Plan: | Kleine Kernen, locatie Berghseweg Varsselder |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000044-DE01 |
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich er met de ondertekening van het Verdrag van Malta toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'. De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Bij grondwerkzaamheden in verband met de voorgenomen sloop en nieuwbouw in het plangebied hoek Berghseweg en Hoofdstraat in Varsselder, worden mogelijk archeologische waarden verstoord.
Daarom is door Econsultancy in samenwerking met ARC BV, in opdracht van de gemeente Oude IJsselstreek, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting van het plangebied vast te stellen. Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek ("Archeologisch bureauonderzoek hoek Berghseweg en Hoofdstraat", project OUD.G13. ARC, rapportnr: 10035382 bijlage 7) en booronderzoek ("Verkennend archeologisch inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen aan Berghseweg te Varsselder", gemeente Oude IJsselstreek, ARC-Rapporten 2010-141, ARC-Projectcode 2010/355, zie bijlage 8).
Op basis van het archeologisch bureauonderzoek is het waarschijnlijk gebleken dat binnen het plangebied in het verleden bodemverstorende ingrepen hebben plaatsgevonden. In welke mate tijdens de bouw van de bestaande bebouwing en aanleg van de bestaande verhardingen in het plangebied het bodemprofiel beschadigd is, is onbekend op basis van de onderzoeksresultaten.
Binnen het oostelijk deel van het plangebied wordt de kans op het voorkomen van resten hoog geacht. De archeologische resten worden in en/of direct onder de grond verwacht.
Binnen het centrale en het westelijke deel van het plangebied wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten middelhoog geacht.
Om de onderzoeksresultaten van het archeologisch bureauonderzoek te toetsen en aan te vullen en om een betrouwbaar beeld te verkrijgen van de gaafheid van de bodem is een verkennend inventariserend veldonderzoek in de vorm van een booronderzoek uitgevoerd.
Het verkennend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat het plangebied op een van west naar oost oplopende flank van een rivierduin ligt en dat hierop alleen in het uiterst noordwestelijke deel nog een dun pakket Vroeg-Holoceen overstromingsmateriaal (zandige klei) aanwezig is. Ook heeft het onderzoek aangetoond dat door vergravingen en ophogingen het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord is.
Op basis van de waargenomen bodemverstoringen, waarschijnlijk grotendeels veroorzaakt tijdens de aanleg van de huidige bebouwing, kan worden geconcludeerd dat de archeologische trefkans dient te worden bijgesteld van hoog naar laag tot zeer gering en dat de voorgenomen nieuwbouw geen bedreiging vormt voor het archeologisch erfgoed.
Conclusies
Gezien de geringe kans op intacte archeologische resten, zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkeling binnen het plangebied en wordt archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.
De meldingsplicht blijft echter bestaan. Bij het afgeven van een aanleg-/bouwvergunning dient te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, zodat documentatie van eventuele toevalsvondsten mogelijk blijft.
Mochten tijdens toekomstige graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit zonder uitstelling aan het bevoegd gezag, de gemeente Oude IJsselstreek, te worden gemeld. Het bevoegd gezag beslist of de locatie definitief kan worden vrijgegeven.