Plan: | Bedrijventerreinen Teylingen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2010TEY02003-0401 |
Het archeologiebeleid van Teylingen is verwoord in de nota 'Onder de grond – Beleid voor archeologie in Teylingen'. Als uitgangspunt voor deze nota dienden de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Bij deze kaarten hoort een uitleg in de vorm van een rapport. Op 20 mei 2010 is de nota 'Onder de grond – Beleid voor archeologie in Teylingen' van 1 maart 2010 vastgesteld door de gemeenteraad.
Op de archeologische beleidskaart (opgenomen in bijlage 4 van bovengenoemde nota) zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is het voorschrift aangegeven.
Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden (AWV)
Archeologische waardevolle gebieden (AWG)
Op de kaart zijn gebieden aangeduid met 'bebouwd'. Dit gebied geeft de bebouwingsgrens aan in 1951. Van dit gebied zijn geen landschappelijke gegevens beschikbaar. Het valt voornamelijk in gebied AWV 1 en daarom geldt hetzelfde beleid.
Deze beleidsregels zijn doorvertaald naar dit bestemmingsplan door een dubbelbestemming Waarde-Archeologie op te nemen voor AWV1, AWV2 en AWV3 in de regels en de daarbij behorende gebieden als zodanig op te nemen op de verbeelding.
Binnen het bedrijventerrein Voorhout ligt een (gedeeltelijke) strandwal met aan weerszijden delen van een met klei en veen opgevulde voormalige strandvlakte. De locatie heeft een redelijke tot zeer grote trefkans.
Bij het bedrijventerrein Akzo ligt aan de zuidoostelijke zijde, ter hoogte van de Rijksstraatweg, een strandwal in de ondergrond. Deze zone heeft een zeer grote trefkans op archeologische waarden vanaf de Nieuwe Steentijd. De rest van de locatie ligt binnen de voormalige strandvlakte met een redelijk tot grote trefkans.
Binnen het bedrijventerrein Sassenheim-Zuid ligt aan de zuidoostelijke zijde, ter hoogte van de Rijksstraatweg, een strandwal in de ondergrond. Deze zone heeft een zeer grote trefkans op archeologische waarden vanaf de Nieuwe Steentijd. De rest van de locatie ligt binnen een voormalige strandvlakte met een redelijk tot grote trefkans.
Binnen het bedrijventerrein Jagtlust ligt aan de noordwestzijde een strandwal met een zeer grote trefkans, eveneens ter hoogte van de Rijksstraatweg. De rest van de deellocatie ligt in een redelijke tot grote trefkanszone. De percelen aan de Hoofdstraat 20, Hoofdstraat 26 en een locatie aan de zuidkant van de A44 zijn reeds archeologisch onderzocht. Het selectieadvies achtte voor deze percelen vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
De eerder besproken strandwal met een zeer grote trefkans ligt binnen het Agrarisch bedrijventerrein Rijksstraatweg aan de noordwestzijde, eveneens ter hoogte van de Rijksstraatweg. De rest van de deellocatie ligt in een redelijke tot grote trefkanszone. Het perceel nabij de splitsing van de Rijksstraatweg met de op- en afrit van de A44, het terrein aan de Rijksstraatweg 54-56 en het terrein van hotelketen Van der Valk (Warmonderweg 8) zijn onderzocht, vervolgonderzoek werd niet aanbevolen.
De industriekade en de Veerpolder zijn beide aangemerkt als een veenvlakte op wadafzettingen. Voor het gebied geldt een lage verwachtingswaarde vanaf het Neolithicium en een middelmatige verwachtingswaarde vanaf de ijzertijd.
Bypass Akzo
Voor de bypass bij Akzo heeft een archeologisch onderzoek plaatsgevonden (Archeo Media december 2009). De conclusie luidt als volgt:
“De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. De geplande ontgraving zal de intacte delen van de aangetroffen strandwal en de zandduin, evenals de mogelijke archeologische sporen in de humeuze kleilaag, verstoren.”
In het rapport worden daarom de volgende aanbevelingen gedaan:
“Op basis van dit booronderzoek wordt planaanpassing noodzakelijk geacht in de vorm van een beperking van de ontgravingsdiepte ter plaatse van aangetroffen intacte strandwal en zandduin. Indien dit niet mogelijk is wordt een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven op de onderhavige onderzoekslocatie noodzakelijk geacht. Voor een proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat ter toetsing dient te worden voorgelegd aan de deskundig adviseur van de bevoegde overheid.”
In het verdere verloop van het project dient er gelet te worden op de ligging van de strandwal en de ligging van de zandduin en de ontgravingsdiepte ter plaatse van de liggingen.
Duidelijk is geworden dat bepaalde ingrepen nader onderzoek vragen. De eventuele hieruit voortvloeiende aanpassingen voor het ontwerp van de bypass hebben slechts een beperkte impact op de uiteindelijke realisatie van de aanpassing van de wegenstructuur. In de fase naar vaststelling zal worden aangegeven welke nadere afspraken in dit kader zijn gemaakt.
Horecalocatie nabij station Sassenheim
Voor deze locatie is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Grontmij, 4 maart 2011). In en direct om het plangebied zijn geen archeologische resten bekend. Uit historische kaarten blijkt dat in de 20e eeuw een groot deel rondom het plangebied, maar ook het plangebied zelf, staat aangegeven als zandverstuiving en zandvlakte. Een groot deel van deze zandgronden zijn gebruikt als bollenvelden. Voor het telen van bollen was een grondverbetering noodzakelijk. Hierbij werden storende lagen van klei en veen weg gegraven, zodat de bodem goed ontwaterd konden worden. Archeologisch onderzoek direct naast het plangebied heeft deze bodemverbetering aangetoond.
Uit boringen van het milieuhygiënisch bodemonderzoek (Grontmij, 11 april 2012) blijkt dat in het oostelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de voormalige bebouwing, (een deel van) de oorspronkelijke bodemopbouw wordt aangetroffen. Deze bestaat van boven naar beneden uit een (dunne laag) zand op klei op veen op zand. De bovenste meter van de bodem is echter sterk geroerd, gezien het voorkomen van brokjes puin tot 1 m onder maiveld. De westelijke helft van het plangebied is opgebouwd uit een pakket zand tot ten minste 2 m onder maaiveld. De oorspronkelijke bodemopbouw is hier niet meer aanwezig.
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de middelmatige archeologische verwachting op resten vanaf de IJzertijd naar beneden bijgesteld kan worden naar een (zeer) lage verwachting. De kans wordt zeer klein geacht dat bij de ontwikkeling van het plangebied archeologische waarden verstoord zullen worden.
Een vervolgonderzoek wordt, op basis van dit bureauonderzoek, niet nodig geacht.
Hoek Rijksstraatweg/Warmonderweg (locatie Stol)
Uit het uitgevoerde bureauonderzoek (Grontmij, 28 februari 2011) is gebleken dat binnen het plangebied voor de hoek Rijksstraatweg - Warmonderweg een middelhoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden uit de Prehistorie en Nieuwe Tijd. De archeologische verwachting voor de Romeinse Tijd en Middeleeuwen is laag omdat deze sporen in de top van de ondergrond verwacht zouden kunnen worden. Tijdens het bureauonderzoek rees het vermoeden dat de grondbewerkingen in de 20e eeuw de (top van de) ondergrond verstoord hebben, waardoor eventuele archeologische sporen uit deze perioden reeds vernietigd zouden zijn. Vandaar dat eerst bekeken is of andere bronnen hier meer duidelijkheid over konden verstrekken.
Op de Bodemkaart van de Bloembollenstreek staat de grond ter hoogte van het plangebied aangemerkt als zogenaamde zanderijgrond. Zanderijgronden zijn afgegraven, geëgaliseerde oude duinen die veelal diep omgewerkt zijn waardoor een dikke humushoudende bovengrond is ontstaan. Hoe diep de verstoring door (sub)recente grondbewerkingen is, is dus niet duidelijk geworden tijdens het bureauonderzoek.
Op de gemeentelijke beleidskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting vanaf de Nieuwe Steentijd (zone AWV1). Dit betekent dat bij geplande bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en groter dan 100 m2 inventariserend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd voorafgaand aan de uitvoering daarvan.
Aansluitend op het bureauonderzoek is vervolgens een inventariserend veldonderzoek (Grontmij, 28 februari 2011) door middel van boringen uitgevoerd ter toetsing van de hoge archeologische verwachtingswaarde. In alle boringen is in de top een dikke enkeerdgrond aangetroffen variërend in dikte van 0,75 – 1,0 m. In geen van de boringen werden aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied. De ondergrens van de dikke eerdlaag met het onderliggende ongeroerde strandwalzand is dikwijls abrupt. Gezien de dikte van de eerdlaag bovenop (het midden van) de strandwal wordt niet verwacht dat daar onder sprake is van een intact sporenniveau.
Concluderend kan gesteld worden dat op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek in combinatie met het inventariserend veldonderzoek, er binnen het plangebied geen intact sporenniveau of in situ liggende archeologische waarden meer worden verwacht. Er dient echter opgemerkt te worden dat het veldonderzoek is gebaseerd op een steekproef waardoor er nog steeds de mogelijkheid blijft bestaan dat er alsnog archeologische waarden aangetroffen kunnen worden of binnen het plangebied aanwezig kunnen zijn. Deze archeologische waarden worden evenwel vooral in de top van de strandwal verwacht. De ter plaatse aanwezige toplaag bestaande uit een dikke enkeerdlaag wijst er op dat de de bodem structureel is verstoord door ploegen en het veelvuldig omzetten en bemesten met stalmest of bagger in het verleden (Grontmij, 28 februari 2011) .
De voorgenomen ontwikkeling kan wat betreft archeologie zonder verdere beperkingen worden gerealiseerd.
Voor de gebieden die archeologisch waardevol zijn, is een dubbelbestemming Waarde Archeologie opgenomen. Voorafgaand aan geplande bodemverstorende activiteiten dient door de iniatiefnemer een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek wordt door de gemeente aangegeven welke aanvullende maatregelen moeten worden getroffen voordat medewerking kan worden verleend aan het initiatief.
De plangebieden die reeds archeologisch onderzocht zijn (de hierboven beschreven ontwikkelingen) en door het bevoegd gezag zijn vrijgegeven voor archeologisch (vervolg)onderzoek zijn zonder nader onderzoek direct realiseerbaar.
Voor de in het voorliggend bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden is een algemene onderzoeksplicht opgenomen. Hiervoor geldt het geschetste gemeentelijke beleid als uitgangspunt.