direct naar inhoud van 3.3 Regionaal beleid
Plan: Kom Varsseveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000030-DE01

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Kwalitatief Woon Programma

Het KWP is een uitwerking van het provinciaal streekplan en maakt sinds de nieuwe Wet ruimtelijke ordening deel uit van de provinciale ruimtelijke structuurvisie.

Het KWP is een regionaal woonprogramma en heeft nadrukkelijk een regionaal karakter. Het heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Op basis van geconstateerde regionale woningbehoefte beschrijft het KWP per regio de programmatische opgave. Gemeenten en woningcorporaties hebben de taak – gezamenlijk in regionaal verband – de regionale woonopgave te realiseren. Daarvoor wordt een ontwikkeltraject afgesproken en bijzondere afspraken gemaakt over thematische onderwerpen.

In de Gelderse Woonvisie is aangegeven dat iedere vijf jaar een nieuw KWP wordt opgesteld, dat op zijn beurt tien jaar vooruit blikt. Zo hebben Gedeputeerde Staten eind 2009 het Kwalitatief Woonprogramma voor de Regio Achterhoek 2010-2019 (KWP3) vastgesteld.

In het KWP3 is gebruik gemaakt van de woningbehoeftegegevens uit het landelijk woningbehoefteonderzoek (WoON 2006) en de meest recente regionale uitwerking van de landelijke CBS-bevolkingsprognose, Primos 2007. Deze nieuwe cijfers zijn doorvertaald in een “ideaal” woningbouwprogramma (referentiekader) voor de regio Achterhoek. Voor de periode 2010-2019 betekent dat, dat in de Regio Achterhoek bruto 7.200 nieuw te bouwen woningen aan de voorraad mogen worden toegevoegd. Rekening houdende met sloopplannen komt dat neer op een toevoeging van 5.900 woningen om uiterlijk in 2020 op een woningtekort van nul uit te komen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. In de kom van Varsseveld liggen een aantal ongebruikte bouwmogelijkheden voor woningbouw. Het kan wel zijn dat deze woningbouwlocaties in de toekomst wel tot ontwikkeling worden gebracht (wel een feitelijke toevoeging van het aantal woningen, geen planologische toevoeging).

3.3.2 Regionale structuurvisie Achterhoek

In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:

  • een grotere dynamiek in de regio (door onder andere versterking van de regionale economie en het regionale woning- en voorzieningenaanbod);
  • het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten (zoals rust, ruimte en groen en kleinschaligheid).

De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:

  • de karakteristieke, relatief kleine schaal van zoveel mogelijk kernen in de Achterhoek behouden;
  • de leefbaarheid in dorpen en kleine kernen verbeteren.

Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. In de kom van Varsseveld liggen een aantal ongebruikte bouwmogelijkheden voor woningbouw. Het kan wel zijn dat deze woningbouwlocaties in de toekomst wel tot ontwikkeling worden gebracht (wel een feitelijke toevoeging van het aantal woningen, geen planologische toevoeging).

3.3.3 IRIS

De Intergemeentelijke Ruimtelijke Inrichting Schets (IRIS) voor de zuidelijke Oude IJsselstreek IRIS, Schakels in stad - en dorpenlandschap (2000) is destijds de basis geweest voor een streekplanuitwerking van het voorgaande streekplan. De IRIS is tevens het referentiekader voor het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen. In het streekplan Gelderland 2005 werd dan ook vermeld dat het aan de IRIS gekoppelde uitvoeringsprogramma voor de aanpak van de Oude IJsselstreek onverkort gehandhaafd blijft.

De Oude IJssel en het omliggende gebied met vele verschillende functies vormt de ruggengraat van deze inrichtingsschets. De rivier wordt daarom als 'ontwikkelings-as' gezien, met vele aanknopingspunten voor het versterken en ontwikkelen van bestaande en nieuwe functies in zowel de stedelijke als de landelijke sfeer.

In het bestemmingsplan "Kom Varsseveld 2010" is het beleid uit de IRIS niet direct vertaald. Bijna overal zijn de bestaande functies en kwaliteiten in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. In het bestemmingsplan zijn flexibele bestemmingen met ruime regels opgenomen, zodat bestaande situaties hierbinnen vallen.

3.3.4 RES II: 'Bergen verzetten'

De Regionaal Economische Structuurvisie voor de Achterhoek is opgesteld door drie partijen: de Regio Achterhoek, de Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland en VNO-NCW Achterhoek.

De gemeenten zien het vooral als hun taak om te zorgen voor goede randvoorwaarden en een goed vestigingsklimaat, zodat bedrijven en instellingen in de Achterhoek zich kunnen focussen op eigen activiteiten en daarmee bijdragen aan behoud van werkgelegenheid.

Door als gemeenten gezamenlijk op te trekken in het economisch beleid wordt de aantrekkelijkheid van de Achterhoek als vestigingsplaats verbeterd. Er is dan ook gekozen voor de volgende vijf ambities:

  • het beter vermarkten en promoten van de Achterhoek waarbij gezamenlijk wordt opgetrokken;
  • het op peil houden van voldoende en gekwalificeerd personeel in de Achterhoek en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt;
  • het bevorderen van innovatie in het midden- en kleinbedrijf;
  • het behoud van natuur en landschap als concurrentievoordeel ten opzichte van andere regio's;
  • culturele voorzieningen op een hoger peil brengen om de Achterhoek aantrekkelijk te maken voor nieuwe bedrijven, werknemers en recreanten.

De bestaande bedrijven zijn in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. Er wordt gebruik gemaakt van bestemmingen met ruime, flexibele regels, zodat nieuwvestiging van bedrijven mogelijk is, binnen de in de regels genoemde bedrijfscategorieën.