Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, locatie Entinkweg 3 Varsseveld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1509.BP000086-DE01

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

Door Hamaland Advies is in augustus 2011 een bureauonderzoek archeologie (projectnummer: 2011050, Kenmerk: EKU/DIR/HAMA/2011050) uitgevoerd op de planlocatie Entinkweg 3 te Varsseveld. Het doel van het bureauonderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in- en om het plangebied. Op basis van de verworven informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld.
 
De volgende vragen worden in het onderzoek beantwoord:
  • Wat is de bodemopbouw en de vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel binnen het plangebied?
  • Zijn er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig? Het antwoord op deze vragen zal worden verwerkt in een archeologisch verwachtingsmodel voor hetplangebied, waarbij aangegeven zal worden of een nader onderzoek door middel van karterende boringennodig zal zijn of niet.
  • Is aanvullend onderzoek door middel van karterende of waarderende boringen of proefsleuven noodzakelijk?
Op grond van de bestudeerde bronnen kan geconcludeerd worden dat het plangebied een hoge trefkans heeft op archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd, meer specifiek de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen. Archeologische resten kunnen met name in het zuidwestelijke deel van het langebied verwacht worden onder de huidige bouwvoor op een diepte vanaf circa 20 cm en circa 100 cm min maaiveld (top van de C-horizont). Archeologische indicatoren kunnen bestaan uit aardewerkscherven, houtskoolfragmenten, bewerkt vuursteen, metaalslak en fosfaten. Op grond van telefonisch overleg met gemeente Oude IJsselstreek en het ambtelijk advies van de Regionaal Archeoloog van Regio Achterhoek (2011u00685) dienen bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm voorafgegaan te worden door karterend archeologisch bodemonderzoek. Het onderzoek beperkt zich tot die delen waar daadwerkelijk nieuwe bodemingrepen gepland zijn. Dit houdt in dat 12 grondboringen worden gezet ter plaatse van de nieuw te bouwen woning en schuur en 12 boringen ter plaatse van de nieuw aan te leggen houtsingels (lijnelementen), respectievelijk 6 boringen in de westelijke houtsingel (t.p.v. de afscheiding met het nieuw aan te leggen bedrijventerrein) en 6 boringen in de zuidoostelijke houtsingel (in totaal 12 boringen). De 15 aan te planten hoogstambomen in het zuidelijk deel van het plangebied, brengen een dermate geringe verstoring met zich mee dat onderzoek vooralsnog niet noodzakelijk wordt geacht. De overige geplande werkzaamheden bestaan uit het verwijderen en deels vernieuwen van de bestaande erfverharding en de aanleg van bloemrijk gras- en hooiland, waarvoor slechts beperkte en oppervlakkige bodemingrepen noodzakelijk zijn.
 
Conclusie
Hamaland Advies adviseert om de karterende boringen te zetten met een edelmanboor met een diameter van 15 cm om de gaafheid van het bodemprofiel en de archeologische verwachting te toetsen. De boringen worden gezet volgens een driehoeksgrid tot een diepte van minimaal 25 cm in de ongeroerde grond. De gehele boorkern dient te worden gezeefd over een metalen zeef met een diameter van 4 mm voor controle op archeologische indicatoren.
 
Archeologisch karterend veldonderzoek
In navolging van het bureauonderzoek uitgevoerd door Hamaland Advies heeft MUG Ingenieursbureau in oktober 2011 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd aan de Entinkweg 3 te Varsseveld. De onderzoekslocatie ligt op een dekzandkop die in het noorden geleidelijk overgaat in het beekdal van de Slinge. Dergelijke locaties vormen van oudsher een geliefde vestigingslocatie voor de mens. Er kan dus een breed scala aan mogelijke vondstcomplexen worden aangetroffen. Naar aanleiding van deze conclusies is een vervolgonderzoek, karterende fase, aanbevolen met als doel het vaststellen van de aan- of afwezigheid van vindplaatsen.
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 10 oktober 2011. In totaal zijn er 24 boringen gezet. De onderzoekslocatie ligt in geomorfologisch opzicht op een dekzandkop die in het oosten overgaat naar een lager gelegen dekzandwelving. In het noorden grenst de onderzoekslocatie aan het dal van de Slinge. In de onderzoekslocatie komen podzolprofielen voor met een opgebracht cultuurdek. De verstoringen van de bodemopbouw beperken zich in de meeste boringen slechts tot de bouwvoor. Ter hoogte van de bestaande bebouwing reikt de verstoring dieper, tot in de top van de C-horizont. De top van de C-horizont is in vrijwel alle boringen nog intact. De gehele onderzoekslocatie kan, met uitzondering van de bestaande bebouwing, worden aangemerkt als kansrijk.
In alle boringen zijn archeologische indicatoren in de vorm van houtskool aanwezig. Verder zijn in boring 3 en vijf kleine fragmenten hard materiaal aangetroffen. Mogelijk betreft het aardewerk, ijzerconcreties of verkit materiaal. Omdat de onderzoekslocatie uit grasland en verhardingen bestond, kon er geen oppervlaktekartering worden uitgevoerd. Vanwege de aanwezigheid van archeologische indicatoren in de boringen zijn de aangrenzende akkers nagezocht op aanvullende archeologische indicatoren. Direct grenzend aan de onderzoekslocatie zijn meerdere archeologische indicatoren aangetroffen, daterend uit de periode laat-mesolithicum tot de late middeleeuwen.
Vanwege de aanwezigheid van grote hoeveelheden houtskool en de aanwezigheid van archeologische indicatoren in de directe omgeving kan worden gesteld dat in de onderzoekslocatie sprake is van een vindplaats. De exacte ligging, aard, omvang, begrenzing, datering en inhoudelijke kwaliteit kan in dit stadium nog niet worden vastgesteld. Op basis van de grote hoeveelheid houtskool en concreties is er mogelijk sprake van een vindplaats samenhangend met ijzerbewerking.
 
Aanbeveling
Zowel de intacte bodemopbouw als de aanwezigheid van archeologische indicatoren geven aanleiding tot een vervolgonderzoek, tenzij de bodemingrepen beperkt blijven tot de bovenste 30 cm-mv. Het verdient aanbeveling om af te zien van diepere bodemingrepen door middel van een planaanpassing. De houtwallen zouden bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door het terrein licht op te hogen in combinatie met een niet diep wortelende beplanting.
In de gedeelten van de onderzoekslocatie waar de bodem dieper dan 30 cm-mv wordt verstoord (ter hoogte van de nieuwe bebouwing en de plantgaten voor de boomgaard) wordt aanbevolen een vervolgonderzoek (waarderende fase) uit te voeren door middel van proefsleuven (IVO-P). Het doel van een waarderend onderzoek is het vaststellen van de bovengenoemde eigenschappen van de vindplaats en het vaststellen of de vindplaats behoudenswaardig is. Voor een IVO-P is een Programma van Eisen verplicht, waarin de precieze onderzoeksopzet en randvoorwaarden nader worden omschreven. Het Programma van Eisen dient te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag of diens archeologisch adviseur.