direct naar inhoud van Regels
Plan: Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00084-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.4 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen, dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

1.5 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.6 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.7 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico casu quo een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.8 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
      • bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
      • bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bevi

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen

aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.19 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.20 motorbrandstofverkooppunt

een langs een openbare weg gesitueerd bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig aan bestuurders van gemotoriseerde voertuigen te koop aanbieden, verkopen en leveren van motorbrandstoffen, en bijbehorende serviceartikelen, zoals motorolie en schoonmaakartikelen, alsmede lectuur, kleine etenswaar en niet-alcoholische dranken;

1.21 plan:

het bestemmingsplan Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad met identificatienummer NL.IMRO.0995BP00084-VG01 van de gemeente Lelystad;

1.22 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.23 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.24 sociale veiligheid

de mogelijkheid om zich in een omgeving te bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen.

1.25 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

Artikel 2 Werking van dit bestemmingsplan

2.1 Reikwijdte

De regels van dit paraplu-bestemmingsplan zijn van toepassing op in onderstaande tabel genoemde bestemmingsplannen en/of beheersverordeningen.

Naam bestemmingsplan/beheersverordening   Vastgesteld  
bestemmingsplan Boswijk   28 april 2009  
bestemmingsplan Waterwijk - Noord   14 januari 2010  
bestemmingsplan Buitengebied 2009   16 februari 2010  
bestemmingsplan Lelystad- Larserknoop   28 september 2010  
bestemmingsplan Waterwijk - Zuid   9 februari 2012  
bestemmingsplan Lelystad Midden-West (gedeeltelijk)   29 januari 2013  
bestemmingsplan Lelystad haven   23 april 2013  
beheersverordening IJsselmeer-Markermeer -Oostvaardersplassen   28 mei 2013  
bestemmingsplan Lelystad Luchthaven   12 februari 2014  
bestemmingsplan Gedeeltelijke herziening deelgebied 1 Warande (postzegels)   16 december 2014  
bestemmingsplan Bataviakwartier   31 maart 2015  
bestemmingsplan Lelystad Flevokust - binnendijks   12 april 2016  
beheersverordening Stadshart   5 juli 2016  
   

2.2 Verhouding tot andere bestemmingsplannen

  • a. De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op ofwel vervangen gedeeltelijk de regels van de onderliggende bestemmingsplannen en/of beheersverordening. Voorzover binnen de aangewezen gronden het onderliggende bestemmingsplan en/of onderliggende beheersverordening geen bepaling kent omtrent tankstations, benzineservicestations, en/of verkooppunt motorbrandstoffen gelden de regels uit dit bestemmingsplan als aanvulling.
  • b. Voor zover het onderliggende bestemmingsplan en/of onderliggende beheersverordening op aangewezen gronden wel één of meerdere bepalingen omtrent tankstations, benzineservicestations, en/of verkooppunt motorbrandstoffen kennen, worden deze vervangen door de regels van dit plan.
  • c. De overige regels uit die onderliggende plannen blijven ongewijzigd van kracht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 zone algemene regels tankstations Lelystad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad' gelden regels van dit bestemmingsplan in plaats van en in aanvulling op de regels van een bestemmingsplan dat is vermeld is in de tabel als bedoeld in Artikel 2 lid 2.1 in de gevallen die in Artikel 2 lid 2.2 zijn aangewezen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Algemene bouwregels

4.1 Algemene bouwregels

Het is verboden nieuwe motorbrandstofverkooppunten op te richten en een bestaand motorbrandstofverkooppunt te veranderen en/of uit te breiden met tankvoorzieningen, waaronder mede begrepen elektrische snellaadvoorzieningen.

4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van elektrische snellaadvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 4.1. ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand motorbrandstofverkooppunt met elektrische snellaadvoorzieningen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichting van nieuwe motorbrandstofverkooppunten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 4.1. ten behoeve van de oprichting van nieuwe motorbrandstofverkooppunten, met dien verstande dat:

  • a. nieuwe motorbrandstofverkooppunten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voldoen aan de beleidsuitgangspunten en locaties als aangegeven in de Kadernota Tankstations Lelystad 2020, zoals deze is vastgesteld op 16 juni 2020, dan wel, in het geval deze wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde, respectievelijk vervangende beleidsregel;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het stedenbouwkundig beeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de parkeergelegenheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de groenstructuur;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. indien niet voor detailhandel bestemd, het gebruik van de grond voor detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel als onderdeel van het motorbrandstofverkooppunt;
  • b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampermiddelen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodemspecie, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • g. het gebruik van gronden als standplaats.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan Algemene regels tankstations Lelystad' van de gemeente Lelystad.

Behorend bij het besluit van de gemeenteraad d.d. ......... nr.