Plan: | Wanssum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP13008-VG01 |
De gemeente Venray heeft enige achterstand betreffende de actualiteit van bestemmingsplannen van enkele kerkdorpen. Het gaat hierbij met name om de actualiteit van de bestemmingsplannen van kerkdorpen die, na de samensmelting van de gemeenten Venray en Meerlo-Wanssum, bij de gemeente Venray zijn gevoegd.
De gemeente is daarom voornemens om de bestaande bestemmingsplannen voor deze kerkdorpen te actualiseren. Na Blitterswijck en Geijsteren gaat voorliggend actualisatieplan in op het kerkdorp Wanssum.
Het bestemmingsplan voor de kern Wanssum “Kern Wanssum '89”, dateert uit 1991 en is derhalve verouderd. Om een aantal redenen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk en kan niet worden volstaan met bijvoorbeeld alleen een aanpassing van de planregels:
Doel van de herzieningsoperatie is om op termijn te beschikken over actuele bestemmingsplannen, waarin:
Door middel van het onderhavige plan wordt in het kader van de genoemde herzieningsoperatie voor de kern Wanssum in een actueel planologisch-juridisch regime voorzien.
Er zitten in het geldende bestemmingsplan “Kern Wanssum 1989” en overige wijzigingsplannen binnen het dorp Wanssum, nog veel niet-gebruikte woningbouwtitels. Er bestaat een reële kans op planschade wanneer deze woningbouwmogelijkheden wegbestemd worden, zoals in het eerder in procedure gebrachte voorontwerp bestemmingsplan het geval was. Het is echter niet wenselijk om deze woningbouwmogelijkheden in het te actualiseren plan over te nemen aangezien het aanbod aan woningbouw, samen met de nog onbenutte bouwtitels, de behoefte ruimschoots overstijgt.
In een eerder stadium heeft reeds een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Daarmee is reeds voorzienbaarheid gecreëerd. Om de kans op toekenning van planschade nog verder te beperken wordt de bestemmingsplanprocedure voor Wanssum nu opnieuw opgestart, met de terinzagelegging van een ontwerp bestemmingsplan Wanssum.
Wanssum maakt deel uit van de gemeente Venray en is gelegen in het Noorden van Limburg tussen de kerkdorpen, Blitterswijck en Geijsteren. Wanssum wordt gekenmerkt door de ligging aan de rivier de Maas.
Figuur 1.1: Topografische kaart Kern Wanssum en omgeving (Bron: atlas)
Door de ligging direct aan de Maas speelt de haven van Wanssum een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het dorp. In de jaren 30 van de vorige eeuw is de haven uitgegraven waarna deze is uitgegroeid tot een haven van regionale betekenis. Ten zuiden van de kern Wanssum stroomt de Groote Molenbeek welke ter hoogte van Wanssum uitmondt in de haven.
De plangrens is weergegeven op afbeelding 2. Het als zodanig afgebakende gebied wordt in het verdere vervolg van dit bestemmingsplan aangeduid als “het plangebied”. Bij het bepalen van de planbegrenzing zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied kern Wanssum
In de onderstaande tabel staan de, op het voorliggende plangebied, van toepassing zijnde planologische regelingen weergegeven:
Naam bestemmingsplan |
Vastgesteld | Onherroepelijk |
Bestemmingsplan “Kern Wanssum '89”. Gemeente Meerlo-Wanssum. | 6 mei 1991 | 10 september 1991 |
Bestemmingsplan 'Kern Wanssum '89'- woningen Beemdweg-. Gemeente Meerlo-Wanssum. Ruimtelijke onderbouwing ex. artikel 19, lid 2 WRO | 19 december 2006 | |
Uitwerkingsplan woondoeleinden “De Cuyper “. Gemeente Meerlo-Wanssum. | 25 februari 1991 | 30 april 1991 |
“Uitwerking Woondoeleinden van het “Algemeen bestemmingsplan”- de Cuyper II”. Gemeente Meerlo-Wanssum. | 2 augustus 1999 | 21 oktober 1999 |
“Buitengebied” Meerlo-Wanssum. Gemeente Meerlo-Wanssum. | 31 augustus 1999 |
9 oktober 2001 |
Bestemmingsplan '1e partiële herziening Algemeen bestemmingsplan'- tien woningen De Meent-. Gemeente Meerlo-Wanssum. | 2 september 2004 | |
Bestemmingsplan 'Buitengebied - Oost' (NL.IMRO.0984.BP11005-va02) |
18 juni 2013 | |
Inpassingsplan 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum' (NL.IMRO.9931.PIPGOW) |
13 mei 2016 11 november 2016 15 maart 2017 |
|
Bestemmingsplan 'Postbaan 10 Wanssum' (NL.IMRO.0984.BP16004-va01) |
31 oktober 2017 | |
Bestemmingsplan 'Gagel en Postbaan Wanssum' (NL.IMRO.0984.BP17001-va01) |
19 december 2017 |
Tabel 1: Vigerende bestemmingsplannen.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft een terreinverkenning en inventarisatie
van de kern Wanssum plaatsgevonden. Daarnaast is het relevante beleid geanalyseerd. Deze inventarisatie staat aan de basis van deze toelichting.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft er in eerste instantie een terreinverkenning en inventarisatie plaatsgevonden. Op basis van de inventarisatiegegevens is het plangebied in Hoofdstuk 2 beschreven onder meer aan de hand van functionele en ruimtelijke aspecten. De hoofdlijnen van beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente zijn beschreven in Hoofdstuk 3. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Het juridisch kader komt naar voren in Hoofdstuk 5. In Hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het plan. In Hoofdstuk 7 is aangegeven hoe wordt gehandhaafd op dit plan. Tot slot volgt in Hoofdstuk 8 een beschrijving van de procedure.
Op 1 januari 2016 telt het kerkdorp Wanssum 1.905 inwoners. Deze inwoners wonen in circa 805 woningen. Wanssum wordt naast de ligging aan de Maas ook gekenmerkt door de aanwezigheid van de haven en de loop van de Groote Molenbeek die in deze haven uitmondt.
Naast de aanwezigheid van waterwegen doorkruist ook de regionale weg N270 de kern Wanssum.
Het buitengebied rondom de kern Wanssum bestaat hoofdzakelijk uit landbouw, bos en natuur.
Figuur 2.1: Luchtfoto Wanssum en omgeving (©Esri Nederland)
Wanssum is ontstaan bij de kruising van de Groote Molenbeek en enkele wegen. Het dorp lag in Opper-Gelre en maakte deel uit van het ambt Kessel, dat de Hertog van Gelre, en later de Spaanse Koning als zijn opvolger vanaf 1543- toebehoorde. Toen het Spaanse koningshuis uitstierf, volgde de Spaanse Successieoorlog die er toe leidde dat ook Wanssum door de Pruisen werd bezet en formeel in 1713 Pruisisch werd. Dit bleef zo totdat de Fransen in 1794 Pruisisch Gelder definitief veroverden. In 1798 werden de heerlijke rechten en schepenbanken door de Fransen afgeschaft en vervangen door andere bestuursvormen. Bij de totstandkoming van het Koninkrijk der Nederlanden op 2 december 1813 werd Wanssum hiervan onderdeel. Bij de Belgische onafhankelijkheidsstrijd in 1830 koos deze regio echter voor aansluiting met België. Via het vredesverdrag van London in 1839 kwam het gebied bij de Duitse Bond, waar in 1866 uit werd gestapt.
Figuur 2.2: Historische kaart omstreeks 1850, Wanssum en omgeving. Bron: topotijdreis.nl
Sinds die tijd is Wanssum definitief in Nederland gelegen en vormde het een zelfstandige gemeente tot het jaar 1969. Daarna volgde een vrijwillige samenvoeging met de gemeente Meerlo tot de gemeente Meerlo-Wanssum. Wanssum maakte tot 1-1-2010 deel uit van de gemeente Meerlo-Wanssum. In het kader van gemeentelijke herindeling behoort Wanssum per 1-1-2010 tot de gemeente Venray. Wanssum ligt op de westelijke Maasoever in de kop van Limburg op ca. 10 km afstand van Venray.
Figuur 2.3: Historische kaart omstreeks 1936, Wanssum en omgeving. Bron: Topotijdreis.nl
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een beheerplan. Dit betekent dat de huidige situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Immers, doordat het oude bestemmingsplan van Wanssum uit 1991 stamt, zijn er in de tussentijd veel zaken veranderd. Te denken valt hierbij aan verdwenen voorzieningen, detailhandelszaken die zijn gestopt en waar nu alleen nog gewoond wordt, nieuwbouw en dergelijke. Daarnaast zijn ook een aantal reeds onherroepelijke bestemmingsplannen binnen het plangebied opgenomen.
Het belangrijkste doel is dan ook het 'up-to-date' maken van het bestemmingsplan. De, in het verleden, verleende vrijstellingen worden conform de vergunde situatie opgenomen.
Wanssum is ontstaan nabij de kruising van de Groote Molenbeek met enkele wegen. Ten westen van de Groote Molenbeek bevond zich de dorpskern met de kerk en voorzieningen. Rond 1840 bestond Wanssum uit twee concentraties van bebouwing aan beide zijden van de Groote Molenbeek (zie ook figuur 2.2). De bebouwing bestond destijds voornamelijk uit lintbebouwing parallel aan het beekdal. Hierdoor had Wanssum voornamelijk een noord zuid gerichte structuur. Een drietal verbindingswegen zorgde voor een sterke relatie van de bebouwing aan beide zijden van de beek.
Zo is de Venrayseweg (N270) in de loop der tijd een belangrijke structuurlijn geworden in de kern. Langs deze weg is lintbebouwing ontstaan. Ook de aanleg van de haven heeft gezorgd voor een grote verandering, waarbij uitbreiding van bedrijvigheid in noordelijke richting heeft plaatsgevonden. Uitbreidingen van woonbebouwing hebben zich vooral voorgedaan in oostelijke en westelijke richting. Hierbij is zowel van inbreidings- als uitbreidingslocaties sprake geweest.
Vanuit de historie is nog steeds te herkennen:
Het dorp Wanssum bestaat in feite dus uit twee delen: het dorp met een overwegende woonfunctie (oost-west) en het haven- en industrieterrein aan de noordzijde. In Wanssum liggen verschillende woonbuurten welke gerealiseerd zijn in verschillende perioden. Dit is ook herkenbaar in de stedenbouwkundige structuur en architectuur. De laatste uitbreiding heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw plaatsgevonden aan de westzijde van het dorp, met het plan de Cuyper, van dit plan is alleen de 1e fase gerealiseerd. Een recente inbreiding heeft plaatsgevonden aan het Weidehof.
Verspreid in het dorp liggen enkele oude boerderijen met een bijzondere uitstraling. Bij de kerk is min of meer sprake van een clustering van maatschappelijke voorzieningen: het gemeenschapshuis de Zandhoek en de kerk. De brede school, met onder andere een peuterspeelzaal en basisschool, ligt echter perifeer aan de rand van het dorp. Rondom de jachthaven is sprake van diverse functies: bedrijven, horeca, detailhandel. De gebouwen staan deels met de rug naar de jachthaven toe. Aan de zuidzijde van het dorp liggen de sportvelden omringd door groen.
Figuur 2.5: Luchtfoto Wanssum en omgeving. Bron: gemeente Venray.
Het openbaar groen in Wanssum bestaat uit beplanting in de woonstraten en enkele grotere groenvoorzieningen. Een van deze groenvoorzieningen ligt nabij de jachthaven, de andere ligt aan De Cuyperstraat / Gouverneur Houbenstraat en is ingericht als speelterrein. Verder is bij de kerk en het gemeenschapshuis een openbaar plein aanwezig dat deels ook wordt gebruikt ten behoeve van parkeren en een verbinding vormt tussen de Pastoorstraat en de St. Leonardsweg. De hoofdstructuur van groen wordt gevormd door bomenrijen.
Grootschalige natuur- en groengebieden zijn aanwezig langs de Groote Molenbeek waar deze grenzen aan de kern van Wanssum. Tevens is er een groengebied, in de vorm van weides, bij Het Zandt in het noordwesten van het dorp. Dit weidegebied met duidelijk zichtbare hoogteverschillen vormt een geleidelijke overgang van de kern naar het buitengebied.
De overgang van de kern naar het achterliggend landschap is het meest zichtbaar bij de brug over de Groote Molenbeek. Vanaf de brug heeft men vrij zicht over het beekdal aan de ene zijde, en op de jachthaven waarin de beek uitmondt aan de andere zijde.
Wegenstructuur
De belangrijkste weg in de bestaande wegenstructuur in en rond Wanssum is de provinciale weg N270 vanuit Eindhoven, via Helmond, Deurne en Venray, dóór Wanssum naar Well. Deze weg is een belangrijke schakel in het regionaal verbindende wegennet van Oost-Brabant en Noord-Limburg. De weg biedt aansluiting op het hoofd-wegennet van de A73 nabij Venray, de A2 nabij Eindhoven en in Well op de N271 op de oostelijke Maasoever. Binnen de wegcategorisering is dit een gebiedsontsluitingsweg. Vanaf de huidige rotonde aan de oostkant van Wanssum bieden gemeentelijke wegen doorgaande verbindingen naar Blitterswijck en Meerlo.
Naast de N270 vormen ook de Geijsterseweg, Helling en de Blitterwijckseweg belangrijke ontsluitingswegen. De Geijsterseweg ligt, aan de westzijde, parallel aan de Groote Molenbeek/haven. Deze weg verbindt Wanssum met het dorp Geijsteren. Helling loopt, aan de Oostzijde van de kern parallel aan de Molenbeek in zuidelijke richting en komt uit in Meerlo. De Blitterwijckseweg sluit ten oosten van de Molenbeek aan op de N270 en vormt een verbinding in de richting van dorpen als Blitterswijck en Ooijen.
Met het Provinciaal Inpassingsplan (hierna: PIP) 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum is de realisatie van een nieuwe rondweg rond Wanssum juridisch-planologisch vastgelegd.
De nieuwe rondweg die in het kader van Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum is gepland, zal leiden tot een sterke afname van het verkeer door Wanssum. Voor de leefbaarheid van Wanssum is met name de afname van de hoeveelheid vrachtverkeer van belang. De verwachting is dat circa 12.500 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) de rondweg gaan gebruiken. De bestaande weg door Wanssum zal verkeersluw worden gemaakt en de maximumsnelheid wordt teruggebracht tot 30 km/u. Daarbij zal een verbod voor vrachtverkeer (niet-zijnde bestemmingsverkeer) worden ingesteld op de brug in het centrum van Wanssum. Het aantal motorvoertuigen per etmaal in de dorpskern van Wanssum daalt van circa 11.000 naar 5.000 mvt/etm. Op onderstaande afbeelding is het nieuwe tracé van de rondweg weergegeven.
Figuur 2.4: Tracé rondweg Wanssum
Het bestaande Haven- en Industrieterrein Wanssum wordt in de toekomstige situatie via de rondweg ontsloten. De ontsluiting van de bedrijven loopt dan niet meer via de kern Wanssum. Hiermee worden verkeersveiligheidsknelpunten op de provinciale weg en omliggende straten opgelost, omdat de verkeersdruk in het centrum aanzienlijk vermindert. De leefbaarheid in Wanssum verbetert door een vermindering van de geluidhinder, verbetering van de luchtkwaliteit en daling van het externe veiligheidsrisico. Er vinden geen transporten met gevaarlijke stoffen meer over de weg door de kern van Wanssum plaats.
Openbaar vervoer
De kern is aangesloten op de busverbinding tussen station Venlo en station Venray. Met deze buslijn zijn tevens andere kernen van de gemeente te bereiken.
Het doel van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zoals mogelijk gemaakt in het PIP is in eerste instantie het oplossen van de hoogwaterproblematiek en het mogelijk maken van bepaalde ruimtelijke en economische ontwikkelingen in het gebied.
Voor de gebiedsontwikkeling zijn vijf subdoelen geformuleerd:
In eerste instantie richtte het plan zich dus op de verkenning van maatregelen voor rivierverruiming, beginnend met het reactiveren en opnieuw inrichten van de Oude Maasarm, en vervolgens de hoogwatergeulen Ooijen en Wanssum. Hiermee werd invulling gegeven aan de eerste drie doelstellingen. De vierde en vijfde doelstelling leidden tot concrete plannen voor de aanleg van een al lang gewenste rondweg om Wanssum, de uitbreiding van de haven en het areaal bedrijfsterrein er omheen. Daarnaast zijn private initiatieven verkend die passen in de doelstellingen van de gebiedsontwikkeling en kunnen rekenen op draagvlak.
Het plan voor de integrale gebiedsontwikkeling bestaat uit de volgende onderdelen:
Het Gebiedsplan ziet dus ook in aanpassingen in de ruimtelijke structuur in en rondom Wanssum. In dat kader is het PIP daar waar mogelijk en noodzakelijk ook in dit bestemmingsplan verwerkt.
Het kerkdorp Wanssum telt circa 1.905 (peildatum 2016) inwoners. De leeftijdsopbouw in de kern Wanssum is weergegeven in tabel 2.
Leeftijdsopbouw kern Wanssum | ||
Leeftijdsklasse | Aantal | Percentage (%) |
0-14 jaar | 270 | 14 % |
15 – 24 jaar | 205 | 11 % |
25-44 jaar | 375 | 20 % |
45-64 jaar | 615 | 32 % |
65 jaar en ouder | 440 | 23 % |
Tabel 2: Leeftijdsopbouw kern Wanssum. Bron CBS.nl.
De kern Wanssum heeft 805 huishoudens. In totaal heeft Wanssum op deze peildatum 765 woningen met een gemiddelde WOZ-waarde van € 255.000. In tabel 3 staat een onderverdeling van het aantal woningen per eigendom.
Woningen per eigendom kern Wanssum | ||
Koop | Huur | |
Corporatie | Overige | |
85% |
9% |
6% |
Tabel 3: Woningen per eigendom kern Wanssum. Bron CBS.nl.
Met bedrijvigheid worden in deze niet alleen ambachtelijke en industriële bedrijvigheid en inrichtingen bedoeld maar ook bijvoorbeeld agrarische bedrijvigheid, dienstverlenende bedrijvigheid. Aan huis gebonden beroepen en bedrijven worden, gezien de aard en omvang, geschaard onder de woonfunctie. De, in de kern Wanssum, voorkomende bedrijvigheid is opgenomen in onderstaande tabel (tabel 4).
naam | straat | Categorie |
KAJ - Schilders | Oude Kerkstraat 3 | Bedrijf |
Taxi en touringcar Geerets B.V.. | Meerloseweg 9 | Bedrijf |
Timmerbedrijf Mario Theeuwen | Postbaan 6 | Bedrijf |
Manege | Achterstraat 4 | Agrarische bedrijvigheid |
Tabel 4: Bedrijvigheid Wanssum. Bron: inventarisatie Kragten en gemeente Venray, 2012.
De in de kern Wanssum gelegen dienstverlenende instanties zijn opgenomen in de onderstaande tabel (tabel 5).
naam | straat | Categorie |
Van Dijck, Achten en Lenders | Geijsterseweg 1 | Dienstverlening |
Angy photo design | Postbaan 8 | Dienstverlening |
Tabel 5: Dienstverlening Wanssum. Bron: inventarisatie Kragten en gemeente Venray, 2012
In de kern Wanssum voorkomende detailhandel is opgenomen in onderstaande tabel (tabel 6)
naam | straat | Categorie |
Jumbo | Burgemeester Weichshavenstraat 1 | Detailhandel |
Dekkers Tweewielers | Gagel 12 | Detailhandel |
Slijterij Lindehof | Meerloseweg 5 | Detailhandel |
M & H Fashion | Brugstraat 13 | Detailhandel |
Bakkerij G Verdeuzeldonk | Pastoorstraat 24 | Detailhandel |
Deco Meubel | Venrayseweg 4 | Detailhandel |
Tabel 6: Detailhandel Wanssum. Bron: inventarisatie Kragten en gemeente Venray, 2012.
In de kern Wanssum zijn een aantal voorzieningen aanwezig. In onderstaande tabel (tabel 7) zijn de in de kern Wanssum aanwezige voorzieningen weergegeven.
naam | straat | Categorie |
RK Parochie Heilige Michael | Pastoorstraat 6 | Maatschappelijk |
Sportpark en zwembad | Sportlaan 2 | Maatschappelijk |
De Zandhoek Party en Vrijetijd | St Leonardsweg 1 | Maatschappelijk |
Basisschool de Peddepoel | Houbenstraat 55 | Maatschappelijk |
Begraafplaats | Oude Kerkstraat | Maatschappelijk |
Tabel 7: Maatschappelijke voorzieningen Wanssum. Bron: inventarisatie Kragten en gemeente Venray, 2012.
Naast bovengenoemde voorzieningen zijn in de openbare ruimte diverse speelplekken en groenvoorzieningen met bijbehorende functies ingericht.
In de kern Wanssum voorkomende horeca is opgenomen in onderstaande tabel (tabel 8).
naam | straat | Categorie |
Café-Jachthaven Wanssum bv (Piets nette ballentent) | Geijsterseweg 8 | Horeca |
Cafetaria BIG SNACK De Klein | Brugstraat 7 | Horeca |
Cafe de Buren | Venrayseweg 2a | Horeca |
De Lindehof logies | Meerloseweg 5 | Horeca |
Tabel 8: Horeca Wanssum. Bron: inventarisatie Kragten en gemeente Venray, 2012.
In Wanssum en omgeving bevinden zich verschillende bezienswaardigheden en faciliteiten zoals de toeristen/passanten haven. Voor verblijfsrecreatie is er in de kern zelf een bed & breakfastvoorziening welke in het bestemmingsplan zal worden opgenomen als horeca bestemming.
In de omgeving van de kern liggen tevens een aantal campings en groepsaccommodaties. Ten aanzien van het toerisme kunnen bewoners en bezoekers van het plangebied profiteren van de (nabijgelegen) aanwezige wandel- en fietsroutes.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een beheerplan, dat wil zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied. Het bestemmingsplan bezit een beheersgericht en conserverend karakter waarin bestaande functies merendeels worden beschermd.
Wel wordt gestreefd naar een flexibeler bestemmingsplan. Dit komt onder andere tot uiting in de nieuwe systematiek die gehanteerd is bij het bepalen van de bouwvlakken. Deze worden niet langer strak om de woningen heen gelegd. In dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bouwstroken en ruime bouwvlakken.
Zoals in paragraaf 1.3 en 2.4.4 is aangegeven geldt voor het plangebied ook het Provinciale Inpassingsplan (hierna: PIP) 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum' (zie verder ook paragraaf 3.3.3). Met dat PIP zijn verschillende ruimtelijke ingrepen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Enkele van deze ingrepen hebben tevens invloed op de verschillende structuren binnen de kern Wanssum. Het PIP is in dit bestemmingsplan met uitzondering van de enkelbestemmingen verwerkt.
Binnen het plangebied worden in totaal drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze zijn voorzien in of in de nabijheid van het Weidehof. Het betreft woningen aan de Weidehof 13, de Weidehof ongenummerd en Postbaan 19. De verantwoording van deze woningen is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwingen die als bijlagen 1, 2 en 3 in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Tevens wordt er in dit plan beperkte ruimte gelaten voor nieuwe ontwikkelingen; deze zijn echter slechts mogelijk na toepassing van flexibiliteitbepalingen in de vorm van afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en toetsing aan de beleidsdoelstellingen of onderzoeksaspecten. Centraal uitgangspunt voor de planinrichting is dus dat de bestaande situatie op een adequate wijze in een nieuw actueel bestemmingsplan met een flexibele bestemmingsregeling wordt opgenomen. Dat houdt in dat het plan in een zodanige vorm gegoten wordt dat het kan dienen voor een op het plangebied toegesneden ruimtelijk beleid.
Het hele plangebied wordt geregeld door middel van slechts enkele bestemmingen, waarbij niet meer voorgeschreven wordt dan in het kader van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is.
Bij het vaststellen van de bestemmingen worden, hoewel een nieuwe plansystematiek gebruikt wordt, de bestemmingen zoveel mogelijk afgestemd op handhaving van de bestaande functies en op het bestaande gebruik van gronden en gebouwen.
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Het rijksbeleid zal worden besproken aan de hand van Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), de Beleidslijn grote rivieren en de Waterwet. Voor het provinciaal beleid wordt gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2011, eveneens een overkoepelend beleidsstuk, en de Provinciale Woonvisie. In het kader van het gemeentelijk beleid wordt ten slotte ingegaan op het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015, de gemeentelijke strategische visie, het gemeentelijk woningbouwprogramma, het groenbeleidsplan van Wanssum en het DOP Wanssum.
Op 23 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren (“decentraal, tenzij”).
Algemene doelstellingen en nationale belangen
In de SVIR staan drie hoofddoelen centraal om Nederland voor de middellange termijn tot 2028 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.
Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten is het van belang de ruimtelijk-economische structuur in Nederland te versterken. Een goed vestigingsklimaat staat centraal en vereist een hoogwaardig werk- en woonmilieu en een goede bereikbaarheid. Het is echter ook van groot belang dat er voldoende aanbod is aan onderwijs, cultuur, groen en recreatiemogelijkheden. De SVIR zet met name in op het beter benutten en uitbouwen van de kracht van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren en internationale verbindingen.
De bereikbaarheid van Nederland dient verbeterd, gewaarborgd en ruimtelijk zeker gesteld te worden. Hierbij zal de gebruiker voorop staan. Dat wil zeggen dat een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem met voldoende capaciteit gerealiseerd moet worden. Dit kan door de huidige infrastructuur beter te benutten, maar ook door slim te investeren in het hoofdnetwerk. Regio's moeten met elkaar en hun achterland verbonden worden en multimodale vervoersknooppunten dienen versterkt te worden. Om de deur-tot-deur bereikbaarheid verder te verbeteren is het van belang om ook voor fiets- en langzaam verkeer een fijnmazig netwerk te creëren. Ten slotte is ook een transitie naar duurzame mobiliteit gewenst en dit zal dan ook zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden vanuit de overheid.
Het versterken van de concurrentiekracht en het verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard gaan met het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving. Het behouden en waar nodig versterken van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden is hierbij van groot belang. Daarnaast zal ook ruimte geboden moeten worden voor militaire activiteiten en een efficiënt gebruik van de ondergrond.
In de SVIR is tevens de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in artikel 3.16 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Kern van de Ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien. In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt nu als volgt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
De eerste en de tweede trede zijn samengevoegd en de derde trede is vervallen. De uitgebreide motivering is beperkt tot 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' buiten het bestaand stedelijk gebied. Tevens is het begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door het begrip 'behoefte' en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. De Ladder-onderbouwing zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Toepassing van de ladder bij de actualisering van het bestemmingsplan 'Wanssum' leidt ertoe dat kritisch moet worden omgegaan met het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Met name de aantoonbare regionale behoefte zal dan goed moeten worden onderbouwd. Dit geldt niet alleen voor bouw- maar ook voor gebruiksmogelijkheden binnen bestaande gebouwen met een stedelijke bestemming (bijvoorbeeld gemengde bestemmingen).
Met deze actualisatie van het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Op grond van jurisprudentie is een toets aan de ladder niet noodzakelijk voor bestaande rechten zonder nieuw ruimtebeslag. Ook bij functiewijziging zonder dat sprake is van nieuw ruimtebeslag is in beginsel geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is toets aan de ladder niet noodzakelijk. Alleen indien sprake is van substantiële functiewijziging, een functiewijziging van een zodanige aard en omvang, kan sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling. Van dergelijke ontwikkelingen is binnen het plangebied geen sprake.
Daarnaast zijn voor de binnen het plangebied gelegen ontwikkellocaties in de meeste gevallen reeds separate planologische procedures doorlopen. In dat kader is aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de voorwaarden die door de ladder worden gesteld. In de meeste gevallen is zelfs sprake van een afname aan bebouwd oppervlak of aantallen.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied is gelegen binnen de MIRT-regio Brabant en Limburg. Voor deze regio geldt een aantal specifieke opgaven van nationaal belang. Zo wordt ingezet op het versterken van het vestigingsklimaat van voornamelijk de Brainport Zuidoost-Nederland (regio Eindhoven-Helmond) en Greenport Venlo. Naast deze regio zijn ook andere gebieden in deze regio, zoals de haven van Moerdijk, Maintenance Valley in West- en Midden-Brabant, het chemiecluster in Sittard-Geleen en de medische cluster in Maastricht, belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio. Het optimaal benutten en verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze regio's via weg, water, spoor en lucht is hierbij van groot belang.
Daarnaast dienen de waterveiligheid, -kwaliteit en zoetwatervoorziening geborgd te worden op zowel korte als lange termijn. Verder zal de (herijkte) Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden, verder tot stand gebracht en beschermd worden. Ten slotte dient ruimte vrij gemaakt te worden voor een buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam naar Antwerpen en het Roergebied, dienen voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie aangewezen te worden en moet het hoofdenergie netwerk (380kv) over de grens compleet en robuust gemaakt worden.
Een goed vestigingsklimaat kan bereikt worden door hoogwaardige stedelijke woonmilieus, stedelijke voorzieningen en variërende toegankelijke groengebieden rond het stedelijk gebied te realiseren. Op deze manier wordt de regio aantrekkelijker voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers om hier te komen werken en/of zich hier te vestigen. Dit geldt voornamelijk voor de regio Eindhoven. In Parkstad Limburg speelt voornamelijk het aanpakken van de krimpopgave een belangrijke rol.
Conclusie
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend actualisatieplan. Er worden dan ook niet of nauwelijks ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is dit plan niet in strijd met de ambities uit de SVIR.
Het planvoornemen voorziet in de actualisatie en digitalisering van de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Wanssum. Er worden geen ontwikkelingen meegenomen waarvan nog geen planologische procedure is afgerond. De actualisering en digitalisering heeft dan ook geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk. Wel geldt dat onderwerp Grote Rivieren (zie ook paragraaf 3.2.8) is aangewezen als onderwerp van nationaal Belang. Aangezien een gedeelte van het plangebied is gelegen in het stroomvoerend regime van de rivier de Maas is de SVIR hier van toepassing. Gezien de aard van dit bestemmingsplan zijn er echter geen beperkingen vanuit de SVIR.
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Voor een gedeelte van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is het Barro van toepassing gezien de gedeeltelijke ligging binnen het stroomvoerend regime van de rivier de Maas (zie ook paragraaf 3.2.7).
Het bestemmingsplan 'Wanssum' betreft een beheersplan, waarin de huidige ruimtelijke situatie wordt verankerd. Het betreft dus geen plan waarin nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Bovendien is in regels een dubbelbestemming 'Waterstaat – stroomvoerend rivierbed' opgenomen, waarin bovenstaande regels zijn verwerkt.
In 1999 is de Nota Belvedere uitgebracht. Deze nota gaat in op de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting en is ondertekend door de ministeries van VROM, LNV, OC&W en V&W. De doelstelling van de nota is om bij landschappelijke inrichting meer prioriteit te leggen bij de cultuurhistorische identiteit. Cultuurhistorische waarden kunnen namelijk als inspiratiebron dienen voor het ruimtelijk ontwerp, waardoor het cultuurhistorische erfgoed behouden blijft en zelfs sterker tot uitdrukking komt.
Behoud en ontwikkeling dienen echter wel evenwichtig plaats te vinden. Tussen het behouden en zorgen voor cultuurhistorisch erfgoed en de dynamiek van nieuwe ontwikkelingen heerst nu eenmaal enige spanning. Nieuwe ontwikkelingen vormen dan ook de grootste bedreiging voor hetgeen in het verleden is ontwikkeld. Daarom is het van belang dat er bij nieuwe ontwikkelingen meer oog komt voor cultuurhistorische waarden. Het toekennen van nieuwe gebruiksmogelijkheden aan cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en landschappen is een voorbeeld van een compromis dat gesloten zou kunnen worden. Een vitaal behoud van deze cultuurhistorische elementen is immers nodig, omdat ze anders alsnog verloren dreigen te gaan.
Wanssum is cultuurhistorisch gezien niet van grote betekenis, vanwege het ontbreken van rijks- of gemeentelijke monumenten. Wel zijn er enkele panden opgenomen in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Wanssum beschikt ook niet in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Bovendien is onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zouden kunnen zijn op eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:
Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden
Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologie vriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn.
Behoud in situ
Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven.
Verstoorder betaalt
Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Het verdrag is ook vertaald in de Nederlandse wetgeving, namelijk de Monumentenwet 1988. Daarnaast komt het verdrag ook terug in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Aangezien zich nauwelijks nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zullen voordoen, zijn de consequenties ten aanzien van verstoring van archeologische waarden nagenoeg nihil. Grote gedeelten van het plangebied zijn aangewezen als 'Terrein van hoge archeologische waarde' (zie ook paragraaf 3.5.8). Deze waarden worden middels de bestemming 'Waarde – Archeologie' beschermd.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Het stroomgebied van de Maas is één van de vier stroomgebieden in Nederland (Eems, Maas, Rijndelta en Schelde) waarop de KRW van toepassing is en waarvoor een Stroomgebiedbeheerplan is opgesteld (zie ook paragraaf 3.1.5).
Het Nederlandse deel van het stroomgebied Maas omvat ondermeer de gehele provincie Limburg, hier voert landbouw de boventoon. In het Nederlandse deel van het Maasstroomgebied liggen onder andere enkele tientallen Natura 2000-gebieden en zwemwaterlocaties en een paar oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen voor de onttrekking van water voor menselijke consumptie. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in beschermde oppervlaktewater- en grondwatergebieden, worden de aldaar aanwezige belangen niet geschaad.
Het doel van de beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming onmogelijk maken.
Wanssum is grotendeels gelegen binnen een Artikel 2a Wbr-gebied. De gebieden waarvoor artikel 2a van de Wbr van toepassing is - kortweg de artikel 2a-gebieden - zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningenregime van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) niet van toepassing is. De Wbr is opgegaan in de Waterwet. Met ingang van 1 oktober 2012 zijn deze vrijstellingsgebieden beschreven in artikel 6.12 van het Waterbesluit.
Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van deze beleidslijn feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is (ondanks de ligging in het rivierbed) niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren.
De betreffende gebbieden zijn gelegen voor een groot gedeelte gelegen in dat deel van het rivierbed waar Paragraaf 6 van Hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Hier geldt geen vergunningplicht in het kader van de Waterwet.
Tevens geldt hier, dat ook al zijn deze gebieden vrijgesteld van de vergunningplicht, ze wel deel uit blijven maken van het rivierbed. Bouwen in dit gebied, is dus net als elders in het rivierbed op eigen risico en voor eigen verantwoordelijkheid. Ook hier is het Rijk niet aansprakelijk voor eventuele schade.
Kleine gedeelten van het plangebied zijn overigens gelegen binnen het 'Stroomvoerend regime' van de beleidslijn. Binnen het stroomvoerend regime mogen enkel riviergebonden activiteiten plaatsvinden, mits deze voldoen aan onderstaande voorwaarden ('ja, mits').
Niet-riviergebonden activiteiten mogen in principe niet, tenzij er sprake is van groot openbaar belang of wanneer er per saldo meer ruimte vrij komt voor de rivier ('nee, tenzij').
De rivierkundige voorwaarden die gelden bij het ontplooien van activiteiten binnen het rivierbed:
De gronden binnen het plangebied die vallen onder het stroomvoerend regime mogen dus in principe niet bebouwd worden. Middels de dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed' wordt dit beschermd. Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag hier overigens wel bebouwing toestaan.
Het Nationaal Waterplan 2016- 2021 heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009 - 2015 welke alle voorgaande Nota's Waterhuishouding heeft vervangen.
Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een antwoord worden gevonden op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.
Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.
In het bestemmingsplan 'Wanssum' worden geen ontwikkelingen meegenomen. Bij eventuele ontwikkelingen dient in de afzonderlijke plannen maar ook in het algemeen in onderhavig bestemmingsplan, rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet zijn een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is hierbij de uitwerking van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde in de Waterwet.
De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.
Voor wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen. Tevens biedt het Waterbesluit de mogelijkheid de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht in te zetten voor het gebruik van waterstaatswerken.
Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling (afbeelding 15), blijkt dat het plangebied, voor een groot deel, buiten het waterstaatkundig beheer valt. Dit deel van het plangebied is dan ook aangeduid als zone waarop het Waterbesluit niet van toepassing is. De omstandigheid dat het Waterbesluit niet van toepassing is, wil echter niet zeggen dat er geen kans bestaat op hoog water. Het gebied blijft immers wel deel uitmaken van het rivierbed. Bouwen in deze gebieden geschiedt dan ook, net als elders in het rivierbed, op eigen risico en voor eigen verantwoordelijkheid. Zowel het Rijk als de gemeente Venray zijn niet aansprakelijk voor eventuele schade.
De Jachthaven en de sportvelden zijn gelegen binnen het gebied waarop het 'Waterhuishoudkundig beheer' van toepassing is. De gebieden die deel uitmaken van het 'Waterhuishoudkundig beheer' van de Maas, dienen te voldoen aan het bergend regime, zoals aangegeven in de Beleidslijn grote Rivieren (paragraaf 3.1.5).
Ruimtelijke beleid
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.
Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zetten we in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richten de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.
Regio Noord-Limburg
Er zijn binnen Limburg belangrijke regionale verschillen. Samen met de regionale partners zijn voor de regio’s Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg in het POL2014 ambities en belangrijkste uitdagingen en vraagstukken benoemd. Venray is gelegen in de regio Noord-Limburg. Deze regio heeft grote ambities: op termijn (2025-2030) wil de regio optimaal gebruik maken van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is op dat moment goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving.
Met gebruikmaking van haar gunstige ligging ten opzichte van Brainport Eindhoven streeft de regio naar een sterke economische structuur en naar een internationale toppositie in de (duurzame) maakindustrie.
Zonering plangebied
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 acht globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Figuur 3.1: Uitsnede omgevingsvisie Limburg 2014
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in de dorpse woonsfeer van de kern Wanssum. Deze woonsfeer wordt op kaart 1 van het POL2014 (Omgevingsvisie Limburg 2014) ‘Zonering Limburg’ gerekend tot de zone ‘Overig bebouwd gebied’. Ten aanzien van de zone ‘Overig bebouwd gebied’ is een aantal algemene beleidsdoelstellingen / aandachtspunten geformuleerd:
Toevoegingen aan de woningmarkt moeten niet alleen van de juiste soort zijn (d.w.z. voldoen aan de specifieke lokale woningbehoefte) en op de juiste locatie zijn, maar moeten in veel gevallen ook gepaard gaan met sloop, zodat de kwantitatieve verhouding in balans blijft. In plaats daarvan kan ook gekozen worden voor substantiële renovaties, gepaard met duurzaamheidsinvesteringen en toekomstbestendige verbeteringen van de gebruikskwaliteiten, die de levensduur van woningen aanzienlijk verlengen.
Gelet op zijn beheersmatig karakter gelden er ten aanzien van dit bestemmingsplan geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging in de regio ‘Noord-Limburg’ en/of de zone ‘Overig bebouwd gebied’. Het in het POL2014 vastgelegde volkshuisvestingsbeleid wordt hierna nader beschreven.
Volkshuisvestingsbeleid
In Omgevingsverordening is aangegeven dat de Provincie streeft naar een voortreffelijk woon- en leefklimaat, waar mensen zich prettig voelen. De Limburgse woningmarkt dient over voldoende woningen te beschikken, van de juiste kwaliteit en op de juiste plek. Daarbij moet de woningvoorraad voldoende mogelijkheden bieden voor doorstromingen, toekomstbestendig zijn en flexibel kunnen inspelen op (veranderende) woonwensen.
De Limburgse woningmarkt moet daarbij kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt, maar niet in de hele provincie gelijktijdig en op dezelfde manier: de top in de woningbehoefte wordt naar verwachting in Midden- en Noord-Limburg bereikt rond 2028 respectievelijk 2030, terwijl de totale behoefte in Zuid-Limburg vanaf 2017 al daalt, wat in delen van het gebied nu al volop waarneembaar is.
De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van woonmilieus die er al in overvloed zijn. Daarnaast speelt er een belangrijke kwalitatieve opgave. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Maatschappelijke trends (inclusief demografische) leveren een vraag op naar andere woningen dan de voorraad nu biedt. Bijvoorbeeld meer vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens, in plaats van de gezinswoningen, meer vraag naar aanpasbare en levensloopbestendige woningen en naar energiezuinige woningen.
Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.
De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.
Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling én uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. Ze dienen te worden geconcretiseerd in concrete programma’s, ten minste voor de onderdelen:
De ambities, uitgangspunten en principes uit dit POL vormen het vertrekpunt voor de regionale structuurvisies. Provinciaal uitgangspunt is dat binnen een jaar na vaststelling van het POL2014 elke gemeenteraad de regionale structuurvisie Wonen en Leefbaarheid (inclusief programmeringsafspraken) voor de eigen gemeente vaststelt. Uitvoering van het in de structuurvisie beschreven beleid kan dan via een zogenoemde voorzorgverordening worden verankerd.
De gemeente Venray heeft de 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg' op basis van het POL2014 op 5 april 2016 vastgesteld. In paragraaf 3.4.1 zal hierop nader worden ingegaan.
Waterbeleid
Vergelijkbaar met het POL2006 heeft de provincie Limburg in het POL2014 invulling gegeven aan de in het Nationaal Bestuursakkoord Water opgenomen strategieën, door te streven naar een maximale afkoppeling van regenwater, binnen de grenzen van doelmatigheid. Afkoppelen van regenwater betekent dat regenwater dient te worden gescheiden van afvalwater en zoveel mogelijk moet worden vastgehouden en geïnfiltreerd in het gebied waarin het valt. Afkoppeling voorkomt onnodige belasting van riool en waterzuiveringsinstallaties. Daarnaast vermindert afkoppeling de overstort van vuil rioolwater op het oppervlaktewater en kan het een bijdrage leveren aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem (onder andere vermindering van verdroging).
Met betrekking tot het provinciaal watersysteem is in het POL2014 vastgelegd dat afvoer van water uit bebouwd gebied moet worden beperkt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van regenwater. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen en bij bestaande bebouwing ‘maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid’ als beleidslijn te hanteren. Met doelmatigheid bedoelen wij dat het afkoppelen bij bestaande bebouwingen wordt uitgevoerd wanneer het eenvoudig te realiseren is (bijvoorbeeld veel achterzijden van woningen met een tuin) of te combineren is met andere werkzaamheden in de stedelijke inrichting, zoals riool- en wegenrenovaties.
De volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Gemeentelijke overstorten van het riool op het oppervlaktewater dienen sterk verminderd te worden en op de lange termijn zoveel mogelijk te worden opgeheven om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen voldoen. Dit draagt zowel bij aan een gezonder watersysteem en leefklimaat als ook aan de beperking van wateroverlast.
Bij het POL2014/de Omgevingsvisie hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden. De meest recente versie van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (GS05) betreft de geconsolideerde versie van 23 februari 2018.
De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014, is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk "Ruimte" aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk "Ruimte" is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. Met het bestemmingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt. Toetsing aan de duurzaamheidsladder is niet noodzakelijk.
Figuur 3.2: Uitsnede Omgevingsverordening Limburg 2014, kaart 2: Duurzame verstedelijking en bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014
Zoals in paragraaf 3.3.1 al is gesteld ligt het bestemmingsplan binnen het bebouwd gebied. Voor de kern Wanssum volgen uit de verordening vanuit deze zone geen specifieke regels die door dienen te werken in dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt in uitsluitingsgebied voor windturbines, maar met het planvoornemen is geen sprake van een ontwikkeling of planologische mogelijkheid tot het realiseren van een windturbine. Wanssum ligt tevens in zone veehouderij en nabij Natura 2000-gebied, maar in dit bestemmingsplan is geen sprake van een ontwikkeling met een veehouderij. Vanuit de omgevingsverordening volgen voor dit aspect dan ook geen nadere regels.
Op grond van de Omgevingsverordening Limburg geldt voor het plangebied de 'normering regionale waterlast' met een normering van 1:100. Dit houdt in dat de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moeten zijn ingericht op deze normering. Het is aan de beheerder van de regionale wateren om te zorgen dat deze wateren aan de normering voldoen. De beheerder brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer. Het waterschap Peel en Maasvallei is beheerder van deze regionale wateren.
Geconcludeerd wordt dat de Omgevingsverordening Limburg 2014 geen beperkingen oplegt aan dit consoliderende bestemmingsplan.
In 1993 en 1995 werd Limburg opgeschrikt door grote overstromingen van de Maas. Dergelijke waterstanden waren sinds 1926 niet meer voorgekomen. De economische schade was aanzienlijk. Besloten werd om de bewoners langs de voorheen onbedijkte Zandmaas beter te beschermen. Ter voorkoming van acute problemen en vooruitlopend op integrale beschermingsprogramma’s werden in 1996 tijdelijke maatregelen genomen die de veiligheid van het gebied op korte termijn moesten verbeteren: op diverse plekken werden nooddijken aangelegd en de Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum, die voorheen altijd meestroomde met hoogwater, werd afgesloten.
De afdamming van de 10 kilometer lange Oude Maasarm veroorzaakte echter een onwenselijke opstuwing van het Maaswater bij Broekhuizen. In de wetenschap dat de huidige waterkeringen tijdelijk waren en de Oude Maasarm in de toekomst weer zou moeten meestromen voor een duurzame waterveiligheid, werd het gebied achter de kades op voorhand aangemerkt als stroomvoerend- en bergend winterbed van de Maas. Daardoor was het tot op heden nagenoeg onmogelijk om tussen Ooijen en Wanssum toestemming te krijgen voor nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen. In een gebied met veel agrarische bedrijvigheid en een florerende haven, is dit vanzelfsprekend een zeer onwenselijke situatie. Door het creëren van zogenaamde overruimte, dat wil zeggen een extra waterstandsdaling tijdens hoogwater dan strikt noodzakelijk voor de waterveiligheid, ontstaan er mogelijkheden voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen.
Middels de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum (provinciaal inpassingsplan) wordt een definitieve oplossing geboden voor de hoogwaterproblematiek.
De doelstellingen van gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn samengevat:
Bovenstaande doelstelling leiden tot bepaalde ontwikkelingen die ook voor de kern Blitterswijck een aantal gevolgen hebben. Deze worden hiernavolgend kort beschreven.
Hoogwatergeul Wanssum
In de binnenbocht van de Maas ter hoogte van Blitterswijck wordt/is op een oppervlak van circa 170 voetbalvelden tussen de 0 en 2 meter en lokaal tot 3 meter afgegraven. Met de realisatie van deze hoogwatergeul ontstaat veel extra ruimte in deze binnenbocht van de Maas. Dit zorgt voor een betere afvoer van Maaswater bij hoge waterstanden op de rivier.
Oude Maasarm
Het deelproject ‘Oude Maasarm’ is gericht op het reactiveren van de 10 kilometer lange Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum. Deze aftakking van de Maas, was vroeger als zijrivier actief, maar is in de loop der tijd nagenoeg droog komen te liggen. Behalve bij hoogwater, dan speelt de Oude Maasarm een belangrijke rol. Na de hoogwaters van 1993 en 1995 is deze echter bij Ooijen en Blitterswijck met dijken van de Maas afgesloten. Om de Oude Maasarm weer te laten mee stromen, zullen deze dijken worden weggehaald en worden hoge plekken extra uitgediept of afgegraven en wordt ook de flessenhals ter hoogte van de Brugstraat in Wanssum opgeheven. Als de Oude Maasarm straks bij hoogwater weer met de Maas gaat meestromen, zal het toekomstige natuurgebied vaker onder water staan. Naar verwachting gebeurt dat gemiddeld eens in de 8 jaar.
Om er voor te zorgen dat bewoners en bedrijven in de nieuwe situatie droge voeten houden worden nieuwe dijken aangelegd bij Broekhuizenvorst, Ooijen, de Hei, Blitterswijck en Wanssum. De bereikbaarheid wordt gegarandeerd door de realisatie van drie nieuwe hoogwatervrije bruggen: tussen Broekhuizenvorst en Ooijen, nabij Het Roekenbosch in Blitterswijck en in het centrum van Wanssum.
Gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de Provincie Limburg hebben een Regionale Structuurvisie Wonen opgesteld. Inmiddels is deze visie in alle acht de gemeenten vastgesteld. Met de woonvisie willen de gemeenten in de regio zorgen voor een stabiele woningmarkt, waar vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Dit willen zij bereiken door de woningbouwplannen in evenwicht te brengen met de (toekomstige) woonbehoefte.
De visie bestaat uit vijf pijlers:
Vervolgstappen
Nu de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is vastgesteld, wordt het hierbij behorende uitvoeringsprogramma uitgevoerd. Om dit te laten slagen, is het belangrijk dat de betrokken partijen in de regio goed met elkaar samenwerken. Gemeentebesturen zullen waken over de voortgang van het proces. Ook partners zoals woningcorporaties, zorgpartijen en marktpartijen blijven betrokken in het nog op te stellen Platform Wonen Noord-Limburg. De Noord-Limburgse gemeenten gaan ieder ook een eigen lokale woonvisie uitwerken. In lijn van deze regionale visie heeft de gemeente Venray haar woningbouwprogramma tegen het licht gehouden. In paragraaf 2.6 is hierop reeds ingegaan.
Op 22 december 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water in beweging', zoals op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en waterschap Peel en Maasvallei, in werking getreden. Dit plan is een gezamenlijk plan van beide waterschappen vooruitlopend op de inmiddels gerealiseerde fusie tot waterschap Limburg, waarmee de koers voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg wordt uitgezet.
Het deelstroomgebied Maas wordt beheerd door een vijftal waterschappen, waaronder waterschap Limburg. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt. Dit heeft onder andere geresulteerd in het nieuwe waterbeheerplan. In het waterbeheerplan is het integrale beleid opgenomen inzake veiligheid, watersysteembeheer en afvalwaterketen. Er zal worden geïnvesteerd in het creëren van extra waterberging, aanpassing van de waterhuishouding, de bestrijding van verdroging, het aanpassen van een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties en het renatureren van beken.
Om de beleidstaken uit te voeren beschikt het waterschap over verschillende instrumenten. De belangrijkste hiervan is de keur met bijbehorende legger.
De Keur Waterschap Limburg
Voor het waterschap Limburg is de Keur op 1 april 2019 vastgesteld. In de keur staan regels over wat er wel en niet mag in en rondom het water in Limburg. Met deze regels worden dijken, sloten, waterstanden en grondwaterstanden beschermd. Bepaalde activiteiten bij het water of een dijk zijn alleen toegestaan als het waterschap daarvoor een vergunning heeft verleend.
De legger maakt duidelijk wat men waar van het waterschap mag verwachten. Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hèt instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten, voldoende en schoon water. De legger bestaat uit een kaart. Daarop staat welke rivieren, beken, vennen en regenwaterbuffers, lijnvormige elementen, waterkeringen en kunstwerken (stuwen, sluisdeuren en kademuren) het waterschap in beheer heeft en waar ze liggen.
Figuur: 3.3: Uitsnede legger Waterschap Limburg
Op de legger van het Waterschap Limburg zijn de primaire watergangen ter hoogte van Wanssum aangeduid. Uit zuidelijke richting stroomt de Groote Molenbeek de kern binnen en de Jachthaven in. Ten noordoosten stroomt de Tiendschuur, ten westen stromen de primaire watergangen Nieuwland, De vennen, Vossevennen en 2e Zijtak Vossevennen. Deze primaire watergangen kennen diverse (secundaire) aftakkingen.
Op de legger zijn daarnaast ook de dijklichamen en keermuren weergegeven. Deze waterschapswerken worden beschermd door middel van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' die uit het geldende inpassingsplan 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum' zijn overgenomen in voorliggende bestemmingsplan. Op de primaire (en secundaire wateren) zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de keur van het waterschap van toepassing.
Voor Wanssum zijn verder geen specifieke maatregelen opgenomen in het Waterbeheersplan. Het bestemmingsplan oefent ook geen invloed uit op de in het plangebied aanwezige waterlopen, noch op de waterkwaliteit daarvan.
De in het kader van de procedure van het bestemmingsplan verplichte watertoets is opgenomen in paragraaf 4.11.
De Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum vervulde tot en met 1995 een cruciale functie in de afvoer van hoogwaters op de Maas. Door de afsluiting van deze Maasarm met kades is hier sinds 1996 sprake van een flessenhals in de rivier. De aangelegde kades leiden tot opstuwing van het Maaswater tijdens hoogwaters. Ruimtelijke ontwikkelingen zitten planologisch 'op slot' door de huidige waterbergende functie en de ruimte die in de toekomst nog nodig is voor rivierkundige maatregelen. Een verdere verhoging van de bestaande kadetracés is onwenselijk omdat dit tot verdere opstuwing van het Maaswater leidt. In de wetenschap dat dit in de toekomst weer ongedaan moet worden gemaakt is door de Stuurgroep Ooijen-Wanssum besloten om met een integrale gebiedsontwikkeling tot een samenhangende aanpak te komen van verruiming, bescherming en ontwikkeling.
Het eerste resultaat van deze gebiedsontwikkeling is het gebiedsplan Ooijen-Wanssum. Hierin zijn duurzame rivierkundige maatregelen in samenhang ontwikkeld met adequate bescherming en mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied.
Bij de gebiedsontwikkeling is zoveel mogelijk voldaan aan sectorale doelen en randvoorwaarden. Een integrale gebiedsontwikkeling is onvermijdelijk ook strijdig met geldend beleid. In dit gebiedsplan worden maatregelen voorgesteld die wijzigingen inhouden in de omgang met onder andere (grond)water, hoogwaterbescherming en woningbouw. Op basis van een aantal heldere principes zijn keuzes gemaakt om de volgende doelen te bereiken:
Doel van het gebiedsplan Ooijen-Wanssum (GOW) is om in het bovenstroomse invloedsgebied van de Maas de waterveiligheid te verbeteren. De prioriteiten voor Venray zijn de rondweg rond Wanssum en de herontwikkeling van de haven van Wanssum (Figuur 3.6). Daarmee wordt zowel de economische ontwikkeling in de haven gestimuleerd en wordt naast waterveiligheid ook de leefbaarheid van Wanssum verbeterd. De ontwikkeling van de haven zorgt voor meer aanvoer over water waarmee de aanvoer over de wegen wordt verminderd.
Figuur 3.6. Maatregelenkaart Gebiedsontwikkeling Ooijen – Wanssum. Bron: Gebiedsplan Ooijen- Wanssum.
Met het Provinciaal inpassingsplan Ooijen-Wanssum is aangesloten op dit gebiedsplan en zijn onder andere de hierin genoemde watergerelateerde maatregelen in en rondom het plangebied van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
In deze paragraaf zal eerst het overkoepelende beleid van de gemeente Venray worden weergegeven opgevolgd door het beleid dat van toepassing is op Wanssum.
De Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025)' vormt het leidend document voor het gehele gemeentelijke beleid. In deze visie zijn, weliswaar op onderdelen abstract, expliciete thema's en keuzes verwoord. De Strategische visie bevat het lange termijn perspectief voor Venray.
De huidige Strategische visie dateert uit 2013 en is een actualisatie van het in november 2009 door gemeenteraad van Venray vastgestelde Strategische visie Venray 2020. Dat lijkt nog niet zo lang geleden. Maar de ontwikkelingen gaan de laatste jaren razendsnel, waardoor een inhoudelijke aanvulling en aanpassing benodigd was. De nieuwe visie is geen compleet nieuwe strategische visie, maar een enkel een aanvulling. Veel in de huidige visie van Venray (Strategische visie Venray 2020) is nog altijd relevant, waardevol en heeft bovendien veel draagvlak. Het gaat veel meer om kennis te nemen van trends, ontwikkelingen en uitdagingen die op de gemeente afkomen, daar samen met onze gemeenschap een beeld over te ontwikkelen en de handen ineen te slaan om onze stad in de Peel te laten bloeien.
De strategische visie en in het verlengde daarvan het collegeprogramma zijn opgebouwd aan de hand van thema's die als speerpunten dienen van de gemeente. Deze thema's vormen de leidraad voor een verdere uitwerking van het beleid. Daarvoor worden de thema's vertaald in programma's aan de hand waarvan enerzijds het beleid verder wordt uitgewerkt en anderzijds uitvoerings-programma's worden gerealiseerd. De uitgewerkte beleidslijnen en uitvoeringsprogramma's worden waar mogelijk gebiedsgericht geformuleerd. Daarvoor worden Dorpsontwikkelingsplannen (DOP's) en Wijkontwikkelingsplannen (WOP's) opgesteld, die voor een specifiek gebied de integrale beleidsuitgangspunten en daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma's bevatten. Voor Wanssum is in hetzelfde kader een Dorpsomgevingsprogramma opgesteld. Deze wordt in paragraaf 3.5.7 beschreven.
Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. Het Ontwikkelingsperspectief heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van Venray te begeleiden en de regiefunctie van de gemeente vorm te geven. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota.
Met betrekking tot Wanssum zijn de richtinggevende doelen uit het Ontwikkelingsperspectief:
Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de dorpen worden clusters of groepen van kernen onderscheiden. Die clusters zijn grotendeels gebaseerd op bestaande, soms informele, samenwerkingsverbanden. Ten tijde van het vaststellen van het ontwikkelingsperspectief 2015 maakte Wanssum nog geen onderdeel uit van de gemeente Venray. Het beleid met betrekking tot de kerkdorpen geldt echter onverminderd ook voor Wanssum. Met het Dorpsomgevingsprogramma voor Wanssum (paragraaf 3.5.7) wordt invulling gegeven aan dit beleid.
Op 16 mei 2017 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Venray 2017 'Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. Belangrijkste doelstelling van deze visie is het aanpassen van de bestaande woningvoorraad aan de veranderende wensen van de woonconsument. Venray is een gemeente die tegen de stroom van krimp in nog groeit. De focus ligt dan ook op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen voor de komende jaren. Woningen die bovendien moeten aansluiten bij de nieuwe wensen van de woonconsument. De samenstelling van huishoudens verandert. Meer mensen gaan alleen wonen en gezinnen zijn kleiner dan in het verleden. De klant vraagt dus niet minder woningen, maar wel kleinere. Voor een belangrijk deel zijn die woningen er al, maar moeten ze worden aangepast en voor een ander deel moeten er nieuwe gebouwd worden.
Om keuzes uit de Woonvisie te monitoren en om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt jaarlijks een monitoringsrapportage woningbouw opgesteld. De monitor vormt de basis waarop ontwikkelingen gedurende een langere periode worden getoetst aan beleidskeuzes uit de woonvisie. Indien noodzakelijk worden ambities bijgesteld, dan wel aangepast. De meest recente is de Woonmonitor 2017 die op 25 september 2018 is vastgesteld. Integraal onderdeel van de monitor zijn de prognoses die zijn opgesteld door 'Etil' en de tabellen met daarin het woningbouwprogramma.
Binnen de kern Wanssum bedroeg in 2016 het aantal inwoners 1.905 en het aantal huishoudens 805. De behoefte aan woningen bedraagt voor de periode 2015 tot 2030, 68 woniningen. De plancapaciteit (harde plannen en plannen in voorbereiding/procedure) bedraagt 73 woningen. Daarmee is dus sprake van een beperkte overcapaciteit.
De planologische ruimte die nog beschikbaar is in bestemmingsplannen bedraagt 71 woningen (harde plancapaciteit). Daarnaast zijn nog 2 woningen in voorbereiding. Op termijn zijn nog 20 woningen voorzien (zachte plancapaciteit) Hiervoor dient nog een planologische procedure te worden doorlopen. Alle plannen bij elkaar opgeteld is er een (harde en zachte) plancapaciteit van 93 woningen.
Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel worden niet benutte bouwtitels wegbestemd. Hierdoor ontstaat ruimte op het gebied van woningbouw.
Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de Structuurvisie ruimtelijke bijdrage 2011 vastgesteld. Het in de structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Ter plaatse van een nieuwe ontwikkeling wordt allereerst gezorgd voor een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing in de omgeving. Indien nodig, is een aanvullende bijdrage ruimtelijke ontwikkeling vereist. Hierbij geldt dat de compenserende maatregel(en) bij voorkeur in de nabijheid van de ingreep plaatsvinden. Compenserende maatregelen ('tegenprestaties') zijn mogelijk op het gebied van: natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie en sloop/herstructurering. Ook combinaties van verschillende maatregelen zijn hierbij mogelijk. De belangrijkste voorwaarden zijn:
Daarnaast is in de structuurvisie een regeling opgenomen voor het vragen van een bijdrage in de aanleg van parkeerplaatsen. Deze bijdrage is van toepassing indien de voor een ontwikkeling benodigde parkeerplaatsen niet bij de ontwikkeling, op grond in eigendom van de initiatiefnemer, kunnen worden aangelegd.
Bij toekomstige nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zal dus ingezet moeten worden op een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Met het Groenstructuurplan heeft de gemeente Venray een beleidslijn uitgezet voor de toekomst van het in de kern Venray en de omringende dorpen aanwezige openbare groen. Het gemeentelijk beleid voor wat betreft de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het groen zijn in het groenstructuurplan vastgelegd.
Bij kwaliteit kan gedacht worden aan de gebruiks-, de belevings- en de ecologische waarde van het groen. Groenvoorzieningen fungeren als belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur, staan in relatie met het landschap buiten de bebouwde kom en bieden variatie op wijkniveau. De gemeente Venray streeft derhalve naar gevarieerd groen op alle schaalniveaus. In het groenstructuurplan worden twee schaalniveaus onderscheiden: op het niveau van de kernen wordt gestreefd naar een sterke hoofdgroenstructuur en op het niveau van het groen in de wijken/dorpen wordt gestreefd naar een variatie in groenvoorzieningen, die is afgestemd op het stedenbouwkundig karakter van de buurt en de behoeften van de bewoners.
In de nota wordt het belang van voldoende groen in de publieke ruimte benadrukt: uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende groen van groot belang voor het (economisch) vestigingsklimaat en stimuleren van het toeristisch recreatief bedrijfsleven.
In het Groenstructuurplan is per deelgebied een visie opgesteld, gebaseerd op de ontstaanswijze, de ruimtelijke samenhang, de sfeer en de gebruiksfuncties van het groen en worden maatregelen voorgesteld. De bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' staan, ook gelet op het bepaalde in het Groenstructuurplan, de aanplant van nieuwe groenelementen toe.
De definitie van de openbare ruimte kan worden omschreven als; “De ruimte die voor iedereen toegankelijk is”. De Toetssteen Openbare Ruimte (hierna: TOR) heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen enzovoort, waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Het bestemmingsplan 'Wanssum' voorziet niet in bouwplannen in de openbare ruimte. Het betreft een beheersplan. Eventuele bouwplannen worden afzonderlijk beoordeeld op basis van de TOR en in procedure gebracht.
De Dorpsraad Wanssum heeft in 2008/2009 in samenwerking met de toenmalige gemeente Meerlo- Wanssum, BRO en de inwoners van Wanssum een Dorpsomgevingsprogramma (DOP) gemaakt. Het DOP Wanssum is niet meer vastgesteld door de toenmalige gemeente Meerlo-Wanssum. Met ingang van 1 januari 2010 is Wanssum toegevoegd aan de gemeente Venray. De dorpsraad en de gemeente Venray zijn overeengekomen om het DOP Wanssum om te zetten naar Venrays model. Het DOP Wanssum is omgezet naar een structuurvisie, en vastgesteld op 1 november 2011, zodat het ook een juridische status heeft.
De Visie 2020, is geschreven door de dorpsraad Wanssum en wordt gedragen door het gebiedspanel en de inwoners van Wanssum.
Kernvisie
Wanssum is een open, sociaal en levendig woondorp voor alle bevolkingsgroepen met de daarbij behorende voorzieningen. Behalve een levendig woondorp is het ook een aantrekkelijk dorp voor (water)recreanten. Om de aantrekkelijkheid van het dorp voor de eigen bewoners te versterken is een dorpshart met onder andere een multifunctionele accommodatie een belangrijk item. Van cruciaal belang hierbij is de herinrichting van de Venrayseweg/Brugstraat (en de rol van een eventuele rondweg), zodat de huidige verkeersader door de kern, die de kern in twee delen splitst, is veranderd in een autoluw verblijfsgebied.
Wonen
De uitvoering van de dorpsvisie op Wanssum voor wat betreft woningbouwontwikkeling heeft zich enerzijds gericht op een gelijkmatige groei op basis van de eigen behoefte, en anderzijds op een éénmalige inhaalslag voor wat betreft geschikte huisvesting voor starters en senioren.
Ruimtelijke inrichting en verkeer
Door de komst van de rondweg is Wanssum een dorp waar het rustig verblijven is en waar geen verkeersoverlast en verkeersonveiligheid meer is. Vrachtverkeer wordt geweerd uit de kern en voor ander doorgaand verkeer is het onaantrekkelijk gemaakt de Venrayseweg/Brugstraat als doorgaande route te gebruiken.
Werken
De bestaande werkgelegenheid en bedrijvigheid in Wanssum is behouden gebleven en er zijn kansen gecreëerd voor kleinschalige bedrijvigheid (starters, bedrijven aan huis) in de woonwijken.
Het havengebied en bedrijfsterrein zijn door een duidelijke ruimtelijke/fysieke scheiding afgeschermd en hierdoor deels aan het oog onttrokken voor het bestaande woongebied. In zuidelijke en oostelijke richting is het niet mogelijk dat er nieuwe zware bedrijvigheid buiten het rondwegtracé (dus in de richting van de kern) gerealiseerd wordt. In westelijke richting is de aanleg van de nieuwe insteekhaven bepalend geweest voor de uitbreiding van bedrijvigheid. Hierbij is onder andere uitbreiding ten behoeve van deze insteekhaven en de huidige opslagactiviteiten van het containerbedrijf mogelijk gemaakt, alsmede de verplaatsing van enkele bedrijven die moeten wijken voor de aanleg van de rondweg. Verdere vestiging/uitbreiding van andere bedrijvigheid is alleen mogelijk als het watergebonden bedrijvigheid betreft. Verdere ontwikkeling van deze haven in de richting van de woonbebouwing (zuidelijke richting) is niet toegestaan.
Ten noorden van de lijn Busserhofweg en toekomstige brugtracé is alleen grootschalige bedrijvigheid toegestaan (zwaardere milieucategorieën bedrijvigheid, maar ook bedrijven met een groot ruimtebeslag). Ten zuiden van deze lijn is ruimte gecreëerd voor de meer kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid. Direct aan het water is in principe alleen ruimte voor water gerelateerde bedrijvigheid.
Toeristisch-recreatieve sector
Door de aanleg van een zuid-haven en kleinschalige horecavoorzieningen nabij het nieuwe MFC op de locatie nabij de sportvelden, zijn er nieuwe mogelijkheden ontstaan voor het op de kaart zetten van Wanssum als 'waterrecreatiedorp'. Het is wenselijk om de toeristische potenties van de huidige jachthaven beter te benutten. Doordat de gemeente zich door de reactivering van de oude Maasarm en de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen op de sportvelden, meer heeft kunnen richten op de toeristisch-recreatieve sector, zijn er ook voor deze sector nieuwe kansen voor de werkgelegenheid in Wanssum ontstaan.
Voorzieningen
In Wanssum zijn voldoende voorzieningen aanwezig. Het bestaande aanbod van dagelijkse winkelvoorzieningen is in stand gehouden. Behoud hiervan is zeer gewenst om het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in het dorp op peil te houden. Het betreft met name de supermarkt.
Door concentratie van de toch al beperkt aanwezige detailhandel langs deze weg wordt tevens de economische en ruimtelijke structuur van de weg versterkt.
De visie en de gespecificeerde thema's hebben geleidt tot een uitvoeringsprogramma waarin concrete projecten worden beschreven die uiteindelijk moeten leiden tot de realisatie van de visie. Dit heeft geleidt tot 6 projecten die in overleg met de inwoners van Wanssum tot stand zijn gekomen. Het bestemmingsplan 'Wanssum' houdt rekening met de agendapunten en speelt daar waar noodzakelijk en mogelijk, in op de mogelijkheden om de projecten uit te kunnen voeren.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (zie paragraaf 3.2.4). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van deze wet zijn:
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Als gevolg van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening toetst de provincie Limburg niet langer archeologische rapporten en programma's van eisen. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn (waaronder de aanwijzing van archeologische attentiegebieden).
De gemeente Venray heeft een eigen archeologische beleidskaart laten opstellen door archeologisch adviesbureau RAAP. Dit rapport is afgerond in het voorjaar van 2008. Dit RAAP rapport met nummer 1482 is genaamd “Begrensd verleden”; Een archeologische verwachtings- en beleidskaart en de cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray”. Vanwege de gemeentelijke herindeling in 2010 heeft de gemeente Venray in 2011 de beleidskaart voor het gehele (gewijzigde) grondgebied laten actualiseren. Deze geactualiseerde versie is in 2013 vastgesteld.
De archeologische beleidskaart verschaft inzicht in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente. De criteria (ondergrenzen) voor archeologisch onderzoek zijn opgenomen in de bijbehorende 'Archeologische beleidsregels gemeente Venray'.
De archeologische beleidskaart en de bijbehorende beleidsregels dienen als uitgangspunt bij het waarborgen van het aspect 'archeologie' in de diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente. In hoofdstuk 4 zullen de gevolgen van het gemeentelijk archeologiebeleid voor onderhavig bestemmingsplan worden beschreven.
Geurverordening
Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de aangepaste geurverordening vastgesteld. De geurverordening omvat met deze aanpassing ook het gebied Wanssum, Geysteren en Blitterswijck. Om de situatie van Wanssum ten aanzien van geur te beschrijven is mede gebruik gemaakt van de gebiedsvisie behorende bij de verordening.
In de directe omgeving van Wanssum zijn, van oudsher, weinig (intensieve) veehouderijen gelegen. Wel is er in de kern een paardenhouderij aanwezig. In de nabijheid van de kern is nog een klein pluimveebedrijf gesitueerd aan de Krekelkamp 1a. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op de geursituatie in en rondom Wanssum.
Visie veehouderij Venray 2018
Daarnaast heeft de gemeenteraad op 30 januari 2018 de 'Visie Veehouderij Venray 2018' vastgesteld. De visie moet bijdragen aan een goede balans tussen de ontwikkelingsruimte voor de veehouderij en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners. De veehouderij in de gemeente Venray heeft zich in 2030 sterk duurzaam ontwikkeld. Onder duurzaam wordt verstaan: een economisch krachtige veehouderij met veel aandacht voor mens, dier, milieu, gezondheid en leefomgeving. Bij het inzetten van deze ontwikkeling dient het accent te liggen op maatwerk, draagvlak, eigen verantwoordelijkheid, innovatie en koersvast.
De aanleiding om een visie op te stellen komt voort uit de brede maatschappelijke dialoog veehouderij die in 2015 heeft plaatsgevonden (Dialoog Veehouderij Venray 2015). Bij het opstellen van de visie is tijdens een vijftal ateliers (Ateliers Veehouderij Venray 2017) met een groep ondernemers, burgers, leden van de raadswerkgroep , wethouders en een aantal experts, de input voor de visie opgehaald. Tijdens de ateliers is duidelijk geworden dat er extra inspanningen nodig zijn om het woon- en leefmilieu van omwonenden in Venray te beschermen en te verbeteren. Voor het behoud van het draagvlak bij de inwoners is het van belang dat er bij de ontwikkeling van veehouderijen meer rekening wordt gehouden met de belangen van de omwonenden. Daarbij heerst de breed gedeelde mening dat problemen en sociale polarisatie zoals in Brabantse gemeenten is opgetreden, moet worden voorkomen.
De veehouderij is een onlosmakelijk deel van de gemeenschap in Venray. De veehouderij vormt een belangrijke bijdrage aan de economie van Venray. Tegelijkertijd is er de stellige overtuiging dat de economische ontwikkeling van de veehouderij ook gericht moet zijn op een zorgvuldige aandacht voor de leefomgeving. Vanuit de ondernemers wordt aangegeven dat bedrijfsontwikkelingen noodzakelijk zijn om de effecten op de omgeving verder te verminderen.
Bij de duurzame ontwikkeling van de veehouderij staat de gezondheid van de mens centraal. Daarom richt de gemeente zich bij de uitvoering op de volgende doelen:
Het woon- en leefklimaat in Wanssum is in het algemeen als goed tot zeer goed te kwalificeren. In de omgeving van Wanssum liggen geen landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) waar in beginsel nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven mogelijk is
De per 1 januari 2003 herziene Woningwet verplicht gemeenten een welstandsbeleid vast te stellen. De welstandsnota bevat criteria die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Door de gemeente Venray is dit beleid geactualiseerd vastgelegd in de welstandsnota 'Wederzijds Vertrouwen'. Na evaluatie van het voormalige welstandsbeleid is ervoor gekozen om binnen de gemeente een preventief welstandstoezicht te differentiëren naar gebied en naar bouwplannen.
De gemeente Venray streeft in zijn algemeenheid een vlotte afhandeling van (vergunning)aanvragen na. Dit geldt ook voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. Bij deze vergunning is een welstandstoets aan de orde. Het versnellen van de vergunningsprocedure of de welstandstoets is een invulling van deze algemene ambitie. Deze nieuwe welstandsnota moet helpen deze ambitie te realiseren.
De ambitie op het gebied van welstand richt zich op behoud van ruimtelijke kwaliteit en op wederzijds vertrouwen. Deze ambitie sluit aan op de trend van een terugtredende overheid en het versterken van eigen verantwoordelijkheden van burgers en bedrijven. De gemeente Venray kan en wil niet alle aspecten op het gebied van welstand met regels voorschrijven. Om deze reden treedt de gemeente terughoudender op in gebieden die niet of in mindere mate tot de 'publieke ruimte' van Venray behoren. De gemeente Venray geeft haar burgers het vertrouwen dat zij zowel als individu alsook als collectief op een verantwoorde wijze met hun 'individuele ruimte' omgaan. De burger kan het vertrouwen in de gemeente Venray hebben dat deze haar verantwoordelijkheid neemt voor de 'publieke ruimte van Venray'. Om invulling te geven aan dit 'wederzijds vertrouwen' wordt het welstandstoezicht benaderd vanuit de gedachte 'nee, tenzij'. Terughoudendheid in het toepassen van preventief welstandstoezicht is de basis, ook wat betreft de mate van welstandscriteria. Maar waar nodig gelden er duidelijke regels. Om uitvoering aan deze gedachte te geven past de gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt gedifferentieerd naar gebieden en naar bouwplannen. Dit betekent dat het welstandstoezicht voor de beeldbepalende c.q. belangrijke gebieden én de grotere bouwplannen/ontwikkelingen behouden blijft. Voor de minder grote bouwplannen in gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen én de kleinere bouwplannen gelden géén preventieve welstandscriteria: deze worden welstandsvrij.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in een gebied waar conform de nota geen preventief welstandstoezicht geldt (Welstandsgebied 'wijken en dorpen'). Vanzelfsprekend geldt in de gebieden zonder preventief welstandstoezicht wel te allen tijde de zogenaamde 'excessenregeling'. Dit betekent dat bouwwerken niet 'in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand' mogen zijn. Deze regeling is bedoeld om excessen op het gebied van welstand tegen te gaan. Een exces is een 'evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk van een bouwwerk'.
Opgemerkt wordt dat de welstandsnota voornamelijk is gericht op een beheersituatie en minder geschikt is om toe te passen voor meer grootschalige veranderingen. Bij de meer grootschalige veranderingen kan sturing op de ruimtelijke kwaliteit gewenst zijn. Deze wens sluit aan bij de toepassing van differentiatie in bouwplannen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met name wanneer van het vigerende bestemmingsplan wordt afgeweken, zal het college van Burgemeester en Wethouders afwegen of ook het opstellen van een beeldkwaliteitsplan gewenst is. Aangezien dit bestemmingsplan met name een beheersgericht karakter heeft, is deze vraag thans niet aan de orde.
In de Structuurvisie detailhandel 'Venray, beleef de Beste Binnenstad' is het gemeentelijke detailhandelsbeleid vastgelegd. De structuurvisie vervangt de nota Herziening Detailhandelsbeleid uit 2005 en de nota Spreiding supermarkten uit 2007. Hoofdlijn van de visie is dat Venray haar positie als 2e stedelijk centrum van Noord-Limburg wil handhaven en versterken. Daarbij hoort een uitgebreid en compleet aanbod aan winkels en voorzieningen. De verschillende winkelgebieden in Venray (kernwinkelgebied, De Brier en de dorp- en wijkwinkelcentra) vullen elkaar aan en ieder gebied heeft zijn eigen functie en uitstraling. Gezamenlijk vormen deze gebieden een fijnmazige detailhandelsstructuur met het koop- cq. bezoekmotief als leidend principe:
In de structuurvisie wordt beschreven dat in de dorpen Oostrum, Ysselsteyn en Wanssum op dit moment nog sprake is van een redelijk aanbod aan winkels in de dagelijkse sector. De overige dorpen van Venray hebben geen of maar een zeer beperkt winkelaanbod. Dit terwijl winkels bijdragen aan het voorzieningenniveau en hiermee de leefbaarheid van het dorp. De levensvatbaarheid van winkels in de kleine kernen staat sterk onder druk, onder andere door de schaalvergroting van winkels en de toegenomen mobiliteit. Steeds meer winkels verdwijnen dan ook uit het dorpsbeeld. Aan de andere kant zijn en worden nog steeds regelmatig in Nederland (en daarbuiten) initiatieven ontplooid voor dorpswinkels, met wisselend succes. Voorbeelden zijn servicewinkels (inclusief post- en bankzaken, drogisterij enz.), winkels die worden gerund door vrijwilligers of mensen met een beperking. Daarnaast kan de combinatie met bijvoorbeeld gemeenschapshuizen de huurlasten beperken waardoor de winkels eerder rendabel zijn.
Uiteindelijk zijn de kwaliteit, inzet van de ondernemer en de hoge service vaak onderscheidende elementen ten opzichte van gangbare supermarkten. De gemeente Venray wil degelijke initiatieven, die goed passen binnen het beleid voor zelfsturende dorpen en actief burgerschap faciliteren. De structuurvisie geeft derhalve ruimte aan particulier initiatief in de dorpen van Venray. Dit betekent dat ook in de kern Wanssum in principe kleinschalige detailhandelinitiatieven mogelijk zijn. Dergelijke initiatieven zijn thans echter niet aan de orde. De huidige voorzieningenstructuur is reeds beschreven in het vorige hoofdstuk.
De overkoepelende ambitie die Venray in het gemeentelijk waterbeleid hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Dit plan betreft een actualisatie van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode (2013-2016)en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer. Het rioleringsbeleid voor Venray zoals dat reeds is vastgelegd in het GRP 2005-2014 van 18 mei 2005 is grotendeels succesvol geweest. Dit beleid is overgenomen in het GRP 2013-2016. De volgende beleidsuitgangspunten en doelen uit het voorgaande GRP blijven onverkort staan:
Het afkoppelprogramma openbare ruimte (om de doelstelling van de kaderrichtlijn water te behalen) dat in het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was opgenomen, blijft bestaan en loopt tot 2027. Hiervoor dient jaarlijks 0,5% van het afvoerend verharde oppervlak afgekoppeld te worden van het gemengde rioleringsstelsel. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen.
In nieuwbouwgebieden met een woonfunctie wordt gestreefd naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak. Nieuwbouw is altijd voorzien van een gescheiden stelsel. Het hemelwater van het openbare gebied wordt bij voorkeur in de wijk geïnfiltreerd. Waar mogelijk gebeurt dit met wadi's, maar ondergrondse infiltratie via buizen is ook mogelijk. Op particulier gebied wordt het hemelwater geïnfiltreerd op de eigen kavel. Alleen als dat niet mogelijk is, zullen openbare voorzieningen worden aangelegd waarop kan worden aangesloten. Dit geldt ook voor inbreidingen in bestaand gebied.
In het nieuwe GRP voor de planperiode 2018-2021 zijn een aantal nieuwe beleidsuitgangspunten opgenomen:
Voorliggend bestemmingsplan staat binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toe. Hierdoor biedt het bestemmingsplan maximale flexibiliteit voor het treffen van maatregelen voor de waterberging en –infiltratie, waarmee de uitvoering van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021 wordt ondersteund.
Het Venray’s Verkeers- en Vervoersplan (VVVP) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In dit plan wordt het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 geëvalueerd, geactualiseerd en aangevuld. De conclusies en resultaten van het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 zijn dat er geen onoplosbare doorstromingsproblemen op de wegenstructuur bestaan, dat reeds een groot gedeelte van de infrastructuur is ingericht conform de eisen van ‘Duurzaam Veilig’ en dat er sprake is van een daling van de verkeersongevallencijfers.
Met het VVVP wordt een viertal doelstellingen nagestreefd:
Conform de principes van ‘Duurzaam Veilig’ kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering (VWW), welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg. De weginrichting van gebiedsontsluitingswegen is in hoofdzaak gericht op verkeersdoorstroming en kent daarom gescheiden voorzieningen voor autoverkeer en langzaam verkeer. De weginrichting van wijkontsluitingswegen kent een minder vergaande vorm van scheiding van autoverkeer en langzaam verkeer. Op erftoegangswegen ten slotte is het autoverkeer en langzaam verkeer gemengd.
Figuur 3.7: Wegcategorisering: wegtypes met belangrijkste kenmerken
In het kader van het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer is regionaal het 'Mobiliteitsplan Noord-Limburg' opgesteld. Dit beleidsplan is op 31 januari 2018 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Venray komt vervolgens met een lokale uitwerking in de vorm van het 'Mobiliteitsplan Venray''.
Eventueel nog door te voeren maatregelen vanuit het verkeers- en vervoersbeleid kunnen veelal binnen het huidige ruimtebeslag van de verkeersbestemming worden uitgevoerd.
De Verkeersvisie Wanssum - Blitterswijck - Geijsteren is d.d. 10 september 2013 door de gemeenteraad van Venray vastgesteld. Voor die visie zijn de komst én het tracé van de rondweg om Wanssum heen, een gegeven. De visie beschrijft vanuit dit gegeven de gevolgen ervan voor de omliggende lokale wegenstructuur. De beschrijving is gericht op een nieuwe verkeerssituatie in en rondom Wanssum, Blitterswijck en Geijsteren.
De “Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum” is een integraal project gericht op het verkrijgen van een betere hoogwaterbescherming voor een deel van de Maas. Een voor het plangebied belangrijk element uit de gebiedsontwikkeling is de aanleg van de rondweg ten noorden van Wanssum met als doel verbetering van de leefbaarheid in de dorpskern van Wanssum en een goede bereikbaarheid van de nog verder te ontwikkelen haven. Daarnaast beoogt de weg een verbeterde doorstroming van het regionale verkeer dat van de provinciale weg gebruik maakt.
De rondweg leidt tot een sterke reductie van het verkeer door Wanssum, de verwachting is dat de intensiteit op de Venrayseweg daalt naar een waarde tussen 3.000 en 4.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm). Op de rondweg zelf wordt in 2024 een verkeersintensiteit verwacht in de orde van grootte van 12.000 –15.000 mvt/etm. Op basis van de verkeersberekeningen mag verwacht worden dat de verhouding tussen intensiteit en capaciteit in de toekomst op geen enkele locatie uit komt boven de 0,50 wat inhoudt dat er geen structurele afwikkelingsproblemen zijn te verwachten.
Doorgaand en extern verkeer wordt zoveel mogelijk via de nieuwe rondweg om Wanssum geleidt. Binnen het plangebied kan zogenoemd "intern" verkeer gebruik maken van de lokale wegen. Uitwisseling binnen de woongebieden "oost" en "west" geschiedt via de betrokken woonstraten en kan zonder ingrepen in de verkeerscirculatie. De bestaande verkeersbestemmingen bieden voldoende ruimte voor de nieuwe functie van de wegen binnen het plangebied.
Figuur 3.8: Impressie Wanssum met rondweg
In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan is het parkeerbeleidsplan genoemd als uit te werken kadernota die inzoomt op de parkeerproblematiek in Venray. Dit heeft geresulteerd in de vaststelling van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020, waarmee wordt ingespeeld op de huidige stand van zaken en ontwikkelingen die mogelijk worden voorzien tot 2020.
In het parkeerbeleidsplan worden de volgende beleidsmatige aanbevelingen gedaan:
Op basis van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020 is de Beleidsnota Parkeernormen vastgesteld. De Beleidsnota Parkeernormen betreft een verdere uitwerking van het gemeentelijk parkeerbeleid. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de parkeervraag als gevolg van deze ontwikkelingen beoordeeld te worden aan de hand van deze nota.
Evenementen zijn belangrijk in het kader van de leefbaarheid in een kern. Ze bieden een toneel voor sociale, sportieve of culturele ontmoetingen tussen bewoners en bezoekers en dragen bij aan het gemeenschapsgevoel. De gemeente Venray juicht het organiseren van evenementen dan ook zeer toe.
De aanvraag voor een evenement wordt beoordeeld aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening Venray en aan het geldende evenementenbeleid (www.beleidvenray.nl/evenementenbeleid).
Op basis van jurisprudentie is bepaald dat de ruimtelijk relevante aspecten van evenementen in het belang van een goede ruimtelijke ordening ook in bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Hierbij geldt dat kenbaar moet zijn welk type evenementen op het terrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit en het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag. Het is vaste jurisprudentie dat kortdurende en incidentele evenementen niet in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Daarnaast zijn er natuurlijk evenementen denkbaar die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan als ze niet gepaard gaan met grootschalige aanvullende activiteiten (te denken valt aan een fiets- of wandeltocht; deze zijn niet in strijd met de verkeersbestemming). Er is beoogd slechts voor evenementen die tot een algemeen publiek zijn gericht een regeling te treffen in dit bestemmingsplan.
In de kern Wanssum is de voornaamste locatie voor het organiseren van evenementen het Sportpark. Hier wordt onder andere het jaarlijkse motorcrossevenement georganiseerd. Deze locatie voorziet in de praktische voorzieningen voor de organisatie van een evenement, de locatie is centraal in het dorp gelegen en er kan zorg gedragen worden voor een goede afwikkeling van het verkeer.
De kermisterreinen binnen de verschillende kernen van Venray zijn specifiek aangeduid op de kaart met locatie voor evenemententerreinen (zie figuur 3.9).
Figuur 3.9: Uitsnede kaart Evenemententerreinen gemeente Venray
De volgende planologische regeling is opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan:
Bij het opstellen van deze regeling is bewust gekeken naar de maximale planologische ruimte die geboden zou kunnen worden. Hierbij is in het achterhoofd gehouden dat er een aanvullende werking uitgaat van het evenementenbeleid, waaraan getoetst moet worden bij het verlenen van een evenementenvergunning en waarin zaken als openbare orde, veiligheid, geluidsbelasting en samenloop van evenementen uitvoerig worden geregeld. Dit beleid wordt periodiek herzien naar aanleiding van gewijzigde inzichten over het thema.
Het begrip evenement is in de regels als volgt gedefinieerd:
"Een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt o.a. verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen."
De definitie is toegespitst op openbaar toegankelijke evenementen; besloten feesten vallen niet onder de definitie van evenementen. Deze definitie is ruim en biedt mogelijkheden voor diverse soorten evenementen. Gelet op de ruime definitie en het aantal activiteiten dat hieronder valt is gekozen voor een maximaal aantal van 15 evenementen per jaar. De meeste van de genoemde evenementen zullen slechts een of enkele dagen in beslag nemen (zoals herdenkingsplechtigheden, braderieën en optochten), maar rekening moet ook worden gehouden met het op- en afbouwen van het evenement. Uitgaande dat een evenement in Wanssum maximaal zeven dagen duurt, en op- en afbouwen in totaal drie dagen in beslag neemt, is een maximaal aantal van tien dagen opgenomen per evenement.
Er is tot slot een maximum opgenomen van 10.000 bezoekers per dag. Bij het opnemen van dit aantal is uitgegaan van een veelvoud van het aantal inwoners van de kern en van voorbeelden van grote evenementen in de regio, zoals de gildefeesten. Vaak hebben evenementen in de kern vooral een aantrekkingskracht op inwoners van het betreffende dorp en hebben ze dus vooral een lokaal karakter, maar niet uitgesloten mag worden dat ook van buiten het dorp bezoekers op het evenement afkomen. Het aantal is ruimtelijk aanvaardbaar in de kern gelet op de ruimte die beschikbaar is en de mogelijkheden tot verkeersafwikkeling. Indien een groter aantal bezoekers wordt voorzien zou gezocht moeten worden naar een alternatieve locatie, waar de activiteit beter in te passen is in de omgeving. Ook is besloten een maximaal aantal bezoekers op te nemen, waarbij bij een groter evenement echt maximaal te denken valt (met enige marge om ruimte te bieden voor eventuele ambitieuze nieuwe evenementen). Er is ook van uitgegaan dat bezoekers van het evenement op diverse momenten aanwezig zijn (bijvoorbeeld bij een kermis).
In april 2017 is het uitvoeringsprogramma Speelruimteplan 2017-2026, 'Spelen en bewegen in Venray' door de gemeenteraad van Venray vastgesteld. Het speelruimteplan gaat over het spelen in de openbare ruimte (het buiten spelen). De doelstelling voor het spelen in Venray in de vorm van het speelruimteplan is daarmee:
Het voorzien in een aantrekkelijke en toegankelijke speelbare openbare ruimte, waarbij wordt aangesloten op de wensen van gebruikers en deze worden gestimuleerd in beweging, sport en spel waarmee positieve effecten op de fysieke en mentale gezondheid worden behaald tegen een voor de gemeente betaalbare prijs.
Beweging vindt plaats in de openbare ruimte, met daarin formele en informele speelruimte. Er zijn diverse ingerichte formele speelplekken (de speellocaties) aanwezig. Daarnaast is er informele speelruimte die bestaat uit het trottoir, de woonstraat en groene gebieden in de woonomgeving. De formele plekken bestaan uit grote en kleine voorzieningen met toestellen en open ruimte om te sporten. Door bezuinigingen op het vervangen van speeltoestellen in de afgelopen 5 jaar is een achterstand op vervangingen ontstaan. Verlenging van de levensduur van een toestel is op enig moment niet meer mogelijk of financieel onvoordelig.
Het bijbehorende uitvoeringsprogramma geeft aan dat op middellange termijn een aantal speellocaties aangelegd en/ of verbeterd moet worden. Buiten spelen en buiten zijn is belangrijk voor kinderen en jongeren. Ze leren ervan, ontwikkelen hun lichaam beter en het bevordert de gezondheid. Belangrijkste kaders van het speelruimteplan zijn:
De uitwerking waar en hoe zal samen met de wijk- en dorpsraden worden opgepakt, waarbij per jaar 3 wijken/dorpen worden opgepakt. In overleg kan samen met de bewoners worden bepaald hoe het speelaanbod in de wijk dient te worden gerealiseerd en vormgegeven. Binnen de bestemming 'Groen' en 'Verkeer' is de realisatie van nieuwe speelvoorzieningen, indien nodig, toestaan.
Bij de actualisering van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Deze omstandigheden betreffen:
Gezien het in hoofdzaak consoliderende karakter van dit bestemmingsplan treden er geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de aanwezige functies. Hierbij is het uitgangspunt dat er minimaal historisch onderzoek dient plaats te vinden bij nieuwe ontwikkelingen. Indien er sprake is van een verdachte locatie moet het historisch onderzoek worden aangevuld met een verkennend bodemonderzoek conform de geldende norm. Op het moment van schrijven geldt daarvoor de NEN 5740.
In de regio worden vaak verhoogde gehalten met zware metalen in het grondwater aangetoond zonder direct aanwijsbare bron (Bron: Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg (Provincie Limburg, augustus 2008).
Voor toepassen van grond binnen een gebied waarvoor een bodemfunctieklassenkaart is opgesteld is zowel de bodemfunctieklasse als ook het “stand still” principe van toepassing. Dit is in het Besluit Bodemkwaliteit geborgd doordat bij het toepassen van grond de kwaliteit van de ontvangende bodem bekend dient te zijn (tot het niveau NEN 5740). De laagste waarde is hierbij leidend. Bij het toepassen van grond dient tevens de kwaliteit van de ontvangende bodem te worden bepaald tot het niveau NEN 5740. Bij toepassen van grond is de laagste grenswaarde (streef- of achtergrondgrenswaarde) maatgevend.
De bebouwde kom van Wanssum wordt op de Bodemfunctieklassenkaart (figuur 4.1) aangemerkt als bodemfunctieklasse:
Een uitzondering geldt voor de doorgaande (provinciale) wegen. Deze hebben de bodemfunctieklasse: industrie.
Bodemonderzoek geeft de kwaliteit van de bodem op een bepaald moment weer. In de Beleidskader Bodem van de provincie Limburg, actualisatie 2016, is over de geldigheidsduur van een bodemonderzoek het volgende opgenomen:
In het algemeen kan worden gesteld, dat een bodemonderzoek ouder dan twee jaar geactualiseerd moet worden. Hierbij is het mogelijk om aan de hand van een recent vooronderzoek (NEN 5725) aan te geven of de resultaten nog representatief zijn. Het vooronderzoek dient dan betrekking te hebben op de tijdsperiode die begint op het moment van uitvoering van het (oude) bodemonderzoek. Indien geconcludeerd wordt dat de (oude) resultaten niet meer representatief zijn, dient aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden.
Met het oog op het bovenstaande accepteert de gemeente Venray bij een wijziging naar een gevoeliger gebruik van de bodem, het volgende:
Figuur 4.1: Bodemfunctiekaart gemeente Venray, 30-08-2011 uitsnede Wanssum en omgeving. Bron: gemeente Venray.
Het bestemmingsplan voor Wanssum is conserverend van aard. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden toegelaten. Derhalve verandert de functie van de grond niet en is het uitvoeren van bodemonderzoeken niet noodzakelijk.
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Risicorelevante inrichtingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing of bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen
Relevant is ook Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Op basis daarvan geldt het volgende:
Buisleidingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Risicovolle activiteiten
De provincie Limburg heeft een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke risico veroorzakende bedrijven en objecten zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, (LPG)-tankstations enzovoorts. Voor het tankstation aan de Brugstraat 1 is op de risicokaart nog een risicocontour ingetekend. Dit tankstation is inmiddels echter geheel gesaneerd. De risicocontouren behorende bij de afleverinstallatie en het reservoir komen te vervallen.
Figuur 4.2: Uitsnede risicokaart kern Wanssum en omgeving. Bron: risicokaart.nl
In de kern Wanssum liggen de volgende risicovolle bedrijven en objecten:
Bij afronding van de nieuwe rondweg rondom Wanssum zal het vervoer van gevaarlijke stoffen niet langer door de kern plaatsvinden.
In de nabijheid van het plangebied is de inrichting van Jewagas B.V. nog gelegen. De risicocontour van deze inrichting reikt echter niet tot het plangebied.
Ten noorden van de kern Wanssum (op een afstand van circa 1 kilometer) ligt de Maas. De Maas ter hoogte van Wanssum behoort tot de categorie ‘binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen’ (de zogeheten ‘zwarte’ categorie). Dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met achterland en noord-zuid verbindingen. Dit zijn tevens vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt.
De plaatsgebonden risicocontour komt volgens ‘Definitief ontwerp Basisnet Water’ bij de zogeheten ‘zwarte routes’ naar verwachting niet verder dan de oevers. Hieruit kan worden afgeleid dat het plangebied dus buiten de plaatsgebonden risicocontour gelegen is. Voor wat betreft plasbrandaandachtsgebieden geldt dat bij vrijstromende rivieren de begrenzing van de vaarweg gedefinieerd wordt als de ‘oeverlijnen’. Deze hebben een overschrijdingsfrequentie van circa 50 dagen per jaar. Buiten de oeverlijnen geldt 25 meter plasbrandaandachtsgebied. Het plangebied ligt op meer dan 25 meter en dus buiten het plasbrandaandachtsgebied.
Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Binnen de 10-6 / contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Buisleidingen
Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb), welke op 1 januari 2011 in werking zijn getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen, bedoeld voor het transsport van gevaarlijke stoffen, gelegen.
Het bestemmingsplan voor Wanssum is conserverend van aard. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden toegelaten. Derhalve verandert de functie van de grond niet en is het uitvoeren van onderzoeken in het kader van het aspect externe veiligheid niet noodzakelijk.
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Het Besluit NIBM
Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekende mate' is dat de gevolgen van een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.
Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uit gegaan van de normen uit de interim-periode. Nu het NSL in werking is getreden is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.
minimaal 1 ontsluitingsweg | minimaal 2 ontsluitingswegen | |
3%-norm | 3%-norm | |
Woningen (maximaal) | 1.500 | 3.000 |
Kantoren (maximaal) | 100.000 m² bvo | 200.000 m² bvo |
Figuur 4.3: nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, grensnorm. Bron: nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit.
De NIBM-grens houdt in dat met de bouw tot maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoorruimte beneden het criterium van 3% gebleven wordt. Zodra ontwikkelingen plaatsvinden die deze grens overschrijden dienen de effecten op de luchtkwaliteit onderzocht te worden.
Het bestemmingsplan voor Wanssum is conserverend van aard en er worden dus geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan toegelaten. De functie van de gronden wijzigt niet waardoor uitvoeren van onderzoeken in het kader van het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk.
Voor bouwplannen geldt dat, alvorens er gebouwd kan worden, verzekerd dient te worden dat er geen sprake (meer) is van geurhinder. De bestaande geurcontouren zijn in onderhavig bestemmingsplan niet opgenomen aangezien deze regelmatig aan verandering onderhevig zijn.
In de bestaande situatie is er één locatie waarbij niet wordt voldaan aan de gewenste afstanden conform de Wet geurhinder en veehouderij. Het betreft de paardenhouderij, aan de Achterstraat 4. In het buitengebied bij Wanssum, aan de Kerkelkamp 1a is een klein pluimveebedrijf gelegen. Dit pluimveebedrijf is gelegen buiten het plangebied. ook de geurcontour reikt niet tot aan het plangebied.
Aangezien in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is verder onderzoek naar geurhinder achterwege gebleven.
Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) gelden geluidzones langs onder meer bestaande wegen en rond grote bestaande industrieterreinen. In de Wgh is bepaald dat een akoestisch onderzoek moet worden verricht bij het voorbereiden van de vaststelling en/of herziening van een bestemmingsplan voor zover die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in de Wgh. Ook de aanleg van nieuwe wegen, zoals de rondweg, valt onder het regime van de Wgh. Indien de hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen wordt overschreden, kan op grond van de Wgh onder voorwaarden een hogere waarde (ontheffing op de geluidsbelasting) worden verleend door het bevoegd gezag. Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard een rol spelen. Ook moet het geluid in een geluidgevoelige bestemming aan een bepaald maximum voldoen.
Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen, kan slechts een besluit hogere waarde worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Verder dient, in geval van een besluit hogere waarde, de binnenwaarde te worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen. Het bevoegd gezag kan beleidsregels formuleren die worden gehanteerd bij besluitvorming over het toelaten van hogere waarden. Zowel de provincie Limburg ('Beleidsregels vaststellen en wijzigen hogere waarden Wet geluidhinder' van 19 december 2013) als de gemeente Venray (“Geluidbeleid Hogere Waarden Wet geluidhinder", 2016) hebben dergelijke beleidsregels vastgesteld. Ook in het het kader van een goede ruimtelijke ordening moet bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met geluid.
Geluidzone haven- en industrieterrein Wanssum
Op een deel van het bestaande industrieterrein Wanssum zijn inrichtingen toegelaten die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Deze inrichtingen staan genoemd in onderdeel D van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht. Het bovenstaande betekent dat het industrieterrein Wanssum een industrieterrein is in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder. Rond dit industrieterrein is daarom een geluidzone vastgesteld zoals bedoeld in artikel 54 Wet geluidhinder in samenhang met artikel 41 Wet geluidhinder. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting van alle op het industrieterrein gevestigde bedrijven tezamen niet meer bedragen dan 50 dB(A). Een gedeelte van het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen in de geluidzone van het industrieterrein. Op figuur 4.4 is de grens van het industrieterrein en de grens van de geluidzone weergegeven.
Figuur 4.4: Grens van het industrieterrein en de grens van de geluidzone in en ten noorden van het plangebied
Zodra (nieuwe) ontwikkelingen plaatsvinden binnen een geluidszone (van een (spoor)weg of van het industrieterrein) dienen de akoestische gevolgen van deze ontwikkeling te worden aangetoond. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Voor de nieuwe woningen binnen de kern Wanssum is een afzonderlijke afweging gemaakt in bijlagen 1, 2 en 3.
Het beleid is erop gericht de binnen de woonomgeving voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. Het gaat daarbij om bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, (volgens de categorisering van de VNG, “Bedrijven en milieuzonering”, editie 2009), die in de woonomgeving inpasbaar zijn. De bestaande bedrijven binnen de woonomgeving zijn bestemd als 'Bedrijf'.
Binnen het plangebied komen geen bedrijven voor die in een hogere milieucategorie vallen. Dergelijke bedrijven worden middels onderhavig bestemmingsplan ook niet toegestaan aangezien de vestiging van nieuwe categorie 3- bedrijven (of hoger) in of nabij de bebouwde kom niet acceptabel is.
De binnen het plangebied toegestane bedrijven zijn opgenomen in de bij de regels gevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Tevens is er een ontheffing opgenomen voor vestiging en/of uitoefening van een bedrijf, dat gelijkwaardig is aan de categorieën 1 en 2, maar dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen.
Uitbreidingen van bedrijven in de woonomgeving wordt niet op voorhand toegestaan. Om die reden zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Mocht een bedrijf grote uitbreidingen willen realiseren dan worden deze uitbreidingen beschouwd als ontwikkelingen welke niet in voorliggend conserverend plan zijn meegenomen. Vanuit het oogpunt van levensvatbaarheid is door middel van afwijking onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt dat het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag worden overschreden met maximaal 10%.
Momenteel worden richtlijnen gehanteerd waardoor er sprake is van een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.
In het Provinciaal Inpassingsplan is een nieuwe indeling van het industrieterrein juridisch-planologisch geregeld. Onderdeel hiervan is het toepassen van een inwaartse zonering, waarbij ten zuiden van de nieuwe rondweg nieuwe bedrijven in de milieucategorieën 2, 3.1. en 3.2. zijn toegestaan, waarbij de richtafstanden tot (geclusterde) woonfuncties binnen de kern Wanssum conform de Handreiking respectievelijk 30, 50 en 100 meter bedragen. Ten noorden van de rondweg worden nieuwe bedrijven in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 en eventueel, via een binnenplanse afwijking en onder voorwaarden, bedrijven in de milieucategorieën 5.1 en 5.2 toegestaan. De richtafstanden die hier volgens de Handreiking bij horen bedragen 50 meter (categorie 3.1), 100 meter (categorie 3.2), 200 meter (categorie 4.1), 300 meter (categorie 4.2), 500 meter (categorie 5.1) en 700 meter (categorie 5.2). De milieugevoelige bestemmingen binnen dit bestemmingsplan zijn op voldoende afstand van de bedrijven op het industrieterrein gelegen.
Bij Van de Ligt aan de Brugstraat 13 te Wanssum vindt opslag van vuurwerk plaats. Hiertoe is op 3 november 2003 een milieuvergunning verleend. De vergunning betreft de opslag en verkoop van maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk. Op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' betreft dit een categorie 1 bedrijf. Dit is passend binnen de aan het betreffende perceel gegeven bestemming. Er is geen nadere regeling voor dit bedrijf noodzakelijk.
Aangezien dit bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van nieuwe milieugevoelige objecten, is onderzoek in het kader van bedrijven en milieuzonering niet noodzakelijk.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet dat regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen.
Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van deze wet zijn:
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Als gevolg van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening toetst de provincie Limburg niet langer archeologische rapporten en programma's van eisen. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn (waaronder de aanwijzing van archeologische attentiegebieden).
De gemeente Venray heeft in dit kader, in 2008, dan ook een archeologische verwachtingenkaart voor haar grondgebied opgesteld. Vanwege de gemeentelijke herindeling in 2008 staat de kern Wanssum niet op deze kaart. Derhalve heeft de gemeente Venray een (concept) verwachtingenkaart voor het gehele grondgebied opgesteld (Begrensd verleden, actualisatie 2011, Gemeente Venray). De criteria voor archeologisch onderzoek zijn vastgelegd in de Erfgoedverordening 2010.
In het kader van de Gebiedsontwikkeling Ooijen - Wanssum (Provinciaal Inpassingsplan) is echter een beleidsadvieskaart gemaakt met een hoger detailniveau (BAAC Rapport V-14.0184, november 2014). Deze is dan ook nauwkeuriger dan de verwachtingenkaart uit 2011 en kan het beste worden voor toetsing aan de archeologische verwachtingen binnen het plangebied.
Figuur 4.5: Uitsnede archeologische beleidskaart Gebiedsontwikkeling Ooijen- Wanssum
Op basis van de beleidskaart zijn verschillende categorieën te onderscheiden:
Voor het beleid (oppervlakte- en dieptenormen) ten aanzien van het Provinciaal Inpassingsplan (hierna: PIP) gebied heeft de provincie zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het beleid van de gemeenten Venray en Horst aan de Maas.
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan 'Wanssum' komen zes van de acht archeologische beleidscategorieën uit het PIP voor, te weten 1, 2, 3, 4, 6 en 8. Deze “PIP-categorieën” kunnen als volgt worden vergeleken met en vertaald naar de vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidscategorieën/verwachtingswaarden:
PIP-categorie 1 = categorie 2
PIP-categorie 2 = categorie 3
PIP-categorie 3 = categorie 4
PIP-categorie 4 = categorie 5
PIP-categorie 6 = categorie 4
PIP-categorie 8 = categorie 7
Aangezien de PIP-categorieën 3 en 6 kunnen worden samengevoegd tot “Venray-categorie 4" resteren de vijf categorieën 2, 3, 4, 5 en 7. Conform de gemeentelijke archeologische beleidsregels wordt categorie 7 niet vertaald in een dubbelbestemming, zodat er voor dit bestemmingsplan vier categorieën overblijven. Van die 4 categorieën hoeft in het geval van dit bestemmingsplan bovendien categorie 2 niet als aparte dubbelbestemming te worden overgenomen. De reden daarvan is dat de vindplaatsen die het betreft (weergegeven als oranje cirkels op figuur 4.5) zijn vrijgegeven in het kader van de Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum of geheel of merendeels overlappen met categorie 2 en daarin kunnen opgaan. De oppervlaktenorm versoepelt daardoor weliswaar van 100 m² naar 250 m², maar laatstgenoemde norm biedt in dit geval ruim voldoende planologische bescherming.
Dat geldt ook voor de grote cirkel rond de kerk van Wanssum met een diameter van 200 m. Deze grote diameter (vergeleken met de standaard diameter van 100 m voor vindplaatsen) geldt voor een aantal vindplaatsen, zoals een romeinse villa en middeleeuwse kerken en kastelen, omdat rond deze elementen bewoning kan hebben bestaan. Voor Wanssum is dat echter niet terecht, aangezien de kerk aldaar pas relatief laat in de Middeleeuwen (secundair) is ontstaan. Voor deze plaats volstaat dan ook de onderliggende categorie 2 die de contour van het oude historisch bekende dorp volgt. De samenvoeging van deze PIP-categorie met “Venray-categorie 2” leidt tot ertoe dat binnen het plangebied 'Wanssum' drie archeologische categorieën overblijven die in een dubbelbestemming moeten worden uitgedrukt. Hieronder een tabel met de vergelijking van "PIP-" en "Venray-categorieën" en daaronder de drie categorieën met daarachter vermeld de bijbehorende oppervlakte- en dieptenormen:
Figuur 4.6: Tabel vergelijking categorieën PIP en Venray
Hieronder de drie categorieën die in dit bestemmingsplan worden verwerkt met de daar bij behorende oppervlakte- en dieptenormen:
Het bovenstaande overziend is de conclusie dat de archeologische verwachtingen van de relatief nauwkeurige en actuele PIP-ABK goed vergelijkbaar zijn met de verwachtingen op de gemeentelijke ABK en met slechts lichte aanpassingen kunnen worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Een laatste opmerking betreft de dieptenorm. In het PIP is hiervoor een differentiatie aangebracht in 30 cm en 50 cm onder maaiveld. Eerstgenoemde dieptenorm komt niet voor in de gemeentelijke beleidsregels van Venray en is ook elders in Nederland ongebruikelijk. Vandaar dat overal de Venrayse standaardnorm van 50 cm kan worden aangehouden.
Figuur 4.7: Gebieden met een lage verwachting en vrijgegeven gebieden
Op figuur 4.7 zijn gebieden weergegeven met een kruisarcering en gebieden met een lichtgele kleur. Deze gebieden krijgen geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aangezien deze gebieden respectievelijk reeds zijn vrijgegeven of een lage verwachtingswaarde kennen.
Een gewenste ontwikkeling dient derhalve eerst getoetst te worden aan het archeologische beleid. In de betreffende planregels staan de exacte voorwaarden en ondergrenzen aangegeven.
De bescherming van de natuur in Nederland is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. De wet natuurbescherming heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en op de soortenbescherming. Ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten kunnen hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er kans bestaat dat effecten zullen optreden dienen deze vooraf in kaart te worden gebracht.
Het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming heeft betrekking op alle in het wild voorkomende dieren. Hiervoor geldt een zorgplicht. Dit houdt in dat het opzettelijk verstoren of vernietigen niet is toegestaan. Voor een aantal zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden, vaatplanten en alle broedvogels geldt een extra bescherming. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten.
In het kader van dit bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats, waardoor
er geen sprake is van verstoring van beschermde gebieden of verstoring van beschermde dier- of plantensoorten. Derhalve kan gesteld worden dat voorliggend bestemmingsplan niet strijdig is met regels opgenomen in de Wet natuurbescherming.
Op veel plaatsen wordt regenwater op de riolering geloosd. Het gevolg daarvan is dat schoon water met vuil rioolwater wordt vermengd hetgeen kan leiden tot negatieve effecten: lozing van ongezuiverd afvalwater (overstorten), slechtere zuivering. Bovendien wordt het grondwater niet aangevuld met verdroging als gevolg. Om deze negatieve gevolgen voor het watersysteem en de waterketen te voorkomen wordt gestreefd naar het afkoppelen van 20% van het bestaand verhard oppervlak. Voor nieuwbouw en herstructurering geldt de eis dat infiltratie- en bergingsvoorzieningen moeten worden gedimensioneerd op het verwerken van 100 mm per etmaal. Verder geldt bij ontwikkelingen de trits infiltreren, bergen en dan pas lozen op het HWA-systeem.
In het POL 2014 (zie paragraaf 3.3.1) is opgenomen dat bij nieuwbouw en herstructurering 100% moet worden afgekoppeld.
In het POL is aangegeven waar deze infiltratiegebieden zijn gelegen. In het kader van het afkoppelen van hemelwater is door de provincie Limburg, het Zuiveringschap Limburg en de waterschappen een beslisboom opgesteld voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater. Met behulp van deze beslisboom wordt snel duidelijk of het verantwoord is om af te koppelen en onder welke voorwaarden. Verder wordt de voorkeur uitgesproken voor respectievelijk gebruik van hemelwater, infiltratie van hemelwater, vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater en als laatste afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Bij nieuwbouw geldt de voorwaarde dat een gescheiden riolering aangelegd moet worden. Voor bestaande bouw wordt op enkele locaties een pilot uitgevoerd om het afkoppelen en infiltreren van hemelwater te stimuleren. De bedoeling is om dit in de toekomst voor de gehele gemeente Venray mogelijk te maken. Uiteraard wordt in alle gevallen getoetst aan de beslisboom “Verantwoord afkoppelen regenwater”.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet ontwikkelingen. Nieuwbouw wordt niet direct toegestaan. Eventuele nieuwe ontwikkelingen worden moggelijk gemaakt via afzonderlijke ruimtelijke procedures. Daarbij moet onder andere worden aangetoond dat voldaan wordt aan de laatste eisen van het waterschap.
Het hele grondgebied van Venray heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE).
Voorliggend bestemmingsplan betreft een beheersplan voor de kern Wanssum. Wel worden er enkele nieuwe woningen in dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. De afweging ten aanzien van NGE heeft in de ruimtelijke onderbouwingen in bijlagen 1, 2 en 3 plaatsgevonden.
In het kader van deze bestemmingsplanactualisering zullen verder geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij de bodem wordt geroerd. Nader onderzoek naar NGE is op dit moment dan ook niet aan de orde.
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig. In het plangebied is verder ook geen sprake van straalpaden en invloeden van zendmasten.
Bovendien betreft het bestemmingsplan een actualisatie van de huidige situatie en worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Het bestemmingsplan 'Wanssum' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduiding zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels. De systematiek sluit daarnaast ook aan op de systematiek van de bestemmingsplannen voor de overige kerkdorpen in Venray.
In de begripsbepalingen (artikel 1) worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen zijn omschreven in het SVBP en dienen letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze zijn begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de “wijze van meten” (artikel 2) uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de “wijze van meten” worden in de SVBP2012 voorschriften gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.
Per bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels – voor zover van toepassing – minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijking van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze ontheffingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke ontheffing wordt aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In de Wet ruimtelijke ordening is het verboden gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies nog concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik.
Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel mag worden afgeweken ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijkingen geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Binnen de plangrens van het bestemmingsplan Wanssum is een aantal agrarische percelen gelegen. Deze percelen hebben de bestemming 'Agrarisch'. De bouwmogelijkheden op deze percelen zijn zeer beperkt. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde met een hoogte van 2,00 m en een maximaal oppervlak van 30 m² ten behoeve van het agrarisch gebruik zijn toegestaan. Een voorbeeld hiervan is een schuilgelegenheid voor vee.
Aan de Achterstraat is een bestaande paardenhouderij gelegen. Deze paardenhouderij heeft percelen aan beide zijden van de Achterstraat en zijn bestemd als 'Agrarisch - Paardenhouderij'. Middels een relatie is aangeduid dat beide percelen tot één bedrijf behoren. De bestemming is gericht op het toestaan van een productiegerichte paardenhouderij. Dit zijn agrarische bedrijven die zich in hoofdzaak bezighouden met het fokken en eventueel africhten en trainen van paarden. In dit geval betreft het een manege met een publieksgericht karakter. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op hetgeen er reeds op het perceel aanwezig is.
Bestaande bedrijven worden in onderhavig bestemmingsplan door middel van de bestemming 'Bedrijf - 1' positief bestemd en op hun huidige omvang inclusief een beperkte uitbreidingsmogelijkheid vastgelegd. Bij bedrijfsbeëindiging is het mogelijk een nieuw bedrijf te starten, mits dit past binnen de bestemmingsomschrijving. In deze bestemmingsomschrijving wordt verwezen naar een lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in bijlage 1 van de regels 'Staat van bedrijfsactiviteiten 1'. Een aantal bestaande bedrijven komt niet in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten voor. Deze bedrijven zijn aangeduid met een functieaanduiding en op deze wijze toegestaan.
De binnen de kern aanwezige nutsvoorzieningen zijn in onderhavig bestemmingsplan specifiek bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om gebouwen ten behoeve van de nutsvoorzieningen te realiseren.
Voor het museum aan de Beemdweg 13 is specifiek de bestemming 'Cultuur en ontspanning' opgenomen. Om het museum ook als zodanig te bestemmen is het perceel voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - museum'. De bestaande bedrijfswoning is daarnaast ook als zodanig aangeduid.
De in Wanssum bestaande winkels en detailhandelsvestigingen zijn aangeduid met de bestemming 'Detailhandel'. Detailhandel is als volgt omschreven: “Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit”. Daar waar aangegeven met de bouwaanduiding “wonen” is wonen op de verdieping toegestaan. Deze aanduiding is uitsluitend opgenomen op de locaties waar reeds bestaande woningen aanwezig zijn. De bakker aan de Venrayseweg heeft een specifieke functieaanduiding 'bakkerij' gekregen. Op deze locatie is deze functie namelijk wel wenselijk, maar overige vormen van detailhandel zijn dat niet.
Binnen de bestemming 'Dienstverlening' zijn vestigingen van dienstverlenende bedrijven toegestaan. Dienstverlening is als volgt gedefinieerd: “Het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons”.
In Wanssum zijn de kerk, de school, het gemeenschapshuis en de kapellen bestemd als 'Gemengd - 1'. De bestemming 'Gemengd - 2 is overgenomen van het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Gagel en Postbaan'.
De bestemming 'Gemengd' is ruimer van opzet dan de bestemming 'Maatschappelijk'. Er kunnen andersoortige activiteiten in ondergeschikte vorm plaatsvinden op de locaties die deze bestemming hebben. De ligging van de gebouwen, veelal in het centrum van het dorp, leidt er echter toe dat maatwerk noodzakelijk is. Niet alle activiteiten kunnen op voorhand passend worden geacht. Er is een 'Staat van activiteiten – Gemengd' opgenomen als bijlage bij de regels, met activiteiten die kunnen worden toegelaten in deze panden. De activiteiten die zijn toegestaan vallen ten hoogste onder milieucategorie 2 van de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Zodoende wordt overlast naar de omgeving door milieukundige aspecten (geluid, stof, veiligheid) voor een groot deel voorkomen.
In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de overige activiteiten ondergeschikt moeten zijn aan de maatschappelijke functie. Deze eis kan op verschillende manieren worden uitgelegd, afhankelijk van de functie die wordt toegelaten. Daarom is een definitie opgenomen voor overige activiteiten. Bij bepaalde functies is het mogelijk dat een deel van de bebouwing permanent wordt ingericht voor het gebruik. Dit zal veelal het geval zijn bij detailhandel en bedrijvigheid. In die gevallen geldt dat maximaal 35% van het vloeroppervlak van het gebouw mag worden benut ten behoeve van die functie. Zodoende blijft het grootste deel van het pand beschikbaar voor de hoofdfunctie. Bij enkele functies is het mogelijk dat het gebruik de gehele locatie, of in elk geval meer dan 35% van het vloeroppervlak beslaat. Door het feit dat deze activiteiten echter incidenteel voorkomen is de accommodatie het merendeel van de tijd beschikbaar voor de hoofdfunctie. Het kan hierbij gaan om horeca-activiteiten (incidentele feesten), activiteiten van cultuur en ontspanning (theatervoorstellingen, muzieklessen, danslessen), sportactiviteiten (bijvoorbeeld aerobics-, zumba- of spinninglessen). Tot slot kan sprake zijn van activiteiten die behoren tot een andere bestemming, maar die nauw vervlochten zijn met de hoofdfunctie. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan lichte ondersteunende horeca-activiteiten, kantoorfunctie ten behoeve van de maatschappelijke functie, dag- of vrijetijdsbesteding voor verenigingen. Indien dergelijke functies niet langer in deze mate ondergeschikt zijn maar te zien zijn als de activiteit die wat betreft de oppervlakte en de tijd die het beslaat de voornaamste is, dan is het noodzakelijk de bestemming te wijzigen.
De eis dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein geldt onverkort. Hiertoe gelden de normen zoals opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormen van de gemeente Venray.
De groenstroken binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen', waardoor de groene invulling van de openbare ruimte wordt geborgd. Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen ook waterpartijen (inclusief waterbergende en infiltrerende voorzieningen) en speelvoorzieningen toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.
De bestaande café's, restaurants en overige horecavoorzieningen in Wanssum zijn aangeduid met de bestemming 'Horeca'. In de bijlage bij de regels is een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen, waarin is bepaald welke typen horeca zijn toegestaan. De bouwmogelijkheden sluiten aan bij de vigerende bouwrechten van de ondernemingen.
Aan de Meerloseweg 5 is accommodatie De Lindehof gelegen, waar gedurende vijf dagen per week dagrecreatie wordt aangeboden. Daarnaast beschikt de Lindehof over een groepsaccommodatie, een bed and breakfast, een expositieruimte en is er een winkel aanwezig die beperkte openingstijden kent en waar artikelen worden verkocht die ter plaatse worden vervaardigd. Aan De Lindehof is de bestemming 'Recreatie' toegekend.
Ook aan de Gagel 1 is een groepsaccommodatie aanwezig. Recent is de planologische procedure hiervoor afgerond. In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Recreatie' voor de locatie overgenomen.
Het sportpark is bestemd als 'Sport'. Binnen deze bestemming mogen sportterreinen worden ingericht. Bijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, kleedlokalen en opslagruimten zijn eveneens toegestaan. Op het sportpark wordt jaarlijks een motorcrossevenement georganiseerd. Dit evenement wordt in het bestemmingsplan gereguleerd middels het opnemen van een functieaanduiding, waaraan voorwaarden zijn gekoppeld.
Deze bestemming is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De bestaande (ontsluitings)wegen en paden, alsmede de parkeervoorzieningen binnen het plangebied krijgen de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.
Dynamiek en flexibiliteit voor wonen
Wanssum heeft voornamelijk een woonfunctie. De bestemming 'Wonen' wordt hieronder dan ook uitgebreid omschreven.
Het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van bestaande mogelijkheden en uitbreiding van de bouwmogelijkheden. De gronden waarop nieuw te bouwen woningen zijn geprojecteerd (zie bijlagen 1, 2 en 3) krijgen, evenals de bijbehorende erven en tuinen de bestemming 'Wonen'.
De woningen mogen worden gebouwd in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen in het bouwvlak worden opgericht. Deze mogen echter ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels is verbaal opgenomen waaraan bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen.
De bouwmogelijkheden sluiten aan bij het gemeentelijk beleid zoals hieronder aangegeven. De relevante hoogtes worden geregeld door middel van matrices op de verbeelding.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.
Voor wat betreft gebruiksmogelijkheden is van belang dat aan huis verbonden beroepen en bedrijven onder voorwaarden rechtstreeks zijn toegestaan in een gedeelte van de aanwezige gebouwen.
Bouwvlak
De geconstateerde behoefte aan uitbreiding is veelal te realiseren binnen het nieuwe bouwvlak. Vrijstaande woningen krijgen een bebouwingsdiepte van maximaal 15 meter en twee-onder-een-kapwoningen en rijtjeswoningen worden voorzien van bouwvlakken met een maximale diepte van 14 meter afhankelijk van de diepte van de achtertuin.
Voor ander gebruik dan wonen, worden regels gesteld, zoals ten aanzien van aan huis verbonden beroepen of bedrijven. De insteek van de gemeente Venray is erop gericht de leefbaarheid in de kleine kernen zo optimaal mogelijk te doen zijn. Beroep en bedrijf aan huis worden positief benaderd in de gebruiksregelgeving. Ter vrijwaring van overlast in de directe omgeving worden evenwel voorwaarden gesteld. Het uitsluiten van zaken als detailhandel en meer parkeerbehoefte zijn de voornaamste.
Specifieke aandachtsvelden
De gemeente Venray streeft naar het bevorderen van her-/verbouw of bouw van woningen, zodanig dat daarbij beter aangesloten wordt op de bewoning door ouderen (aanpasbaar bouwen, seniorenlabel).
Bij nieuwbouw of verbouw wordt door de gemeente tevens gestreefd naar het realiseren van woningen volgens de principes van duurzaam en energiebewust bouwen. Aangaande de woonomgeving wordt daarnaast gestreefd naar de realisering van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. De woonomgeving moet voor iedereen op elk moment toegankelijk zijn. Dit vraagt voor de woningen tenminste om een menging van straat- en tuingericht wonen, waarbij blinde gevels zoveel mogelijk voorkomen worden.
Aan de oostzijde van het plangebied is een riool leiding gelegen. Ter plaatse van dit riool is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Met de dubbelbestemming wordt de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen mogelijk gemaakt.
De gemeente Venray heeft een archeologische verwachtings- en beleidskaart vastgesteld. Deze kaart geeft weer hoe groot de kans is op het aantreffen van archeologische relicten in een bepaald gebied. Daarnaast is per gebied (of eigenlijk per archeologische verwachtingswaarde) vastgesteld welke onderzoeksplicht geldt bij bodemingrepen. De beleidsregels ten aanzien van archeologie zijn vertaald in de verschillende archeologische dubbelbestemmingen binnen het plangebied ('Waarde - Archeologie 2, 3, 4 en 5'). Elke dubbelbestemming Waarde-Archeologie correspondeert met een op de archeologische beleidskaart aangeduid gebied en de daaraan gekoppelde onderzoeksinspanningen. Zie ook paragraaf 4.9.
Verspreidt binnen de kern Wanssum en met name in het gebied rondom de kerk, zijn waardevolle bomen aanwezig. Door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Boom' wordt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van monumentale en waardevolle bomen zoals vermeld op de gemeentelijke bomenlijst juridisch- planologisch vastgelegd.
Binnen het plangebied is een primaire watergang gelegen die is opgenomen op de legger van het waterschap Limburg. Deze watergang en een strook aan weerszijden ervan zijn aangeduid als “Waterstaat-Beschermingszone watergang”. Het doel hiervan is het functioneren en onderhoud van deze watergang te garanderen en te beschermen.
Conform het bepaalde in het Barro is dat deel van het plangebied dat op de kaarten behorende bij het besluit en de Beleidslijn Grote Rivieren is aangeduid als stroomvoerend rivierbed aangeduid met de dubbelbestemming Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed. Deze dubbelbestemming vertaald de regels in het Barro ten aanzien van de toelaatbaarheid van (bouw)activiteiten in het rivierbed van (in dit geval) de Maas.
In het plangebied bevinden zich een aantal waterkeringen van het waterschap Limburg, waarop de Keur van toepassing is. Aan handelingen met een mogelijk effect op de instandhouding of het functioneren van deze keringen moeten beperkingen worden gesteld. Dit is gedaan middels het opnemen van een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'.
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. De-ze regels wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In de algemene bouwregels zijn regels gesteld die gelden voor alle bestemmingen uit hoofdstuk 2. In dit geval zijn dit regels met betrekking tot ondergronds bouwen.
In deze algemene gebruiksregels wordt gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijvingen uit de afzonderlijke bestemmingen als strijdig gebruik aangemerkt.
Over een gedeelte van het plangebied is de geactualiseerde geluidscontour van de nabijgelegen haven en bedrijventerreinen “Haven- en industrieterrein Wanssum” gelegen. Hieraan is de gebiedsaanduiding 'Geluidszone – industrie' gegeven. Verder is er een beschermingszone voor de waterkering aanwezig, welke de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone – waterstaatswerk' heeft gekregen. Ter plaatse van de Meerloseweg 5 is de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaandudiing is het mogelijk om, onder voorwaarden, het aantal woningen uit te breiden naar maximaal 3.
In deze regels zijn algemene afwijkingsbepalingen opgenomen. Zo is opgenomen dat binnen alle bestemmingen kan worden afgeweken van opgenomen maten tot een maximum van 10%. Ook zijn afwijkingsregels opgenomen die het mogelijk maken bij meetverschillen ontwikkelingen toe te staan en is bepaald dat kleine bouwwerken van openbaar nut, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden, ook in afwijking van de bestemmingsregels vergund kunnen worden.
In de algemene wijzigingsregels wordt de mogelijkheid geboden om beperkt te schuiven met bestemmingsgrenzen. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden.
In de algemene procedureregels zijn de procedures opgenomen die dienen te worden doorlopen bij een binnenplanse wijziging of het stellen van nadere eisen.
In deze regels zijn de voorrangsbepalingen voor bestemmingen opgenomen, wordt ingegaan op de consequenties van een overtreding van de gebruiksregels en wordt duidelijk gemaakt hoe overige wettelijke regelingen in relatie staan tot de regels in dit bestemmingsplan.
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 34) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel (artikel 35) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden.
Voor de woningen aan de Weidehof en Postbaan (zie bijlagen 1, 2 en 3) zijn afzonderlijke overeenkomsten in het kader van de grondexploitatiewet afgesloten.
Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan beoogd rechtsgelijkheid en uniformiteit voor de inwoners van Wanssum. Verwacht wordt dan ook dat er geen overwegende bezwaren zullen bestaan tegen de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan 'Wanssum'.
De gemeente heeft er voor gekozen om voor de kerkdorpen geen apart handhavingsproject te starten. Het algemene handhavingsbeleid dat de gemeente voert, is ook van toepassing op de kerkdorpen. Venray wil een gemeente zijn waarin de inwoners veilig en gezond kunnen wonen, werken en recreëren. Wat de veiligheid betreft moet iedere inwoner het gevoel kunnen hebben dat hij of zij op elk uur van de dag, elke plaats in de gemeente veilig kan betreden. Handhaving is één van de instrumenten die de gemeente kan gebruiken om dit te bereiken. Programmatisch handhaven betekent keuzes maken en prioriteiten stellen. Zo heeft de gemeente Venray een gemiddelde prioriteit toegekend aan het beleidsveld bestemmingsplannen. Hoofddoel is het gebruik in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan door middel van het aanpakken van geconstateerde overtredingen, bedrijfscontroles en steekproeven naar gebruik voormalige agrarische bedrijfsruimten met als doel of gekozen werkwijze werkt. Na evaluatie van de steekproef zal bepaald worden of intensiever toezicht op gebruik noodzakelijk is.
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure de volgende procedure:
In het kader van deze procedure wordt een inspraakprocedure doorlopen waarbij eenieder zijn/haar inspraakreactie (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk (in hoogste instantie), de ABRS over het bestemmingsplan.
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van het Rijk (waaronder de Inspectie VROM) en provincie. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro.
In 2014 is het bestemmingsplan reeds als voorontwerp ter inzage gelegd. Het plan is destijds in het kader van het vooroverleg ook toegestuurd aan de provincie Limburg, Rijkswaterstaat en het Waterschap. Rijkswaterstaat en het Waterschap hebben geen reactie verstuurd. D.d. 3 oktober 2014 heeft de provincie Limburg aangegeven nog enkele opmerkingen te hebben. De betreffende opmerkingen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt. Vanwege de, met betrekking tot het provinciaal beleid, beperkte aanpassingen ten opzichte van het plan uit 2014 is het plan niet opnieuw voor vooroverleg aangeboden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 30 augustus 2019 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
Het bestemmingsplan zal vervolgens door de raad van de gemeente Venray worden vastgesteld.