direct naar inhoud van REGELS
Plan: Lelystad - Buitenhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00049-VG01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lelystad - Buitenhof met identificatienummer NL.IMRO.0995.BP00049-VG01 van de gemeente Lelystad;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.6 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
      • bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
      • bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 entreegebouw:

gebouw gesitueerd aan de hoofdtoegangsweg tot de wijk;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.20 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.21 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.22 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.23 horecabedrijf categorie 1:

aan de detailhandelsfunctie verwante daghoreca, zijnde een kleinschalig horecabedrijf (<250 m²) die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een snackbar, een tearoom, een traiteur, een grand-café, en/of een naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.24 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.25 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.26 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.27 ligplaats:

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;

1.28 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.29 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, middelen voor (ondergrondse) afvalinzameling en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.30 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.32 peil:
  • a. voor gebouwen, die onmiddellijk aan de weg grenzen:
      • de hoogte van die weg;
  • b. voor overige bouwwerken:
      • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.33 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 straat- en bebouwingsbeeld:

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.36 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.37 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel twee of meer huishoudens in het geval een deel van de woningruimte wordt gebruikt als buidelwoning;

1.38 woongebouw:

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.39 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1.50 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

Link naar de toelichting op de bestemming 'Groen'.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bos en bebossing;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. geluidswerende voorzieningen;
  • j. een entreegebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entreegebouw';

met de daarbijbehorende:

  • k. verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • m. overige bouwwerken, waaronder kunstobjecten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend een entreegebouw worden gebouwd;
  • b. een entreegebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - entreegebouw";
  • c. de bouwhoogte van een entreegebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een entreegebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen.
3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van geluidswerende voorzieningen in de vorm van geluidsschermen zal ten hoogte 10,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. er een strook van ten hoogste 5,00 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied' de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', waarbij de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 4 Recreatie

Link naar de toelichting op de bestemming 'Recreatie'.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve doeleinden;
  • b. terreinen ten behoeve van dagrecreatie;
  • c. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sportvoorzieningen;
    • 2. kantines en/of kleedruimten;
    • 3. horecabedrijven categorie 1 ten dienste van de recreatieve functie;
    • 4. recreatieve voorzieningen;
    • 5. detailhandel ten dienste van de recreatieve functie;
    • 6. dienstverlening;
  • d. een entreegebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entreegebouw';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. overige bouwwerken, waaronder lichtmasten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen, niet zijnde een entreegebouw

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak en de bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bouwhoogte en percentage bedragen.
4.2.2 Entreegebouw

Voor het bouwen van een entreegebouw gelden de volgende regels:

  • a. een entreegebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - entreegebouw";
  • b. de bouwhoogte van een entreegebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een entreegebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen.
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, zal de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 15,00 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Recreatie' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Wooncentrum' ten behoeve van de realisatie van ten hoogste 25 wooneenheden, waarbij de regels uit bijlage 2 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming 'Verkeer'.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. een entreegebouw, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - entreegebouw";

met de daarbijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • g. overige bouwwerken, waaronder informatie- en reclameobjecten aan lichtmasten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag uitsluitend een entreegebouw worden gebouwd;
  • b. een entreegebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - entreegebouw";
  • c. de bouwhoogte van een entreegebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een entreegebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen.
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bruggen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.

Artikel 6 Water

Link naar de toelichting op de bestemming 'Water'

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers;
  • c. ligplaatsen, ter plaatse van de aanduiding "jachthaven";
  • d. bermen en beplanting;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. overige bouwwerken, waaronder bruggen, steigers, dammen en/of duikers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bruggen en daarmee gelijk te stellen bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor meer dan 60 ligplaatsen.

Artikel 7 Woongebied

Link naar de toelichting op de bestemming 'Woongebied'.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
  • b. één woongebouw;
  • c. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbijbehorende:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. overige bouwwerken, waaronder bouw- en reclameborden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken zal ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer bedraagt dan 50% van het bouwperceel, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale toegestane oppervlakte geldt.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van de zijde van het hoofdgebouw, waar de verschillende hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2,00 m te bedragen;
  • c. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 1,50 m te bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • e. een hoofdgebouw mag over een breedte van maximaal 60% van het bouwperceel het naar de weg gekeerde bouwvlak overschrijden tot een diepte van 2,50 m met inachtneming van de volgende bepaling:
    • 1. het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bestemmingsvlak gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, mag ten hoogste 50% mag bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij:
    • 1. in de bestaande situatie een bijbehorend bouwwerk minder dan 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, in welk geval de bestaande situatie geldt;
    • 2. een bijbehorend bouwwerk vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, in welk geval de bijbehorende bouwwerken uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:
      • het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bouwperceel gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, ten hoogste 50% zal bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
  • c. de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m bedragen, met een maximum van 5,00 m;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
7.2.4 Woongebouw

In afwijking van het bepaalde in de leden 7.2.1, 7.2.2 en 7.2.3 mag ten hoogste één woongebouw worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. een woongebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - appartementengebouw";
  • b. de bouwhoogte van het woongebouw zal ten hoogste 18,00 m bedragen.
7.2.5 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van overige bouwwerken zal per bouwperceel ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b in die zin dat de afstand van de zijde van het hoofdgebouw, waar de verschillende hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, tot de perceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.3 sub b onder 1 dan wel 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
    • 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.3 sub a en/of b en in 7.2.5 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een carport wordt opgericht, mits de oppervlakte van de carport ten hoogste 25 m² bedraagt;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.5 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
    • 1. het zwembad in het achtererfgebied van een woning wordt gesitueerd;
    • 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m²;
    • 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 meter;
    • 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de woning;
    • 5. het totale bebouwingspercentage van de kavel niet meer bedraagt dan 50%;
    • 6. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50 meter bedraagt .
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan 425 woningen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m²;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 100 m², indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
    • 3. meer bedraagt dan 50 m², indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat de dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel;
  • g. het gebruik van bouwwerken op de derde bouwlaag en hoger voor geluidsgevoelige functies, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - geen geluidsgevoelige functies".

 

Artikel 8 Waarde - Archeologie

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Archeologie'.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

8.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de bouw van een bouwwerk en/of de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • e. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • f. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
8.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld.
8.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

8.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, nadat door de aanvrager een rapport wordt overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.

8.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 8.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 9 Waarde - Ecologie

Link naar de toelichting op de bestemming 'Waarde - Ecologie'.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) zullen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

9.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de andere aangewezen bestemming(en) toelaatbaar overig bouwwerk, of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden, indien daardoor afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd indien voldaan wordt aan de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 1 Parkeernorm.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan ' Lelystad - Buitenhof '.