. Het voorkomen van de otter en andere beschermde zoogdieren worden gezien de ligging binnen stedelijk gebied niet verwacht.
De bomen in het plangebied zijn onderzocht op de aanwezigheid van holtes, spleten, scheuren, losse bast. Deze elementen zijn niet waargenomen, mede gezien de omvang en de solitaire positie van de bomen zijn de bomen ongeschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor boombewonende vleermuissoorten.
De bomenstructuur net buiten het plangebied aan de oost en zuidzijde kunnen gezien hun omvang en positionering een functie vervullen als vliegroute, foerageerroute en/of vaste rusten verblijfplaats voor vleermuizen. De bomen zullen als gevolg van de voorgenomen niet worden gerooid. Eventuele verblijfplaatsen zullen niet verdwijnen, echter is wel van belang dat tijdens de bouw lichthinder wordt voorkomen.
De bestaande opstallen worden gesloopt. Bouwkundig gezien, zijn door het ontbreken van geschikte ruimten de bestaande opstallen van het woonhuis ongeschikt als vaste rust- en verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. Het bestaande woonhuis biedt wel geschikte ruimten voor gebouwbewonende vleermuizen. Er is een spouwmuur aanwezig welke via de dakrand toegankelijk is voor vleermuizen, tevens is het woonhuis voorzien van dakpannen. Op basis van een eenmalig veldbezoek is niet uit te sluiten dat het woonhuis een functie vervuld voor vleermuizen. Bij renovatie van het dak dan wel werkzaamheden aan de spouw is een nader vleermuizenonderzoek conform het vleermuizenprotocol noodzakelijk. Er zijn geen werkzaamheden voorzien aan de bestaande woning, derhalve wordt dit onderzoek voor dit bestemmingsplan niet uitgevoerd. Indien er wel werkzaamheden aan de bestaande woning orden uitgevoerd dan dient het aanvullende onderzoek alsnog te worden uitgevoerd.
Gezien het groene karakter van het plangebied en de directe omgeving is de verwachten dat vleermuizen mogelijk gebruik maken van het plangebied als foerageergebied. Met de realisatie van de plannen zal het gebied enigszins van vorm veranderen. Een groengebied wordt gedeeltelijk bebouwd met daaromheen tuin. Er zullen door de realisatie van de tuin voldoende potentie foerageermogelijkheden blijven bestaan. In de omgeving zijn daarnaast voldoende alternatieven. Effecten op de foerageermogelijkheden van vleermuizen worden derhalve uitgesloten.
In het plangebied is het mogelijk dat algemene vogelsoorten tot broeden komen. Broedende vogels in en direct rond het plangebied mogen niet verstoord worden met de voorgenomen planontwikkeling. Verstorende activiteiten zoals bouwrijp werkzaamheden dienen daarom gestart te worden buiten de broedperiode. Als deze vogels bij het zoeken van een nestlocatie merken dat het plangebied en/of de directe omgeving te verstorend is door activiteiten, zullen ze elders een geschikte nestlocatie zoeken. Indien binnen de broedperiode gestart dient te worden met de voorgenoemde werkzaamheden, is dit mogelijk als aantoonbaar is vastgesteld dat er geen broedende vogels in en direct rond het plangebied aanwezig zijn.
Tijdens het veldbezoek is specifiek aandacht besteed aan de aanwezigheid van roofvogels en rust- en verblijfplaats van deze roofvogels. Nesten (of nesten van voorgaande jaren) van in bomen broedende jaarrond beschermde (roof)vogels en gebouwbewonende jaarrond beschermde vogelsoorten (zoals kerkuilen en hun roestplaatsen) zijn ten tijde van het oriënterend veldbezoek niet waargenomen.
De mogelijkheid bestaat dat (roof)vogels op een andere manier gebruik maken van het plangebied, bijvoorbeeld als foerageergebied. Direct buiten het plangebied zijn meerdere groene elementen (agrarische gronden, natuur) aanwezig welke met de voorgenomen planontwikkeling ongewijzigd blijven. Het aantasten van het foerageergebied en/of groene elementen zal gezien de aard van de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen negatieve invloeden uitoefenen op het leefgebied van (roof)vogels en er is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de omgeving van het plangebied.
Gezien de hoogte van de bebouwing is het voorkomen van de gierzwaluw uitgesloten. Het aanwezige pannendak is mogelijk wel toegankelijk voor huismussen. Gezien het heersende biotoop (ruigte, voedselbronnen) kan de huismus gebruik maken van het plangebied. Bij de renovatie van het dak is een nader huismussen onderzoek conform Kennisdocument Huismus noodzakelijk. Er zijn geen werkzaamheden voorzien aan de bestaande woning, derhalve wordt dit onderzoek niet uitgevoerd. Andere gebouw bewonende jaarrond beschermde vogelsoorten (zoals kerkuilen) en eventuele sporen (braakballen, roetsplaats etc.) zijn niet aangetroffen ter hoogte van de te renoveren woning.
Met de voorgenomen planontwikkeling zal de huidige vijver niet worden gedempt.
Aangezien de rugstreeppad in nabijheid van het plangebied is waargenomen wordt, ter voorkoming van het in gebruik nemen van het plangebied door de rugstreeppad tijdens de bouw, wel aanbevolen om:
Het plangebied vormt een zeer marginaal leefgebied voor reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelde. Geschikte leef biotopen ontbreken. Het mogelijk aantasten van de leefomgeving van deze soortgroepen is met de voorgenomen planontwikkeling niet aan de orde.
Resumé te treffen maatregelen
De onderstaande maatregelen moeten in acht worden genomen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen en te voldoen aan de zorgplicht.
Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor het realiseren van het planvoornemen.
Het planvoornemen voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling. In lijn met het beleid van het Hoogheemraadschap wordt het aspect water voor het voorliggende plan nader toegelicht.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de Hyacintenlaan 6 te Warmond en bestaat uit woning met bijbehorende tuin. In de tuin zijn bomen en een vijver aanwezig.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het plangebied uit zandgrond. Er is sprake van de grondwatertrappen llb. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste waterstand varieert tussen 0,25 en 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,5 en 0,8 beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
Aan de zuidwest kant van het plangebied is een bestaande kavelsloot gelegen en in het plangebied zelf een vijver gelegen. De kavelsloot valt onder de categorie overig. Deze sloot takt ten noorden van het plangebied aan op het Poelmeer, categorie primair.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied zijn geen watergangen gelegen. Er is alleen een bestaande vijver aanwezig.
Veiligheid en waterkering
Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afwatering en riolering
Het plangebied is aangesloten op het rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van drie nieuwe woningen en bijgebouwen. De bestaande woning en de vijver blijven behouden.
Waterkwantiteit
De bestaande verharding beslaat een oppervlakte van 1458m2. Door de voorgenomen realisatie van drie woningen bedraagt het verhard oppervlak in de nieuwe situatie 1790m2. Dit betekent een toename van 332 m2 aan verhard oppervlak.
Afbeelding berekening verharding bestaande- en toekomstige situatie
Bij een toename in verharding dient deze te worden gecompenseerd. Indien het verhard oppervlak minder dan 500m2 bedraagt, hetgeen het geval is in het plangebied, is compensatie niet nodig.
Waterkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is.
De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In deze paragraaf wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om bij onder meer bij de ruimtelijke ontwikkeling van één of meer woningen kosten te verhalen op particuliere grondexploitanten. Dit kostenverhaal zal plaatsvinden door middel van een anterieure overeenkomst. Deze anterieure overeenkomst zal tevens voorzien in een afspraak omtrent eventuele planschadeclaims.
In deze paragraaf worden de resultaten van de inspraakprocedures en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro behandeld.
Het voorontwerp bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd van 14 juni 2018 tot en met woensdag 25 juli 2017. Gedurende deze periode was het voor één ieder mogelijk om een inspraakreactie in te dienen.
Er zijn geen inspraakreacties ingediend.
Het voorontwerp bestemmingsplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar meerdere instanties toegezonden.
In Bijlage 6 zijn de binnengekomen overlegreacties opgenomen. De reacties van de Gasunie, CultuurHistorisch Genootschap Duin-& Bollenstreek en het Hoogheemraadschap en TenneT leiden niet tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan.
De reacties van de Monumentencommissie, ProRail, Veiligheidsregio Hollands Midden en Omgevingsdienst West-Holland geven aanleiding tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan.
Het ontwerp bestemmingsplan is op de volgende punten gewijzigd;
Het ontwerp bestemmingsplan is ter visie gelegd vanaf 27 september 2018 tot en met woensdag 7 november 2018. Gedurende deze periode was het voor één ieder mogelijk om een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend gedurende deze periode.
Het bestemmingsplan is op 31 januari 2019 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Teylingen.