direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00084-VG01

Toelichting

Inhoudsopgave van de toelichting

De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

1.2 Aanleiding

1.3 Anticiperen op de Omgevingswet

1.4 Begrenzing van het plangebied

1.5 Geldende bestemmingsplannen

1.5 Geldende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders

2.1 Inleiding

2.2 Rijksbeleid

2.3 Provinciaal beleid

2.4 Gemeentelijk beleid

Hoofdstuk 3 Toelichting op de regeling

3.1 Inleiding

3.2 Opzet van de regeling

3.3 Wettelijke grondslag

3.4 Planvorm

3.5 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.3 Handhavingsaspecten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De toelichting dient een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingplan (regels en verbeelding) is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is de op 16 juni 2020 door de raad vastgestelde Kadernota Tankstations Lelystad 2020. Deze nota wordt in hoofdstuk 2 verder toegelicht. De Kadernota Tankstations Lelystad 2020 vormt het planologische beleidskader voor vestiging van tankstations in Lelystad. De in hoofdstuk 2 te bespreken kaderstellende beleidsuitgangspunten hebben als basis gediend voor dit paraplubestemmingsplan. Het voorliggende paraplubestemmingsplan voorziet in een algemene regel met een verbod op nieuwe tankstations die geldt voor alle Lelystadse bestemmingsplannen waarin nog nieuwvestigin g van tankstations mogelijk is.

De vestiging van nieuwe tankstations kan de leefomgeving aantasten. Dit plan biedt een juridisch-planologische regeling om die aantasting te beperken. Verder neemt het plan de bescherming over van het Voorbereidingsbesluit Tankstations Lelystad dat de gemeenteraad op 8 oktober 2019 (Raadsbesluit nr. 190012761) heeft genomen. Dit bestemmingsplan omvat alle in de verbeelding bij dit plan aangeduide gebieden waarvoor een onherroepelijk bestemmingsplan geldt. Het is een zogenoemd parapluplan, dat de geldende bestemmingsplannen niet vervangt, maar aanvult.

1.3 Anticiperen op de Omgevingswet

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen van de gemeente het eerste omgevingsplan van de gemeente vormen. Voor een goede werking van dat omgevingsplan is de uniformering van de algemene regels nodig. Dit bestemmingsplan is de eerste stap naar uniforme algemene regels voor het onderwerp tankstations. De regels van dit bestemmingsplan vullen de regels aan van de bestemmingsplannen die op het moment van terinzagelegging van dit plan onherroepelijk zijn. Indien in het vigerende bestemmingsplan al regels zijn opgenomen over de vestiging van nieuwe tankstations dan gelden de regels van dit voorliggend bestemmingsplan.

1.4 Begrenzing van het plangebied

Dit paraplubestemmingsplan geldt voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Lelystad, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De in dit paraplubestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op ofwel vervangen de regels van de onderliggende bestemmingsplannen voor wat betreft het aspect nieuwvestiging van tankstations. Ook valt het grondgebied van een aantal bestemmingsplannen binnen dit paraplubestemmingsplan, waarbinnen locaties zijn gelegen, die in de Kadernota tankstations Lelystad zijn aangewezen als locaties waar onder voorwaarden nieuwe tankstations mogelijk zijn.

Voor deze aangewezen locaties voor nieuwe tankstations is in dit plan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen van het algemene bouwverbod. Op basis van deze afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen wanneer een aanvraag hiervoor wordt ingediend die past binnen de criteria uit de Kadernota tankstations Lelystad. Het parapluplan geldt aanvullend op al deze bestemmingsplannen.

In de onderstaande afbeelding is de begrenzing weergegeven van het plangebied van dit bestemmingsplan (zie het in wit aangegeven gebied).

Afbeelding 1: Situering plangebied bestemmingsplan Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00084-VG01_0001.png"

1.5 Geldende bestemmingsplannen

In artikel 2 lid 2.1 Reikwijdte van de planregels is een tabel opgenomen met daarin een lijst van onheroepelijk vastgestelde bestemmingsplannen en beheersverordeningen die vallen onder het werkingsgebied van dit paraplu-bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 bevat de aanleiding en doelstelling van dit plan. Hoofdstuk 2 geeft de beschrijving van de relevante beleidskaders. Hoofdstuk 3 geeft een korte juridische plantoelichting met een artikelsgewijze toelichting. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders

2.1 Inleiding

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. Het voorliggend bestemmingsplan is getoetst aan deze beleidsstukken. In algemene zin is het voorliggend bestemmingsplan verenigbaar met het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente. Hieronder wordt het relevante ruimtelijk beleid beschreven.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Ruimte en Infrastuctuur

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028. Uitgangspunten van de SVIR zijn decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of:
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden (art. 3.16 lid 2 en 3 Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Dit bestemmingsplan stelt algemene regels die de nieuwvestiging van tankstations binnen op de plankaart nader aangeduid gebied verbieden. Het maakt geen nieuwe ontwikkelingen (bij recht) mogelijk. De Ladder is daarom niet van toepassing.

Ontwerp Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Nederland. Het ontwerp van de NOVI richt zijn op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie.
  • De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  • Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Conclusie

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Ontwerp Nationale Omgevingsvisie en de Ladder voor duurzame verstedelijking laten zich niet specifiek uit over lokale ontwikkelingen als nieuwvestiging van tankstations. De in dit plan voorgenomen ontwikkeling raakt daarom geen rijksbelangen.

2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.

In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.

In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.

Deze Omgevingsvisie vervangt het visiedeel (deel I) uit het Omgevingsplan 2006. De beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 worden in de toekomst gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening.

Dit bestemmingsplan conflicteert niet met de Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

Omgevingsprogramma Flevoland (2019)

Dit Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt alleen de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden.

Het programma bestaat uit het onderdeel A Ruimte: doel is een goede woon-, werk- en leefomgeving. Grootschalige ontwikkelingen mogen, omdat in omliggende regio's daarvoor geen ruimte is. Voorwaarde is een evenwichtige ontwikkeling. Bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid moeten worden verbeterd.

  • Stedelijk gebied

ontwikkeling van vitale steden en dorpen; efficiënt ruimtegebruik, versterking draagvlak voor voorzieningen; nieuwe solitaire clusters buiten stedelijk gebied in beginsel niet, tenzij kwaliteitsimpuls;

- wonen: meer differentiatie in woningen nodig (starters, ouders, alleenstaanden), kwaliteitsbehoud bestaande woningvoorraad;

- werklocaties: verantwoordelijkheid bij gemeenten; gedifferentieerd aanbod zodat elk bedrijf een geschikte locatie kan vinden; kantorenvoorraad terugbrengen, maar nieuwe ontwikkelingen mogen ook en concentratie bij goed ontsloten gebieden;

  • Landelijk gebied

vitaliteit vergroten en gebruiksmogelijkheden afstemmen op maatschappelijke behoeften; vrijkomende agrarische erven en schaalvergroting; glastuinbouw behouden; niet-agrarische activiteiten mogen mits verweven met landbouw; huisvesting arbeidsmigranten is mogelijk mits...; .

Het Omgevingsprogramma biedt mogelijkheden onder voorwaarden voor afwijking van het bovenstaande en ook voor experimenten die niet onder die voorwaarden vallen. Zie link Omgevingsprogramma Flevoland, waarmee direct naar het Omgevingsprogramma kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende beleidsregels plaats.

Het bestemmingsplan conflicteert niet met het omgevingsprogramma Flevoland (2019)

Omgevingsverordening Flevoland (2019)

De provincie wil anticiperen op de Omgevingswet en daarom is de omgevingsverordening opgesteld. Dit betekent dat alle regels met betrekking tot omgevingsrecht (in dit geval de provinciale) in één regeling worden gebundeld. De verordening bestaat uit drie soorten regels: algemene regels en vergunningstelsels gericht op burgers, regels gericht tot bestuur zoals omgevingswaarden en beoordelingsregels voor aanvragen en als derde instructieregels over uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen. De Omgevingsverordening ziet net als de Omgevingswet op alle regels inzake de fysieke leefomgeving (bouwen, infra, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed) en bestaat daarom uit regels met betrekking tot:

  • windenergie, grondwaterbescherming, water, NNN, schaliegas, luchtvaartstiltegebied, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen, vaarwegen en handhaving;
  • uitvoering Wet natuurbescherming;
  • kwaliteit VTH omgevingsrecht;
  • zonne-energie.

Zie link Omgevingsverordening Flevoland waarmee direct naar de Omgevingsverordening kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende regels plaats.

Het bestemmingsplan conflicteert niet met de Omgevingsverordening Flevoland 2019

Conclusie

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan passend binnen het provinciaal beleid .

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Lelystad 2023

De gemeenteraad van Lelystad heeft in januari 2014 de 'Structuurvisie Lelystad 2023' vastgesteld. Het is een actualisatie van het uit 2005 daterende 'Structuurplan Lelystad 2015'. Belangrijk verschil tussen de nieuwe Structuurvisie en het voormalige Structuurplan is de veranderende focus; van accent op groei en ontwikkeling naar onderhoud en beheer van de bestaande stad. Inherent daaraan is dat kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. In de nieuwe visie is rekening gehouden met alle gemeenteraadsbesluiten tot en met 2013, maar ook van provinciaal en van rijksbeleid dat een doorwerking heeft op de (mogelijke) inrichting van de openbare ruimte. Alle nieuwe ontwikkelingen en beleidswijzigingen hebben een nieuwe, aangepaste plankaart opgeleverd. De geactualiseerde visie geeft een doorkijk tot 2023; ze verwoordt beleidsuitgangspunten en vormt de leidraad om Lelystad klaar te maken voor de toekomst.

Kadernota Tankstations Lelystad 2020

De vorige nota Tankstations Lelystad stamde uit 2008 en is herzien op basis van nieuwe ontwikkelingen en inzichten in Lelystad en in de branche van motorbrandstofvoorzieningen. Te denken valt aan de ontwikkeling van Lelystad Airport, elektrisch rijden en deelauto's.

Deze Kadernota bevat het planologische beleidskader voor vestiging van nieuwe tankstations in Lelystad en geldt tevens als beleidskader voor het opstellen van het Omgevingsplan Lelystad of voor bestemmingsplan herzieningen die daaraan vooraf gaan, waaronder begrepen het voorliggende Paraplubestemmingsplan Algemene regels tankstations Lelystad. Dit Paraplubestemmingsplan vormt daarom de ruimtelijke vertaling van de Kadernota en het eerder genomen voorbereidingsbesluit. Aangezien de gemeenteraad het bevoegd gezag is als het gaat om het vaststellen van planologisch beleid, is het aan de raad overgelaten om de beleidsuitgangspunten vast te stellen.

Kaderstellende beleidsuitgangspunten en locaties

Op basis van een nauwkeurige analyse zijn in de Kadernota kaderstellende beleidsuitgangspunten opgesteld en worden de locaties genoemd waar nog nieuwe tankvoorzieningen kunnen worden gevestigd.

  • A. Kaderstellende beleidsuitgangspunten

De kaderstellende beleidsuitgangspunten die in de Kadernota worden genoemd zijn:

  • 1. De bestaande voorzieningen (tankstations), zoals die zijn opgenomen op de bij de nota behorende kaart worden gerespecteerd. Er worden geen andere tankvoorzieningen gefaciliteerd anders dan onder de B. specifieke beleidsuitgangspunten zijn genoemd.
  • 2. Uitbreiding van bestaande klassieke tankstations (benzine, diesel en LPG) binnen de bebouwde kom mag uitsluitend met elektrische snellaadvoorzieningen.

  • B. Locaties voor nieuwe tankstations

Als locaties voor nieuwe tankstations worden in de Kadernota genoemd:

  • 1. Een nieuw tankstation bij Lelystad Airport, gericht op de bezoekersstroom vanaf het vliegveld, met als randvoorwaarde: ten minste elektrische snelladers en/of waterstof, eerst vanaf het moment dat de luchthaven operationeel is.
  • 2. Een tankstation Lelystad Airport Businesspark (L.A.B.), gelegen in de nabijheid van afslag 9 van de A6 met ten minste elektrische oplaadpunten met de mogelijkheid van een truck-facility point,wanneer een dergelijke voorziening haalbaar blijkt voor LAB. Hier zullen tevens verschillende gassoorten ten behoeve van vrachtwagens geleverd moeten worden.
  • 3. Een tankstation met een oriëntatie op de A6, met als wens een waterstof verkooppunt al dan niet met de mogelijkheid voor een elektrisch oplaadpunt.
  • 4. een nieuw tankstation op of bij Flevokust Haven ten minste voorzien van een (bio)LNG verkooppunt en elektrische oplaadpunten in de nabijheid of op Flevokust Haven.
  • 5. Een tankstation aan de Overijsselseweg (N307), aan de zijde van de Bijlweg, al dan niet voorzien van een elektrisch oplaadpunt.
  • 6. Een tankstation nabij de toekomstige ontsluiting Flevokust/ontsluiting N23, al dan niet voorzien van een elektrisch oplaadpunt.
  • 7. Laadstations voor elektrische bussen in de omgeving van het NS en busstation.

In de Kadernota is een kaart opgenomen waarop indicatief is aangegeven in welke omgeving de nieuwe tankstations kunnen worden gevestigd. Dit betreft dus geen exacte aanwijzing van de locatie.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is lijn met het gemeentelijk beleid en geeft waar nodig uitvoering aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de regeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst in twee paragrafen kort een algemene uitleg gegeven over de opzet van de regeling (een bestemmingsplan) en de wettelijke grondslag van de regels. In de laatste paragraaf (paragraaf 3.5) worden de regels artikelsgewijs toegelicht.

3.2 Opzet van de regeling

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In dit bestemmingsplan is een voorrangsregeling opgenomen: de vigerende bestemmingsplannen die genoemd staan in de lijst worden aangevuld met een algemene bouwregel om nieuwvestiging van tankstations (in de regels aangeduid als motorbrandstofverkooppunten) tegen te gaan. Als er in de vigerende bestemmingsplannen die vermeld staan in de lijst (zie regels artikel 2.1 ) al een regeling voor nieuwvestiging van motorbrandstofverkooppunten is opgenomen dan gaan de bepalingen uit voorliggend bestemmingsplan voor. Dat geldt ook voor de van toepassing zijnde begripsbepalingen.

3.3 Wettelijke grondslag

3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening

Op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. In de regels van dit bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid voor het college opgenomen om met een omgevingsvergunning vestiging van nieuwe tankstations (motorbrandstofverkooppunten) mogelijk te maken. Hierbij moet worden voldaan aan de in de Kadernota tankstations Lelystad opgenomen beleidsuitgangspunten zoals deze is vastgesteld op 16 juni 2020, dan wel in het geval deze wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel (andere beleidsuitgangspunten) aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende beleidsregel (dynamische verwijzing). Het grote voordeel van deze dynamische verwijzing is dat bij gewijzigde inzichten over de vestiging van tankstations slechts de beleidsuitgangspunten aangepast hoeven te worden. De vigerende planologische regelingen veranderen dan inhoudelijk automatisch mee. Bij het toetsen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan om nieuwvestiging van een tankstation mogelijk te maken, wordt beoordeeld of de aanvraag voldoet aan de beleidsuitgangspunten en de in de Kadernota aangewezen locaties voor nieuwe tankstations. Wanneer de Kadernota Tanksstations (beleidsregel) is vervangen of aangepast, dan wordt getoetst aan de gewijzigde of nieuwe Kadernota Tankstations (beleidsregel)

3.4 Planvorm

In de voorliggende juridisch planologische regeling is gekozen voor een algemene regeling met een bouwverbod voor nieuwe tankstations die geldt voor alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Lelystad waarin nu nog bouwmogelijkheden voor nieuwe tankstations zijn opgenomen (zowel bij recht als via afwijking). Omdat het gaat om meerdere bestemmingsplannen waarvoor deze algemene bouwregel geldt is gekozen voor een paraplubestemmingsplan. In 1.4 Begrenzing van het plangebied is het gebied waarvoor dit paraplubestemmingsplan op een afbeelding nader aangeduid.

Opbouw van de regels

Het eerste hoofdstuk begint met inleidende regels. Hierin zijn de begripsbepalingen opgenomen. In artikel 2 wordt de werking van dit paraplu bestemmingsplan beschreven. Zo is er een tabel opgenomen met daarin beschreven voor welke geldende bestemmingsplannen en/of beheersverordeningen dit parapluplan geldt (artikel 2.1 Reikwijdte). Verder is in artikel 2.2 Verhouding tot andere bestemmingsplannen aangegeven in welke gevallen de regels moeten worden toegepast. In Artikel 3 zone algemene regels tankstations Lelystad is de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad' opgenomen. Dit artikel is nodig om het gebied aan te wijzen waarbinnen de bestaande bestemmingsplannen worden aangevuld met een algemene bouwregel (Artikel 4 Algemene bouwregels) en een algemene gebruiksbepaling (Artikel 5 Algemene gebruiksregels). In artikel 6 en 7 zijn respectievelijk het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.

3.5 Artikelsgewijze toelichting

3.5.1 Inleidende regels


In hoofdstuk 1 van de regels zijn inleidende regels opgenomen. Dit zijn de begripsbepalingen (artikel 1 ) en de werking van het bestemmingsplan (artikel 2 ).

Hieronder wordt een enkel begrip nader toegelicht.

motorbrandstofverkooppunt

Daar waar in deze toelichting en in de Kadernota tankstations Lelystad wordt gesproken over 'tankstations' is voor dit begrip in de regels de meer juridische benaming motorbrandstofverkooppunt' gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1 lid 1.20 nader verklaard.

Werking van dit bestemmingsplan

In artikel 2.1 is de reikwijdte van het bestemmingsplan opgenomen. In dit artikel is een tabel opgenomen met daarin vermeld de namen van alle geldende bestemmingsplannen en/of beheersverordeningen waarop de regels van dit paraplu-bestemmingsplan van toepassing zijn verklaard. In artikel 2.2 is aangegeven in welke gevallen de regels van dit plan gelden in aanvulling op de in artikel 2.1 genoemde plannen en/of in welke gevallen de regels van dit plan de regels uit de in artikel 2.1 genoemde plannen vervangen.

Gebiedsaanduiding: zone algemene regels tankstations Lelystad  

In artikel 3 is de gebiedsaanduiding 'overige zone- Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad' benoemd. Dit artikel is nodig om het gebied aan te wijzen waarin de bestaande bestemmingsplannen worden aangevuld met een algemene bouwregel inhoudende een verbod voor nieuwvestiging van tankstations. Deze algemene regels zijn opgenomen in artikel 4. Deze gebiedsaanduiding geldt voor alle bestemmingsplannen die zijn aangegeven in de tabel van artikel 2.1 Reikwijdte.

Algemene bouwregels.  

Op grond van deze Algemene bouwregel worden geen nieuwe tankstations (in de regels omschreven als motorbrandstofverkooppunten) meer mogelijk gemaakt. Hiervoor is in artikel 4.1 een algemene bouwregel opgenomen op grond waarvan het verboden is om nieuwe motorbrandstofverkooppunten (tankstations) op te richten en een bestaand motorbrandstofverkooppunt te veranderen en/of uit te breiden met tankvoorzieningen, waaronder mede begrepen elektrische snellaadvoorzieningen.

Afwijkingsbevoegheid elektrische snellaadpunten bij bestaande tankstations

(artikel 4.2)

Een uitzondering op de algemene bouwregel van artikel 4.1 is gemaakt voor het oprichten van elektrische snellaadvoorzieningen bij bestaande tankstations.

Afwijkingsbevoegheid voor nieuwe tankstations als aangegeven in de Kadernota Tankstations (artikel4.3)

Een tweede uitzondering op de algemene bouwregel (bouwverbod) van artikel 4.1. is gemaakt voor het oprichten van nieuwe motorbrandstofverkooppunten, indien deze voldoen aan de beleidsuitgangspunten en locaties als aangegeven in de Kadernota Tankstations Lelystad 2020, zoals deze is vastgesteld op 16 juni 2020, dan wel, in het geval deze wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende beleidsregel. Aan deze afwijkingsbevoegdheid zijn enkele ruimtelijke criteria toegevoegd.

Nadere toelichting

In de Kadernota Tankstations Lelystad zijn de beleidsuitgangspunten voor en locaties van nieuwe tankstations aangegeven. Deze nota is op 16 juni 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze Kadernota worden 6 locaties aangegeven waar de gemeente onder een aantal voorwaarden nieuwe tankstations wil toestaan.

In dit paraplubestemmingsplan zijn de geldende bestemmingsplannen op deze locaties meegenomen als gebiedsaanduiding 'overige zone - Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad'. Dit is enerzijds gedaan om de zone (het gebied) aan te duiden waarvoor het Parapluplan geldt. In wezen is dat de plankaart, waarop het plangebied staat aangegeven. Daarbinnen gelden de in dit plan opgenomen Algemene bouwregels op grond waarvan nieuwbouw van tankstations is verboden. Ook zijn de hierboven beschreven afwijkingsregels van deze bouwregels voor nieuwbouw van tankstations en voor de bouw van elektrische snelladers gekoppeld aan deze gebiedsaanduiding.

Met deze afwijkingsbevoegdheid, kan het college omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van nieuwe tankstations. De locaties en uitgangspunten voor nieuw op te richten tankstations zijn weergegeven in de Kadernota tankstations Lelystad, waar in de afwijkingsregels naar wordt verwezen. Dit laatste is bewust gedaan om met het plan flexibel te kunnen inspelen op mogelijke toekomstige wijzigingen van de Kadernota, zonder dat het bestemmingsplan behoeft te worden gewijzigd (zogenaamde dynamische verwijzing). Hiermee wordt voorkomen dat bij elke wijziging van het beleid (Kadernota) het bestemmingsplan moet worden aangepast.

Overgangsrecht (artikel 6) en Slotregel (artikel 7)

In artikel 6 is het overgangsrecht opgenomen. Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor, dat in elk bestemmingsplan overgangsrecht moet worden opgenomen. Wanneer de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft bebouwing of gebruik afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande legale belangen te respecteren. De bestaande legale gevallen die al in overeenstemming zijn met het voorgaande planologisch regime kunnen het huidige gebruik blijven voortzetten binnen de kaders als opgenomen in deze overgangsregels en overige wet- en regelgeving.

In de slotregel (artikel 7 ) is de naam van het paraplu bestemmingsplan, de citeertitel opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Dit bestemmingsplan maakt echter in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en kosten van onderzoek, dat (eventueel) nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente. Omdat het voorligggende plan een partiële herziening vormt van geldende planologische regelingen, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe paraplu bestemmmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening. De in het plan opgenomen regeling betreft de introductie en uniformering van regels voor nieuwvestiging van tankstations.

De algemene regels voor tankstations voorkomen een ongunstig effect dat het nieuwvestigen van tankstations kan hebben op de waarde van de omliggende woningen. De verwachting is dat er geen planschade door dit plan ontstaat.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het beleid voor tankstations is opgesteld in nauw overleg met belanghebbenden. Voorliggend bestemmingsplan stelt regels ter uitvoering van dit beleid. Dit parapluplan uniformeert de algemene regels voor het toestaan van nieuwe tankstations binnen de gemeente Lelystad. In dit bestemmingsplan spelen de belangen die behartigd worden door de instanties als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro geen rol. Deze instanties is daarom niet om advies gevraagd.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Bro ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gepleegd met betrokken waterschap(pen) en diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Met dit paraplu bestemmingsplan zijn geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het rijk, de provincie en het waterschap.

Zienswijzen

Voor het ontwerp bestemmingsplan wordt de procedure als beschreven in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gevolgd. Dit houdt in dat het nieuwe bestemmingsplan als ontwerp voor een periode van 6 weken ter visie (van 1 oktober 2020 tot en met 11 november 2020) is gelegd, conform het bepaalde in artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Tijdens de periode van terinzagelegging is 1 zienswijze ingediend. In de Nota van zienswijzen en wijzigingen Bestemmingsplan Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad, opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting, is deze zienswijze samengevat en is aangegeven wat er met deze zienswijze is gedaan. Aan de zienswijze is niet tegemoet gekomen en deze zienswijze heeft niet tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan geleid.

4.3 Handhavingsaspecten

Inleidend

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.

Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving.

Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.

Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.