direct naar inhoud van Regels
Plan: Wanssum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP13008-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Wanssum van de gemeente Venray.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP13008-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdmassa aan elkaar gebouwd / verbonden is.

1.6 Achtergevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw – zonder aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen – alsmede het verlengde daarvan.

1.7 Activiteit

Activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid Wabo.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 Agrarisch

Het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.12 Architectonische waarde

De aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.13 Automatenhal/speelhal

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

1.14 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.16 Bed & breakfast

Een accommodatie gericht op het verstrekken van logies en ontbijt.

1.17 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

1.18 Bedrijf aan huis

Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het beroep aan huis, gericht op consumentenverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.19 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.20 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.21 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw in overeenstemming met de bestemming.

1.22 Begane grond

De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.23 Beroep aan huis

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van prostitutie.

1.24 Besluit omgevingsrecht

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.

1.25 Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.26 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.27 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

1.29 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.30 Bijgebouw

Een aangebouwd of vrijstaand gebouw of ander bouwwerk met een dak die door de vorm onderscheiden kan worden van de op hetzelfde perceel gelegen hoofdmassa van het hoofdgebouw (woning), die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn en functioneel dienstbaar aan dit hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo.

1.31 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.33 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.34 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.36 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 Carport

Een overkapping van lichte constructie, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig, welke geen tot de constructie behorende wanden heeft.

1.39 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur.

1.40 Dagrecreatie

Vrijetijdsbesteding buiten de woning waarbij verschillende recreatieve activiteiten (al dan niet met een therapeutisch oogmerk) worden ondernomen en die niet gepaard gaat met overnachting ter plaatse.

1.41 Dagrecreatief medegebruik 1

Extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.42 Dagrecreatief medegebruik 2

Tijdelijk medegebruik van grasland, akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie die in de open lucht plaatsvindt, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.

1.43 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.44 Dienstverlening

Het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.45 Eindwoning

Een woning die ligt aan het begin of eind van een rij aaneengebouwde woningen.

1.46 Erf

Een gedeelte van het perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:

  • Achtererf: Erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:
  • a. aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 m achter het snijpunt met de voorgevel, en,
  • b. aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel.
  • Voorerf: Erf dat geen onderdeel is van het achtererf.
  • Zijerf: Het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, startend bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn.
1.47 Evenement

Een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden van vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

1.48 Extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.49 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 Geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.52 Gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.53 Gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • Voorgevel: de gevel aan de voorzijde van de hoofdmassa van een gebouw, die georiënteerd is ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • Zijgevel: de gevels van de hoofdmassa van een gebouw die haaks staan op de voorgevel.
  • Achtergevel: de gevel van de hoofdmassa van een gebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.
1.54 Gevellijn

een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden en waarop een gevel van het hoofdgebouw moet zijn georiënteerd.

1.55 Groepsaccommodatie

Een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesvoorzieningen aanwezig zijn voor een groep of groepen personen.

1.56 Grondgebonden woning

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.57 Hoeksituatie

Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of twee kruisende wegen.

1.58 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming in functioneel en architectonisch opzicht het belangrijkste is.

1.59 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.

1.60 Jachthaven

een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt geboden met bijbehorende voorzieningen, waaronder sanitaire voorzieningen, een havenkantoor en verenigingsruimten.

1.61 Kampeermiddel
  • a. Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, caravans of stacaravans, vouwwagens en campers;
  • b. Enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.62 Kantine

Een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.63 Kunstwerk

Object van artistieke kunstuiting.

1.64 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.65 Luifel

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.66 Maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.67 Maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten door organisaties op het gebied van openbaar bestuur respectievelijk het verlenen van diensten door religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties, welzijns- en zorgvoorzieningen, gezondheids- en veterinaire diensten, sociaal-culturele en culturele instellingen alsmede sociale organisaties en onderwijs.

1.68 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.69 Manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.70 Mestopslagplaats

Een inrichting bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van de opslag van vaste mest buiten een gebouw.

1.71 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals bodem, geluid, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etc. aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.72 Monumenten

Alle bouwwerken conform artikel 1 onder d. Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.73 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.74 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.75 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.76 Ondergeschikte bouwdelen

Onderdelen van een hoofdgebouw die in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.

1.77 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel-activiteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie.

1.78 Ondergeschikte horeca

Het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).

1.79 Ondergronds

Beneden het peil.

1.80 Onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.81 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.82 Openbare nutsvoorzieningen

Een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.83 Overige bouwwerken

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet vallen onder de definitie van 'bijgebouwen'.

1.84 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.85 Peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.86 Permanente bewoning

Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.87 Productiegerichte paardenhouderij

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.88 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.89 Recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.90 Recreatieverblijf

Een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.91 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te hoop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.92 Sportterreinen

Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht of wordt gebruikt ten behoeve van sportieve activiteiten met daarbij inbegrepen aan de inrichting verbonden en ondergeschikte daghorecavoorzieningen.

1.93 Standplaats

Het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.94 Stedenbouwkundig beeld

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.95 Timmerbedrijf

Een bedrijf voor houten bouw.

1.96 Twee-aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen die met de hoofdmassa/het hoofdgebouw aan elkaar zijn gebouwd.

1.97 Verbeelding

De plankaart van het plan.

1.98 Verblijfsrecreatie

Recreatie waarbij één of meerdere overnachtingen plaatsvinden.

1.99 Verdieping(en)

De bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.100 Voorgevelrooilijn
  • a. Langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. Langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.101 Voorkant van de hoofdmassa

De gevel waarlangs de voorgevelrooilijn loopt.

1.102 Voorzieningen van openbaar nut

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.103 Vrijstaand geschakelde woning

Woning waarvan het hoofdgebouw via een bijgebouw verbonden is met het volgende hoofdgebouw en waarvan het hoofdgebouw op de perceelsgrens is gebouwd.

1.104 Vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.105 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.106 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, infiltratie en waterkwaliteit.

1.107 Weg

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.108 Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning; regelt een samenhangend aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen of vervoer naar dagactiviteiten; gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie en civil society.

1.109 Woning/ wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.110 Woningsplitsing

Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.111 Zorgbehoefte

Behoefte aan zorg; in het kader van beleid gebruikt voor de veronderstelde wens en noodzaak van zorg.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 Het bebouwingspercentage

Het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

De buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. dagrecreatief medegebruik 1 en 2;
  • c. kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten, zitbanken, afvalbakken en borden ten behoeve van de onder b genoemde functie;
  • d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;


een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming.

3.2.2 Regels voor overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn 2 meter mag bedragen;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen;
    • 3. antenne-installaties, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 van de planregels voor de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren, onder de voorwaarde dat:

  • a. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. de bebouwingsoppervlakte maximaal 30 m² bedraagt;
  • c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 30 meter bedraagt;
  • d. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare perceelsoppervlak.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens tijdelijke opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  • b. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
  • f. het gebruik van gronden als containerteeltvelden;
  • g. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten;
  • h. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • i. het gebruik van hagelnetten;
  • j. bevi-inrichtingen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • l. het racen of crossen met motorrijtuigen of (brom)fietsen;
  • m. militaire oefeningen;
  • n. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • o. standplaats voor woonwagens;
  • p. seksinrichting.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een productiegerichte paardenhouderij;
  • b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • d. bestaande voorzieningen van openbaar nut;


een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat:

  • e. hobbyweides zijn toegestaan;
  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2.2 Regels voor gebouwen en mest opslag plaatsen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)‘ is aangegeven.
  • e. de inhoud van mestopslagplaatsen mag per bouwperceel in totaal niet meer bedragen dan 2.500 m³ bedragen.

4.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.

4.2.4 Regels voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen in het achtererf;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45° ;
  • f. indien het perceel gelegen in het achtererf van de bedrijfswoning voor niet meer dan 40% is bebouwd, mag in afwijking van artikel 4.2.4 onder b de totale oppervlakte aan bijgebouwen maxiaal 70 m² bedragen.

4.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van (overige) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.

4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen,

mits deze blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 4.2.2 onder d voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 4.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    • 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
    • 2. tijdelijke opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  • b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    • 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    • 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  • c. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
  • g. het gebruik van gronden als containerteeltvelden;
  • h. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten;
  • i. bedrijf aan huis;
  • j. het gebruik voor mantelzorg, voor zover het betreft in (een gedeelte van) een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning;
  • k. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • l. het gebruik van hagelnetten;
  • m. het gebruik van bestaande opstallen voor kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • n. het gebruik van bestaande opstallen voor horecadoeleinden;
  • o. bevi-inrichtingen;
  • p. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
  • q. het racen of crossen met motorrijtuigen of (brom)fietsen;
  • r. militaire oefeningen;
  • s. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • t. standplaats voor woonwagens;
  • u. seksinrichting.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' onder de voorwaarden dat:

  • a. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik;
  • b. uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor geluid;
  • c. uit onderzoek blijkt dat bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en agrarische bedrijven niet wordt belemmerd;
  • d. indien vereist op basis van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 4' of 'Waarde - Archeologie 5', uit onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden in het geding zijn. Indien zulks wel het geval is moet uit onderzoek blijken hoe deze waarden kunnen worden behouden;
  • e. de ontwikkeling vanuit planologisch/stedenbouwkundig oogmerk passend is in de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • g. de wijziging past binnen de geldende volkshuisvestelijke uitgangspunten/visie of het volkshuisvestelijk kader.

Artikel 5 Bedrijf - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten 1' (Bijlage 1);
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf' een timmerbedrijf;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of wezenlijk bewerkte goederen, met dien verstande dat het totale brutoverkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² ;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen met dien verstande dat het bepaalde onder 5.2.3 van toepassing is;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.

5.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', waar de op de verbeelding aangegeven maximum hoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

5.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45° ;
  • f. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende woning plat is afgedekt.

5.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.

5.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen,

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 5.2.2 onder d voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 5.2.4 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning van maximaal 70 m²;
  • d. artikel 5.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter.

Onder de voorwaarden dat:

  • e. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG), behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 5.1.1;
  • d. bedrijven waarvoor een vergunningplicht geldt ingevolge de Wabo voor wat betreft de activiteit 'milieu';
  • e. bedrijven die niet zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 5.1.1;
  • f. detailhandel, behoudens voor zover toegestaan op grond van 5.1.1;
  • g. woondoeleinden, behoudens het wonen voor zover toegestaan op grond van artikel 5.1.1, lid c;
  • h. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • i. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.
  • j. seksinrichting;
  • k. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5 onder e, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten 1 die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, maar hiermee wel naar aard en effect vergelijkbaar is.

5.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van buitenopslag en/of -stalling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5 onder k, ten behoeve van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 6 Bedrijf - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlagen, met dien verstande dat:
    • 1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten 2 enkel toegelaten zijn indien er geen sprake is van vrachtverkeer;
    • 2. ten minste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak uit bedrijven met statische opslag bestaat;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • d. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • e. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bijgebouwen bij de bedrijfswoning zijn toegestaan;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak zijn meerdere bedrijven toegelaten met dien verstande dat het maximale bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf 500 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.

6.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. in het plangebied is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' waar de op de verbeelding aangegeven maximale goothoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

6.2.4 Regels voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°.

6.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 6.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen,

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.2 onder d voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 6.2.4 onder b voor het bouwen van bijgebouwen met een totale oppervlakte van maxiaal 70 m² bedragen, mits het perceel gelegen in het achtererf van de bedrijfswoning voor niet meer dan 40% is bebouwd.
  • c. artikel 6.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering;

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Voorwaardelijke bepaling gebruik bedrijfsbestemming

Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' en het gebruik van de hierbij behorende gebouwen is eerst toegestaan nadat, gelijktijdig met of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden, de landschappelijke inpassing is aangelegd overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Postbaan 10 en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.

6.5.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG);
  • d. bedrijven waarvoor een vergunningplicht geldt ingevolge de Wabo voor wat betreft de activiteit 'milieu';
  • e. bedrijven die niet zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten 1 en 2;
  • f. woondoeleinden, behoudens het wonen in bedrijfswoningen als bedoeld in artikel 6.2.1 lid b;
  • g. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • h. seksinrichting;
  • i. buitenopslag.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een andersoortig bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.2 onder e, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar hiermee wel naar aard en effect mee is gelijk te stellen.

Artikel 7 Bedrijf - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielhandel', tevens een rijwielhandel;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielhandel', tevens detailhandelsactiviteiten, onder voorwaarde dat deze direct zijn gerelateerd aan de rijwielhandel en tot een maximaal verkoopvloeroppervlak van 800 m²;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijwielhandel', tevens nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige dagrecreatie tot een maximale oppervlakte van 600 m² en daaraan ondergeschikte horeca;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3;
  • h. groenvoorziening.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.

7.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
7.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

de woonsituatie;

    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • b. artikel 7.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 7.2.3 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG);
  • d. bedrijven waarvoor een vergunningplicht geldt ingevolge de Wabo voor wat betreft de activiteit 'milieu';
  • e. bedrijven die niet zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1), behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 7.1.1;
  • f. detailhandel, behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 7.1.1;
  • g. woondoeleinden;
  • h. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.
  • i. seksinrichting;
  • j. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing.

7.5.2 Toegestaan gebruik

Gebruik conform de bestemmingsomschrijving van het tot 'Bedrijf - 3' bestemde deel van het perceel aan de Gagel is toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat de landschappelijk inpassing waarvan de verantwoording als Bijlage 4 onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, wordt uitgevoerd en in stand wordt gehouden, en de bestaande beplanting buiten het bouwvlak ongewijzigd in stand zal worden gehouden.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van andere vormen van bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.5.1 onder e, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, maar hiermee wel naar aard en effect wel vergelijkbaar is.

7.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van buitenopslag en/of -stalling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.5.1 onder j, ten behoeve van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van openbaar nut;

met de daarbijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare verkeersruimten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.2.2 Regels voor gebouwen
  • a. Op en/of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.3 Regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:

  • a. ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  • a. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • g. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • h. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

9.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)‘ is aangegeven;
  • c. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

9.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', waar de op de verbeelding aangegeven maximum hoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

9.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die oor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog zijn.
9.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 9.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

  • c. de woonsituatie;
  • d. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  • c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • d. nevenactiviteit;
  • e. seksinrichting.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van de museumfunctie de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.4 onder d ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  • a. de hoofdactiviteit van het afwijkende gebruik plaatsvindt in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
  • b. de aan de nevenactiviteit verbonden buitenopslag beperkt blijft tot:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. een hoogte van 2,5 meter;
    • 3. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
  • c. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
  • d. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies;;
  • e. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. bij beëindiging van de reguliere bedrijfsvoering, voor zover grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf dient te worden gestaakt;
  • h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
    • 1. bestaande bebouwing;
    • 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 6.2;
    • 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 6.4;
  • k. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 6.2, ook artikel 6.4 moet worden toegepast.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging Cultuur en Ontspanning naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Cultuur en ontspanning' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse alle bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. het aantal woningen niet mag toenemen.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerij', uitsluitend een bakkerij;
  • c. wonen op de verdieping(en), ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. goederenstalling en opslag, zulks mede voor functies op de verdieping(en);
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangeduide bebouwingspercentage, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet van toepassing is op de bedrijfswoning en bijgebouwen.
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

10.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen in het achtererf;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45° ;
  • f. indien het perceel gelegen in het achtererf van de woning voor niet meer dan 40% is bebouwd, mag in afwijking van artikel 10.2.3 onder b de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 70 m² bedragen.

10.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.

10.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 10.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen,

mits deze blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

    • 1. de bedrijf- en woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 10.2.2. onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 10.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 10.1.1 onder b en c;
  • b. mantelzorg, voor zover het betreft in (een gedeelte van) een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning;
  • c. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. seksinrichting.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.1.1 Algemeen

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. kantoren;
  • c. wonen op de verdieping(en), ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
  • d. goederenstalling en opslag, zulks mede voor functies op de verdieping(en);
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangeduide bebouwingspercentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

11.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen in het achtererf;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45° ;
  • f. indien het perceel gelegen in het achtererf van de woning voor niet meer dan 40% is bebouwd, mag in afwijking van artikel 11.2.3 onder b de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 70 m² bedragen.

11.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.

11.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen,

mits deze blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

    • 1. de bedrijfs- en woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 11.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 11.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen op de verdieping zoals bedoeld in artikel 11.1.1 onder b;
  • b. mantelzorg, voor zover het betreft in (een gedeelte van) een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning;
  • c. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. seksinrichting.

Artikel 12 Gemengd - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening, met uitsluiting van een asielzoekerscentrum, drugsopvang, en/of justitiële inrichting;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor ondergeschikte horeca;
  • c. aan de maatschappelijke functie ondergeschikte activiteiten die vallen onder cultuur en ontspanning, recreatie, sport, kantoren, dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca, een en ander conform het bepaalde in 'Staat van activiteiten - Gemengd' die in Bijlage 6 bij deze regels is opgenomen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’, een begraafplaats;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3;
  • h. voor het bepaalde onder a tot en met b geldt dat slechts activiteiten die vallen onder ten hoogste milieucategorie 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering zijn toegestaan.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwde oppervlak van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • e. de minimale afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 3 meter.

12.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.

12.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 12.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

Indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

  • c. de woonsituatie;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
  • e. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 12.2.2 onder c voor het overschrijden van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 12.2.3 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter.

Onder de voorwaarden dat:

  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel zoals bedoeld in artikel 12.1.1 onder b;
  • d. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 12.1.1 onder b;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. seksinrichting.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 7.5.1onder c, sub 5, ten behoeve van het gebruik van de bebouwing voor kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • b. de verkeersveiligheid wordt gehandhaafd;
  • c. de activiteiten niet mogen leiden tot onevenredige hinder voor omwonenden.

Artikel 13 Gemengd - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. maatschappelijke dienstverlening, in de vorm van (para)medische praktijken en/of instellingen of dagopvang in het kader van zorg;
  • c. sport, in de vorm van een fitnessstudio;
  • d. ondergeschikte horeca en/of ondergeschikte detailhandel ten dienste van de onder a tot en met c genoemde functies;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, waterhuishoudkundige- en parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

13.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • d. de minimale afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 3 meter.

13.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m².
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m², mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende gebouw plat is afgedekt.

13.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
13.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 13.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;
  • c. indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.2 onder c voor het overschrijden van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 5.2.3 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 70 m²;
  • c. artikel 5.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter.

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen;
  • b. bedrijf aan huis;
  • c. detailhandel, behoudens detailhandel zoals bedoeld in artikel 13.1.1;
  • d. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 13.1.1;
  • e. recreatief (mede)gebruik;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. seksinrichting;
  • h. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG).

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speel-, sport- en wandelgelegenheid;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen met bijbehorende, bestaande opstallen;
  • e. kiosk;
  • f. kunstwerken;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels onder 30.2 van toepassing zijn;
  • h. langzaamverkeersroute(s);
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bluswatervoorzieningen en andere bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. paden en verhardingen.

14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut.

14.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Verboden gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca die is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • c. goederenstalling en opslag, zulks mede voor functies op de verdieping(en);
  • d. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • e. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • f. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3;

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

15.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangeduide bebouwingspercentage, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet van toepassing is op de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken.
  • c. per bouwvlak is maximaal één horecabedrijf toegestaan;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.
  • e. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

15.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' waar de op de verbeelding aangegeven maximale goothoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.

15.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen in het achtererf;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m² ;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45° ;
  • f. indien het perceel gelegen in het achtererf van de bedrijfswoning voor niet meer dan 40% is bebouwd, mag in afwijking van artikel 15.2.4 onder b de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 70 m² bedragen.

15.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.

15.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 15.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel15.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 15.2.2. onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 15.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen op de verdieping zoals bedoeld in artikel 15.1.1 onder b;
  • b. mantelzorg, voor zover het betreft in (een gedeelte van) een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning;
  • a. horeca die is opgenomen in categorie 3 van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • d. seksinrichting.

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. dagrecreatie uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de recreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • b. dagrecreatief medegebruik 1;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie, logiesvoorziening of bed & breakfast, met dien verstande dat hiertoe een maximale oppervlakte van 400 m² mag worden gebruikt;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein', verblijfsrecreatie in de vorm van een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • f. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m²;
  • g. meld-/informatiepunt voor extensieve dagrecreatie;
  • h. horeca tot en met categorie 1a zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 5 van de regels, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • i. detailhandelsactiviteiten, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • j. aan-huis-gebonden-beroep bij de woning tot een maximum van 40 m2;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • k. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • l. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen in bedrijfswoningen;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' waar het aangegeven percentage aan bebouwing maximaal is toegestaan;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

16.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 resp. 10 meter;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

16.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m², mits het achtererf, ook na de bouw van bijbehorend bouwwerken als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.

16.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die vóór de lijn in het verlengde van de voorste begrenzing van het bouwvlak maximaal 1 meter mogen zijn en achter deze lijn maximaal 2,4 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
16.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 16.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen,

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het

bepaalde in:

  • a. artikel 16.2.2 onder a voor het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak indien de overschrijding niet meer bedraagt dan 4 meter;
  • b. artikel 16.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' tot ten hoogste 6 meter;
  • c. artikel 16.2.2 onder e voor het verhogen van de maximale toegestane breedte van het hoofdgebouw.

onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:

  • a. detailhandel, behoudens dagrecreatie als bedoeld in artikel 16.1;
  • b. horeca, behoudens horeca als bedoeld in artikel 16.1;
  • c. wonen, behoudens het wonen als bedoeld in artikel 16.1;
  • d. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • e. bedrijf aan huis;
  • f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • i. seksinrichting.

16.5.2 Toegestaan

Gebruik conform de bestemmingsomschrijving van het tot 'Recreatie' bestemde deel van het perceel aan de Gagel is toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat er tussen de recreatieve functie en de ten oosten gelegen camping geluidwerende maatregelen met een hoogte van 2,4 m worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.

16.5.3 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de bijbehorende bouwwerken;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de bedrijfswoning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.3;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.5.1 onder e ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in 16.5.3 onder a tot en met g in acht worden genomen.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen, sportieve en recreatieve doeleinden en daarbijbehorende voorzieningen, waaronder mede begrepen ondergeschikte horecabedrijven (kantine) en ondergeschikte detailhandel;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels onder 30.2 van toepassing zijn.
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • d. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • e. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

17.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag worden bebouwd tot maximaal het door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangeduide bebouwingspercentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)‘ is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.

17.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van (overige) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van maximaal 3 meter bedraagt, met uitzondering van:

    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn van enig (hoofd)gebouw maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. voorzieningen voor de openbare verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. lichtmasten, die maximaal 18 meter hoog mogen zijn;
    • 5. tribunes, geen gebouwen zijnde, die maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
    • 6. vangnetten en ballenvangers die maximaal 8 meter hoog mogen zijn.

17.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 17.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 17.2.2 onder b voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. artikel 17.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 17.2.3 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.5.1 Verboden gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. seksinrichting.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer - en verblijfsdoeleinden;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. wegen, paden, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. speel- en wandelgebied;
  • i. bluswatervoorzieningen;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels onder 30.2 van toepassing zijn.

18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Regels voor gebouwen

Op en in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde die qua aard, omvang en invloed bij de bestemming passen:

  • a. ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde doeleinden;
  • b. met een maximale bouwhoogte van 4 meter;
  • c. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter.

18.3 Specifieke gebruiksregels

18.3.1 Verboden gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepen aan huis met een maximum van 40 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fotozaak': een bedrijf in fotografie met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 175 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', verblijfsaccommodatie in de vorm van een bed & breakfast waaronder ook wordt verstaan de logiesfunctie voor mensen met een beperking;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke dienstverlening;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • g. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 29.2;
  • h. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.

19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.3.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het bouwen van bijgebouwen bij gestapelde woningen niet toegestaan;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. ongeacht het bepaalde in artikel 19.2.2, artikel 19.2.3 en artikel 19.2.4 dient tenminste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven.

19.2.2 Regels voor hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdmassa's van hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • e. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)‘ is aangegeven.
  • f. elke woning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • g. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in of ten hoogste 3 m achter de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald dient zowel de voor- als zijgevel in of ten hoogste 3 m achter deze lijn te worden gebouwd;
  • h. de voorgevelbreedte per woning, gestapelde woningen uitgezonderd, mag maximaal 12 meter bedragen;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aan-eengebouwde woningen minimaal 3 m aan één zijde;
    • 3. bij eindwoningen van aaneengebouwde woningen minimaal 2 m aan één zijde.

19.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen bij vrijstaande-, twee-aaneen gebouwde- en aaneen gebouwde woningen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat aan één zijde minimaal 7 meter aan opstelruimte vrij blijft;
    • 2. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouw over de volledige breedte van die achtergevel, met een diepte van maximaal 4 meter. De oppervlakte hiervan telt niet mee bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld onder 4;
    • 3. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m² . De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder 4 mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 3 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
    • 5. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
      • Voor aangebouwde bijgebouwen: 0,3 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, of –als het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft- even hoog als het hoofdgebouw met een maximum van 3 meter;
      • Voor vrijstaande bijgebouwen 3 meter.
    • 6. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a onder 1 mogen worden gebouwd:
    • 1. 1. bijgebouwen in hoeksituaties op het naar openbaar gebied gekeerde zijerf, met dien verstande dat:
      • de totale bebouwde oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen;
      • slechts aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan, met een breedte van maximaal 4 meter;
    • 2. carports, zowel op het voorerf als het achtererf, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte maximaal 20 m² mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
      • de carport met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of tegen een voor- of zijgevel van een bijgebouw wordt gebouwd;
      • de carport maximaal 2,5 meter voor de gevellijn mag worden gebouwd.
    • 3. ondergeschikte bouwdelen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de diepte maximaal 1 meter bedraagt;
      • de breedte maximaal 50% bedraagt van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
      • de hoogte maximaal 3 meter bedraagt.

19.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de zijgevel bij hoekwoningen voor de gevellijn maximaal 2 meter bedragen, mits:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

19.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 19.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 19.2.2 onder a voor het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak indien de overschrijding niet meer bedraagt dan 4 meter en onder de voorwaarde dat deze overschrijding slechts aan één zijde van het bouwvlak mag plaatsvinden;
  • b. artikel 19.2.2 onder i voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximale goothoogte (m)' tot ten hoogste 6 meter;
  • c. artikel 19.2.2 onder l voor het verhogen van de maximale toegestane breedte van het hoofdgebouw;
  • d. artikel 19.2.2 onder c voor het splitsen van een woning;
  • e. artikel 19.2.3 onder a sub 3 voor het overschrijden van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m², mits de bebouwing met de dichtstbijzijnde gevel op niet meer dan 15 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen en maximaal 15% van het achtererf mag worden bebouwd.

Onder de voorwaarden dat:

  • f. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis als bedoeld in artikel 19.1.1 onder b;
  • c. zelfstandige bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • d. mantelzorg, voor zover het betreft in (een gedeelte van) een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning;
  • e. woningsplitsing;
  • f. gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • g. bedrijf aan huis;
  • h. recreatief (mede)gebruik;
  • i. seksinrichting.

19.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m2 van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels

19.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.1 onder g ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 19.5.1 onder a tot en met g in acht worden genomen.

19.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een aanvraag omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 19.5.1 onder i van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m²;
  • c. het aantal bedden maximaal 5 bedraagt;
  • d. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • f. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • g. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' kan het bevoegd gezag toestaan dat het aantal woningen uitgebreid naar maximaal 3 woningen onder de voorwaarden dat:

  • a. de ontwikkeling vanuit planologisch/stedenbouwkundig oogmerk passend is in de omgeving;
  • b. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • d. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • e. de wijziging past binnen de geldende volkshuisvestelijke uitgangspunten/visie of het volkshuisvestelijk kader;
  • f. voldaan wordt aan de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen, waarbij artikel 35.3 in acht dient te worden genomen.

20.2 Bouwregels

Op de voor dubbelbestemming 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor de aanleg, het beheer en het onderhoud;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2, met dien verstande dat:

  • a. de onderliggende enkelbestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 20.1 omschreven functie van de gronden;
  • c. alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent, de beheerder van de betrokken leidingen wordt gehoord.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen;
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag;
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • d. het vermengen, keren van lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag c.q. het egaliseren van de toplaag;
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen, waaronder het aanbrengen van onderbemaling;
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • k. het planten van bomen en/of struiken;
  • l. het aanplanten van gewassen of jonge bomen ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt;
  • m. het aanbrengen van een aaneengesloten verharding ter grootte van meer dan 200 m².

20.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer', voor zover deze wegbermen niet aansluiten op gronden met de bestemming 'Natuur';
  • g. gericht zijn op verwezenlijking van de hoogwaterveiligheidsmaatregelen en van het Natuurcompensatie- en landschapsplan.

20.4.3 Verlening omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de in artikel 20.4.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, kan een omgevingsvergunning worden verleend. De vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 35.3 in acht dient te worden genomen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 250 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 250 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 250 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).

21.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 21.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreffen, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.

21.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 21.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 35.3 in acht dient te worden genomen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de als Waarde - Archeologie 4 aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).

22.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreffen, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.

22.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 22.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 5

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 35.3 in acht dient te worden genomen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2.500 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 2.500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 2.500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).

23.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 23.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreffen, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.

23.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 23.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Artikel 24 Waarde - Boom

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van monumentale en waardevolle bomen die beiden vermeld staan op de gemeentelijke bomenlijst, waarbij artikel 35.3 in acht dient te worden genomen.

24.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom' mag niet worden gebouwd,

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat dit het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit dient te worden aangetoond door middel van een bomen effect analyse.

24.4 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 24.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd met het oog op het behoud van de monumentale of waardevolle boom nadere eisen te stellen aan de plek en de hoogte van bebouwing binnen een zone van 5 m van de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Voor het stellen van de nadere eisen kan ter zake van een ingediende aanvraag omgevingsvergunning een bomen effect analyse worden geëist.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het kappen van monumentale en waardevolle bomen;
  • b. het uitvoeren van werkzaamheden aan die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van waardevolle en monumentale bomen.

24.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 24.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

24.5.3 Afwegingskader

Een in artikel 24.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld, of de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent, of de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.

Artikel 25 Waterstaat - Beschermingszone watergang

25.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 35.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.2 ten
behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.


Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming de volgende handelingen uit te voeren:

  • a. aanleggen, wijzigen, vervangen of verwijderen van afrastering, bruggen, duikers, kabels, leidingen stuwen of drainage;
  • b. aanleggen, wijzigen, of dempen van een oppervlaktewater;
  • c. het hebben of aanbrengen van (tijdelijke) obstakels;
  • d. het lozen of onttrekken van water op of uit het oppervlaktewater;
  • e. het inrichten, hebben of wijzigen van wandel- en fietsroutes of ruiterpaden;
  • f. recreatief medegebruik.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

Van het bepaalde in 25.4 kan worden afgeweken, mits:

  • a. er sprake is van normaal onderhoud en beheer door, of in opdracht van de beheerder van de watergang;
  • b. recreatief medegebruik geschied zonder winstoogmerk en terplekke niet met verbodsborden is verboden.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Artikel 26 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikelen 35.3.1 en 35.3.2 in acht dienen te worden genomen, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed, waaronder het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, van sediment en van ijs en het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • b. de waterhuishouding.
26.2 Bouwregels
  • a. Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor:
    • 1. bestaande bebouwing, mits het bebouwd grondoppervlak niet wordt vergroot;
    • 2. herbouw van gesloopte of anderszins tenietgegane bestaande bebouwing, mits het bebouwd grondoppervlak niet wordt vergroot.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bebouwing op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de planregels wijzigingen inhoudende dat het bepaalde in artikel 26.2 en in artikel 26.3 komt te vervallen, indien deze bepalingen niet langer noodzakelijk zijn ter bescherming van het waterstaatkundig belang gerelateerd aan de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij de artikelen 35.3.1 en 35.3.2 onder c in acht dienen te worden genomen, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van waterkering;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • c. wegen voor langzaam verkeer;
  • d. ontsluitingswegen ten behoeve van agrarische percelen en calamiteitenwegen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
27.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van een harde waterkering niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' is aangegeven minus 20 cm.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 27.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de het waterschap.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid
27.4.1 Wijzigen bouwregels

Het bevoegd gezag kan de planregels wijzigen inhoudende dat de bouwregels zodanig worden aangepast dat het woord 'uitsluitend' wordt geschrapt uit artikel 27.2 en het bepaalde in 27.3 komt te vervallen, indien deze bepalingen niet langer noodzakelijk zijn ter bescherming van het waterstaatkundig belang gerelateerd aan de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

27.4.2 Verwijderen dubbelbestemming

Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geheel of ten dele van de verbeelding verwijderen, indien:

  • a. de dubbelbestemming niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering en de voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. ter plaatse van de verwijderde dubbelbestemming de aanduiding 'vrijwaringszone – dijk' wordt opgenomen en aldaar de regels van artikel 26.3 onverkort van toepassing worden verklaard;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen beperkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is maximaal 1 zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd in het achtererf en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in artikel 19.2.3 en artikel 19.2.4 in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
29.2 Infiltratie
29.2.1 Infiltratieplicht

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

29.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.2.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

29.3 Parkeergelegenheid
29.3.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

29.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverlening verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.3.1 indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

30.2 Evenementen

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 10 per kalenderjaar;
  • b. het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 15 per evenement, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen;
  • c. het maximale aantal toegestane bezoekers per evenement per kalenderdag bedraagt 5.000.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het niet toegestaan om geluidsgevoelige objecten op te richten, behoudens na verlening van een omgevingsvergunning met inachtneming van de Wet geluidhinder.

31.2 vrijwaringszone - dijk

31.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterkerende functie van waterkeringen.

31.2.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op de herbouw van gesloopte of anderszins tenietgegane bestaande bebouwing, mits het bebouwd grondoppervlak niet wordt vergroot.

31.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.2 onder a voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de waterkerende functie van waterkeringen;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

31.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'vrijwaringszone – dijk' geheel of ten dele van de waterkering verwijderen, indien:

  • a. de aanduiding niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de waterkerende functie van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% en maximaal 1 meter van die maten en percentages indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere omgevingsvergunning/ontheffing is of kan worden verleend.

32.2 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

32.3 Kleine bouwwerken van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 50 m³ mag bedragen;
  • b. de hoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 34 Algemene procedureregels

34.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.9a van de Wro van toepassing.

34.2 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijke huis-aan-huisblad;
  • b. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
  • c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • d. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
  • e. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • f. Burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 35 Overige regels

35.1 Overtreding algemene gebruiksregels

Overtreding van het bepaalde in artikel 30 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2o van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

35.2 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

35.3 Voorrangsregels
35.3.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

35.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

36.3 Hardheidsclausule

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van die persoon of personen om van dat overgangsrecht af te wijken.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wanssum'.