direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kom Netterden 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000051-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom is er een nieuw bestemmingsplan nodig?

Een belangrijke aanleiding voor de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Netterden is het per 1 juli 2008 van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Wro heeft het bestemmingsplan een prominente rol in de ruimtelijke ordening toebedeeld gekregen; het is het belangrijkste juridische uitvoeringsinstrumentarium voor het ruimtelijk beleid. De Wro schrijft de verplichting voor alle nieuwe ruimtelijke plannen per 1 juli 2010 digitaal te maken.

Een andere reden is, dat voor een belangrijk deel van het plangebied het geldend bestemmingsplan 10 jaar oud is en geactualiseerd moet worden. Voor de planlocatie Slawijkseweg is in 2008 een bestemmingsplan vastgesteld. Dit plan maakt de bouw van circa 25 woningen mogelijk. De regionale woonvisie en de crisis op de woningmarkt hebben grote consequenties voor de gemeentelijke grondexploitaties. Plannen moeten verder worden uitgefaseerd en de grondprijzen worden weer marktconform. In dit bestemmingsplan worden daarom bouwmogelijkheden uit het plan Slawijkseweg slechts gedeeltelijk overgenomen en komen een aantal woningen te vervallen.

De eisen die de inwoners en gebruikers stellen aan de bebouwde omgeving zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Ook voor de ambtelijke organisatie is het wenselijk om te beschikken over een actueel bestemmingsplan dat is afgestemd op het huidige beleidskader en voldoet aan de nieuwste (digitale) standaarden.

De gemeente Oude IJsselstreek wil komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de verouderde bestemmingsplannen. In de juridisch-planologische regeling van de op te stellen bestemmingsplannen, moet een balans worden gevonden tussen de gewenste flexibiliteit enerzijds en de bescherming van bestaande belangen anderzijds. Het bestemmingsplan dient een duurzaam en actueel toetsingskader te vormen, waarin de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven op een eenvoudige en transparante wijze kan worden beoordeeld. Het streven is dat de te ontwikkelen bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, toelichting en verbeelding) op elkaar worden afgestemd (standaardisering).

Voor het opstellen van de verbeelding, de opzet en inhoud van de regels én de opzet van de toelichting voor een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Netterden wordt als leidraad gebruik gemaakt van bestemmingsplannen die in de afgelopen jaren zijn opgesteld, zoals voor de kernen Heelweg Oost en West en Sinderen. Vanzelfsprekend wordt daarbij ook rekening gehouden met bestaande beleidskaders en geldende bestemmingsplanregelingen.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied betreft nagenoeg de gehele bebouwde kom van de kern Netterden. Netterden is gelegen in het meest zuidwestelijke deel van de gemeente Oude IJsselstreek. De kern ligt ongeveer 5 kilometer ten zuidwesten van Gendringen. De plangrens volgt aan de noord- en oostzijde de bebouwingscontour van respectievelijk de Woldenburgseweg, de Netterdensestraat en Acacialaan. De zuidgrens ligt langs de Jonkerstraat/Emmerikseweg. De westgrens volgt deels de percelen aan de Emmerikseweg, de voetbalvelden en de bebouwingsgrens van camping 's Gravenhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000051-VA01_0001.jpg"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Kom Netterden vervangt de volgende bestemmingsplannen (geheel of gedeeltelijk):

Bestemmingsplan   Datum vaststelling gemeenteraad   Datum goedkeuring GS  
Kleine Kernen 2004   22 december 2005   4 juli 2006  
Kleine Kernen, locatie Slawijkseweg Netterden   18 december 2008   11 juni 2009  
Buitengebied 2000, Herziening 2002   26 februari 2004   21 september 2004  

Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004". De meeste gronden in het plangebied hebben de bestemming:

  • "Wonen" (donkergele kleur) en "Tuinen" (groene kleur)
    Daarnaast komen o.a. nog de volgende bestemmingen voor:
  • "Agrarisch gebied (lichtgroene kleur)
  • "Gemengde doeleinden"met nadere aanduiding "Horeca" (donkerrood)
  • "Maatschappelijke doeleinden" met nadere aanduidingen "algemeen, begraafplaats, kerk en nutsvoorziening" (roze);
  • "Bedrijven" (paars) en "Kwekerijen" (blauwgrijs) ;
  • "Recreatie" (geel).

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000051-VA01_0002.jpg"

Figuur 1 Plankaart bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004"

Voor de woningbouwlocatie aan de Slawijkseweg is in 2008 een bestemmingsplan vastgesteld. De locatie Slawijkseweg bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • Wonen met de bouwaanduidingen "rijwoningen", "dubbele woningen" en "vrijstaande woningen"
  • Verkeer
  • Water
  • Tuin

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000051-VA01_0003.jpg"

Figuur 2 Verbeelding bestemmingsplan Kleine Kernen 2004, locatie Slawijkseweg Netterden

Een deel van het plangebied in het zuidoosten en zuidwesten valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)". Voor dit deel van het plangebied gelden de bestemmingen "Agrarisch gebied" en "Wonen".

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000051-VA01_0004.png"

Figuur 3 Plankaart bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven door middel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en een ruimtelijke en functionele beschrijving. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is in dit hoofdstuk belicht. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten uiteen gezet.

In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld: de milieu-aspecten, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en vervolgens verkeer en parkeren. De waterhuishouding van het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 6. De juridisch bestuurlijke aspecten in hoofdstuk 7 zijn opgesplitst in de planmethode, de opzet van de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Netterden is één van de oudere kernen in de gemeente. Netterden is van oorsprong een agrarisch kerkdorp, ontstaan in het open, vlakke kommenlandschap van de Oude IJssel en de Rijn. Sinds de 11e eeuw is het dorp bewoond. Oorspronkelijk bestond het dorp uit meerdere open linten (Papenkampseweg, Netterdensestraat en Emmerikseweg), waarin verdichting heeft plaatsgevonden. Deze linten zijn later door nieuwe straten, zoals de Acacialaan, met elkaar verbonden.

Het dorp is geformeerd rond de Sint Walburgiskerk, die het dorpsbeeld in sterke mate domineert. De kerk vormt samen met de nabijgelegen cafés, de Meesterswoning en enkele imposante boerderijen en herenhuizen de kern van het dorp. In 1811, gedurende de Franse tijd, was Netterden van die omvang dat het werd erkend als zelfstandige gemeente. Na de grenscorrectie van de rijksgrens in 1816 ging Netterden in 1821 samen met Zeddam en Bergh op in de gemeente Bergh. Sinds 1863 maakt Netterden deel uit van de gemeente Gendringen en sinds 2005 van de gemeente Oude IJsselstreek.

2.2 Hoe ziet het gebied er nu uit?

2.2.1 Ruimtelijke structuur

Het dorp ligt grotendeels als lintbebouwing langs de Emmerikseweg, Netterdensestraat, Papenkampseweg en de Acacialaan. Desondanks heeft het dorp met de bebouwing in het historisch centrum rond het Walburgisplein en de verdichting aan de Bryde een redelijk compacte vorm.

Kenmerkend voor Netterden zijn de individuele panden die veel variatie in hoogte en architectuur vertonen. Hiertussen liggen open ruimtes die in gebruik zijn als tuin. In de bebouwde kom van Netterden komen weinig boerderijen voor. Er zijn behalve de kerk en cafés/zalencentra nog de school en een verenigingsgebouw als voorzieningen, maar geen winkels. De historische panden rondom de kerk grenzen direct aan de openbare ruimte, met een sterk wisselende rooilijn. De andere panden hebben voortuinen en een minder prominente rooilijnwisseling. De gebouwen in Netterden oriënteren zich op de straat.

Het bebouwingsbeeld van de Slawijkseweg en de Jonkerstraat is zeer open. Langs de Jonkerstraat bevinden zich enkele boerderijen. Alleen in het westelijk deel van dit historisch lint komen ook specifieke woningen zoals bungalows en twee-onder-een-kap woningen voor.

Tussen de historische wegen is een nieuwe buurt ontstaan, de Bryde, met individuele woningen die veel variatie vertonen. Vervolgens is er in 2008 een nieuw bestemmingsplan gemaakt, dat woningbouw mogelijk maakt tussen de Slawijkseweg en Jonkerstraat.

Groen

Het structuurgroen beperkt zich tot enkele snippers aan de Woldenburgseweg en de Bryde. Het kenmerkende groene karakter van Netterden wordt bepaald door de aanwezigheid van veel privé groen op de doorgaans grote kavels.

Water

Vanuit de kern lopen verscheidene A-watergangen naar het buitengebied, die alle uitmonden in de Hettergraaf. De A-watergangen zijn beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen de instemming nodig is van het Waterschap Rijn en IJssel.

Functionele structuur

Wonen en inwoners

De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Op 1 januari 2015 kende Netterden (inclusief buitengebied) 486 inwoners.

Bedrijven, horeca en maatschappelijke activiteiten.

Binnen het plangebied van Netterden is in beperkte mate sprake van bedrijvigheid. Detailhandel is geheel verdwenen in Netterden. Centraal gelegen in de kern zijn twee horecabedrijven en aan de Acacialaan is een pension aanwezig. Daarnaast zijn er twee hoveniersbedrijven, een klein allround aannemersbedrijf en een valbeveiligingsbedrijf gevestigd. Verder zijn er enkele bedrijven en beroepen aan huis. Er zijn geen agrarische bedrijven binnen het plangebied gelegen, maar met name aan de zuidzijde zijn nog wel agrarische gronden (weilanden) aanwezig.

De maatschappelijke voorzieningen worden gevormd door de Rooms-Katholieke St. Walburgiskerk en de schuin tegenover gelegen secretariaat/opbaarruimte van de geloofsgemeenschap aan de Netterdensestraat 8, het gildegebouw aan de Woldenburgseweg en de basisschool Walburgis aan de Emmerikseweg.

Sport

Netterden beschikt over voetbalvelden, gelegen tussen de school en de horecagelegenheid aan de Emmerikseweg 2. Verder is er bij de school een gymzaal gelegen, die ook door andere verenigingen gebruikt wordt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Omgevingswet

Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2018 in werking.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het is van belang om bij de vaststelling van bestemmingsplannen e.d. de ladder voor duurzame verstedelijking juist toe te passen. Maar voordat daaraan wordt toegekomen, moet worden bezien of de ladder wel van toepassing is. Dit zal aan de orde zijn, wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het bestemmingsplan Kom Netterden 2015 kan worden geconcludeerd, dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.

Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.

Het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Derhalve is de Omgevingsvisie en -verordening in dit kader niet relevant.

3.2.2 Woonvisie Gelderland- Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.


Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:

  • bewoners meer vrijheden en meer kansen bieden om hun woonwensen te realiseren;
  • een aanbod aan woningen en woonmilieus, dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners;
  • de provincie optredend als partner in wonen: stimulerend, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld.

Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.


Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019

Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).

Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.

De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie


De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:

  • Iedereen die wil, kan zijn woonwens in de Achterhoek waarmaken.
  • De Achterhoek is onderscheidend in kwaliteit.
  • Het aantal woningen past bij de kwantitatieve woningvraag.
  • Ontspanning op de woningmarkt betekent kansen benutten en risico's beperken.


De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.

Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025.

Vooruitlopend op de nog vast te stellen regionale woonagenda (opvolger van de regionale woonvisie en het KWP3) kan geconcludeerd worden dat de behoefte aan nieuwe woningen alleen maar minder wordt. Het aantal toe te voegen woningen tot 2025 zal voor de gemeente Oude IJsselstreek nog verder naar beneden worden bijgesteld met 10 %.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. In het plandeel "Slawijkseweg" is het mogelijk om nog nieuwe woningen te bouwen. Dit zijn er echter minder dan mogelijk was op grond van het bestemmingsplan "Kom Netterden, Locatie Slawijkseweg".Met o.a. het oog op de regionale woonvisie en de daaruit voortvloeiende afspraken over het aantal nieuw te bouwen woningen is ervoor gekozen om 7 bouwpercelen te laten vervallen.

3.3.2 Regionale structuurvisie Achterhoek

In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:

  • een grotere dynamiek in de regio (door onder andere versterking van de regionale economie en het regionale woning- en voorzieningenaanbod);
  • het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten (zoals rust, ruimte en groen en kleinschaligheid).

De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:

  • de karakteristieke, relatief kleine schaal van zoveel mogelijk kernen in de Achterhoek behouden;
  • de leefbaarheid in dorpen en kleine kernen verbeteren.

Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015", zodat het plan niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie Achterhoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025

De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.

Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Uitbreiding van bedrijventerreinen is hiermee vooralsnog niet te verwachten. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebieden voor industriële ontwikkeling gelegen.

De gemeente zet in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.

Het bestemmingsplan "Kom Netterden" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.

3.4.2 Omgevingsvisie

Eind 2014 is het traject gestart voor het opstellen van een nieuwe omgevingsvisie, die de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 zal vervangen. Deze structuurvisie is namelijk niet meer toereikend in de huidige tijd. De gemeente heeft te maken met ontwikkelingen zoals de decentralisaties, veranderende bevolkingssamenstelling en de omgevingswet. Aanleiding genoeg om te werken aan een nieuwe ruimtelijke structuurvisie (omgevingsvisie) voor de gemeente Oude IJsselstreek.

Waarom is het tijd voor een nieuwe structuurvisie, de omgevingsvisie?

  • De eerdere visie is ingestoken vanuit een nadrukkelijke gemeentelijke visie op diverse sectorale thema's en sluit daarbij niet aan bij hoe wij nu als gemeente kijken naar de netwerksamenleving. Het vraagt immers van de gemeente om meer faciliterend te zijn in plaats van puur kaderstellend. Dus van een visie – ingestoken vanuit de maakbaarheid van de samenleving – naar een visie dat echt uitgaat van waar de samenleving om vraagt. Er wordt dan ook meer de aansluiting gezocht bij de wensen, ideeën en uitgangspunten vanuit de samenleving.
  • De huidige structuurvisie is opgesteld in een tijd waarin de gevolgen van de krimp nog onvoldoende werden onderkend. Dit houdt in dat het huidige beleidskader onvoldoende inspeelt op de gevolgen van de demografische veranderingen voor de leefbaarheid van de kernen, de woningmarkt, de voorzieningen, etc.

De omgevingsvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied, waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De gemeenteraad zal de omgevingsvisie vaststellen. Hiervoor zal eerst een inventarisatie plaatsvinden van de huidige stand van zaken, alvorens de hoofdlijnen voor het toekomstig ruimtelijk beleid beschreven kunnen worden. Ook wordt beschreven op welke wijze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties zullen worden betrokken bij het proces.

3.4.3 GVVP 2012-2020

In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.

In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op

  • het goed functioneren van de verkeersnetwerken voor (vracht)auto, fiets en openbaar vervoer;
  • de bereikbaarheid van de kernen;
  • parkeren en
  • het beïnvloeden van keuzegedrag door reizigers.

De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).

Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:

  • een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers;
  • een hiërarchisch opgebouwd, maar samenhangend wegennet, met een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en winkelgebieden;
  • bundeling van doorgaand verkeer daar waar het hoort (op de hoofdwegen), waardoor de overlast van het doorgaande verkeer tot een minimum wordt beperkt.

Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:

  • prioriteit in uitvoering
  • regionale mobiliteitsagenda
  • geplande (onderhoud)werkzaamheden en
  • financiering.

Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.


In het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.

3.4.4 Beleidskader "groen groeien naar 2020"

De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.

Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.

In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.

In het bestemmingsplan Kom Netterden 2015 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat structureel groen binnen het plangebied specifiek als zodanig is bestemd.

3.4.5 Welstandsnota

Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. De historische kern en bebouwingslinten vormen de hoofdstructuur van Netterden. Hier is welstandsniveau 1 van toepassing. De kern en linten stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel historische gebouwen voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. Voor de overige deelgebieden geldt het reguliere welstandsniveau (niveau 2). Het aanzicht van het dorp vanuit het buitengebied vraagt bijzondere aandacht, waarbij wordt gestreefd naar een ingetogen en evenwichtig bebouwingsbeeld.

3.4.6 Samenvatting

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Planuitgangspunten

In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke en functionele structuur aan de orde. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

4.1.1 Beheergebieden

Het bestemmingsplan "Kom Netterden 2015" is overwegend consoliderend van aard en heeft hiermee een beheerskarakter. De bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is dan ook als zodanig bestemd. Een woning is dan ook als woning bestemd, en een bedrijf als bedrijf. Er worden geen nieuwe functies toegestaan met dit plan, waardoor er geen ingrijpende veranderingen in de functionele structuur van Netterden plaatsvinden. Om onnodige starheid te voorkomen is bij elke bestemming gekeken welke mogelijkheden voor ontwikkelingen of veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meer of mindere mate mogelijk.

4.1.2 Plangebied Slawijkseweg

Voor een locatie begrensd door de Slawijkseweg, Kapellestraat, Jonkerstraat en Acacialaan is in 2008 een bestemmingsplan ten behoeve van woningbouw ontwikkeld. Met dat bestemmingsplan (Kleine Kernen, locatie Slawijkseweg Netterden) wordt op deze locatie de bouw van 31 woningen mogelijk gemaakt en zijn verschillende woningcategorieën mogelijk: vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen.

De crisis op de woningmarkt heeft grote consequenties voor de gemeentelijke grondexploitaties. Plannen moeten verder worden uitgefaseerd en de vraag naar verlaging van de grondprijzen neemt toe. Ook de exploitatie van het plan Slawijkseweg wordt aangepast. Met dit bestemmingsplan worden zeven bouwkavels geschrapt en bestemd tot "groen".

Ontsluiting van de locatie vindt plaats door een toegangsweg (De Kamp) vanaf de Acacialaan of vanaf de Jonkerstraat/Kapellestraat. De Kapellestraat vanaf de Slawijkseweg tot aan de Kamp zal worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer door middel van het plaatsen van paaltjes. Voor fietsers en voetgangers blijft dit deel bereikbaar.

4.1.3 Locatie Emmerikseweg 1

De eigenaren van het horecabedrijf op het perceel Emmerikseweg 1 te Netterden, hebben verzocht om de bedrijfswoning uit het bestaande horecapand te mogen halen en een nieuwe bedrijfswoning te bouwen op het perceel tussen het bestaande horecapand en de weg De Bryde. Het betreffende perceel is nu ingericht als tuin, inrit en moestuin. Hierbij komt de dienstwoning van de horecagelegenheid buiten het oorspronkelijke pand en wordt het oorspronkelijke pand verbouwd, waarbij op de verdieping bed & breakfastappartementen komen. Hiervoor vindt echter geen ingrijpende verandering in de functionele structuur van kom Netterden plaats. Door het verplaatsen van de bedrijfswoning van het bestaande pand naar nieuwbouw in de tuin is er geen sprake van toevoeging van nieuwe woningen in het kader van de woningcontingentering. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.

4.1.4 Locatie Jonkerstraat 15/15A

Door de eigenaren van het perceel Jonkerstraat 15/15A is verzocht om het woningcontingent van Jonkerstraat 15A (perceel GDG00H 633) te verplaatsen naar de schuur (perceel GDG00H 1092). In deze situatie (het verplaatsen van het woningcontingent) betekent de bouw van een nieuwe woning geen extra toevoeging van een woningcontingent. Daarnaast is er sprake van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, omdat er oude schuren worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe bebouwing. Er vindt dus ook geen toevoeging van extra bebouwing plaats. De bouw van de nieuwe woning vindt plaats op hetzelfde perceel als deze is onttrokken. Er is gekeken naar een goede stedenbouwkundige inpassing, waarbij o.a. aandacht is voor de situering van bijgebouwen en een landschappelijke inpassing met inheemse beplanting. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.

4.2 Ruimtelijke en functionele uitgangspunten

Hieronder wordt ingezoomd op de belangrijkste ruimtelijke en functionele uitgangspunten van dit bestemmingsplan.

4.2.1 Algemeen

De gemeente Oude IJsselstreek heeft voor het actualiseren van haar bestemmingsplannen een Handboek bestemmingsplannen opgesteld. In dit handboek wordt een handleiding gegeven voor het standaardiseren van bestemmingsplannen. Er zijn normen vastgesteld waaraan bestemmingsplannen van de gemeente moeten voldoen, zodat de herkenbaarheid, kwaliteit en uniformiteit (inhoudelijk en technisch) gewaarborgd is. Het beschikbaar hebben van uniforme plannen heeft voordelen op het gebied van bruikbaarheid, raadpleegbaarheid, klantvriendelijkheid, rechtszekerheid en efficiency.

4.2.2 Wonen en tuin

Het bestemmingsplan " Kom Netterden 2015" voorziet in een planologische regeling voor het plangebied. Afgezien van in paragraaf 4.1.2 t/m 4.1.4 genoemde ontwikkelingen, bevat het plangebied geen locaties waar nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. In de bestaande bebouwde kom maakt dit bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande woningen en de bouw van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de grootte van percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Wonen

Het meest voorkomende gebruik in de kern Netterden is de bestemming " wonen". Binnen deze bestemming zijn naast " wonen" ook "aan huis verbonden beroepen" mogelijk. Wel gelden hier een aantal voorwaarden, omdat de woonfunctie niet in het geding mag komen en de ruimtelijke impact gering moet blijven. Bedrijvigheid aan huis en " bed en breakfast" wordt overal binnen de woonbestemming door middel van een afwijking van gebruiksregels toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Dit geldt tevens voor het toestaan van bijzondere woonvormen.

Tuin

Voortuinen worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker). Naar de weg gekeerde zijtuinen zijn tevens als " tuin" bestemd. Uitzonderingen hierop zijn zijtuinen van percelen die grenzen aan de bestemming "groen" of zijtuinen waarvan de ruimtelijke impact van eventuele bebouwing, vanwege de ruimtelijke situatie ter plaatse, zeer gering is.

Tuin-Gaarde

Een groter perceel aan de rand van het dorp, welke in gebruik is als paarden- en/of schapenweide (en daarmee vergelijkbaar) en welke niet beroepsmatig gebruikt wordt, wordt in dit bestemmingsplan bestemd tot 'tuin-gaarde'. Hiermee regelt het bestemmingsplan het gebruik en daarmee het open blijven van dit terrein (karakteristiek van het plangebied blijft zo in stand).

4.2.3 Bedrijf, gemengd, horeca, maatschappelijk en sport

Bedrijf

Alle bestaande bedrijven hebben een bestemming overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan, of verleende vrijstelling, gekregen. Hiermee wordt gewaarborgd, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend. Zodra dit bedrijf zijn activiteiten beëindigd, kan er onder voorwaarden een ander bedrijf uit dezelfde of een lagere categorie op de betreffende locatie worden gevestigd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Voor al deze bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn in principe uitgesloten.

Beroepen of bedrijven aan huis worden niet als "bedrijf" bestemd maar vallen onder de bestemming "wonen".

Horeca

De beide horecazaken aan de Emmerikseweg 1 en 2 hebben de bestemming " Horeca" met de nadere aanduiding "horeca tot en met categorie 2".

Gemengd

Om de kerk multifunctioneel te kunnen gebruiken is de bestemming "Gemengd 1" toegekend. "Gemengd 1" bestaat uit de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Cultuur en ontspanning" met nadere aanduidingen. Hierdoor is het mogelijk om de kerk naast het gebruik voor kerkdiensten ook te gebruiken voor bijv. concerten of tentoonstellingen. Ook voor de school is gekozen voor een "gemengde" bestemming, te weten "Gemengd 2". Mocht er leegstand komen in de school, dan zouden hierin bijv. zaken als een kantoor, dienstverlening en diverse andere maatschappelijke functies gevestigd kunnen worden.

Maatschappelijk

Verder worden de overige maatschappelijke voorzieningen, zoals de het verenigingsgebouw en het secretariaat/opbaarruimte bestemd met "Maatschappelijk".

Sport

De voetbalvelden met kantine en omkleedruimtes worden bestemd met 'Sport'.

4.2.4 Agrarisch, groen, verkeer- verblijfsgebied en water

Agrarisch

Binnen het plangebied liggen agrarische gronden. Het betreft voornamelijk onbebouwde gronden. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen. Met een afwijkingsmogelijkheid kan een schuilgelegenheid voor vee worden gebouwd.

Groen

Het structuurgroen aan de Woldenburgseweg en de Bryde is bestemd als "Groen". Het gebied aan de Slawijkseweg, waar de bouwkavels zijn vervangen, krijgt een bestemming "Groen". Binnen deze bestemming is o.a. ook waterberging toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied

De wegen in de bebouwde kom worden bestemd als "Verkeer- Verblijfsgebied". Het is een flexibele bestemming, zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen en andere binnen deze bestemming passende functies.

Water

Vanuit de kern lopen verschillende A-watergangen naar het buitengebied, die allemaal uitmonden in de Hettergraaf. De A-watergangen zijn beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen toestemming nodig is van het Waterschap. De watergangen in eigendom van het Waterschap krijgen de bestemming "Water".

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteitseisen, geluid, externe veiligheid en overige hinder en risico's. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.

Duidelijk moet zijn dat onderhavig komplan een actualisatie betreft van reeds bestaande bestemmingsplannen en eerder verleende vrijstellingen, en dus reeds bestaande situaties. Nu reeds sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan de verschillende omgevingsaspecten. De hieronder genoemde milieutechnische aspecten worden daarom slechts in algemeenheid beschreven.

5.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.1.1 Bodem

Onderzoeksplicht

Er is plicht om onderzoek te doen naar onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied. Er moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.

Doel

De provincie Gelderland heeft als doel gesteld dat er in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

Locaties

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties gelden dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.

Wat betekent dit voor het plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situatie, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de bodemgeschiktheidsverklaring onderdeel uit van het bouwverordening, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt. Daarmee kan worden zeker gesteld dat vóór de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect bodem.

Locatie Emmerikseweg 1

Op 9 oktober 2014 is voor het perceel Emmerikseweg 1 te Netterden ter plaatse een bodemonderzoek uitgevoerd door Ecopart BV (projectnummer 15949, bijlage 1). Vervolgens heeft op 11 december 2014 een onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van een teerhoudende asfaltverharding. De conclusie in het rapport van Ecopart d.d. 23 december 2014 nummer 15949, versie 2.0 (bijlage 2) luidt als volgt: “Er is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar tegen het gebruik van de locatie inzake de geprojecteerde nieuwbouw van een bedrijfswoning”. Wel wordt geadviseerd bij de ontwikkeling van de locatie te werken met een gesloten grondbalans. De aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond kunnen bij eventuele afvoer van grond beperkingen opleveren te aanzien van het (her)gebruik van de grond, omdat dan andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Afhankelijk van de kwaliteit, hoeveelheid en beoogde bestemming van de vrijkomende grond kan worden overwogen een partijkeuring op de grond uit te voeren om de hergebruikmogelijkheden te bepalen. Gezien de aanwezigheid van een asfaltverharding op een deel van de onderzoekslocatie, welke teerhoudend is, wordt er aanbevolen om het vrijkomende asfalt af te voeren naar een vergunde verwerker.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.


Locatie Jonkerstraat 15A

Op 8 december 2015 is voor het perceel Jonkerstraat 15A te Netterden een bodemonderzoeksrapport uitgebracht door Ecopart BV (projectnummer 16067, versie 1.0, bijlage 6). Uit dat onderzoek is gebleken, dat de bovengrond op de betreffende locatie plaatselijk matig is verontreinigd met de polycyclische aromatisch koolwaterstroffen (PAK). Tevens zijn in de bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten gemeten voor zink, kwik, kobalt, minerale olie en PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met de polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Het grondwater is niet verontreiningd voor wat betreft de onderzocht parameters. Met betrekking tot het matig verhoogd aangetroffen gehalte aan PAK in de bovengrond ter platse van boring B04, dient nader bodemonderzoek plaats te vinden waarbij de omvang van de aangetroffen verontreiniging in zowel horizontale als verticale richting dient te worden bepaald. Het nader onderzoek dient tevens ter vaststelling of er sprake is van een ernstige verontreiniging (hiervan is sprake indien voor een grondvolume van ten minste 25 m3 de gemiddelde concentratie van één verontreinigde stof de interventiewaarde overschrijdt), of er sprake is van saneringsnoodzaak en of er sprake is van spoedeisendheid.

Vervolgens heeft op 18 januari 2016 een nader onderzoek plaatsgevonden naar de mate van PAK verontreiniging. De conclusie in het rapport van Ecopart d.d. 1 februari 2016 nummer 16082, versie 1.0 (bijlage 7) luidt als volgt: “Op de onderzoekslocatie is een verontreinigingsspot met een matige verontreiniging met PAK aangetoond. Het betreft geen geval van ernstige bodemverontreiniging. Derhalve hoeft niet te worden bepaald of er met spoed gesaneerd dient te worden. Er dient bij een eventuele toekomstige ontwikkeling rekening te worden gehouden met verhoogde kosten voor afvoer van grond dat niet voldoet aan de door de gemeente Oude IJsselstreek vastgestelde gebiedskwaliteit ".

Conclusie

De grond van de matig verontreinigde locatie dient voorafgaand aan de bouw te worden verwijderd, zodat het totale perceel aan de bodemkwaliteit "wonen" voldoet. Indien dit ten tijde van de vergunningverlening nog niet is verwijderd, zal dit als voorwaarde worden opgenomen in de te verlenen omgevingsvergunning. De vergunning treedt dan pas in werking nadat een schoon grond verklaring is afgegeven.

5.1.2 Geluid

Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.


Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.


Voor de wegen gelegen binnen het plangebied geldt een snelheid van ten hoogste 30 km/uur.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect geluid.

Locatie Emmerikseweg 1

Aangezien hier sprake is van een nieuwbouwlocatie zal moeten worden aangetoond dat er voldaan wordt aan de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is 48 dB. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidszone (art. 74 lid 2 onder b, Wgh). Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de Emmerikseweg ook onderzocht. Uitgaande van 1100 mvt/etmaal zonder zwaar vrachtverkeer, klinkerverharding, 30 km per uur bedraagt de gevelbelasting op 8 m van de wegas 59 dB minus 5 dB wettelijke aftrek wordt 54 dB. Hiermee wordt voldaan aan een goed woon en leefklimaat. In het kader van de omgevingsvergunning wordt aan de hand van een akoestisch onderzoek aangetoond dat de binnenwaarde in gevoelige ruimten van de woning maximaal 33 dB is gebaseerd op een gevelbelasting van 59 dB. Een gevelwering van 59-33 is 26 dB is door het bij de bouw aanbrengen van extra voorzieningen haalbaar.

Conclusie

Door het aanbrengen van extra voorzieningen tijdens de bouw is sprake van een goed woon- en leefklimaat en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.


Locatie Jonkerstraat 15A

Aangezien hier sprake is van een nieuwbouwlocatie zal moeten worden aangetoond dat er voldaan wordt aan de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is 48 dB. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidszone (art. 74 lid 2 onder b, Wgh). Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de Jonkerstraat ook onderzocht. In 2011 en 2012 hebben er verkeerstellingen aan de Jonkerstraat plaatsgevonden. Voor het maatgevende jaar 2026 is een geluidbelasting berekend van 45 dB op 13 m van de wegas van de Jonkersstraat. Hiermee wordt onder de (voorkeurs-)grenswaarde van 48 dB gebleven en is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. 

5.1.3 Lucht

Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Hierbij geldt:

- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;

- voor infrastructuur bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;

- voor kantoorlocaties is met minder dan 100.000 m² brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m² brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen, ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect luchtkwaliteit. Bovendien zal door het toevoegen van twee woningen geen sprake zijn van verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek kan achterwege blijven.

5.1.4 Externe veiligheid

Doel

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

Het doel is zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het gaan om ongevallen die te maken hebben met een stationaire bron (blijft op dezelfde plek, zoals propaanopslag) of bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (zoals ammoniak) maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico’s, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico’s worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).


Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) in werking getreden Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.


Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.


Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een harde grenswaarde van 10-6. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke grenswaarde van 10-5 (tot 3 jaar na het vaststellen van een bestemmingsplan). Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld LPG-stations - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd.
Ten aanzien van het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.


Het bestemmingsplan dient bij de bestemmingskeuzen rekening te houden met de grenswaarden, richtwaarden en afstanden uit het Bevi. Concreet betekent dit dat nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen wordt uitgesloten. Voor de bestaande risicovolle inrichtingen geldt als uitgangspunt dat deze planologisch worden vastgelegd in hun huidige omvang.


Locaties


Een overzicht van de locaties van de inrichtingen in Oude IJsselstreek die onder de werking van het Bevi en de Revi vallen of waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen is weergegeven op de Risicokaart provincie Gelderland.


Om inzicht te krijgen in de externe veiligheidssituatie is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Op de provinciale risicokaart worden naast risicobronnen ook kwetsbare objecten weergegeven. In de onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen in en in de directe omgeving van het plangebied weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000051-VA01_0005.png"

De basisschool, een metaalbedrijf en een ponycamping zijn als kwetsbare objecten in bovenstaande kaart aangegeven. Op bovenstaande risicokaart is te zien dat er één inrichting is aangegeven met ontplofbare stoffen. Het gaat hier om MRJ Products aan de Bryde 23 te Netterden. Dit is een webwinkel, die handelt jachtartikelen. Onder voorwaarden is hier de opslag van munitie toegestaan. Verder zijn er geen inrichtingen in de directe omgeving van Netterden.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.1.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelastings- en afstandsnormen een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

In het plangebied worden twee nieuwe geurgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de vorm van een woning aan de Emmerikseweg 1 en Jonkerstraat 15/15A. Ten opzichte van de Emmerikseweg 1 is het agrarisch bedrijf aan de Emmerikseweg 41 het dichtsbij gelegen en ligt op 500 m afstand. Ten opzichte van de Jonkerstraat 15/15A ligt het agrarisch bedrijf aan de Jonkerstraat 19A het meest dichtbij. Deze ligt op een afstand van 415 m. De minimaal aan te houden afstand op grond van het Activiteitenbesluit bedraagt 100 meter. Aangezien er verder in de directe omgeving geen veehouderijen zijn gelegen, is er geen sprake van geurhinder van veehouderijen op de nieuwe woningen. Andersom is er - gezien de grote afstand - geen sprake van belemmeringen voor de veehouderij door de bouw van nieuwe woningen.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.1.6 Overige hinder en risico's

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Hierin is de potentiële milieubelasting voor een hele reeks van bedrijven bepaald aan de hand van een aantal milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Op basis van de milieuaspecten wordt de milieucategorie van een bedrijfstype bepaald. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De in de bedrijvenlijst geadviseerde afstanden zijn gericht op het omgevingstype "rustige woonwijk" of "gemengd gebied".

In de directe nabijheid van de kern bevindt zich één metaalbewerkingsbedrijf. Uit bodemonderzoek is gebleken, dat op de locatie een grondwaterverontreiniging aanwezig is. Deze is door de provincie
Gelderland (bevoegd gezag) beoordeeld als 'ernstig en niet spoedeisend'. Verder dient dit bedrijf zich te houden aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die door de aanwezigheid van het bedrijf worden beperkt of waardoor het bedrijf zal worden beperkt. Het bestemmingsplan Kom Netterden 2015 legt voornamelijk de bestaande (legale) situatie vast. Enige locatie waar nog ontwikkelingen mogelijk zijn, is de locatie Slawijkseweg. Dit betreft feitelijk al een planologisch vastgestelde en onherroepelijke situatie.


Het aspect overige hinder en risico's vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Hoofdzakelijk volgt dit uit het feit dat de actualisatie van dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.

Locatie Emmerikseweg 1

Voor restaurants e.d. wordt in de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering een indicatieve afstand van 10 meter gehanteerd. Een woning is een milieugevoelige functie. Omdat het hier een bedrijfswoning betreft hoeft de nieuwe woning niet te worden getoetst aan de eigen horeca inrichting. Wel moet gekeken worden of de nieuwe bedrijfswoning voor omliggende bedrijven een belemmering gaat vormen. Tegenover de nieuwe bedrijfswoning ligt een andere horeca-inrichting. De bestaande bedrijfswoning is dichterbij gelegen dan de nieuw te bouwen bedrijfswoning. De nieuwe bedrijfswoning levert wat betreft de milieuzonering geen extra problemen op voor de tegenovergelegen horeca-inrichting.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. 

Locatie Jonkerstraat 15A

In de directe nabijheid van de locatie Jonkerstraat 15A zijn geen bedrijven gelegen, die belemmerd zullen worden door de bouw van de nieuwe woning.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. 

5.1.7 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen, wonen en werken is een verzamelnaam voor extra aandacht voor: energie- en waterbesparing, milieuvriendelijke en herbruikbare bouwmaterialen en een gezond binnenmilieu.

In nieuwbouw wordt duurzaamheid steeds belangrijker en al vaak standaard meegenomen. Zo moeten nieuwbouw woningen aan steeds strengere eisen voldoen op energiegebied (de EPC, de energie prestatie coëfficiënt) vanaf 1 januari 2015 moeten nieuwe woningen voldoen aan een EPC van 0,4. De verwachting is dat in 2020 nieuwe woningen ten slotte volledig energieneutraal gebouwd worden.

Naast nieuwbouw ligt er een belangrijke opgave om de bestaande bouw te verduurzamen. De acht Achterhoekse gemeenten hebben samen met de regio Achterhoek, de provincie Gelderland, Bouwend Nederland, de Achterhoekse corporaties en verschillende onderwijsinstellingen de Stichting Achterhoek Duurzaam Verbouwen (ADV) opgericht. Dit met als doel om de bestaande bouw in de Achterhoek energiezuiniger te maken en te verduurzamen. Energiezuinige gebouwen zorgen voor meer wooncomfort en een lage energierekening. Verder helpen duurzame gebouwen de regio bij het realiseren in haar ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Door minder energie te gebruiken en regionaal duurzame energie op te wekken uit wind, zon en biomassa wil de Achterhoek dit bereiken.

Om mensen op weg te helpen hun huis duurzaam te maken, heeft de regio Achterhoek een lijst met maatregelen opgesteld. De maatregelen zijn onderverdeeld in vijf thema's: energie, materialen, water, binnenklimaat en toekomstgericht bouwen. De lijst gaat uit van nieuwbouw maar geeft ook inzicht in eventuele aanpassingen in bestaande bouw.

Energieverbruik verminderen kan door energiebesparende maatregelen toe te passen maar ook door het zelf opwekken van energie. Een bekend voorbeeld hiervan is het zonnepaneel. De laatste jaren zijn de energiekosten flink gestegen. Een investering in energiemaatregelen werkt kostenbesparend en verhoogt tegelijkertijd het comfort. De woning heeft een goed binnenklimaat; het ventilatiesysteem is automatisch geregeld, er is geen tocht en de verwarming wordt als aangenaam ervaren.

Voorbeelden van verantwoord materiaalgebruik zijn beperking van bouwafvalstoffen en het gebruik van duurzame materialen, zoals hout met het FSC-keurmerk. Een woning gebouwd met duurzame en verantwoorde materialen levert voor de bewoner een gezonde en comfortabele leefomgeving op.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Cultuurhistorie

De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.

Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische waardenkaart (vastgesteld op 5 maart 2015) geeft een duidelijk overzicht van deze bekende en zichtbare waarden. Bekende waarden omdat het om reeds geïnventariseerde waarden gaat. Zichtbare waarden omdat het om elementen of herkenbare restanten van elementen gaat die in het huidige landschap zichtbaar zijn. De archeologische en cultuurhistorische waardenkaart vormen samen een geheel overzicht van het erfgoed van de gemeente.

Te zien zijn bijvoorbeeld religieuze gebouwen, grenspalen en landweren, (voormalige) kastelen, (rijks)monumenten, historisch groen, afwateringsstructuren, oude verkavelingspatronen en bebouwingsstructuren.

Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is een overzichtelijk product te presenteren waarop de zichtbare bovengrondse cultuurhistorische waarden op een heldere manier zijn weergegeven en makkelijk raadpleegbaar zijn. Het gaat nadrukkelijk niet om een geschiedschrijving, maar om een ruimtelijke inventarisatie die een eerste indruk van de nog aanwezige cultuurhistorische waarden biedt. Op deze manier kan de gemeente de cultuurhistorische waarden zo mogelijk inpassen, beschermen en/of versterken via het gemeentelijk ruimtelijk beleid (bestemmingsplannen en structuurvisies).

In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Netterden en het plangebied. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name een woongebied) niet noodzakelijk.

5.2.2 Erfgoedverordening

Eerder kenden we de monumentenverordening. Die beschermde slechts een klein deel van ons cultureel erfgoed. De op 5 maart 2015 vastgestelde erfgoedverordening gaat breder en neemt zo ook het archeologisch erfgoed mee. Daarbij gaat de erfgoedverordening een actueel toetsingskader vormen voor aanvragen die het cultureel erfgoed in de gemeente Oude IJsselstreek betreffen en kunnen aantasten.

De erfgoedverordening is een toetsingskader bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Voldoet bijvoorbeeld een bouwaanvraag niet aan de regels in deze verordening omtrent monumenten of archeologie, dan moet de aanvraag worden geweigerd.

In het plangebied zijn de volgende (rijks)monumenten aanwezig:

Rijksmonumenten

Walburgisplein 1   Rooms Katholieke Walburgiskerk  
Walburgisplein 4   Pastorie  


Gemeentelijke monumenten

Acacialaan 9   Woonhuis  
Acacialaan 25   Boerderij  
Emmerikseweg 2   Voormalig schoolgebouw  
Emmerikseweg 4   Schoolgebouw  
Emmerikseweg 35-37   Boerderij  
hoek Netterdensestraat/Woldenburgseweg   Brandspuithuisje  
Papenkampseweg 7-N001   Trafohuisje  
Walburgisplein 1   Hekwerk, barenhuisje en ommuring  
Walburgisplein 2   Schoolmeesterswoning  
Walburgisplein 4 (pastorie)   Smeedijzeren hekwerk  
Woldenburgseweg 1   Verenigingsgebouw  

5.2.3 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Voor het gehele grondgebied van onze gemeente is een inventarisatie uitgevoerd. Er is gekeken waar al archeologische waarden bekend zijn en er is gekeken of er op andere plekken archeologische resten te verwachten zijn. Al deze gegevens (uit eerdere onderzoeken, literatuurstudie en kennis van de geologie en geomorfologie) zijn samengevoegd en verwerkt tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Gemakshalve spreken we hieronder van de archeologische waardenkaart.

In de archeologische waardenkaart worden een aantal waarden en verwachtingen benoemd. Afhankelijk van de waarde of verwachting geldt er een andere maatregel:

Waarde/ verwachting   Soort   Maatregel (verplichting tot onderzoek)   Maatregel (verplichting tot onderzoek)  
Waarde   Rijksarcheologische vindplaatsen (AMK-gebieden)   Vergunningverlening via het Rijk   Vergunningverlening via het Rijk  
Waarde   Gebied met archeologische waarde   50 m2   Dieper dan 30 cm  
Verwachting   Dorpskern van voor 1850   100 m2   Dieper dan 30 cm  
Verwachting   Hoog   250 m2   Dieper dan 30 cm  
Verwachting   Gematigd   1.000 m2   Dieper dan 30 cm  
Verwachting   Specifiek (rivierdal)   5.000 m2    Dieper dan 30 cm  
Verwachting   Laag   n.v.t.   n.v.t.  

Indien een omgevingsvergunning wordt ingediend (voor bouwen of het roeren van de grond), dan wordt eerst gekeken in welk gebied gebouwd gaat worden. Zie de tabel hierboven. Dan is snel duidelijk of er archeologisch onderzoek nodig is.

Het grootste deel van het plangebied kent een hoge archeologische verwachting. Een klein deel aan de zuid/zuidwestkant kent een middelhoge archeologische verwachting.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft immers een actualisatie), hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. Wel zal in de regels de dubbelbestemmingen 'Archeologische verwachting 1 en 2' worden opgenomen, die in bepaalde gevallen een verplichting oplegt tot het doen van archeologisch vooronderzoek bij nieuwe ontwikkelingen.

Mochten tijdens toekomstige graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit zonder uitstelling aan het bevoegd gezag, de gemeente Oude IJsselstreek, te worden gemeld. Het bevoegd gezag beslist of de locatie definitief kan worden vrijgegeven.

Locatie Emmerikseweg 1

Door Synthegra te Zevenaar is een bureauonderzoek in combinatie met een karterend booronderzoek uitgevoerd op het perceel Emmerikseweg 1 te Netterden (rapportnummer S140095 d.d. 16-10-2014, bijlage 3). Naar aanleiding daarvan is de volgende conclusie getrokken: "De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de late middeleeuwen, en de hoge verwachting voor de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. Op grond van het onderzoek wordt voor het plangebied derhalve geen vervolgonderzoek geadviseerd." Dit selectieadvies wordt door de regionaal archeoloog onderschreven in het advies van 3 december 2014 (zie bijlage 4).

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Locatie Jonkerstraat 15A

Door Synthegra te Zevenaar is een bureauonderzoek in combinatie met een karterend booronderzoek uitgevoerd op het perceel Emmerikseweg 15A te Netterden (rapportnummer S150111 d.d. 17-11-2015, bijlage 8). Naar aanleiding daarvan is de volgende conclusie getrokken: "De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de late middeleeuwen, en de hoge verwachting voor de nieuwe tijd kan op grond van de resultaten van hetveldonderzoek naar laag worden bijgesteld. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd." Dit selectieadvies wordt door de regionaal archeoloog onderschreven in het advies van 28 december 2015 (zie bijlage 9).

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.3 Flora en fauna

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.


In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.


Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter, nu het de reeds bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in onderhavig bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten.

Locatie Emmerikseweg 1

Op de locatie van de nieuwbouw is onderzoek gedaan door Buro 36 te Arnhem (zie bijlage 5) omtrent de vraag of flora & fauna onderzoek noodzakelijk is. De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom van Netterden. Het plangebied omvat enkel een moestuin en een circa 2 meter hoge coniferenhaag. Op de locatie van de geplande ontwikkeling zijn geen soorten uit de Flora- en Faunawet te verwachten. Eindconclusie is dat een aanvullende natuurtoets en/of quickscan niet noodzakelijk is.

Conclusie

Het aspect flora & fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan

Locatie Jonkerstraat 15A

Door Econsultancy te Doetinchem is op 12 november 2015 een rapport quick scan flora en fauna uitgebracht (bijlage 10). Er is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor planten- en diersoorten, die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben. In de conclusie van het rapport is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. Geconcludeerd is dat er alleen ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen nadere maatregelen dienen te worden getroffen. Voorafgaand aan de sloop dienen vleermuiskasten in de directe omgeving te worden opgehangen. De vleermuiskasten dienen binnen een straal van 100 – 200 meter op minimaal 3 meter hoogte te worden opgehangen, waarbij rekening dient te worden gehouden met een vrije aan-/uitvliegroute. Het aantal kasten dat dient te worden opgehangen is minimaal 4. In de nieuwbouw dienen eveneens vleermuiskasten te worden opgehangen of te worden ingebouwd, waarbij het laatste de voorkeur heeft.

Conclusie

Het aspect flora & fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan met in achtneming van het bovenstaande advies ten aanzien van het plaatsen van vleermuiskasten.

5.4 Verkeer en parkeren

5.4.1 Infrastructuur

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt geen bijzondere problemen met zich mee. Er is voor gekozen om de verblijfsgebieden (zoals de 30 km-zones) als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.

5.4.2 Parkeren

Door het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden geregeld. Om bij nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijziging toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten parkeerplaatsen aan te leggen, is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene regels van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is dit geregeld in artikel 16.2 "Voldoende parkeergelegenheid". Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers. Het CROW is het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. In de parkeerkencijfers is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd.
De CROW-stedelijkheidscategorie van Oude IJsselstreek is 'weinig stedelijk' (kernen Ulft, Gendringen, Terborg, Silvolde en Varsseveld) en 'niet stedelijk' voor de overige kernen in de gemeente. De parkeernormen kennen een bandbreedte (een minimum- en een maximumnorm). In principe geldt de maximale parkeernorm. Alleen wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn kan worden toegestaan dat van dit maximum wordt afgeweken.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

De relatie tussen water en ruimte is tweeledig: waterkwaliteit en kwantiteit beïnvloeden ruimtelijke ontwikkelingen en deze beïnvloeden het waterbeheer. In dit hoofdstuk krijgt u meer informatie over water in de ruimtelijk planvorming.

6.2 Beleid

6.2.1 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

6.2.2 Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel 2010-2015

De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving in de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.

6.2.3 Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.

Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:

Water is een drager voor een gezonde economie;

Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving;

Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;

Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.

De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:

  • 1. Een juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit ten behoeve van de landbouwproductie;
  • 2. Meer recreanten in de gemeente op het gebied van waterrecreatie;
  • 3. Afname van grondwateronttrekkingen schaadt het industriële proces niet;
  • 4. Aangenaam woonklimaat waarin water een ontmoetingsplaats is;
  • 5. Balans tussen rode, groene en blauwe functies;
  • 6. Bewustwording verantwoord watergebruik en duurzaam waterbeheer;
  • 7. Het watersyteem maakt deel uit van een gezond ecosysteem;
  • 8. Verminderen areaal verdroogde gebieden in overeenstemming met het vastgestelde beleid;
  • 9. Een gezond en veilig watersyteem;
  • 10. Een gezonde en veilige waterketen.

6.2.4 Waterthema's en vertaling in het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Voor de ontwikkelingen aan de Emmerikseweg 1 en Jonkerstraat 15/15A is gekeken naar de aspecten als wateroverlast, hoe om te gaan met riolering en verhard oppervlak.

6.3 Beschrijving watersysteem

6.3.1 Riool

Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen. In de bebouwde kom van Netterden ligt een gescheiden rioolstelsel.

Binnen de gemeente Oude IJsselstreek zijn alle percelen aangesloten op de riolering of op IBA-systemen. Het rioleringstelsel van de gemeente Oude IJsselstreek bestaat uit ruim 193 km vrij verval leiding, 178 km drukriolering en 22 km persleiding. In dit rioleringsstelsel zijn 61 overstorten en inmiddels 17 bergbezinkvoorzieningen opgenomen. Het afvalwater wordt verwerkt door RWZI Etten of RWZI Varsseveld.

6.3.2 Oppervlaktewater

In het zuidelijk deel van de bebouwde kom van Netterden lopen enkele A-watergangen die uitkomen in de watergang de Hettergraaf. Ook in het westelijk deel is een watergang aanwezig, die uitmondt richting Duitsland. Deze watergangen zijn in eigendom en/of beheer van het waterschap Rijn en IJssel is. De A-watergangen zijn beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen toestemming nodig is van het Waterschap.

6.4 Tabel waterthema's en vertaling in het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter.

Watertoetstabel

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee

Nee
Nee  
2

1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Ja

Nee  
2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd?
 
Nee
 
1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
2
2
1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Inrichting en beheer

Grenzend aan het plan en in het plan liggen watergangen waarop de keur van toepassing is. Uit te voeren werkzaamheden binnen een zone van 5 meter uit de insteek van deze watergang zijn vergunningplichtig.

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect plangebied Slawijkseweg

Algemeen
Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004, locatie Slawijkseweg Netterden" komen 7 woningen/kavels te vervallen. Op deze locatie is nu een bestemming "groen" opgenomen. In de bestemming "groen" zijn o.a. voorzieningen voor de watervoorziening en waterberging toegestaan.

Riolering
In de Slawijkseweg, Acacialaan en de aan te leggen weg De Kamp is sprake van een gescheiden rioolstelsel.

Verhard oppervlak
Door de bouw van de woningen in het resterend deel van het plangebied is er sprake van toename van verhard oppervlak.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Het hemelwater dat op de daken van de woningen en op de verharde oppervlakte terecht komt, wordt afgekoppeld en via het gescheiden rioleringsstelstel afgevoerd. In het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in een waterberging, omdat er minder woningen worden gebouwd.

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Emmerikseweg 1

Riolering

De nieuwe bedrijfswoning zal worden aangesloten op het gescheiden rioolstelsel in de bebouwde kom van Netterden.

Verhard oppervlak

Het huidige plangebied kent naast een inrichting als tuin en moestuin ook veel (asfalt)verharding. In de nieuwe situatie gaat de (asfalt)verharding eruit en zal deels ingevuld worden met de woning en een inrit. In die zin zal er sprake zijn van een geringe toename van verharding in het plangebied.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Dit plan voorziet in de bouw van een nieuwe bedrijfswoning. In de bebouwde kom van Netterden ligt een gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater dat op het dak van de woning en op de verharde oppervlakte neervalt, wordt afgekoppeld en via het gescheiden rioleringsstelsel afgevoerd.

Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Jonkerstraat 15A

Riolering

De nieuwe woning zal worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel (vrijvervalleiding) ter plaatse. De hoeveelheid afvalwater zal niet wijzigen, aangezien de hoeveelheid woningen en het aantal bewoners niet verandert.

Verhard oppervlak

Op de plek van de nieuwe woning bevindt zich bebouwing, die zal worden gesloopt. Daardoor vindt er geen toename van verhard oppervlak plaats.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Het hemelwater dat op het dak van de woning/bijgebouwen en op de verharde oppervlakte neervalt, dient op eigen terrein te worden verwerkt.

Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

Overleg met de waterbeheerder  

De watertoets is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Planmethode

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008. Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De SVBP2012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In paragraaf 7.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de verbeelding en in paragraaf 7.3 op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.

7.2 Opzet van de verbeelding

Verbeelding

Als ondergrond voor de verbeelding wordt gebruikt gemaakt van de Grootschalige Basiskaart (GBKN). De adresgegevens en de gebouwen komen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie van luchtfoto's en oude bestemmingsplankaarten.

De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn en bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat, moet terugkomen in de planregels.

Digitale verbeelding

In het kader van nieuwe normen die voortvloeien uit de Wro en de SVBP 2012 ontstaat er een verschil in de verbeelding van een digitale en analoge verbeelding. De -wettelijk geldende- digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten. Planinformatie wordt namelijk verkregen door het klikken op objecten in de verbeelding.

De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noord gericht, waardoor de noordpijl in het digitale plan overbodig is; dit in tegenstelling tot de analoge verbeelding waarop de noordpijl nog wel moet worden aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren moet conform de SVBP 2012.

Samenhang verbeelding en regels

De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

7.3 Opzet van de regels

7.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Artikel 1 bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Artikel 2 regelt de "wijze van meten" en geeft regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.3.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk 2 zijn de regels van de bestemmingen opgenomen.

Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch", 'Bedrijf', 'Gemengd', 'Groen', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Sport', 'Tuin', 'Tuin-Gaarde, 'Verkeer - Verblijfsgebied´', 'Water' en 'Wonen'. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de regels bij het bestemmingsplan. De afzonderlijke bestemmingen worden - geclusterd - nader toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van de verschillende bestemmingen, zoals in hoofdstuk 4 aan bod gekomen.

Bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bedrijf'

In het plangebied zijn agrarische gronden opgenomen. Het betreft hier onbebouwde gronden. Per bouwperceel is maximaal één gebouw toegestaan van maximaal 50 m2 en 3 meter hoog. Daarnaast mogen alleen erf- en terreinafscheidingen gebouwd worden.

Bestaande bedrijven in de woonomgeving krijgen de bestemming 'Bedrijf' en zijn nader aangeduid met een specifieke functieaanduiding.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de bedrijfsgebouwen, nutsvoorzieningen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor 'productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit' en opslag. Onder voorwaarden kan afgeweken worden van de gebruiksregels voor andere bedrijven uit dezelfde of een lagere categorie. Verder kan worden afgeweken van de regels voor het onder voorwaarden toestaan van een hoger bebouwingspercentage of groter bebouwd oppervlak.

Alle (openbare) nutsvoorzieningen in het plangebied zijn ook in de bedrijfsbestemming opgenomen, met als nadere aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan voor zover op de verbeelding op de betreffende gronden een aanduiding is opgenomen.

Bestemmingen 'Gemengd', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Sport'

De meeste panden zijn bestemd naar de huidige legale situatie. Zo is een café bestemd tot 'Horeca' en een verenigingsgebouw tot 'Maatschappelijk'.

In situaties waar sprake is van twee of meer gelijkwaardige bestemmingen wordt gekozen voor de bestemming 'Gemengd'. Dit is aan de orde bij de kerk en de school. Hierbij wordt ingespeeld op mogelijke leegstand in de toekomst. Door een bredere bestemming te kiezen zijn de panden gemakkelijker te hergebruiken. Daarbij is wel gekeken naar passende functies voor de betreffende locatie.

De bestemming 'Sport' heeft betrekking op de sportvelden met kantine en omkleedruimte.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten en bouwhoogten. Bij de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Gemengd' en 'Sport' is onder voorwaarden horeca of detailhandel als nevenactiviteit toegestaan.

Bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'

Structureel groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Kleinere stukjes groen zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', hetgeen meer flexibiliteit inhoudt. De openbare gebieden met een verblijfsfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies. Binnen de eerder genoemde bestemmingen zijn ook waterpartijen (zoals sloten, vijvers en watergangen) toegestaan. De watergangen in eigendom van het Waterschap worden specifiek tot 'Water' bestemd.

Bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Tuin - Gaarde'

Woningen zijn alleen mogelijk binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voortuinen (en in principe ook de naar de weg gekeerde zijtuinen) worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Binnen de bestemming wonen is - onder voorwaarden- een aan huis verbonden beroep bij rechte toegestaan. Door van de regels af te wijken is een aan huis verbonden bedrijf, een bed & breakfast en bijzondere woonvormen (onder voorwaarden) mogelijk.

De bestemming 'Tuin - Gaarde' is toegekend aan een perceel, dat grenst aan het buitengebied en niet echt het karakter van een tuin heeft, maar meer relatie heeft met het buitengebied. De bestemming 'Tuin - Gaarde' is gezien de inrichting van het perceel meer van toepassing dan alleen de bestemming 'Tuin'.

Dubbelbestemming Archeologische Verwachting 1 en 2

Zoals reeds in paragraaf 5.2.3 is beschreven, kent het grootste deel van het plangebied een hoge archeologische verwachting. Een klein deel aan de zuid/zuidwestkant kent een middelhoge archeologische verwachting. Dit heeft ertoe geleidt dat er bepaalde regels zijn opgenomen hoe met deze archeologische waarden en verwachtingen om te gaan bij nieuwe bouwplannen. Zo moet bij een bepaalde grootte en diepte archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voordat besloten kan worden op een omgevingsvergunning zal een archeologisch deskundige hierover advies moeten geven.

7.3.3 Algemene regels

Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels zijn een anti dubbeltelbepaling opgenomen, alsook algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels (artikel 18 t/m 23).

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht uiteengezet voor bouwwerken en gebruik. Ook wordt hier de aanhaaltitel van het plan geregeld (artikel 24 en 25).

Hoofdstuk 8 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

In dit plan wordt voornamelijk de bestaande planologisch feitelijke situatie vastgelegd. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de gevolgen van de regionale woonvisie en crisis op de woningmarkt meegenomen door het aantal woningen in plangebied Slawijkseweg te verminderen. Een deel van het project (totaal 7 woningen) wordt geschrapt en bestemd tot "Groen". Op dit deel wordt o.a. een wadi aangelegd. De ontwikkelingen aan de Slawijkseweg vinden plaats op gronden in eigendom van de gemeente. Daarvoor heeft de gemeente een grondexploitatie geopend. De wijzigingen in het plan hebben financieel nadelige gevolgen vanwege een lagere grondprijs en een verlaging van het aantal woningen. De gemeenteraad heeft een voorziening getroffen om deze financiële gevolgen op te kunnen vangen zodat de grondexploitatie financieel sluitend is.

Voor de locaties Emmerikseweg 1 en Jonkerstraat 15A is met de aanvragers een planschadeovereenkomst afgesloten.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Overleg en inspraak

Op 11 maart 2015 heeft er bij Zaal Meijer in Netterden een bijeenkomst plaatsgevonden over de actualisatie van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Netterden. Vanaf die datum tot 25 maart 2015 was het ook mogelijk om de inventarisatiekaart van het bestemmingsplan Kom Netterden 2015 te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl. Zowel tijdens de informatiebijeenkomst als naar aanleiding van de inventarisatiekaart was het mogelijk om reacties in te dienen. Van de informatiebijeenkomst is een verslag gemaakt (zie bijlage 11). De ingekomen reacties zijn samengevat en van een antwoord voorzien. Deze zijn als bijlage 12 opgenomen bij deze toelichting.

Verder is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel.

8.2.2 Zienswijzen

De voorbereiding van het besluit omtrent de herziening van het bestemmingsplan vindt plaats met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerp van het plan heeft in het kader van de zienswijzensprocedure gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.

Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn 3 zienswijzen naar voren gebracht. De ontvangen zienswijzen zijn in de Nota zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de Nota zienswijzen is weergegeven of en op welke manier het plan is gewijzigd naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen.

De Nota van zienswijzen is als bijlage bij het vaststellingsbesluit opgenomen.