direct naar inhoud van 3.5 Wet- en regelgeving
Plan: De Groene Velden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00019-VG01

3.5 Wet- en regelgeving

3.5.1 Water

Op 8 januari 2004 heeft de gemeenteraad het Waterplan Lelystad vastgesteld.
In het waterplan staan de ambities voor de inrichting van oevers en het waterbeheer verwoord.
Hiernaast zijn de maatregelen bepaald om de knelpunten in het watersysteem aan te pakken. Hieronder vallen onder andere het wegwerken van de baggerachterstand en het omvormen van oevers naar een natuurlijke/natuurvriendelijke inrichting

In het kader van het actualiseren van de bestemmingsplannen in Lelystad is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan “Veiligheid, Voldoende en Schoon Water”.

Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.

Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Op 6 mei 2008 heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.

Huidige situatie

Oppervlaktewater
Grenzend aan het plangebied ligt de Wortmantocht. In de Wortmantocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Tussen Jagersveld en De Groene Velden ligt een zijwatergang van de Wortmantocht. Binnen De Groene Velden liggen verder enkele sloten.

Waterkwaliteit
De agrariërs in het gebied gebruiken water uit de Wortmantocht om in droge tijden het land te sproeien. De kwaliteit van het polderwater is slecht. Ten behoeve van de landbouw is enkele jaren geleden een hevel gemaakt om water vanuit het IJsselmeer de Wortmantocht in te pompen. Bij gebruik van de hevel bleek een explosieve algengroei te ontstaan in het gebied. De inlaat wordt daardoor momenteel nauwelijks tot niet gebruikt. De zijwatergang van de Wortmantocht (tussen Jagersveld en De Groene Velden) heeft ook een slechte waterkwaliteit. Dit is een doodlopende watergang.

Riolering
De Groene Velden (woningen en agrarisch gerelateerde bedrijfsvoering) en de verspreid liggende woningen in het gebied zijn met het DWA aangesloten op vrijvervalriolering. Het regenwater wordt geborgen op eigen terrein.

Toekomstige ontwikkelingen

Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit in de Wortmantocht en zijwatergang te verbeteren is in het waterplan opgenomen dat een verbinding wordt gemaakt tussen de zijwatergang en een watergang in de Zuiderzeewijk. Of de hevel voor het inlaten van IJsselmeerwater in de Wortmantocht in de toekomst nog zal worden gebruikt wordt momenteel onderzocht.

Riolering
Bij nieuwe ontwikkelingen geldt het principe dat de toename van het verharde oppervlak moet worden gecompenseerd binnen het betreffende gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient er in principe gescheiden gerioleerd te worden. Voor kleine uitbreidingen in het agrarisch gebied (zoals zorgboerderijen / stadsboerderijen) geldt dat het droogweerafvoer kan worden aangesloten op de drukriolering. Het hemelwater moet geborgen worden op eigen terrein.

Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit bestemmingsplan beschreven aan de hand van het “Waterkader” van Waterschap Zuiderzeeland.

Veiligheid / waterkeringen
Het plan ligt buiten de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Wateroverlast (WO)
Het voorliggende bestemmingsplan heeft slecht een beperkte toename van het verhard oppervlak tot gevolg. Er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Bij de toename van het verharde oppervlak in het stedelijk gebied dient waterberging in principe binnen het eigen projectgebied plaats te vinden. Is dit niet mogelijk, dan dient compensatie plaats te vinden binnen hetzelfde peilgebied. Randvoorwaarde is dat de afvoer bij een bui die eens in de 100 jaar voorkomt niet meer is dan 1,5 l/s/ha. Rekening houdend met de klimaatverandering wordt een correctiefactor van +10 % toegepast. Bij toename van het verharde oppervlak in landelijk gebied geldt dat de afvoer bij een bui die eens per jaar voorkomt niet meer mag zijn dan 1,5 l/s/ha.

De waterberging wordt berekend boven het streefpeil. In stedelijk gebied mag het waterpeil maximaal tot aan maaiveld stijgen bij een bui waarvan de kans van voorkomen eens per 100 jaar is. In het landelijk gebied mag dit bij een bui die eens in de 80 jaar voorkomt. In enkele laaggelegen gebieden is de kans van voorkomen eens in de 50 jaar. De berging mag niet later gerealiseerd worden dan de uitvoering van de rest van het plan. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe “waterneutraal bouwen” gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel waterberging is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de verbeelding.

Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water beperkt aangepast (zie hiervoor). Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering zeker niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed:

  • aan één zijnde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter;
  • aan weerszijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter.

Watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.

Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:

  • veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade: achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid);
  • nutsvoorzieningen: achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen;
  • kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater;
  • overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.

Goede structuur diversiteit (SU)
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen:

  • voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht met natuurvriendelijke oevers. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:5;
  • tussen de zijwatergang van de Wortmantocht en de watergang in de Zuiderzeewijk wordt mogelijk een verbinding aangelegd om de waterkwaliteit te verbeteren door doorspoeling.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding is ongewenst en is, met uitzondering van de DOB-methode, door het waterschap verboden. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor de verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.

Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt in de huidige situatie niet afgevoerd naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater. Bij toekomstige uitbreiding wordt het regenwater ook gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer via een "zuiverend" regenwaterstelsel. Schoon regenwater mag zonder WVO-vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. Schoon regenwater is:

  • regenwater van verhardingen met een verkeersintensiteit <1000 voertuigbewegingen;
  • regenwater vanaf parkeerplaatsen met < 50 plaatsen;
  • regenwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • regenwater van onverhard terrein.

Verharde oppervlakken die vuil zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider afgevoerd.

3.5.2 Ecologische waarden

Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op aanwezige natuurwaarden in het plangebied en de omgeving, dient in het kader van het bestemmingsplan een toetsing aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (gebiedstoets) en de Flora- en Faunawet (soortentoets) plaats te vinden.

Gebiedentoets
Sinds 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet van kracht. Sindsdien zijn de bepalingen van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Beschermde Natuurmonumenten
  • Wetlands

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).

De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.

Natura 2000
Ten aanzien van het gebied de Groene Velden kan worden opgemerkt dat het op redelijke afstand ligt en geen onderdeel uit maakt van het Natura 2000 gebied 'IJsselmeer' en nog verder weg liggen de Natura 2000 gebieden 'Oostvaardersplassen' en 'Markermeer/ IJmeer'. Het meest nabijgelegen (ruim 2 km afstand) is het Natura 2000 gebied 'IJsselmeer'. Dit is een samenvoeging van het Vogelrichtlijngebied en het Habitatrichtlijngebied.

Het IJsselmeer is als SBZ aangewezen omdat het een uitgestrekt zoetwatermeer met plaatselijk moerassige oeverzones betreft, dat als geheel het leefgebied vormt van diverse in artikel 4 van de vogelrichtlijn bedoelde vogelsoorten. Het IJsselmeer vormt het leefgebied van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (o.a. Nonnetje, Porseleinhoen, Kemphaan, Reuzenstern, Zwarte Stern, Visdief) en fungeert als broed-, rui-, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van vele watervogels en andere trekvogelsoorten. De kustzone van het IJsselmeer is met name in de wintermaanden van groot belang als rustgebied voor diverse soorten watervogels. De verharde onderwater oevers gelden als leefgebied voor de habitatsoort Rivierdonderpad. Daarnaast jaagt de Meervleermuis boven het IJsselmeer, langs de kust, op insecten.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, en 'de Groene Velden' op redelijk afstand ligt van de Natura 2000 gebieden, kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten optreden. De instandhouding van het Natura 2000 gebieden is gegarandeerd, significant negatieve gevolgen voor de kwaliteiten van het richtlijngebied zullen niet optreden.

Ecologische hoofdstructuur
Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000 gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden.

De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.

Gemeente Lelystad heeft in het structuurplan 2004 de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) overgenomen. Daarnaast heeft de gemeente ook de lokale EHS vastgelegd. De Groene Velden grenzen aan de oost-, zuid- en westkant direct aan de lokale EHS. Het gaat hier om de gebieden, Overijsselse Hout en 't Zand. Het beleid in deze gebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden. De Wortmantocht heeft de status van locale ecologische verbindingszone. De Wortmantocht ligt buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00019-VG01_0007.jpg"

afbeelding - ligging waardevolle natuurelementen in omgeving van het plangebied

Boswet
Het bos in het plangebied valt onder de werking van de Boswet. Bij kap of houtoogst dient herplant of compensatie plaats te vinden.

Wetland
Het IJsselmeer is aangewezen volgens de Wetlands-Conventie. Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971.

Soortentoets
Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.

In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AmvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • 1. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
  • 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
  • 3. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.


De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).

Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.


Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.

De Groene Velden is omringd door EHS en agrarisch gebied, waardoor het een open natuurlijk karakter heeft. Het gebied is groen waarin een aantal natuurlijke elementen voorkomen (zoals waterlopen, (gras)bermen, boomgroepen en oevers en grasbermen langs de waterlopen) die levensvoorwaarden bieden voor een aantal in Lelystad voorkomende beschermde planten- en diersoorten. Het betreft vertegenwoordigers uit de groepen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en hogere planten. Het bestemmingsplangebied is niet geïnventariseerd, omdat er al redelijk veel bekend is over het voorkomen van beschermde soorten.

De volgende soorten zijn bekend uit het gebied:

Tabel 3, Zwaar beschermde soorten:
Vleermuizen: De Groene Velden kan fungeren als leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. In ieder geval zijn foeragerend in het gebied de Gewone Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) te verwachten. Zowel in gebouwen als in de omringende bosgebieden kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd.

Overige zoogdieren:
In het gebied zijn beschermde zoogdieren van de tabel 3 niet te verwachten, maar ook niet uit te sluiten. Niet uit te sluiten is dat de Boommarter in het omringende bos voorkomt.

Tabel 2: Overig beschermde soorten
Langs de aanwezige waterkanten is het mogelijk dat de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) voorkomt, in het omringende bos is deze talrijk aanwezig.
Vissen: In de waterloop 'Wortmantocht' kan de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) aangetroffen worden.

Tabel 1: Algemeen beschermde soorten
In het gebied zijn diverse algemeen beschermde soorten aan te treffen. Het gaat onder meer op de volgende soorten; Egel (Erinaceus europaeus), ware- en woelmuizen, Bunzing (Mustela putorius), Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).

Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Voor de zeer algemeen voorkomende, maar strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn), vleermuissoorten zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als de huidige bebouwing gehandhaafd blijft is er geen strijdigheid met natuurwetgeving. Als er gebouwen gesloopt worden, zal volgens specifieke richtlijnen (in de bijlage) worden gehandeld.

Aangezien het bestemmingsplan conserverend is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Tevens dient, vanwege het voorkomen van vleermuizen in gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht te worden. In sommige gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn.

3.5.3 Archeologische waarden

Wettelijk kader
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op 6 februari 2007 werd de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) gepubliceerd in het Staatsblad en is vervolgens op 1 september 2007, gedeeltelijk, van kracht geworden.

Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (“in situ”). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. De wet wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Ten slotte gaat het verdrag uit van het beginsel “de veroorzaker betaalt”. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Gemeentelijk archeologiebeleid
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Ook bij het voeren van omgevingsvergunningsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen. Dit impliceert de plicht voor de gemeenten om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. Het vervaardigen van een archeologische verwachtingskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel.

Archeologische Monumentenzorg in Lelystad (2008)
In het kader hiervan is voor de gemeente in 2008 het beleidsdocument Archeologische Monumentenzorg in Lelystad vastgesteld. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg.

De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat up-to-date moet worden gehouden. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De afbeelding toont de Archeologiekaart - waarden en verwachtingen. Het plangebied is in rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00019-VG01_0008.jpg"

afbeelding - uitsnede archeologiekaart met waarden en verwachtingen

Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Wel dient men er alert op te zijn dat tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten uit de prehistorie of delen van scheepswrakken gevonden kunnen worden. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient onmiddellijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).

In het zuiden van het plangebied, aan de Binnenhavenweg, ligt een ARCHIS-waarneming. Het gaat hier om een scheepswrak (opgegeven). Deze locatie zal in het bestemmingsplan beschermd worden. Binnen het plangebied De Groene Velden zelf zijn geen vondsten gedaan en worden deze ook niet verwacht.