direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Blitterswijck
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP13007-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0001.png"

1.1 Reden van de bestemmingsplanherziening

De gemeente Venray heeft een plan van aanpak voor het reguliere onderhoud van bestemmingsplannen opgesteld. Daarin is onder andere vastgelegd dat alle bestemmingsplannen eens in de 10 jaar worden herzien. Uitgangspunt van het plan van aanpak en de actualisering en digitalisering van de bestemmingsplannen is te komen tot actuele, digitaal raadpleegbare en uitwisselbare bestemmingsplannen.

Op 1 januari 2010 heeft er een grenswijziging in de gemeente Venray plaatsgevonden. De gemeente Venray is toen aangevuld met het Wanssumse deel van de gemeente Meerlo-Wanssum. Naast de 10 kerkdorpen waaruit Venray al bestond zijn daar onder andere de kerkdorpen Geijsteren, Wanssum en Blitterswijck aan toegevoegd.

Voor de 10 oorspronkelijke kerkdorpen van de gemeente Venray heeft reeds een actualisatie plaatsgevonden in 2005-2006. Voor het kerkdorp Geijsteren is in 2012 een actueel en digitaal bestemmingsplan vastgesteld. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt ook voor Blitterswijck een actueel en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan opgesteld.

Het voorliggende bestemmingsplan omvat dus Blitterswijck. Het bestemmingsplan vervangt diverse vigerende bestemmingsplannen en de daaraan gekoppelde uitwerkingsplannen en vrijstellingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0002.png"

Tevens is de plangrens van het voorliggende bestemmingsplan deels gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aangezien sommige gebieden beter bij de kern kunnen worden gerekend en weer andere gebieden niet. Voor de gebieden die nu bij de kern zijn getrokken, zal het voorliggende bestemmingsplan gelden.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan met de nodige flexibiliteit. Het bestemmingsplan bevat de vigerende bestemmingen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen. Het plan heeft tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te bieden. Er worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen geregeld. De regels zullen zoveel mogelijk aansluiten op de planregels van de overige kerkdorpen van de gemeente Venray. Ook deze toelichting heeft dezelfde opbouw als de overige bestemmingsplannen van de kerkdorpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0003.png"

Er zitten in het geldende bestemmingsplan “Kern Blitterswijck” en overige bestemmingsplannen binnen het dorp Blitterswijck, nog veel niet-gebruikte woningbouwtitels. Er bestaat een reële kans op planschade wanneer deze woningbouwmogelijkheden wegbestemd worden, zoals in het eerder in procedure gebrachte ontwerp bestemmingsplan het geval was. Het is echter niet wenselijk om deze woningbouwmogelijkheden in het te actualiseren plan over te nemen. Op grond van de door de raad vastgestelde Kadernotitie Wonen blijkt dat het aanbod aan woningbouw de behoefte ruimschoots overstijgt.

Om daarnaast de kans op toekenning van planschade zo klein mogelijk te maken, heeft het college besloten de bestemmingsplanprocedure voor Blitterswijck opnieuw te starten, met de ter inzage legging van een voorontwerp-bestemmingsplan Blitterswijck. In 2014 is het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Vervolgens is de gelegenheid geboden om binnen 9 maanden een omgevingsvergunning aan te vragen voor het bouwen van een woning op een perceel waar in het geldende bestemmingsplan “Kern Blitterswijck” of een van de binnen het plangebied vallende bestemmingsplannen, een woningbouwmogelijkheid op zit.

1.2 Ligging en grens van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0004.jpg"  
Begrenzing plangebied met GBKN-ondergrond  

Blitterswijck is gelegen in het oosten van de gemeente Venray. Op kleine afstand is ten noorden en oosten de rivier de Maas gelegen. Deze rivier vormt tevens de gemeentegrens met de gemeente Bergen. Het plangebied omvat hoofdzakelijk de dorpsbebouwing van Blitterswijck en wordt aan alle zijden omringd door een Maasterrassenlandschap dat voornamelijk wordt gebruikt voor agrarische functies. Op ongeveer 300 à 500 meter ten zuiden en zuidwesten van Blitterswijck ligt een bosgebied, genaamd het Roekenbosch.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor Blitterswijck gelden diverse bestemmingsplannen. Deze plannen dateren uit diverse perioden en hebben geen eenduidig beleid.

In tegenstelling tot vroeger wordt in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro. In werking getreden op 1 juli 2008), voor bebouwde kommen de verplichting opgelegd om over actuele plannen (niet ouder dan 10 jaar) te beschikken. Een groot aantal van de geldende bestemmingsplannen is in dat perspectief bezien dus gedateerd.

Voor de burger kunnen hier veel praktische nadelen aan zitten als, na realisatie van de (woon)bebouwing, geen bijstelling meer heeft plaatsgevonden van de regels voor bouwen en gebruik. Tevens zijn voor het plangebied nog enkele ontwikkelingen aanstaande. Het is gewenst voor de hele kern één planologisch toetsingskader te hebben.

In het uiterste geval is misschien zelfs sprake van rechtsongelijkheid. Het nieuwe bestemmingsplan voor Blitterswijck staat in ieder geval garant voor het ongedaan maken van latente nadelen. Vervolgens dient aan de hand van de vigerende plannen gesignaleerd te worden of infrastructuur, groen, waterhuishouding en historische gegevens overeenkomstig die plannen zijn uitgevoerd, dan wel weergegeven. Dit om de bestaande situatie voor de toekomst goed vast te kunnen leggen en te voorzien van een adequate regeling.

Bijzondere aandacht verdient nog het niet onbewust ongedaan maken van bestaande rechten. Kan er minder dan vroeger? Daarvoor moeten wel dringende redenen aanwezig zijn en beperkingen liggen, zoals eerder aangegeven, niet voor de hand. Als voorbeeld wordt hier genoemd de regeling in het bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck' met betrekking tot de beperking van het aantal woningen binnen de bestemming 'Woondoeleinden'. Deze regeling houdt in dat ná 1 januari 1995 in een willekeurig genomen periode van 3 opeenvolgende jaren niet meer dan 12 woningen mogen worden gebouwd. Een dergelijke regeling past niet binnen het huidige beleid en de huidige woningmarkt.

Momenteel zijn voor Blitterswijck de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • Bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 28 maart 1994 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd d.d. 2 augustus 1994;
  • Partiële herziening bestemmingsplan 'Kern Blitterswijck – Nieuwstraat', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 7 juli 1997 en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd d.d. 28 januari 1998;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de raad van de gemeente Meerlo-Wanssum d.d. 31 augustus 1999 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 4 april 2000;
  • Bestemmingsplan 'Beetezijweg 10 Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 29 maart 2011;
  • Partiële herziening Mantelzorg Venray, vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 10 mei 2011;
  • Bestemmingsplan Eckmanshof Blitterswijck, vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 19 juni 2012;
  • Bestemmingsplan 'Buitengebied Oost', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 18 juni 2013.
  • Bestemmingsplan 'Molenhof Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 1 juli 2014;
  • Bestemmingsplan 'Oude Heerweg-Berkenstraat Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 22 september 2015;
  • Bestemmingsplan 'Woning naast Oude Heerweg 54 Blitterswijck', vastgesteld door de raad van de gemeente Venray d.d. 19 december 2017.

Daarnaast zijn er nog enkele vrijstellingen/ontheffingen verleend:

  • Beetezijweg 12 (1 woning);
  • Langstraat 1 (1 woning);
  • Nieuwstraat 27a t/m 35 (6 woningen);
  • Van Lyndenstraat 19 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 23 (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 29b (1 woning);
  • Van Lyndenstraat 12 (1 woning);
  • Jan Franssenstraat (8 woningen);
  • Kerkstraat (8 woningen);
  • Maasweg (9 woningen);
  • Op den Dries (8 woningen).

Bij het opstellen van het bestemmingsplan worden de bestemmingen en regels afgestemd op de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen. Binnen het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar uniformiteit en rechtsgelijkheid. Verder wordt in het nieuwe bestemmingsplan aangesloten op de systematiek van de gemeente Venray (bestemmingsplannen Kerkdorpen) en wordt voldaan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie waaruit de uitgangspunten en randvoorwaarden vertaald kunnen worden en tevens komt de stedenbouwkundige visie voor Blitterswijck aan bod opgevolgd door de (eventuele) ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op het vigerende beleid van de verschillende overheden. De sectorale en milieuaspecten worden uitgebreid in hoofdstuk 4 behandeld. De juridische opzet wordt in hoofdstuk 5 beschreven en in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 wordt weergegeven wat het handhavingsbeleid van de gemeente Venray is met betrekking tot dit bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 aangegeven wat de te doorlopen planologische procedure van dit bestemmingsplan is.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plan

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0005.jpg"  
Luchtfoto Blitterswijck met planbegrenzing (bron: Gemeente Venray)  

2.1 Gebiedsbeschrijving

De kern Blitterswijck is één van de 13 kerkdorpen, gelegen binnen de gemeente Venray. Overige kernen binnen de gemeente zijn Geijsteren, Oirlo, Castenray, Leunen, Ysselsteyn, Merselo, Veulen, Oostrum, Smakt, Vredepeel, Heide en Wanssum. Blitterswijck zelf is het meest oostelijk gelegen dorp van de gemeente Venray. De oostelijke grens van het dorp ligt op ongeveer 400 meter van de Maas, die hier de grens vormt tussen de gemeente Venray en Bergen.

2.2 Historische schets

Blitterswijck bestaat al eeuwen lang en is ontstaan als agrarische nederzetting. De gronden rondom Blitterswijck zijn sinds de 18e eeuw ingericht als cultuurlandschap. Bouwland kwam hier het meest voor, gevolgd door grasland. Een belangrijke uitzondering op het als cultuurland ingerichte gebied was het Roekenbosch ten zuiden en zuidwesten van het kerkdorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0006.png"

Het voormalige kasteel van Blitterswijck maakte onderdeel uit van een lint van kastelen aan de Maas en heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van het kerkdorp. Van het kasteel is nu nog slechts een ruïne aanwezig, deze valt echter buiten het plangebied van het bestemmingsplan. De kasteelmuren daarentegen zijn deels nog wel aanwezig en gelegen binnen het plangebied. De kasteelmuren vormen hier indirect ook de grens van de bebouwde kom van Blitterswijck.

Binnen het kerkdorp zijn nog historische linten herkenbaar in de Oude Heerweg en de Ooijenseweg. Het overgrote deel van het wegenpatroon in het dorp is niet meer gewijzigd sinds 1890. De belangrijkste assen worden gevormd door de doorgaande wegen vanuit het dorp richting Wanssum (Oude Heerweg), Well (Langstraat) en Broekhuizenvorst (Ooijenseweg).

Het dorpscentrum wordt gevormd door het Plein voor de Onze Lieve Vrouwekerk. Rondom het Plein zijn ook enkele voorzieningen gelegen. De woningbouw in Blitterswijck heeft in eerste instanties plaatsgevonden aan de linten. Latere uitbreidingen hebben voornamelijk plaatsgevonden ten noordwesten en voor een deel ook ten zuid- en zuidwesten van het dorp. Aan de oostzijde zijn geen uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw gezien de korte afstand tot de Maas.

De ruimtelijke structuur van Blitterswijck wordt in het algemeen gevormd door:

  • de historische linten;
  • de kasteelmuren;
  • de Maas.

2.3 Planvoornemen

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een beheerplan. Dit betekent dat de huidige planologische situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige (legale) gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Aangezien het vigerende bestemmingsplan uit de jaren '90 stamt, zijn er veel situaties achterhaald. Te denken valt aan verdwenen voorzieningen, detailhandelszaken die zijn gestopt en waar nu alleen nog wordt gewoond of juist situaties waar functies zijn toegevoegd. Ook moet gedacht worden aan locaties waar nieuw is gebouwd.

Het belangrijkste van dit bestemmingsplan is dat er een actueel bestemmingsplan komt te liggen. De verleende vrijstellingen (zie paragraaf 1.3) worden conform de vergunde situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0007.png"

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Bebouwingsstructuur

De bebouwing van Blitterwijck bestaat voornamelijk uit woonbebouwing bestaande uit 1 of 2 bouwlagen met een kap. In de buurt van het Plein en op kruispunten van oude wegen is nog historische bebouwing te vinden. Deze historische bebouwing is over het algemeen opgetrokken uit rode baksteen.

De naoorlogse bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. Deze woningen zijn meestal opgetrokken uit rode en soms uit gele bakstenen. Uitbreiding van de woonbebouwing heeft in Blitterswijck vooral plaatsgevonden door middel van uitbreiding.

Enkele nieuwbouwwijken zijn ten zuiden, zuidwesten en noordwesten van de historische dorpskern gerealiseerd. Met name voor de wijk in het noordwesten geldt een bijzonder woonklimaat aangezien hier een wijk is gerealiseerd bestaande uit een heuvelachtig landschap met bungalows, die in een bosachtige omgeving zijn gelegen.

Daarnaast zijn er enkele nieuwbouwlocaties binnen de kerk Blitterswijck gelegen, zoals het inmiddels ontwikkelde plan Eckmanshof en de bestemde maar nog te ontwikkelen locaties:

  • Kerkstraat;
  • Maasweg;
  • Op den Dries;
  • Oude Heerweg-Berkenstraat;
  • Molenhof;
  • Woning naast Oude Heerweg 54;
  • Woning Van Lyndenstraat ong. (tussen 23-29)
2.4.2 Infrastructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0008.png"


De hoofdontsluiting van Blitterswijck bestaat uit de Oude Heerweg/Ooijenseweg, de doorgaande weg van Wanssum naar Broekhuizenvorst. De overige wegen binnen het kerkdorp zijn erftoegangswegen. Zoals gezegd wordt de ruimtelijke structuur van Blitterswijck grotendeels bepaalt door de historische linten waaronder deze doorgaande weg en enkele erftoegangswegen.

Ook door de ligging van de Maas is de ruimtelijke structuur van Blitterswijck bepaald. De Maas maakt onderdeel uit van een groot netwerk van vaarwegen. De transportbewegingen die over deze rivier plaatsvinden hebben echter weinig tot geen invloed op het kerkdorp.

2.4.3 Groen en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0009.jpg"

Binnen het kerkdorp zelf zijn geen grootschalige groenvoorzieningen aanwezig. De groenstructuur bestaat voornamelijk uit enkele stukken stedelijk groen, recreatief groen en een laanbomenrij aan de Pastoor Verheggenstraat.

Aan de Beetezijweg is een bosgebied gelegen. Andere groenvoorzieningen in de vorm van bomenrijen bevinden zich net buiten de bebouwde kom rondom de kasteelruïne en rondom het sportpark ten noordwesten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0010.jpg"  
Uitsnede waterlegger Noord-Limburg, Waterschap Limburg  

Oppervlaktewater komt in het kerkdorp niet voor. Ten oosten van het dorp is wel de Maas gelegen. Daarnaast is ook ten oosten van het dorp, net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, de waterloop Wolterskamp gelegen. Deze waterloop betreft een primaire waterloop en staat in open verbinding met de Maas. Blitterswijck is gedeeltelijk gelegen binnen het dijkringgebied van de Maas maar wordt aan de oostzijde wel beschermd door een primaire waterkering.

Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum

De kern Blitterswijck bevindt zich in een gebied dat tijdens de overstromingen in 1993 en 1995 in Limburg zware (economische) schade hebben geleden. Er zijn sindsdien verscheide programma's ontstaan die de waterveiligheid weer op orde moeten brengen. Eén daarvan is de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.

In dit plan wordt beschreven hoe de waterveiligheid in het plangebied en in de Zandmaas verbeterd moet worden. Er moet invulling worden gegeven aan een duurzame rivierverruiming en deugdelijke waterkeringen om het beschermingsniveau in het plangebied op orde te brengen. Initiatieven van overheden, bedrijfsleven en burgers zijn afhankelijk van het oplossen van de hoogwaterproblematiek. De gebiedsontwikkeling biedt een uitweg om deze situatie op te lossen. Er ontstaat definitief duidelijkheid welke ruimte nodig is voor water en waar, en onder welke condities, ruimtelijke en economische ontwikkelingen weer kunnen plaatsvinden. Regionale overheden kunnen hun problemen zelf weer aanpakken en weer investeren in infrastructuur, haven, wonen en leefbaarheid. Daardoor komt het gebied weer in haar kracht en kunnen ondernemers vooruit. Bij nieuwe ontwikkelingen in de kern Blitterswijck dient ten alle tijde rekeningen te worden gehouden met de gevolgen van van deze ontwikkeling voor de gebiedsontwikkeling.

2.5 Functionele aspecten

2.5.1 Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0011.jpg"  
Verkavelingstekening Nieuwbouw Maasweg  

De belangrijkste functie van Blitterswijck is de woonfunctie. De woningen in Blitterswijck zijn hoofdzakelijk vrijstaand, geschakeld, half vrijstaand of aaneen gebouwd. Verder is aan de Jan Franssenstraat 14 t/m 14d en de Eckmanshof gestapelde woningbouw gesitueerd. Woningen met een bedrijf komen slechts beperkt voor. De woningvoorraad in Blitterswijck is vrij eenzijdig samengesteld: de traditionele eengezinswoning is dominant. De bouwtechnische staat van de woningvoorraad is in het algemeen goed te noemen. Sloop- of saneringssituaties komen niet voor.

Dit bestemmingsplan heeft tot doel de bestaande situatie vast te leggen in een geactualiseerde planologische regeling, waarbij het beleid gericht is op het bieden van een modern wooncomfort. Er wordt derhalve geen (grootschalige) uitbreiding van de bestaande woonvoorraad beoogd. Sinds de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen is voor een aantal woningbouwplannen in de kern een ruimtelijke procedure doorlopen:

  • Beetezijweg 12 (1 woning, gerealiseerd);
  • Langstraat 1 (1 woning, gerealiseerd);
  • Nieuwstraat 27a t/m 35 (6 woningen, gerealiseerd);
  • Van Lyndenstraat 19 (1 woning, gerealiseerd);
  • Van Lyndenstraat 23 (1 woning, gerealiseerd);
  • Van Lyndenstraat 29b (1 woning, gerealiseerd);
  • Beetezijweg 10 (1 woning, gerealiseerd);
  • Jan Franssenstraat/ Op den Dries (7 woningen, nog te realiseren);
  • Kerkstraat (8 woningen, nog te realiseren);
  • Maasweg (9 woningen, 1 woning gerealiseerd (maasweg 25), 1 bestaande woning (Maasweg 7), overige woningen nog te realiseren);
  • Op de Beete (1 woning en 4 woon-werkkavels, nog te realiseren);
  • Voormalige schuur naast de woning Oude Heerweg 54 (1 woning, nog te realiseren).

Deze plannen zijn in onderhavig bestemmingsplan als zodanig bestemd.

Er worden geen nieuwe bouwplannen meegenomen waarvan de ruimtelijke procedure niet is afgerond. Voor het bouwplan aan de Eckmanshof is recent reeds een bestemmingsplan vastgesteld door de raad van de gemeente Venray. Dit bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïntegreerd. Het bouwplan Molenhof is middels een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure mogelijk gemaakt. Het desbetreffemde bestemmingsplan 'Eckmanshof, Blitterswijck' is inmiddels onherroepelijk.

Voor de locatie op de Beete is eveneens inmiddels een bestemmingsplan onherroepelijk, het gaat om het bestemmingsplan 'Oude Heerweg-Berkenstraat Blitterswijck' welke is vastgesteld op 22 september 2015.

Van de reeds vergunde woningbouwplannen moet helaas geconcludeerd worden dat deze niet goed lopen. De verkoop van de woningen stagneert als gevolg van de huidige economische situatie. Hierdoor worden de plannen aangepast of gefaseerd uitgevoerd.

Incidenteel wordt een sloop-herbouw aanvraag ingediend, een voorbeeld hiervan is de woning aan de Ooijenseweg 13.

Aan het perceel Van Lyndenstraat ong. (kadastraal bekend sectie E, nummer 219) wordt een bouwtitel toegevoegd. Om deze bouwtitel ter plaatse te rechtvaardigen komt de bouwtitel op het perceel Beeteweg 6 te vervallen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat aan de Van Lyndenstraat de bouw van een nieuwe woning mogelijk is. Door de gemeente wordt geadviseerd om, in het kader van duurzaam bouwen, op deze locatie een zo energiezuinig mogelijke woning (bv. Nul-op-Meter, Gasloos) te bouwen die tevens levensloop bestendig is. In Bijlage 1 is een beknopte ruimtelijke onderbouwing inclusief onderzoeken opgenomen.

2.5.2 Bedrijvigheid

De gemeente Venray voert in beginsel het beleid dat bedrijven zich dienen te vestigen op bedrijventerreinen. Ten aanzien van de woonkernen en wijken geldt dat bedrijven hier in principe slechts zijn toegestaan voor zover zij passend zijn in de woonomgeving en ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Voor bedrijven die qua aard en omvang de aan huis verbonden bedrijvigheid overschrijden wordt er voor gekozen een specifieke bedrijfsbestemming toe te kennen, met daar al dan niet aan gekoppeld een specifieke aanduiding voor het soort bedrijf.

 

In het plangebied zijn enkele bedrijven van enige omvang aanwezig welke een specifieke planologische regeling behoeven, waarbij aangegeven wordt welke (milieucategorieën van) bedrijven ter plaatse aanvaardbaar worden geacht. De aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten zijn hierbij bepalend. De milieucategorieën zijn herleid uit de VNG uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009. Op deze relatie wordt in paragraaf 4.6 nader ingegaan.

De volgende bedrijven met activiteiten van enige omvang en panden met een bedrijfsbestemming bevinden zich in het plangebied:

Functie   Adres   SBI code   Milieucategorie  
Garagebedrijf   Oude Heerweg 23   451, 452, 454   2  
Fruithandel   Maasweg 4   011, 012, 013   2  

Tabel 2.1: Bedrijven van enige omvang in de kern Blitterswijck (inventarisatie juni 2011)

Uitgangspunt bij onderhavig bestemmingsplan is handhaving van de bestaande situatie en vigerende rechten. De vestiging van een nieuw bedrijf op de betreffende locatie is slechts onder voorwaarden mogelijk. In de bijlage van de planregels is een zogenaamde staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen, gebaseerd op de reeds eerder genoemde VNG publicatie, waarin de verschillende bedrijfstypen zijn opgenomen welke zich, middels een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders, op de locatie mogen vestigen. In verband met de afstemming op de omgeving is de hoogst toegestane categorie in principe bedrijvigheid in milieucategorie 2.

 

Daarnaast zijn in het plangebied enkele aan huis verbonden bedrijven aanwezig. Vergelijkbaar met de aan huis verbonden dienstverlening betreft dit bedrijfsactiviteiten welke qua aard en omvang passen in een woonomgeving. Deze activiteiten zijn derhalve, evenals de dienstverlenende activiteiten, gereguleerd in de woonbestemming.

2.5.3 Dienstverlening

In het plangebied zijn geen dienstverlenende bedrijven of instellingen aanwezig. Verspreid over de kern Blitterswijck komen nog wel enkele aan huis verbonden bedrijfjes voor welke qua aard van de ter plaatse uitgeoefende activiteiten onder de categorie dienstverlening kunnen worden geschaard. Qua omvang betreft dit activiteiten die in en ondergeschikt aan de woonomgeving worden uitgeoefend, waardoor deze zonder veel problemen in de woonomgeving functioneren. Gelet op de ondergeschiktheid aan de woonfunctie worden deze activiteiten binnen de woonbestemming van onderhavig bestemmingsplan gereguleerd.

2.5.4 Detailhandel

In de bebouwde kom van Blitterswijck zijn geen (zelfstandige) winkels aanwezig. Bij het vakantiepark 'Het Roekenbosch', ten zuiden van de kern Blitterswijck, is een supermarkt aanwezig. Deze supermarkt maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

2.5.5 Maatschappelijke voorzieningen

In de kern Blitterswijck is een bescheiden aanbod van voorzieningen op sociaal cultureel gebied en maatschappelijke diensten aanwezig. Deze voorzieningen zijn van wezenlijk belang voor de leefbaarheid van de kern. In onderstaand overzicht zijn de verschillende in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen opgenomen:

Functie   Adres  
kerk met pastorie (katholiek)   Plein 1 - 5  
kerk (nederlands hervormd)   Maasweg 9  
basisschool   Plein 2  
gemeenschapshuis   Plein 4  
jongerencentrum   Plein 4  

Tabel 2.2 Maatschappelijke voorzieningen in de kern Blitterswijck (inventarisatie juni 2011)

De aanwezige voorzieningen hebben een functie die aansluit op de schaal van het dorp. Ten aanzien van de aanwezige maatschappelijke voorzieningen kan worden opgemerkt dat uitbreidingen thans niet aan de orde zijn. Het bestaande aanbod aan voorzieningen is grotendeels in overeenstemming met wat verwacht kan worden op grond van het aanwezige draagvlak. De betreffende maatschappelijke voorzieningen zijn in voorliggend bestemmingsplan op zodanige wijze bestemd, dat enige functieuitwisseling binnen deze voorzieningen mogelijk is. De gedachte hierachter is, dat door een multifunctionele invulling van de (voormalige) schoolgebouwen, gemeenschapshuizen en kerken de leefbaarheid in de dorpen ondersteund wordt en leegstand en verpaupering van deze panden wordt voorkomen. Het toestaan van andere activiteiten op de locaties past binnen het gemeentelijke beleid. Zo wordt in de Structuurvisie Detailhandel benadrukt dat winkelfuncties in het dorp bijdragen aan het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid van het dorp. Daarom wil de gemeente initiatieven voor dorpswinkels ondersteunen waar mogelijk (waarbij de combinatie met dorpshuizen genoemd wordt als mogelijkheid de huurlasten te drukken opdat zulke initiatieven mogelijk rendabel zijn).

 

Vanaf 1 januari 2018 moeten gemeenschapshuizen financieel zelfstandig zijn en zijn zij dus verantwoordelijk voor hun eigen exploitatie. Om deze reden is het noodzakelijk dat zij inkomsten kunnen genereren, deels door andere commerciële activiteiten. De verruiming van de mogelijkheden in het bestemmingsplan levert een bijdrage aan de mogelijkheden hiertoe. Vermeld moet worden dat een bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel een goede ruimtelijke ordening. Er bestaan ruimtelijk gezien geen bezwaren de activiteiten op de locaties toe te staan. Er gelden echter wel andere normen waaraan onverkort moet worden getoetst voordat een activiteit (in bepaalde omvang) kan starten. Hierbij valt te denken aan de Drank- en Horecawet en aanverwante (gemeentelijke) regelgeving, het Activiteitenbesluit en de Algemene Plaatselijke Verordening. In hoofdstuk 5 zal dit nader worden toegelicht.

2.5.6 Horeca

Aan de Kerkstraat 2 is een café gevestigd. Verder zijn er geen horecagelegenheden binnen de kern Blitterswijck aanwezig. Opgemerkt moet worden dat in het gemeenschapshuis en in het jongerencentrum aan het Plein 4 een aan de functie ondergeschikte horecafunctie aanwezig is.

Het bestaande horecabedrijf levert geen overlast op binnen het plangebied. Op korte termijn zijn hier geen ontwikkelingen te verwachten: uitgangspunt is het behoud van het momenteel aanwezige horecabedrijf, uitbreiding is thans niet aan de orde. Conform de regels van voorliggend plan wordt in Blitterswijck op de bestaande horecalocatie slechts de vestiging van ‘lichte horeca’ en ‘middelzware’ horeca toegestaan. Dit betekent dat zich hier geen discotheken of andere mogelijk overlast veroorzakende horecagelegenheden mogen vestigen. In bijlage 2 bij de planregels is een zogenaamde staat van horeca-activiteiten opgenomen, waarin nader is omschreven welk type horecabedrijven tot de lichte en middelzware horeca kan worden gerekend.

2.5.7 Recreatieve voorzieningen

Onder recreatieve voorzieningen binnen het kerkdorp valt het speelterrein D'n Blitskikker. Binnen de bebouwde kom van Blitterswijck zijn verder geen recreatieve voorzieningen aanwezig. Aan de rand van het dorp zijn nog dergelijke voorzieningen wel aanwezig in de vorm van het sportpark, de accommodatie van scouting De Meuleberg en het terrein voor het St. Antonius-Abt Gilde aan de Maasweg. Deze laatste gaat verplaatsen naar het kasteelterrein. Tevens is ten zuiden van de kern het vakantiepark 'Het Roekenbosch' gelegen.

Sinds de ontwikkelingen rondom de vernieuwing van het gemeenschapshuis wordt er gezocht naar een alternatieve locatie voor de jeu de boulesbaan (petanquebaan). De bestaande jeu de boulesbanen zijn gelegen bij de nevenvestiging van het gemeenschapshuis 't Honk, Maasweg 5. Het jeu de boules spel is vooral een sociale activiteit die zo mogelijk centraal rondom het dorpsplein moet kunnen plaatsvinden. Er kan dan ook gebruik worden gemaakt van (sanitaire) voorzieningen in het (vernieuwde) gemeenschapshuis.


Het dorpsplein van Blitterswijck heeft een sterke identiteit met hoge ensemble waarde van de kerk, het gemeenschapshuis, de school en lokale horecavoorziening. De toevoeging van activiteit versterkt deze identiteit en sociale cohesie. Zowel ruimtelijk als sociaal wordt dit dan ook gezien als wenselijke ontwikkeling.


Er zijn rondom het plein twee mogelijkheden betreft situering van de Petanque-baan. Op het schoolplein, geïntegreerd in de huidige functie van spelen, of op het grasveld naast de kerk. Om beide opties beschikbaar te houden wordt naast de kerk een aanduiding toegevoegd om dit mogelijk te maken. Binnen de bestemming gemengd, gelegen op het schoolplein, is dit reeds mogelijk. Hier spelen echter meerdere factoren om dit mogelijk te kunnen maken waardoor ook de kerk locatie als geschikte locatie is aangewezen. KBO, dorpsraad, gemeenschapshuis en kerkbestuur stemmen allen in met deze locatieaanduiding.

2.5.8 Kabels en leidingen

Blitterswijck is op een adequate wijze aangesloten op de moderne nutsvoorzieningen. Dit gaat uiteraard gepaard met een eigen infrastructuur van bovengrondse en ondergrondse leidingen en voorzieningen. In het plangebied is één planologisch te beschermen leiding aanwezig, te weten een de rioolwatertransportleiding Blitterswijck – Meerlo gelegen. Deze leiding is in beheer en onderhoud van het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL).Het betreft een (Ac/staal) persleiding met een diameter van 300/508 mm. De rioolwatertransportleiding zal een planologische beschermingszone van 2 keer 2,5 meter aan weerszijden van de leiding krijgen, gemeten vanuit hart leiding, middels een dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’.

Buiten deze riooltransportleiding zijn binnen het plangebied van dit bestemmingsplan geen kabels of leidingen gelegen die planologische bescherming behoeven.

2.6 Ontwikkelingen binnen het plangebied

2.6.1 Visie

Dit hoofdstuk heeft tot doel een beeld te vormen over de wenselijke ontwikkelingen in Blitterswijck en het versterken van de eigen identiteit van het kerkdorp. Onder ander leefbaarheid speelt daarbij een belangrijke rol. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het bestemmen van de gronden binnen het dorp waarbij, voor zover mogelijk, wordt bijgedragen om de bekende knelpunten op te lossen en kansen te benutten.

Voor Blitterswijck is het streven om woningbouw toe te passen om huidige tekorten op te heffen, maar tegelijkertijd op te passen voor bouwen voor leegstand. Andere speerpunten zijn het versterken van de aanwezigheid van groen in het dorp en het behouden van de band met het omliggende agrarische gebied en de Maas.

2.6.2 Woningbouw

Ook in Blitterswijck wordt ten aanzien van woningbouwplannen zoveel mogelijk aangesloten bij de vraag naar een bepaalde type woningen vanuit de markt. Om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke structuur van Blitterswijck intact blijft, wordt woningbouw eerst gerealiseerd op de inbreidingslocaties (zie paragraaf 2.5.1). Voor de meeste locaties is de planologische procedure reeds doorlopen en worden/zijn de gronden ook daadwerkelijk bestemd als 'Wonen'. Aan het perceel Van Lyndenstraat ong. (kadastraal bekend sectie E, nummer 219) wordt een bouwtitel toegevoegd. De gronden hebben reeds de bestemming 'Wonen'. Echter om de bouw van een woning ter plaatse te rechtvaardigen dient een nadere motivering te worden gegeven. Een bestaande bouwtitel op het perceel Beeteweg 6 wordt overgenomen. In bijlage 1 is een beknopte ruimtelijke onderbouwing inclusief onderzoeken opgenomen.

2.6.3 Groen

Op de locatie ter plaatse van de locatie tussen de Pastoor Verheggenstraat en de Nieuwstraat (plan Molenhof), is door middel van het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan 'Molenhof, Blitterswijck' woningbouw toegestaan. (zie paragraaf 2.5.1). Deze groenlocatie zal dan ook verdwijnen, echter wordt op deze locatie wel voorzien in een wadi, waardoor een deel van het groen blijft behouden.

Andere maatregelen die toegepast zullen worden om openbaar groen een meer prominente rol te laten spelen in Blitterswijck zijn het realiseren van meer openbaar groen bij de diverse inbreidingslocaties en bij het inmiddels vernieuwde dorpsplein. Centraal op het dorpsplein is één grote boom gepland samen met het dorp ter vervanging van de bakken die er eerst stonden. Bij het bestemmen van de gronden binnen het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

Blitterswijck heeft een goede band met het voornamelijk agrarische buitengebied. Deze band moet worden gehandhaafd. Dat betekent dat bestaande mooie doorzichten niet bebouwd mogen worden. Ook hier is bij het bestemmen van de gronden rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante (inter)nationale, provinciale en regionale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van het waterschap Peel en Maasvallei en van de gemeente Venray. Sommige beleidsstukken zijn op meerdere terreinen van toepassing.

3.2 Rijksbeleid

Op nationaal niveau is naast het beleid dat direct door de rijksoverheid wordt geformuleerd, ook het beleid dat vanuit de Europese Unie aan ons land wordt opgelegd, van toepassing. Het relevante Rijks- en Europees beleid is vervat in:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR);
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro);
  • Nota Belvedere (1999);
  • Verdrag van Malta (1992);
  • Natura 2000 (2006);
  • Kaderrichtlijn Water (2000);
  • Stroomgebiedbeheerplan 2009-2015 (2009);
  • Beleidslijn grote rivieren (2006);
  • Nationaal Waterplan (2009).
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 23 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren (“decentraal, tenzij”).

Algemene doelstellingen en nationale belangen

In de SVIR staan drie hoofddoelen centraal om Nederland voor de middellange termijn tot 2028 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten is het van belang de ruimtelijk-economische structuur in Nederland te versterken. Een goed vestigingsklimaat staat centraal en vereist een hoogwaardig werk- en woonmilieu en een goede bereikbaarheid. Het is echter ook van groot belang dat er voldoende aanbod is aan onderwijs, cultuur, groen en recreatiemogelijkheden. De SVIR zet met name in op het beter benutten en uitbouwen van de kracht van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren en internationale verbindingen.

De bereikbaarheid van Nederland dient verbeterd, gewaarborgd en ruimtelijk zeker gesteld te worden. Hierbij zal de gebruiker voorop staan. Dat wil zeggen dat een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem met voldoende capaciteit gerealiseerd moet worden. Dit kan door de huidige infrastructuur beter te benutten, maar ook door slim te investeren in het hoofdnetwerk. Regio's moeten met elkaar en hun achterland verbonden worden en multimodale vervoersknooppunten dienen versterkt te worden. Om de deur-tot-deur bereikbaarheid verder te verbeteren is het van belang om ook voor fiets- en langzaam verkeer een fijnmazig netwerk te creëren. Ten slotte is ook een transitie naar duurzame mobiliteit gewenst en dit zal dan ook zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden vanuit de overheid.

Het versterken van de concurrentiekracht en het verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard gaan met het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving. Het behouden en waar nodig versterken van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden is hierbij van groot belang. Daarnaast zal ook ruimte geboden moeten worden voor militaire activiteiten en een efficiënt gebruik van de ondergrond.

In de SVIR is tevens de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in artikel 3.16 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Kern van de Ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een actuele behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien. In juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij de afzonderlijke treden zijn losgelaten. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt nu als volgt:


“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

De eerste en de tweede trede zijn samengevoegd en de derde trede is vervallen. De uitgebreide motivering is beperkt tot 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' buiten het bestaand stedelijk gebied. Tevens is het begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door het begrip 'behoefte' en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd waarmee het mogelijk wordt een dubbele Laddertoets bij flexibele planvorming te voorkomen. De Ladder-onderbouwing zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied, maar ook met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte, én voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.


Toepassing van de ladder bij de actualisering van het bestemmingsplan 'Blitterswijck' leidt ertoe dat kritisch moet worden omgegaan met het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Met name de aantoonbare regionale behoefte zal dan goed moeten worden onderbouwd. Dit geldt niet alleen voor bouw- maar ook voor gebruiksmogelijkheden binnen bestaande gebouwen met een stedelijke bestemming (bijvoorbeeld gemengde bestemmingen).


Met deze actualisatie van het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Op grond van jurisprudentie is een toets aan de ladder niet noodzakelijk voor bestaande rechten zonder nieuw ruimtebeslag. Ook bij functiewijziging zonder dat sprake is van nieuw ruimtebeslag is in beginsel geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is toets aan de ladder niet noodzakelijk. Alleen indien sprake is van substantiële functiewijziging, een functiewijziging van een zodanige aard en omvang, kan sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling. Van dergelijke ontwikkelingen is binnen het plangebied geen sprake.


Daarnaast zijn voor de binnen het plangebied gelegen ontwikkellocaties in de meeste gevallen reeds separate planologische procedures doorlopen. In dat kader is aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de voorwaarden die door de ladder worden gesteld. In de meeste gevallen is zelfs sprake van een afname aan bebouwd oppervlak of aantallen.


In het bestemmingsplan 'Blitterswijck' wordt voor de locatie aan de Van Lyndenstraat ong. voorzien in een nieuwe planologische regeling. Voor de gewijzigde invulling van de locatie is een separate ruimtelijke onderbouwing opgesteld die als Bijlage 1 bij het plan is gevoegd en onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan 'Blitterswijck'. Er wordt voorzien in een nieuwe bouwtitel, waarbij de reeds bestaande bouwtitel aan de Beeteweg 6 komt te vervallen en er dus per saldo geen extra woningen gerealiseerd worden. Deze ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de ladder. In de ruimtelijke onderbouwing is dit nader uitgewerkt.

Betekenis voor het plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de MIRT-regio Brabant en Limburg. Voor deze regio geldt een aantal specifieke opgaven van nationaal belang. Zo wordt ingezet op het versterken van het vestigingsklimaat van voornamelijk de Brainport Zuidoost-Nederland (regio Eindhoven-Helmond) en Greenport Venlo. Naast deze regio zijn ook andere gebieden in deze regio, zoals de haven van Moerdijk, Maintenance Valley in West- en Midden-Brabant, het chemiecluster in Sittard-Geleen en de medische cluster in Maastricht, belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio. Het optimaal benutten en verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze regio's via weg, water, spoor en lucht is hierbij van groot belang.

Daarnaast dienen de waterveiligheid, -kwaliteit en zoetwatervoorziening geborgd te worden op zowel korte als lange termijn. Verder zal de (herijkte) Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden, verder tot stand gebracht en beschermd worden. Ten slotte dient ruimte vrij gemaakt te worden voor een buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam naar Antwerpen en het Roergebied, dienen voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie aangewezen te worden en moet het hoofdenergie netwerk (380kv) over de grens compleet en robuust gemaakt worden.

Een goed vestigingsklimaat kan bereikt worden door hoogwaardige stedelijke woonmilieus, stedelijke voorzieningen en variërende toegankelijke groengebieden rond het stedelijk gebied te realiseren. Op deze manier wordt de regio aantrekkelijker voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers om hier te komen werken en/of zich hier te vestigen. Dit geldt voornamelijk voor de regio Eindhoven. In Parkstad Limburg speelt voornamelijk het aanpakken van de krimpopgave een belangrijke rol.

Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend actualisatieplan. Er worden dan ook niet of nauwelijks ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is dit plan niet in strijd met de ambities uit de SVIR.

Het planvoornemen voorziet in de actualisatie en digitalisering van de vigerende bestemmingsplannen voor de kern Blitterswijck. Er worden geen ontwikkelingen meegenomen waarvan nog geen planologische procedure is afgerond. De actualisering en digitalisering heeft dan ook geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk. Wel geldt dat onderwerp Grote Rivieren (zie ook paragraaf 3.2.8) is aangewezen als onderwerp van nationaal Belang. Aangezien een gedeelte van het plangebied is gelegen in het stroomvoerend regime van de rivier de Maas is de SVIR hier van toepassing. Gezien de aard van dit bestemmingsplan zijn er echter geen beperkingen vanuit de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Voor een gedeelte van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is het Barro van toepassing gezien de gedeeltelijke ligging binnen het stroomvoerend regime van de rivier de Maas (zie ook paragraaf 3.2.8). Aangezien onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is en er dus geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, gelden geen beperkingen vanuit het Barro. Wel wordt het stroomvoerend rivierbed specifiek bestemd.

3.2.3 Nota Belvedere

In 1999 is de Nota Belvedere uitgebracht. Deze nota gaat in op de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting en is ondertekend door de ministeries van VROM, LNV, OC&W en V&W. De doelstelling van de nota is om bij landschappelijke inrichting meer prioriteit te leggen bij de cultuurhistorische identiteit. Cultuurhistorische waarden kunnen namelijk als inspiratiebron dienen voor het ruimtelijk ontwerp, waardoor het cultuurhistorische erfgoed behouden blijft en zelfs sterker tot uitdrukking komt.

Behoud en ontwikkeling dienen echter wel evenwichtig plaats te vinden. Tussen het behouden en zorgen voor cultuurhistorisch erfgoed en de dynamiek van nieuwe ontwikkelingen heerst nu eenmaal enige spanning. Nieuwe ontwikkelingen vormen dan ook de grootste bedreiging voor hetgeen in het verleden is ontwikkeld. Daarom is het van belang dat er bij nieuwe ontwikkelingen meer oog komt voor cultuurhistorische waarden. Het toekennen van nieuwe gebruiksmogelijkheden aan cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en landschappen is een voorbeeld van een compromis dat gesloten zou kunnen worden. Een vitaal behoud van deze cultuurhistorische elementen is immers nodig, omdat ze anders alsnog verloren dreigen te gaan.

Blitterswijck is cultuurhistorisch gezien van redelijke betekenis, vanwege de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. Deze cultuurhistorische waarden worden middels onderhavig bestemmingsplan beschermd voor zover ze in het kader van de monumentenwet nog niet zijn beschermd.

3.2.4 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

  • Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden

Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn.

  • Behoud in situ

Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven.

  • Verstoorder betaalt

Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Het verdrag is ook vertaald in de Nederlandse wetgeving, namelijk de Monumentenwet. Daarnaast komt het verdrag ook terug in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelingen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Aangezien zich nauwelijks nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zullen voordoen, zijn de consequenties ten aanzien van verstoring van archeologische waarden nagenoeg nihil. Grote gedeelten van het plangebied zijn aangewezen als 'Terrein van hoge archeologische waarde' (zie ook paragraaf 3.5.8). Deze waarden worden middels de bestemming 'Waarde – Archeologie' beschermd.

3.2.5 Natura 2000

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, dieren en planten trekken zich immers niets aan van landsgrenzen.

Het ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft in Nederland Natura 2000-gebieden aangewezen. Binnen het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft op ruim 1 kilometer ten noord-oosten van het plangebied, het natuurgebied 'Maasduinen'. Dit gebied is in het kader van het Natura 2000-beleid aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

Natura 2000 kent een externe werking. Dat wil zeggen dat plannen en activiteiten die buiten het Natura 2000-gebied plaatsvinden/liggen, geen significante effecten mogen hebben op de doelstellingen binnen Natura 2000. Middels onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe plannen en/of activiteiten mogelijk gemaakt. Een conserverend bestemmingsplan, zoals onderhavig bestemmingsplan veroorzaakt dan ook geen negatieve effecten op de doelstellingen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.

3.2.6 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. Het stroomgebied van de Maas is één van de vier stroomgebieden in Nederland (Eems, Maas, Rijndelta en Schelde) waarop de KRW van toepassing is en waarvoor een Stroomgebiedbeheerplan is opgesteld (zie ook paragraaf 3.2.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0012.png"

3.2.7 Stroomgebiedbeheerplan Maas 2016-2021

Het Nederlandse deel van het stroomgebied Maas omvat ondermeer de gehele provincie Limburg, hier voert landbouw de boventoon. In het Nederlandse deel van het Maasstroomgebied liggen onder andere enkele tientallen Natura 2000-gebieden en zwemwaterlocaties en een paar oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen voor de onttrekking van water voor menselijke consumptie. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen in beschermde oppervlaktewater- en grondwatergebieden, worden de aldaar aanwezige belangen niet geschaad.

3.2.8 Beleidslijn grote rivieren

Het doel van de beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming onmogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0013.png"

Blitterswijck is grotendeels gelegen binnen een Artikel 2a Wbr-gebied. De gebieden waarvoor artikel 2a van de Wbr van toepassing is - kortweg de artikel 2a-gebieden - zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningenregime van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken niet van toepassing is. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van deze beleidslijn feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is (ondanks de ligging in het rivierbed) niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren.

Kleine gedeelten van het plangebied zijn overigens gelegen binnen het 'Stroomvoerend regime' van de beleidslijn. Binnen het stroomvoerend regime mogen enkel riviergebonden activiteiten plaatsvinden, mits deze voldoen aan onderstaande voorwaarden ('ja, mits').

Niet-riviergebonden activiteiten mogen in principe niet, tenzij er sprake is van groot openbaar belang of wanneer er per saldo meer ruimte vrij komt voor de rivier ('nee, tenzij').

De rivierkundige voorwaarden die gelden bij het ontplooien van activiteiten binnen het rivierbed:

  • het veilig functioneren van het waterstaatswerk moet gewaarborgd blijven;
  • er mogen geen feitelijke belemmeringen zijn ten aanzien van de vergroting van de
    afvoercapaciteit;
  • de uitvoer van de activiteit moet zodanig gesitueerd zijn dat de afname van de bergingscapaciteit of de waterstandsverhoging van de rivier beperkt blijft.

De gronden binnen het plangebied die vallen onder het stroomvoerend regime mogen dus in principe niet bebouwd worden. Middels de dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend regime' wordt dit beschermd. Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag hier overigens wel bebouwing toestaan.

3.2.9 Nationaal Waterplan 2016- 2021

Het Nationaal Waterplan 2016- 2021 heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009 - 2015 welke alle voorgaande Nota's Waterhuishouding heeft vervangen.

Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een antwoord worden gevonden op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.

Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.

In het bestemmingsplan 'Blitterswijck' worden geen ontwikkelingen meegenomen. Bij eventuele ontwikkelingen dient in de afzonderlijke plannen maar ook in het algemeen in onderhavig bestemmingsplan, rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.

3.2.10 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet zijn een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0014.png"

Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling, blijkt dat het plangebied buiten het deel van de Maas waarop het 'Waterstaatkundig beheer' van toepassing is. Ook is het plangebied gelegen buiten de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken.

Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling, blijkt dat het plangebied voor het grootste gedeelte is gelegen binnen de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken. Op deze gebieden is paragraaf 6 'Gebruik van rijkswaterstaatswerken' van hoofdstuk 6 van het Waterbesluit niet van toepassing. Kleine delen van het plangebied vallen binnen het gebied waarop het 'Waterhuishoudkundig beheer' van toepassing is (oostelijk deel).

Voor de vrijstellingsgebieden geldt dat ze vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningenstelsel is daarmee niet noodzakelijk. De omstandigheid dat geen vergunningplicht geldt, wil echter niet zeggen dat er geen kans bestaat op hoog water. Het gebied blijft immers wel deel uitmaken van het rivierbed. Bouwen in deze gebieden geschiedt dan ook, net als elders in het rivierbed, op eigen risico en voor eigen verantwoordelijkheid. Zowel het Rijk als de gemeente Venray zijn niet aansprakelijk voor eventuele schade. Deze gebieden vervangen de artikel 2a Wbr-gebieden uit de Beleidslijn grote rivieren.

De gebieden die deel uitmaken van het 'Waterhuishoudkundig beheer' van de Maas, dienen te voldoen aan het bergend regime, zoals aangegeven in de Beleidslijn grote rivieren (zie paragraaf 3.2.8).

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

RUIMTELIJK BELEID 

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

 

Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.

 

Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zetten we in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richten de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.

 

Regio Noord-Limburg

Er zijn binnen Limburg belangrijke regionale verschillen. Samen met de regionale partners zijn voor de regio’s Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg in het POL2014 ambities en belangrijkste uitdagingen en vraagstukken benoemd. Venray is gelegen in de regio Noord-Limburg. Deze regio heeft grote ambities: op termijn (2025-2030) wil de regio optimaal gebruik maken van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is op dat moment goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving.

Met gebruikmaking van haar gunstige ligging ten opzichte van Brainport Eindhoven streeft de regio naar een sterke economische structuur en naar een internationale toppositie in de (duurzame) maakindustrie.

Zonering plangebied

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 acht globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is, op een enkele locatie na (ontwikkeling 'op de Beete') gelegen in de dorpse woonsfeer van de kern Blitterswijck. Deze woonsfeer wordt op kaart 1 van het POL2014 ‘Zonering Limburg’ gerekend tot de zone ‘Overig bebouwd gebied’. Ten aanzien van de zone ‘Overig bebouwd gebied’ is een aantal algemene beleidsdoelstellingen / aandachtspunten geformuleerd:

  • Transformatie regionale woningvoorraad;
  • Bereikbaarheid;
  • Balans voorzieningen en detailhandel;
  • Stedelijk groen en water;
  • Kwaliteit leefomgeving.

Het gebied ‘Op de Beete’ is gelegen binnen het ‘landelijk gebied’ en is nader aangeduid als ‘buitengebied’. Deze zone biedt de meeste ruimte voor land- en tuinbouw en vrijetijdseconomie. Het gebied maakt daarbij onderdeel uit van de woonsfeer 'landelijk wonen'. Beleidsopgaven die hierbij horen zijn: balans in de woningvoorraad en behoud en hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, met oog voor het op peil houden van de leefbaarheid en identiteit. Nieuwbouw moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op de langere termijn het meeste behoefte bestaat.

Toevoegingen aan de woningmarkt moeten niet alleen van de juiste soort zijn (d.w.z. voldoen aan de specifieke lokale woningbehoefte) en op de juiste locatie zijn, maar moeten in veel gevallen ook gepaard gaan met sloop, zodat de kwantitatieve verhouding in balans blijft. In plaats daarvan kan ook gekozen worden voor substantiële renovaties, gepaard met duurzaamheidsinvesteringen en toekomstbestendige verbeteringen van de gebruikskwaliteiten, die de levensduur van woningen aanzienlijk verlengen.

Gelet op zijn beheersmatig karakter gelden er ten aanzien van onderhavig planvoornemen geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging in de regio ‘Noord-Limburg’ en/of de zone ‘Overig bebouwd gebied’. Het in het POL2014 vastgelegde volkshuisvestingsbeleid wordt hierna nader beschreven.

 

VOLKSHUISVESTINGSBELEID

In het POL2014 is aangegeven dat de Provincie streeft naar een voortreffelijk woon- en leefklimaat, waar mensen zich prettig voelen. De Limburgse woningmarkt dient over voldoende woningen te beschikken, van de juiste kwaliteit en op de juiste plek. Daarbij moet de woningvoorraad voldoende mogelijkheden bieden voor doorstromingen, toekomstbestendig zijn en flexibel kunnen inspelen op (veranderende) woonwensen.

 

De Limburgse woningmarkt moet daarbij kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De groei eindigt, maar niet in de hele provincie gelijktijdig en op dezelfde manier: de top in de woningbehoefte wordt naar verwachting in Midden- en Noord-Limburg bereikt rond 2028 resp. 2030, terwijl de totale behoefte in Zuid-Limburg vanaf 2017 al daalt, wat in delen van het gebied nu al volop waarneembaar is.

 

De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van woonmilieus die er al in overvloed zijn. Daarnaast speelt er een belangrijke kwalitatieve opgave. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Maatschappelijke trends (inclusief demografische) leveren een vraag op naar andere woningen dan de voorraad nu biedt. Bijvoorbeeld meer vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens, in plaats van de gezinswoningen, meer vraag naar aanpasbare en levensloopbestendige woningen en naar energiezuinige woningen.

 

Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.

 

De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.

 

Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling én uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. Ze dienen te worden geconcretiseerd in concrete programma’s, ten minste voor de onderdelen:

  • herstructurering en kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad;
  • nieuwbouw (verdeeld naar relevante segmenten, huur/koop, doelgroepen, woonmilieus);
  • sloop (incl. overige onttrekkingen);
  • afstemmen van de planvoorraad op de behoefte;
  • geprogrammeerd hergebruik van bestaand vastgoed.

 

De ambities, uitgangspunten en principes uit dit POL vormen het vertrekpunt voor de regionale structuurvisies. Provinciaal uitgangspunt is dat binnen een jaar na vaststelling van het POL2014 elke gemeenteraad de regionale structuurvisie Wonen en Leefbaarheid (inclusief programmeringsafspraken) voor de eigen gemeente vaststelt. Uitvoering van het in de structuurvisie beschreven beleid kan dan via een zogenoemde voorzorgverordening worden verankerd.

 

De gemeente Venray heeft de 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-limburg' op basis van het POL214 op 5 april 2016 vastgesteld. In paragraaf 3.4.1 zal hierop nader worden ingegaan.

 

WATERBELEID 

Vergelijkbaar met het POL2006 heeft de provincie Limburg in het POL2014 invulling gegeven aan de in het Nationaal Bestuursakkoord Water opgenomen strategieën, door te streven naar een maximale afkoppeling van regenwater, binnen de grenzen van doelmatigheid. Afkoppelen van regenwater betekent dat regenwater dient te worden gescheiden van afvalwater en zoveel mogelijk moet worden vastgehouden en geïnfiltreerd in het gebied waarin het valt. Afkoppeling voorkomt onnodige belasting van riool en waterzuiveringsinstallaties. Daarnaast vermindert afkoppeling de overstort van vuil rioolwater op het oppervlaktewater en kan het een bijdrage leveren aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem (onder andere vermindering van verdroging).

 

Met betrekking tot het provinciaal watersysteem is in het POL2014 vastgelegd dat afvoer van water uit bebouwd gebied moet worden beperkt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van regenwater. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen en bij bestaande bebouwing ‘maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid’ als beleidslijn te hanteren. Met doelmatigheid bedoelen wij dat het afkoppelen bij bestaande bebouwingen wordt uitgevoerd wanneer het eenvoudig te realiseren is (bijvoorbeeld veel achterzijden van woningen met een tuin) of te combineren is met andere werkzaamheden in de stedelijke inrichting, zoals riool- en wegenrenovaties.

 

De volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Gemeentelijke overstorten van het riool op het oppervlaktewater dienen sterk verminderd te worden en op de lange termijn zoveel mogelijk te worden opgeheven om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen voldoen. Dit draagt zowel bij aan een gezonder watersysteem en leefklimaat als ook aan de beperking van wateroverlast.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg

Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. Nu, in 2014, wordt de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk "Ruimte" aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk "Ruimte" is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. Met het bestemmingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt. Toetsing aan de duurzaamheidsladder is niet noodzakelijk.

Zoals in paragraaf 3.3.1 al is gesteld ligt het plangebied, op een enkele locatie na (ontwikkeling 'op de Beete', landelijk gebied) binnen het bebouwd gebied. Voor de kern Bllitterswijck volgen uit de verordening vanuit deze zone geen specifieke regels die door dienen te werken in dit bestemmingsplan. Het plangebied ligt in uitsluitingsgebied voor windturbines, maar met het planvoornemen is geen sprake van een ontwikkeling of planologische mogelijkheid tot het realiseren van een windturbine. Blitterswijck ligt tevens in zone veehouderij en Natura 2000, maar met het planvoornemen is geen sprake van een ontwikkeling met een veehouderij. Vanuit de omgevingsverordening volgen voor dit aspect dan ook geen nadere regels.

Op grond van de Omgevingsverordening Limburg geldt voor het plangebied de 'normering regionale waterlast' met een normering van 1:100. Dit houdt in dat de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moeten zijn ingericht op deze normering. Het is aan de beheerder van de regionale wateren om te zorgen dat deze wateren aan de normering voldoen. De beheerder brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer. Het waterschap Peel en Maasvallei is beheerder van deze regionale wateren.

Geconcludeerd wordt dat de Omgevingsverordening Limburg 2014 geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan.

3.3.3 Provinciaal inpassingsplan Ooijen-Wanssum

In 1993 en 1995 werd Limburg opgeschrikt door grote overstromingen van de Maas. Dergelijke waterstanden waren sinds 1926 niet meer voorgekomen. De economische schade was aanzienlijk. Besloten werd om de bewoners langs de voorheen onbedijkte Zandmaas beter te beschermen. Ter voorkoming van acute problemen en vooruitlopend op integrale beschermingsprogramma’s werden in 1996 tijdelijke maatregelen genomen die de veiligheid van het gebied op korte termijn moesten verbeteren: op diverse plekken werden nooddijken aangelegd en de Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum, die voorheen altijd meestroomde met hoogwater, werd afgesloten.

De afdamming van de 10 kilometer lange Oude Maasarm veroorzaakte echter een onwenselijke opstuwing van het Maaswater bij Broekhuizen. In de wetenschap dat de huidige waterkeringen tijdelijk waren en de Oude Maasarm in de toekomst weer zou moeten meestromen voor een duurzame waterveiligheid, werd het gebied achter de kades op voorhand aangemerkt als stroomvoerend- en bergend winterbed van de Maas. Daardoor was het tot op heden nagenoeg onmogelijk om tussen Ooijen en Wanssum toestemming te krijgen voor nieuwbouw of uitbreiding van gebouwen. In een gebied met veel agrarische bedrijvigheid en een florerende haven, is dit vanzelfsprekend een zeer onwenselijke situatie. Door het creëren van zogenaamde overruimte, dat wil zeggen een extra waterstandsdaling tijdens hoogwater dan strikt noodzakelijk voor de waterveiligheid, ontstaan er mogelijkheden voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen.

Middels de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum (provinciaal inpassingsplan) wordt een definitieve oplossing geboden voor de hoogwaterproblematiek.

De doelstellingen van gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn samengevat:

  • Hoogwaterbescherming tegen waterstanden die eens in de 250 jaar voorkomen;
  • Waterstanddaling van 35 cm (bij hoogwater);
  • Ontwikkelen van natuur en landschap;
  • Vergroten van de leefbaarheid in Wanssum;
  • Ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen.

Bovenstaande doelstelling leiden tot bepaalde ontwikkelingen die ook voor de kern Blitterswijck een aantal gevolgen hebben. Deze worden hiernavolgend kort beschreven.

Hoogwatergeul Wanssum

In de binnenbocht van de Maas ter hoogte van Blitterswijck wordt/is op een oppervlak van circa 170 voetbalvelden tussen de 0 en 2 meter en lokaal tot 3 meter afgegraven. Met de realisatie van deze hoogwatergeul ontstaat veel extra ruimte in deze binnenbocht van de Maas. Dit zorgt voor een betere afvoer van Maaswater bij hoge waterstanden op de rivier. Deze ontwikkeling heeft grote gevolgen gehad voor de inrichting van het gebied. Zo is schutterij St. Antonius-Abt Gilde Blitterswijck inmiddels verplaatst naar het kasteelterrein in Blitterswijck en zal een deel van de kloostermuur in Blitterswijck worden verwijderd om er voor te zorgen dat het water goed de hoogwatergeul in kan stromen.

Oude Maasarm
Het deelproject ‘Oude Maasarm’ is gericht op het reactiveren van de 10 kilometer lange Oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum. Deze aftakking van de Maas, was vroeger als zijrivier actief, maar is in de loop der tijd nagenoeg droog komen te liggen. Behalve bij hoogwater, dan speelt de Oude Maasarm een belangrijke rol. Na de hoogwaters van 1993 en 1995 is deze echter bij Ooijen en Blitterswijck met dijken van de Maas afgesloten. Om de Oude Maasarm weer te laten mee stromen, zullen deze dijken worden weggehaald en worden hoge plekken extra uitgediept of afgegraven en wordt ook de flessenhals ter hoogte van de Brugstraat in Wanssum opgeheven. Als de Oude Maasarm straks bij hoogwater weer met de Maas gaat meestromen, zal het toekomstige natuurgebied vaker onder water staan. Naar verwachting gebeurt dat gemiddeld eens in de 8 jaar.

Om er voor te zorgen dat bewoners en bedrijven in de nieuwe situatie droge voeten houden worden nieuwe dijken aangelegd bij Broekhuizenvorst, Ooijen, de Hei, Blitterswijck en Wanssum. De bereikbaarheid wordt gegarandeerd door de realisatie van drie nieuwe hoogwatervrije bruggen: tussen Broekhuizenvorst en Ooijen, nabij Het Roekenbosch in Blitterswijck en in het centrum van Wanssum.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de Provincie Limburg hebben een Regionale Structuurvisie Wonen opgesteld. Inmiddels is deze visie in alle acht de gemeenten vastgesteld. Met de woonvisie willen de gemeenten in de regio zorgen voor een stabiele woningmarkt, waar vraag en aanbod op elkaar aansluiten. Dit willen zij bereiken door de woningbouwplannen in evenwicht te brengen met de (toekomstige) woonbehoefte.


De visie bestaat uit vijf pijlers:

  • 1. De eerste pijler is: nieuwbouw naar behoefte. Dit betekent dat het woningbouwprogramma van de gemeente niet méér nieuwbouwplannen mag omvatten dan de voorspelde groei in huishoudens. De meeste Noord-Limburgse gemeenten kennen een overschot aan woningbouwplannen. Tot 2019 dienen zij dit overschot met 40% terug te brengen. Dit is ook het geval voor de gemeente Venray. De groei in huishoudens wordt voor de kern Venray tot 2030 geschat op 885 woningen, terwijl er een woningbouwprogramma is van circa 1.250 woningen (per 1 januari 2015). De uitdaging is dan ook om plannen die niet voldoen aan een behoefte, te schrappen en/of aan te passen en zodoende ruimte te creëren voor nieuwe plannen waar behoefte aan is.
  • 2. Daarnaast dient de juiste woning op de juiste plek te worden gebouwd. Er wordt eerst gekeken naar het bestaande aanbod, voordat overgegaan wordt tot nieuwbouw.
  • 3. De regio vindt goed wonen voor iedereen van belang, maar heeft extra aandacht voor specifieke doelgroepen zoals arbeidsmigranten, studenten, vergunninghouders en anderen die dringend een woning nodig hebben. In Venray wordt momenteel gekeken naar alternatieve huisvestingsmogelijkheden, middels het ontzorgingsarrangement, voor statushouders. De druk is echter niet heel hoog omdat Venray een relatief groot aandeel sociale huurwoningen heeft.
  • 4. Ook worden er afspraken gemaakt over de kwaliteit van de bestaande woningen. Voor de meer stedelijke gebieden ligt de uitdaging in het tegengaan van overaanbod in goedkope en kwalitatief slechte woningen. Voor onze gemeente ligt de opgave meer bij het borgen van kwaliteit van de bestaande leefomgeving.
  • 5. De visie richt zich tot slot op een levensloopvriendelijke en duurzame regio. Daarvoor is enerzijds bewustwording nodig bij de senioren, anderzijds is het zaak om slim om te gaan met verduurzaming van bestaande woningen.


Vervolgstappen

Nu de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is vastgesteld, wordt het hierbij behorende uitvoeringsprogramma uitgevoerd. Om dit te laten slagen, is het belangrijk dat de betrokken partijen in de regio goed met elkaar samenwerken. Gemeentebesturen zullen waken over de voortgang van het proces. Ook partners zoals woningcorporaties, zorgpartijen en marktpartijen blijven betrokken in het nog op te stellen Platform Wonen Noord-Limburg. De Noord-Limburgse gemeenten gaan ieder ook een eigen lokale woonvisie uitwerken. In lijn van deze regionale visie heeft de gemeente Venray haar woningbouwprogramma tegen het licht gehouden. In paragraaf 2.6.1 is hierop reeds ingegaan.

3.4.2 Waterbeleid waterschap Limburg

Op 22 december 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water in beweging', zoals op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en waterschap Peel en Maasvallei, in werking getreden. Dit plan is een gezamenlijk plan van beide waterschappen vooruitlopend op de inmiddels gerealiseerde fusie tot waterschap Limburg, waarmee de koers voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg wordt uitgezet.

Het deelstroomgebied Maas wordt beheerd door een vijftal waterschappen, waaronder waterschap Limburg. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt. Dit heeft onder andere geresulteerd in het nieuwe waterbeheerplan. In het waterbeheerplan is het integrale beleid opgenomen inzake veiligheid, watersysteembeheer en afvalwaterketen. Er zal worden geïnvesteerd in het creëren van extra waterberging, aanpassing van de waterhuishouding, de bestrijding van verdroging, het aanpassen van een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties en het renatureren van beken.

Om de beleidstaken uit te voeren beschikt het waterschap over verschillende instrumenten. De belangrijkste hiervan is de keur met bijbehorende legger.

De Keur Waterschap Peel en Maasvallei

Het waterschap Limburg kent op dit moment nog twee keuren, namelijk een keur voor het gebied van Mook tot aan Roermond van het voormalige Waterschap Peel en Maasvallei (Noord- en Midden Limburg) en een keur voor het gebied van Roermond tot en met Maastricht van het voormalige Waterschap Roer en Overmaas (Zuid-Limburg). De reden dat er nog twee keuren gelden, is dat deze met het fuseren van de waterschappen in 2017 nog niet zijn samengevoegd. Het waterschap Limburg werkt nu aan één nieuwe waterschapsverordening die van kracht wordt op het moment dat de nieuwe Omgevingswet in werking treedt.

De keur voor het gebied van Mook tot aan Roermond van het voormalige Waterschap Peel en Maasvallei (Noord- en Midden Limburg) is een waterschapsverordening en is vastgesteld op 18 december 2013. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • Regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • Watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken;
  • Verboden in geval van calamiteiten;
  • Watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • Vrijstellingen;
  • Zorgplicht voor het watersysteem.

Rondom elke primaire watergang is een beschermingszone opgenomen. Binnen deze zone mogen enkel bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang worden gebouwd. De beschermingszone heeft behalve voor het handhaven van de bereikbaarheid als 'nevenfunctie' om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen (capaciteitsvergroting) mogelijk te houden.

Op de legger van het Waterschap Peel en Maasvallei zijn de primaire watergangen ter hoogte van Blitterswijck aangeduid. Ten noorden van het plangebied stroomt de Tiendschuur, ten oosten van het plangebied de Wolterskamp en de Bolt en ten zuiden ligt de Peschbemden. Deze primaire watergangen kennen diverse (secundaire) aftakkingen. Tevens is ten noordoosten van het plangebied een waterkering in de vorm van een dijklichaam gesitueerd. Ter bescherming van dit dijklichaam is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' uit het geldende inpassingsplan 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum' overgenomen in voorliggende bestemmingsplan. Op de primaire (en secundaire wateren) zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de keur van het waterschap van toepassing.

Voor Blitterswijck zijn geen specifieke maatregelen opgenomen in het Waterbeheersplan. Het bestemmingsplan oefent ook geen invloed uit op de in het plangebied aanwezige waterlopen, noch op de waterkwaliteit daarvan.

De in het kader van de procedure van het bestemmingsplan verplichte watertoets is opgenomen in paragraaf 4.9.

3.5 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op Blitterswijck, is voornamelijk vastgelegd in:

  • Strategische visie Venray 2020;
  • Ontwikkelingsperspectief 2015;
  • Woonvisie Venray 2017;
  • Structuurvisie ruimtelijke bijdrage 2011;
  • Groenstructuurplan;
  • Toetssteen Openbare Ruimte;
  • Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck (2010);
  • Archeologische beleidskaart;
  • Geurhinder en veehouderij;
  • Welstandsnota Wederzijds Vertrouwen;
  • Structuurvisie detailhandel 'Venray, beleef de Beste Binnenstad';
  • Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021;
  • Venray's Verkeers- en Vervoerplan;
  • Parkeerbeleidsplan 2011-2020;
  • Evenementenbeleid;
  • Speelruimteplan 'Ruimte voor de jeugd in Venray'.

Per 1 januari 2010 is de gemeentelijke herindeling ingegaan. Voor de gemeente Venray betekent dit dat de gemeente is aangevuld met het Wanssumse deel van de (voormalige) gemeente Meerlo-Wanssum. Daarmee zijn ook de kernen Geijsteren, Wanssum en Blitterswijck aan de nieuwe gemeente Venray toegevoegd. Dit heeft naast ruimtelijke en bestuurlijke gevolgen, ook gevolgen voor de beleidskaders binnen de gemeente Venray. In deze paragraaf zal eerst het overkoepelende beleid van de gemeente Venray worden weergegeven opgevolgd door het beleid dat van toepassing is op Blitterswijck.

3.5.1 Strategische Visie Venray, Stad in de Peel 2025

De Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025)' vormt het leidend document voor het gehele gemeentelijke beleid. In deze visie zijn, weliswaar op onderdelen abstract, expliciete thema's en keuzes verwoord. De Strategische visie bevat het lange termijn perspectief voor Venray.

De Strategische visie is een actualisatie van het in november 2009 door gemeenteraad van Venray vastgestelde Strategische visie Venray 2020. Dat lijkt nog niet zo lang geleden. Maar de ontwikkelingen gaan de laatste jaren razendsnel, waardoor een inhoudelijke aanvulling en aanpassing benodigd was. De nieuwe visie is geen compleet nieuwe strategische visie, maar een enkel een aanvulling. Veel in de huidige visie van Venray (Strategische visie Venray 2020) is nog altijd relevant, waardevol en heeft bovendien veel draagvlak. Het gaat veel meer om kennis te nemen van trends, ontwikkelingen en uitdagingen die op de gemeente afkomen, daar samen met onze gemeenschap een beeld over te ontwikkelen en de handen ineen te slaan om onze stad in de Peel te laten bloeien.

De strategische visie en in het verlengde daarvan het collegeprogramma zijn opgebouwd aan de hand van thema's die als speerpunten dienen van de gemeente. Deze thema's vormen de leidraad voor een verdere uitwerking van het beleid. Daarvoor worden de thema's vertaald in programma's aan de hand waarvan enerzijds het beleid verder wordt uitgewerkt en anderzijds uitvoerings-programma's worden gerealiseerd. De uitgewerkte beleidslijnen en uitvoeringsprogramma's worden waar mogelijk gebiedsgericht geformuleerd. Daarvoor worden Dorpsontwikkelingsplannen (DOP's) en Wijkontwikkelingsplannen (WOP's) opgesteld, die voor een specifiek gebied de integrale beleidsuitgangspunten en daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma's bevatten. Voor Blitterswijck is in hetzelfde kader een Dorpsomgevingsprogramma opgesteld. Deze wordt in paragraaf 3.5.7 beschreven.

3.5.2 Ontwikkelingsperspectief 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. Het Ontwikkelingsperspectief heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van Venray te begeleiden en de regiefunctie van de gemeente vorm te geven. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota.

Met betrekking tot Blitterswijck zijn de richtinggevende doelen uit het Ontwikkelingsperspectief:

  • het behouden van levensvatbare dorpen en wijken. Door samenwerking en clustering van dorpen en wijken beschikken deze over een compleet en gedifferentieerd woningaanbod en een basisaanbod aan maatschappelijke voorzieningen.
  • het ondersteunen van sociale cohesie. Door te zorgen voor integratie en samenwerking tussen doelgroepen op verschillende niveaus in en tussen de verschillende dorpen en wijken van Venray. Door het activeren en in stand houden van een diversiteit aan voorzieningen en het creëren van betrokkenheid bij de leefomgeving en betrokkenheid voor de medemens.
  • aandacht voor natuur en cultuurhistorische kwaliteiten. Door de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van Venray te beschermen en waar mogelijk verder te ontwikkelen en te benutten.
  • het vergroten van de ruimtelijke identiteit van Venray. Door ruimtelijke kwaliteiten van Venray te behouden, te versterken en te benutten met daarin ruimte voor ontwikkeling en vestiging van passende functies.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de dorpen worden clusters of groepen van kernen onderscheiden. Die clusters zijn grotendeels gebaseerd op bestaande, soms informele, samenwerkingsverbanden. Ten tijde van het vaststellen van het ontwikkelingsperspectief 2015 maakte Blitterswijck nog geen onderdeel uit van de gemeente Venray. Het beleid met betrekking tot de kerkdorpen geldt echter onverminderd ook voor Blitterswijck. Met het Dorpsomgevingsprogramma voor Blitterswijck (paragraaf 3.5.7) wordt invulling gegeven aan dit beleid.

3.5.3 Woonvisie Venray 2017

Op 16 mei 2017 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Venray 2017 'Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. Belangrijkste doelstelling van deze visie is het aanpassen van de bestaande woningvoorraad aan de veranderende wensen van de woonconsument. Venray is een gemeente die tegen de stroom van krimp in nog groeit. De focus ligt dan ook op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen voor de komende jaren. Woningen die bovendien moeten aansluiten bij de nieuwe wensen van de woonconsument. De samenstelling van huishoudens verandert. Meer mensen gaan alleen wonen en gezinnen zijn kleiner dan in het verleden. De klant vraagt dus niet minder woningen, maar wel kleinere. Voor een belangrijk deel zijn die woningen er al, maar moeten ze worden aangepast en voor een ander deel moeten er nieuwe gebouwd worden.

Om keuzes uit de Woonvisie te monitoren en om in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt jaarlijks een monitoringsrapportage woningbouw opgesteld. De monitor vormt de basis waarop ontwikkelingen gedurende een langere periode worden getoetst aan beleidskeuzes uit de woonvisie. Indien noodzakelijk worden ambities bijgesteld, dan wel aangepast. De meest recente is de Woonmonitor 2015 die op 5 september 2016 is vastgesteld. Integraal onderdeel van de monitor zijn de prognoses die zijn opgesteld door 'Etil' en de tabellen met daarin het woningbouwprogramma.

Binnen de kern Blitterswijck bedroeg in 2016 het aantal inwoners 1.110 en het aantal huishoudens 450. De planologische ruimte die nog beschikbaar is in bestemmingsplannen bedraagt 33 woningen. Daar staat een concrete planvoorraad van 46 woningen tegenover.

Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. In onderhavig bestemmingsplan wordt één bestaande bouwtitel geschrapt ter hoogte van de Beeteweg 6 en wordt een nieuwe bouwtitel toegekend ter hoogte van de Van Lyndenstraat ong. welke onderbouwd is in Bijlage 1. Per saldo blijft de woningvoorraad dan ook gelijk.

3.5.4 Structuurvisie ruimtelijke bijdrage 2011

Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de Structuurvisie ruimtelijke bijdragen 2011 vastgesteld. Het in de structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedacht dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.


Ter plaatse van een nieuwe ontwikkeling wordt allereerst gezorgd voor een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing in de omgeving. Indien nodig, is een aanvullende bijdrage ruimtelijke ontwikkeling vereist. Hierbij geldt dat de compenserende maatregel(en) bij voorkeur in de nabijheid van de ingreep plaatsvinden. Compenserende maatregelen ('tegenprestaties') zijn mogelijk op het gebied van: natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie en sloop/herstructurering. Ook combinaties van verschillende maatregelen zijn hierbij mogelijk. De belangrijkste voorwaarden zijn:

  • de kwaliteitsverbetering is fysiek ruimtelijk van aard.
  • het gaat om additionele verbeteringen (zaken waarvoor al middelen gereserveerd zijn komen niet in aanmerking).
  • de kwaliteitsverbetering hebben in tijd en plaats een verband met de ingreep
  • de kwaliteitsverbetering is kwantificeerbaar.


Daarnaast is in de structuurvisie een regeling opgenomen voor het vragen van een bijdrage in de aanleg van parkeerplaatsen. Deze bijdrage is van toepassing indien de voor een ontwikkeling benodigde parkeerplaatsen niet bij de ontwikkeling, op grond eigendom van de initiatiefnemer, kunnen worden aangelegd.

Bij toekomstige nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied zal dus ingezet moeten worden op een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

3.5.5 Groenstructuurplan

Met het Groenstructuurplan heeft de gemeente Venray een beleidslijn uitgezet voor de toekomst van het in de kern Venray en de omringende dorpen aanwezige openbare groen. Het gemeentelijk beleid voor wat betreft de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het groen zijn in het groenstructuurplan vastgelegd. Bij kwaliteit kan gedacht worden aan de gebruiks-, de belevings- en de ecologische waarde van het groen. Groenvoorzieningen fungeren als belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur, staan in relatie met het landschap buiten de bebouwde kom en bieden variatie op wijkniveau. De gemeente Venray streeft derhalve naar gevarieerd groen op alle schaalniveaus. In het groenstructuurplan worden twee schaalniveaus onderscheiden: op het niveau van de kernen wordt gestreefd naar een sterke hoofdgroenstructuur en op het niveau van het groen in de wijken/dorpen wordt gestreefd naar een variatie in groenvoorzieningen, die is afgestemd op het stedenbouwkundig karakter van de buurt en de behoeften van de bewoners.


In de nota wordt het belang van voldoende groen in de publieke ruimte benadrukt: uit onderzoek blijkt het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Daarnaast is de aanwezigheid van voldoende groen van groot belang voor het (economisch) vestigingsklimaat en stimuleren van het toeristisch recreatief bedrijfsleven.


In het Groenstructuurplan is per deelgebied een visie opgesteld, gebaseerd op de ontstaanswijze, de ruimtelijke samenhang, de sfeer en de gebruiksfuncties van het groen en worden maatregelen voorgesteld. De bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' staan, ook gelet op het bepaalde in het Groenstructuurplan, de aanplant van nieuwe groenelementen toe.

3.5.6 Toetssteen Openbare Ruimte

De definitie van de openbare ruimte kan worden omschreven als; “De ruimte die voor iedereen toegankelijk is”. De Toetssteen Openbare Ruimte (hierna: TOR) heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:

  • technisch-functionele kwaliteit;
  • sociaal-maatschappelijke kwaliteit.

 

De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen enzovoort, waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' voorziet niet in bouwplannen in de openbare ruimte. Het betreft een beheersplan. Eventuele bouwplannen worden afzonderlijk beoordeeld op basis van de TOR en in procedure gebracht.

3.5.7 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck

De Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Blitterswijck is door de raad van de gemeente Venray vastgesteld d.d. 1 november 2010. In de structuurvisie zijn de volgende pijlers uitgewerkt:

  • Ruimtelijke pijler;
  • Functionele pijler;
  • Economische pijler;
  • Sociaal maatschappelijke pijler.

Daarnaast is een sterkte en zwakte analyse (SWOT) voor de kern uitgevoerd. Op basis van de pijlers en de SWOT-analyse is een visie op Blitterswijck en haar omgeving gemaakt voor de periode tot 2020. Blitterswijck wil onder maximale eigen inzet en regie de volgende kwaliteiten versterken:

  • 1. behoud en doorontwikkeling van gemeenschapsleven en sociale cohesie in verenigingen en vrijwilligerswerk op het terrein van cultuur, ontmoeting, recreatie, zorgvoorzieningen, sport en dienstverlening;
  • 2. behoud en versterken van het gedifferentieerde landschap en natuurwaarden voor kwalitatieve recreatie & toerisme;
  • 3. rust en ruimte inzetten voor woonkwaliteit en mogelijkheden senioreneconomie;
  • 4. behoud en ontwikkeling van sociale en fysieke duurzaamheid;
  • 5. verkeersveiligheid en infrastructuur afstemmen op wensen van inwoners en recreatieve doelstellingen.

Ter versterking van het gemeenschapsleven in Blitterswijck zijn de 2020 de gemeenschappelijke voorzieningen geconcentreerd op een drietal locaties. Het gaat hierbij om de volgende voorzieningen:

  • gemeenschapshuis/brede school aan het Plein;
  • dorpscafé aan het Plein;
  • sport/jeugdactiviteiten rond het Hoogveld.

Het plein zal in 2020 het kloppende hart van Blitterswijck zijn en omvat dan naast de hierboven genoemde voorzieningen ook de volgende functies:

  • centraal ontmoetingspunt voor toerisme & recreatie (terrassen, wandel- en fietsroutes);
  • aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld een dorpswinkel).

Verder heeft Blitterswijck alles in zich om in 2020 de eerste lokale Oudereneconomie te herbergen:

  • Het dorp met omliggend landschap, inclusief Maasovers, is niet alleen geschikt voor toerisme, maar ook (voor serviceappartementen) voor ouderen uit het dorp en van elders;
  • combinatie van wonen en zorg voor dorpsbewoners en in omgeving verblijvende (oudere) toeristen.

In de structuurvisie zijn de volgende thema's vervolgens verder uitgewerkt:

  • Wonen;
  • Economische speerpunten;
  • Verkeer en vervoer;
  • Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum;
  • Sociaal klimaat;
  • Accommodaties;
  • Zorg;
  • Duurzaam dorp;
  • Cultuurhistorie;
  • Natuur.

De visie en de gespecificeerde thema's hebben geleidt tot een uitvoeringsprogramma waarin concrete projecten worden beschreven die uiteindelijk moeten leiden tot de realisatie van de visie. Dit heeft geleidt tot 27 agendapunten met prioritering die tot stand is gekomen in overleg met de inwoners van Blitterswijck. Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' houdt rekening met de agendapunten en speelt daar waar noodzakelijk en mogelijk, in op de mogelijkheden om de agendapunten uit te kunnen voeren.

3.5.8 Archeologische beleidskaart

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (zie paragraaf 3.2.4). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van deze wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot onderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en vrijstellingen, de mer-plichtige activiteiten en ontgrondingen.
  • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen(principe verstoorder betaalt). De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit.

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Als gevolg van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening toetst de provincie Limburg niet langer archeologische rapporten en programma's van eisen. De provincie beperkt zich tot zaken die van provinciaal belang zijn (waaronder de aanwijzing van archeologische attentiegebieden).

De gemeente Venray heeft een eigen archeologische beleidskaart laten opstellen door archeologisch adviesbureau RAAP. Dit rapport is afgerond in het voorjaar van 2008. Dit RAAP rapport met nummer 1482 is genaamd “Begrensd verleden”; Een archeologische verwachtings- en beleidskaart en de cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray”. Vanwege de gemeentelijke herindeling in 2010 heeft de gemeente Venray in 2011 de beleidskaart voor het gehele (gewijzigde) grondgebied laten actualiseren. Deze geactualiseerde versie is in 2013 vastgesteld.

De archeologische beleidskaart verschaft inzicht in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente. De criteria (ondergrenzen) voor archeologisch onderzoek zijn opgenomen in de bijbehorende 'Archeologische beleidsregels gemeente Venray'.

De archeologische beleidskaart en de bijbehorende beleidsregels dienen als uitgangspunt bij het waarborgen van het aspect 'archeologie' in de diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente. In hoofdstuk 4 zullen de gevolgen van het gemeentelijk archeologiebeleid voor onderhavig bestemmingsplan worden beschreven.

3.5.9 Geurhinder en veehouderij

Geurverordening

Op 1 november 2011 heeft de gemeenteraad van Venray de aangepaste geurverordening vastgesteld. De geurverordening omvat met deze aanpassing ook het gebied Wanssum, Geysteren en Blitterswijck. Om de situatie van Blitterswijck ten aanzien van geur te beschrijven is mede gebruik gemaakt van de gebiedsvisie behorende bij de verordening.

In de directe omgeving van Blitterswijck zijn, van oudsher, weinig (intensieve) veehouderijen gelegen. Nabij de kern van Blitterswijck liggen aan de Antoniusstraat 20 en 24 twee veehouderijen. De veehouderij aan de Antioniusstraat 20 is inmiddels opgekocht door de provincie Limburg en wordt waarschijnlijk beëindigd. Deze veehouderijen kunnen mogelijk enige beperkingen opleveren voor woningbouw in de directe nabijheid van de Antoniusstraat.  

Visie Veehouderij Venray 2018

Daarnaast heeft de gemeenteraad op 18 december 2017 de 'Visie Veehouderij Venray 2018' vastgesteld. De visie moet bijdragen aan een goede balans tussen de ontwikkelingsruimte voor de veehouderij en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners. De veehouderij in de gemeente Venray heeft zich in 2030 sterk duurzaam ontwikkeld. Onder duurzaam wordt verstaan: een economisch krachtige veehouderij met veel aandacht voor mens, dier, milieu, gezondheid en leefomgeving. Bij het inzetten van deze ontwikkeling dient het accent te liggen op maatwerk, draagvlak, eigen verantwoordelijkheid, innovatie en koersvast.

De aanleiding om een visie op te stellen komt voort uit de brede maatschappelijke dialoog veehouderij die in 2015 heeft plaatsgevonden (Dialoog Veehouderij Venray 2015). Bij het opstellen van de visie is tijdens een vijftal ateliers (Ateliers Veehouderij Venray 2017) met een groep ondernemers, burgers, leden van de raadswerkgroep , wethouders en een aantal experts, de input voor de visie opgehaald. Tijdens de ateliers is duidelijk geworden dat er extra inspanningen nodig zijn om het woon- en leefmilieu van omwonenden in Venray te beschermen en te verbeteren. Voor het behoud van het draagvlak bij de inwoners is het van belang dat er bij de ontwikkeling van veehouderijen meer rekening wordt gehouden met de belangen van de omwonenden. Daarbij heerst de breed gedeelde mening dat problemen en sociale polarisatie zoals in Brabantse gemeenten is opgetreden, moet worden voorkomen.

De veehouderij is een onlosmakelijk deel van de gemeenschap in Venray. De veehouderij vormt een belangrijke bijdrage aan de economie van Venray. Tegelijkertijd is er de stellige overtuiging dat de economische ontwikkeling van de veehouderij ook gericht moet zijn op een zorgvuldige aandacht voor de leefomgeving. Vanuit de ondernemers wordt aangegeven dat bedrijfsontwikkelingen noodzakelijk zijn om de effecten op de omgeving verder te verminderen.

Bij de duurzame ontwikkeling van de veehouderij staat de gezondheid van de mens centraal. Daarom richt de gemeente zich bij de uitvoering op de volgende doelen:

  • 1. Het verbeteren van het woon- en leefmilieu door het verminderen van de emissie bij veehouderijbedrijven;
  • 2. De ontwikkelingen op de juiste plaats door een verdere ruimtelijke scheiding tussen veehouderijbedrijven en bewoners.;
  • 3. Het versneld vernieuwen van de oude stallen en intrekken van vergunningen bij stoppende bedrijven.

Het woon- en leefklimaat in Blitterswijck is in het algemeen als goed tot zeer goed te kwalificeren. In de omgeving van Blitterswijck liggen geen landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) waar in beginsel nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven mogelijk is

3.5.10 Welstandsnota Wederzijds Vertrouwen

De per 1 januari 2003 herziene Woningwet verplicht gemeenten een welstandsbeleid vast te stellen. De welstandsnota bevat criteria die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Door de gemeente Venray is dit beleid geactualiseerd vastgelegd in de welstandsnota 'Wederzijds Vertrouwen'. Na evaluatie van het voormalige welstandsbeleid is ervoor gekozen om binnen de gemeente een preventief welstandstoezicht te differentiëren naar gebied en naar bouwplannen.

De gemeente Venray streeft in zijn algemeenheid een vlotte afhandeling van (vergunning)aanvragen na. Dit geldt ook voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. Bij deze vergunning is een welstandstoets aan de orde. Het versnellen van de vergunningsprocedure of de welstandstoets is een invulling van deze algemene ambitie. Deze nieuwe welstandsnota moet helpen deze ambitie te realiseren.

De ambitie op het gebied van welstand richt zich op behoud van ruimtelijke kwaliteit en op wederzijds vertrouwen. Deze ambitie sluit aan op de trend van een terugtredende overheid en het versterken van eigen verantwoordelijkheden van burgers en bedrijven. De gemeente Venray kan en wil niet alle aspecten op het gebied van welstand met regels voorschrijven. Om deze reden treedt de gemeente terughoudender op in gebieden die niet of in mindere mate tot de 'publieke ruimte' van Venray behoren. De gemeente Venray geeft haar burgers het vertrouwen dat zij zowel als individu alsook als collectief op een verantwoorde wijze met hun 'individuele ruimte' omgaan. De burger kan het vertrouwen in de gemeente Venray hebben dat deze haar verantwoordelijkheid neemt voor de 'publieke ruimte van Venray'. Om invulling te geven aan dit 'wederzijds vertrouwen' wordt het welstandstoezicht benaderd vanuit de gedachte 'nee, tenzij'. Terughoudendheid in het toepassen van preventief welstandstoezicht is de basis, ook wat betreft de mate van welstandscriteria. Maar waar nodig gelden er duidelijke regels. Om uitvoering aan deze gedachte te geven past de gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt gedifferentieerd naar gebieden en naar bouwplannen. Dit betekent dat het welstandstoezicht voor de beeldbepalende c.q. belangrijke gebieden én de grotere bouwplannen/ontwikkelingen behouden blijft. Voor de minder grote bouwplannen in gebieden als woonwijken en bedrijventerreinen én de kleinere bouwplannen gelden géén preventieve welstandscriteria: deze worden welstandsvrij.

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in een gebied waar conform de nota geen preventief welstandstoezicht geldt (Welstandsgebied 'wijken en dorpen'). Vanzelfsprekend geldt in de gebieden zonder preventief welstandstoezicht wel te allen tijde de zogenaamde 'excessenregeling'. Dit betekent dat bouwwerken niet 'in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand' mogen zijn. Deze regeling is bedoeld om excessen op het gebied van welstand tegen te gaan. Een exces is een 'evidente en ook voor niet-deskundigen duidelijk kenbare buitensporigheid van het uiterlijk van een bouwwerk'.

Opgemerkt wordt dat de welstandsnota voornamelijk is gericht op een beheersituatie en minder geschikt is om toe te passen voor meer grootschalige veranderingen. Bij de meer grootschalige veranderingen kan sturing op de ruimtelijke kwaliteit gewenst zijn. Deze wens sluit aan bij de toepassing van differentiatie in bouwplannen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met name wanneer van het vigerende bestemmingsplan wordt afgeweken, zal het college van Burgemeester en Wethouders afwegen of ook het opstellen van een beeldkwaliteitsplan gewenst is. Aangezien dit bestemmingsplan met name een beheersgericht karakter heeft, is deze vraag thans niet aan de orde.

3.5.11 Structuurvisie detailhandel 'Venray, beleef de Beste Binnenstad'

In de Structuurvisie detailhandel 'Venray, beleef de Beste Binnenstad' is het gemeentelijke detailhandelsbeleid vastgelegd. De structuurvisie vervangt de nota Herziening Detailhandelsbeleid uit 2005 en de nota Spreiding supermarkten uit 2007. Hoofdlijn van de visie is dat Venray haar positie als 2e stedelijk centrum van Noord-Limburg wil handhaven en versterken. Daarbij hoort een uitgebreid en compleet aanbod aan winkels en voorzieningen. De verschillende winkelgebieden in Venray (kernwinkelgebied, De Brier en de dorp- en wijkwinkelcentra) vullen elkaar aan en ieder gebied heeft zijn eigen functie en uitstraling. Gezamenlijk vormen deze gebieden een fijnmazige detailhandelsstructuur met het koop- cq. bezoekmotief als leidend principe:

  • recreatief winkelen/fun shoppen: in het kernwinkelgebied van Venray;
  • doelgerichte aankopen/run shoppen: op De Brier en overige perifere locaties (bijvoorbeeld Intratuin, autoboulevard Keizersveld);
  • boodschappen doen: in de dorp- en wijkwinkelcentra.

In de structuurvisie wordt beschreven dat in de dorpen Oostrum, Ysselsteyn en Wanssum op dit moment nog sprake is van een redelijk aanbod aan winkels in de dagelijkse sector. De overige dorpen van Venray hebben geen of maar een zeer beperkt winkelaanbod. Dit terwijl winkels bijdragen aan het voorzieningenniveau en hiermee de leefbaarheid van het dorp. De levensvatbaarheid van winkels in de kleine kernen staat sterk onder druk, onder andere door de schaalvergroting van winkels en de toegenomen mobiliteit. Steeds meer winkels verdwijnen dan ook uit het dorpsbeeld. Aan de andere kant zijn en worden nog steeds regelmatig in Nederland (en daarbuiten) initiatieven ontplooid voor dorpswinkels, met wisselend succes. Voorbeelden zijn servicewinkels (inclusief post- en bankzaken, drogisterij enz.), winkels die worden gerund door vrijwilligers of mensen met een beperking. Daarnaast kan de combinatie met bijvoorbeeld gemeenschapshuizen de huurlasten beperken waardoor de winkels eerder rendabel zijn.

Uiteindelijk zijn de kwaliteit, inzet van de ondernemer en de hoge service vaak onderscheidende elementen ten opzichte van gangbare supermarkten. De gemeente Venray wil degelijke initiatieven, die goed passen binnen het beleid voor zelfsturende dorpen en actief burgerschap faciliteren. De structuurvisie geeft derhalve ruimte aan particulier initiatief in de dorpen van Venray. Dit betekent dat ook in de kern Blitterswijck in principe kleinschalige detailhandelinitiatieven mogelijk zijn. Dergelijke initiatieven zijn thans echter niet aan de orde. De huidige voorzieningenstructuur is reeds beschreven in het vorige hoofdstuk.

3.5.12 Gemeentelijke Rioleringsplan 2018-2021

De overkoepelende ambitie die Venray in het gemeentelijk waterbeleid hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Dit plan betreft een actualisatie van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode (2013-2016)en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer. Het rioleringsbeleid voor Venray zoals dat reeds is vastgelegd in het GRP 2005-2014 van 18 mei 2005 is grotendeels succesvol geweest. Dit beleid is overgenomen in het GRP 2013-2016. De volgende beleidsuitgangspunten en doelen uit het voorgaande GRP blijven onverkort staan:

  • Nieuwbouwgebieden worden afgekoppeld.
  • De uitvoering van werkzaamheden wordt gecombineerd met andere activiteiten.
  • Over het beleid wordt helder gecommuniceerd met bevolking en belangengroeperingen.
  • De aanpak van de riooloverstorten binnen het masterplan Loobeekdal wordt afgerond.
  • Het afkoppelprogramma openbare ruimte blijft bestaan.

Het afkoppelprogramma openbare ruimte (om de doelstelling van de kaderrichtlijn water te behalen) dat in het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was opgenomen, blijft bestaan en loopt tot 2027. Hiervoor dient jaarlijks 0,5% van het afvoerend verharde oppervlak afgekoppeld te worden van het gemengde rioleringsstelsel. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen.

In nieuwbouwgebieden met een woonfunctie wordt gestreefd naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak. Nieuwbouw is altijd voorzien van een gescheiden stelsel. Het hemelwater van het openbare gebied wordt bij voorkeur in de wijk geïnfiltreerd. Waar mogelijk gebeurt dit met wadi's, maar ondergrondse infiltratie via buizen is ook mogelijk. Op particulier gebied wordt het hemelwater geïnfiltreerd op de eigen kavel. Alleen als dat niet mogelijk is, zullen openbare voorzieningen worden aangelegd waarop kan worden aangesloten. Dit geldt ook voor inbreidingen in bestaand gebied.


In het nieuwe GRP voor de planperiode 2018-2021 zijn een aantal nieuwe beleidsuitgangspunten opgenomen:

  • De gemeente Venray blijft particulieren bewegen om over te gaan tot afkoppelen of verhardingen te verminderen.
  • De gemeente Venray verstrekt subsidie voor het afkoppelen van particuliere verhardingen.
  • Om de leefruimte klimaat adaptief in te richten is het van belang om maatregelen te treffen in de leefruimte die deze effecten van klimaatverandering zoveel mogelijk verzachten.
  • Voor het aanbrengen en hebben van een duiker in een gemeentelijke sloot is een vergunning nodig van de gemeente.
  • In de visie van de gemeente Venray krijgt afvalwater in toenemende mate waarde als bron van grondstoffen en energie.
  • De gemeente Venray gaat via communicatie-inspanningen meer water- en klimaatbewustzijn creëren bij haar inwoners.
  • Toezicht en handhaving in relatie tot riolering en water dienen te worden versterkt.

Voorliggend bestemmingsplan staat binnen alle bestemmingen water en waterhuishoudkundige voorzieningen toe. Hierdoor biedt het bestemmingsplan maximale flexibiliteit voor het treffen van maatregelen voor de waterberging en –infiltratie, waarmee de uitvoering van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021 wordt ondersteund.

3.5.13 Venray's Verkeers- en Vervoersplan

Het Venray’s Verkeers- en Vervoersplan (VVVP) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In dit plan wordt het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 geëvalueerd, geactualiseerd en aangevuld. De conclusies en resultaten van het verkeers- en vervoersbeleid uit de periode 1995-2006 zijn dat er geen onoplosbare doorstromingsproblemen op de wegenstructuur bestaan, dat reeds een groot gedeelte van de infrastructuur is ingericht conform de eisen van ‘Duurzaam Veilig’ en dat er sprake is van een daling van de verkeersongevallencijfers.

Met het VVVP wordt een viertal doelstellingen nagestreefd:

  • 1. een voortzetting van het ‘Duurzaam Veilig’-beleid;
  • 2. het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
  • 3. het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
  • 4. het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.

Conform de principes van ‘Duurzaam Veilig’ kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering (VWW), welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg. De weginrichting van gebiedsontsluitingswegen is in hoofdzaak gericht op verkeersdoorstroming en kent daarom gescheiden voorzieningen voor autoverkeer en langzaam verkeer. De weginrichting van wijkontsluitingswegen kent een minder vergaande vorm van scheiding van autoverkeer en langzaam verkeer. Op erftoegangswegen ten slotte is het autoverkeer en langzaam verkeer gemengd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0015.png"

Wegcategorisering: wegtypes met belangrijkste kenmerken

In het kader van het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer is regionaal het 'Mobiliteitsplan Noord-Limburg' opgesteld. Dit beleidsplan is op 31 januari 2018 door de gemeenteraard vastgesteld. De gemeente Venray komt vervolgens met een lokale uitwerking in de vorm van het 'Mobiliteitsplan Venray''.

Eventueel nog door te voeren maatregelen vanuit het verkeers- en vervoersbeleid kunnen veelal binnen het huidige ruimtebeslag van de verkeersbestemming worden uitgevoerd.

3.5.14 Parkeerbeleidsplan 2011-2020

In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan is het parkeerbeleidsplan genoemd als uit te werken kadernota die inzoomt op de parkeerproblematiek in Venray. Dit heeft geresulteerd in de vaststelling van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020, waarmee wordt ingespeeld op de huidige stand van zaken en ontwikkelingen die mogelijk worden voorzien tot 2020.

In het parkeerbeleidsplan worden de volgende beleidsmatige aanbevelingen gedaan:

  • 1. werk het verwacht tekort aan parkeerplaatsen in het centrum weg;
  • 2. leg uitbreidingsopgave zoveel mogelijk bij ontwikkelaars;
  • 3. benut bestaande (virtuele) capaciteit zo goed mogelijk;
  • 4. zorg voor goede uniforme parkeerregulering tegen kostendekkende achtergrond;
  • 5. geef grove kaders voor parkeren in wijken en dorpen.

Op basis van het Parkeerbeleidsplan 2011-2020 is de Beleidsnota Parkeernormen vastgesteld. De Beleidsnota Parkeernormen betreft een verdere uitwerking van het gemeentelijk parkeerbeleid. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de parkeervraag als gevolg van deze ontwikkelingen beoordeeld te worden aan de hand van deze nota.

3.5.15 Evenementenbeleid

Evenementen zijn belangrijk in het kader van de leefbaarheid in een kern. Ze bieden een toneel voor sociale, sportieve of culturele ontmoetingen tussen bewoners en bezoekers en dragen bij aan het gemeenschapsgevoel. De gemeente Venray juicht het organiseren van evenementen dan ook zeer toe.

De aanvraag voor een evenement wordt beoordeeld aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening Venray. Daarnaast beschikte de gemeente voorheen over evenementenbeleid, dat was neergelegd in het document 'Evenementenbeleid 2012'. Dit document is komen te vervallen. Het evenementenbeleid is nu online raadpleegbaar via de website https://www.beleidvenray.nl/evenementenbeleid/. Dit evenementenbeleid dient om nader inhoud te geven aan de belangrijkste doeleinden bij het organiseren van evenementen:

  • 1. Transparantie voor alle belanghebbenden bij evenementen:
  • 2. Waarborgen van de openbare orde en veiligheid bij evenementen;
  • 3. Volledigheid en efficiency in het besluitvormingsproces bij beoordeling aanvragen evenementen;
  • 4. Verminderen administratieve lasten en handelingen;
  • 5. Programmatisch handhaven.

Het evenementenbeleid bevat bepalingen over een veelheid aan onderwerpen, o.a. geluidsbelasting van de diverse evenementen, locaties en de inrichting ervan, op welke wijze overleg en advies plaatsvindt rondom het evenement, calamiteitenplannen, samenloop, afwikkeling van verkeer en vervoer en de communicatie rondom evenementen.

Op basis van jurisprudentie is bepaald dat de ruimtelijk relevante aspecten van evenementen in het belang van een goede ruimtelijke ordening ook in bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Hierbij geldt dat kenbaar moet zijn welk type evenementen op het terrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit en het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag. Het is vaste jurisprudentie dat kortdurende en incidentele evenementen niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er natuurlijk evenementen denkbaar die niet in strijd zijn met het bestemmingsplan als ze niet gepaard gaan met grootschalige aanvullende activiteiten (te denken valt aan een fiets- of wandeltocht; deze zijn niet in strijd met de verkeersbestemming). Er is beoogd slechts voor evenementen die tot een algemeen publiek zijn gericht een regeling te treffen in dit bestemmingsplan.

In de kern Blitterswijck is de voornaamste locatie voor het organiseren van evenementen het Plein. Deze locatie is angewezen als evenementenlocatie. Deze locatie voorziet in de praktische voorzieningen voor de organisatie van een evenement, de locatie is centraal in het dorp gelegen en er kan zorg gedragen worden voor een goede afwikkeling van het verkeer.

De volgende planologische regeling is opgenomen in de regels bij het bestemmingsplan:

  • a. Het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 15 per kalenderjaar
  • b. Het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 10 per evenement, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen.
  • c. Het maximale aantal toegestane bezoekers per evenement per kalenderdag bedraagt 10.000.

Bij het opstellen van deze regeling is bewust gekeken naar de maximale planologische ruimte die geboden zou kunnen worden. Hierbij is in het achterhoofd gehouden dat er een aanvullende werking uitgaat van het evenementenbeleid, waaraan getoetst moet worden bij het verlenen van een evenementenvergunning en waarin zaken als openbare orde, veiligheid, geluidsbelasting en samenloop van evenementen uitvoerig worden geregeld. Dit beleid wordt periodiek herzien naar aanleiding van gewijzigde inzichten over het thema.

Het begrip evenement is in de regels als volgt gedefinieerd: Een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak in de open lucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

De definitie is toegespitst op openbaar toegankelijke evenementen; besloten feesten vallen niet onder de definitie van evenementen. Deze definitie is ruim en biedt mogelijkheden voor diverse soorten evenementen. Gelet op de ruime definitie en het aantal activiteiten dat hieronder valt is gekozen voor een maximaal aantal van 15 evenementen per jaar. De meeste van de genoemde evenementen zullen slechts een of enkele dagen in beslag nemen (zoals herdenkingsplechtigheden, braderieën en optochten), maar rekening moet ook worden gehouden met het op- en afbouwen van het evenement. Uitgaande dat een evenement in Blitterswijck maximaal zeven dagen duurt, en op- en afbouwen in totaal drie dagen in beslag neemt, is een maximaal aantal van tien dagen opgenomen per evenement.

Er is tot slot een maximum opgenomen van 10.000 bezoekers per dag. Bij het opnemen van dit aantal is uitgegaan van een veelvoud van het aantal inwoners van de kern en van voorbeelden van grote evenementen in de regio, zoals de gildefeesten. Vaak hebben evenementen in de kern vooral een aantrekkingskracht op inwoners van het betreffende dorp en hebben ze dus vooral een lokaal karakter, maar niet uitgesloten mag worden dat ook van buiten het dorp bezoekers op het evenement afkomen. Het aantal is ruimtelijk aanvaardbaar in de kern gelet op de ruimte die beschikbaar is en de mogelijkheden tot verkeersafwikkeling. Indien een groter aantal bezoekers wordt voorzien zou gezocht moeten worden naar een alternatieve locatie, waar de activiteit beter in te passen is in de omgeving. Ook is besloten een maximaal aantal bezoekers op te nemen, waarbij bij een groter evenement echt maximaal te denken valt (met enige marge om ruimte te bieden voor eventuele ambitieuze nieuwe evenementen). Er is ook van uitgegaan dat bezoekers van het evenement op diverse momenten aanwezig zijn (bijvoorbeeld bij een kermis).

3.5.16 Speelruimteplan 2017-2026 'Spelen en bewegen in Venray'

In april 2017 is het uitvoeringsprogramma Speelruimteplan 2017-2026, 'Spelen en bewegen in Venray' door de gemeenteraad van Venray vastgesteld. Het speelruimteplan gaat over het spelen in de openbare ruimte (het buiten spelen). De doelstelling voor het spelen in Venray in de vorm van het speelruimteplan is daarmee:

Het voorzien in een aantrekkelijke en toegankelijke speelbare openbare ruimte, waarbij wordt aangesloten op de wensen van gebruikers en deze worden gestimuleerd in beweging, sport en spel waarmee positieve effecten op de fysieke en mentale gezondheid worden behaald tegen een voor de gemeente betaalbare prijs. 


Beweging vindt plaats in de openbare ruimte, met daarin formele en informele speelruimte. Er zijn diverse ingerichte formele speelplekken (de speellocaties) aanwezig. Daarnaast is er informele speelruimte die bestaat uit het trottoir, de woonstraat en groene gebieden in de woonomgeving. De formele plekken bestaan uit grote en kleine voorzieningen met toestellen en open ruimte om te sporten. Door bezuinigingen op het vervangen van speeltoestellen in de afgelopen 5 jaar is een achterstand op vervangingen ontstaan. Verlenging van de levensduur van een toestel is op enig moment niet meer mogelijk of financieel onvoordelig.

Het bijbehorende uitvoeringsprogramma geeft aan dat op middellange termijn een aantal speellocaties aangelegd en/ of verbeterd moet worden. Buiten spelen en buiten zijn is belangrijk voor kinderen en jongeren. Ze leren ervan, ontwikkelen hun lichaam beter en het bevordert de gezondheid. Belangrijkste kaders van het speelruimteplan zijn:

  • zorgen voor voldoende speelvoorzieningen voor de jeugd tot 18 jaar in de gemeente Venray, aan de hand van de criteria en randvoorwaarden voor buiten spelen.
  • afstemmen van de speelvoorzieningen op de leeftijd en behoefte van de jeugd door meer combinaties in spel te bieden.
  • inspelen op de trend van het dalend aantal jeugdigen (met name 0-5 jaar), waardoor de vraag op blokniveau (dichtbij de woning) daalt, maar op wijk- en buurtniveau stijgt. De kans op ontmoeting wordt kleiner. Het is daarom noodzaak te investeren in het aantal speelvoorzieningen op buurt- en wijkniveau en verharde locaties voor breedtesport. Op blokniveau, dichtbij de woning, kunnen mogelijk voorzieningen worden opgeheven. Tevens kan daarbij gebruik gemaakt worden van de schoolpleinen als openbare voorziening.
  • Door concentratie op grotere centrale plekken kunnen in de hele buurt meer speelfuncties en uitdagingen worden aangeboden. Daarnaast wordt ontmoeting gestimuleerd met positieve effecten voor de ontwikkeling van kinderen en sociale cohesie in de buurt. Sommige blokspeelplekken (de kleine plekjes) kunnen worden omgevormd naar informele plekken met onderhoudsarme speelprikkels die de fantasie prikkelen.
  • Specifiek is er aandacht voor de valondergronden, waarbij meer wordt gekozen voor kunstgras en gietrubber. Hierdoor wordt slijtage aan toestellen beperkt, toegankelijkheid voor mindervaliden verbeterd en hygiëne verhoogd. Met deze aanpak wordt een inkrimping van het aantal voorzieningen (toestel, hekwerk, sporttoestel, spelaanleiding) met 10% nagestreefd.

De uitwerking waar en hoe zal samen met de wijk- en dorpsraden worden opgepakt, waarbij per jaar 3 wijken/dorpen worden opgepakt. In overleg kan samen met de bewoners worden bepaald hoe het speelaanbod in de wijk dient te worden gerealiseerd en vormgegeven. Binnen de bestemming 'Groen' en 'Verkeer' is de realisatie van nieuwe speelvoorzieningen, indien nodig, toestaan.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

Bij de actualisering van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

4.1 Geluid

Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Enkel op de locatie aan de Van Lyndenstraat wordt een nieuw op te richten woning (onder voorwaarden) toegestaan. De verantwoording hiervan is opgenomen in bijlage Bijlage 1. Voor wat betreft geluid is deze ontwikkeling akkoord bevonden. Derhalve is een Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder dan ook niet noodzakelijk.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.2 Bodem

In Blitterswijck zijn geen sterk verontreinigde locaties te verwachten waar met spoed een bodemsanering moet plaatsvinden om risico's te voorkomen. In 2010 heeft er aan de Beeteweg ongenummerd een deelsanering plaatsgevonden, teneinde een restverontreiniging van zink te verwijderen. Deze is tot de perceelsgrens verwijderd. De saneringsevaluatie is in juni 2011 aangeleverd en voorgelegd aan de Provincie Limburg (ook deze locatie valt onder de Provincie).

De bebouwde kom van Blitterswijck wordt op de Bodemfunctieklassenkaart aangemerkt als bodemfunctieklasse 'wonen'. Onder deze functieklasse is ook het terrein van het bedrijf Walkro ingedeeld. Het gebied buiten de bebouwde kom wordt aangemerkt als bodemfunctieklasse 'landbouw/natuur (overig)'. Een uitzondering geldt voor de doorgaande (provinciale) wegen en het terrein van de Walkro. Deze hebben de bodemfunctieklasse 'industrie'.

Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Bodemonderzoek ingevolge de Wet bodembescherming heeft dan ook niet plaatsgevonden.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.3 Externe veiligheid

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0016.png"

Ruimtelijke consequenties als gevolg van risico of gevaar zijn in of direct om het plangebied niet aanwezig. Routes met frequent transport van gevaarlijke stoffen en leidingen voor transport van gevaarlijke stoffen ontbreken.

Het gehele grondgebied van Venray heeft in de 2de wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in Blitterswijck, waar na de 2de wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar Niet Gesprongen Explosieven (NGE).

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen benzinestations gelegen. Verder zijn er geen bedrijven gelegen waar een veiligheidsafstand aan verbonden is. Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Onderzoek naar de externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.

4.4 Luchtkwaliteit

Door het ontbreken van nieuwe ontwikkelingen kan onderzoek naar de luchtkwaliteit, indachtig de Wet luchtkwaliteit, achterwege blijven.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.5 Geur

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0017.png"

Geurhinder vormt voor onder andere Blitterswijck een belemmering voor het realiseren van woningbouw. Het kerkdorp zit hierdoor voornamelijk aan de oostzijde op slot (zie ook paragraaf 3.5.9). Op zich hoeft dat geen probleem te vormen aangezien hier de Maas ook een belemmerend aspect is.

Voor bouwplannen geldt dat alvorens er gebouwd kan worden verzekerd dient te worden dat er geen sprake (meer) is van geurhinder. De bestaande geurcontouren worden in onderhavig bestemmingsplan wel genoemd maar niet opgenomen aangezien deze regelmatig aan verandering onderhevig zijn.

In de huidige situatie wordt aan de bepalingen aangaande de geurnormering conform de Wet geurhinder en veehouderij voldaan. Aangezien, met uitzondering van het perceel Van Lyndenweg ong., geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is verder onderzoek naar geurhinder achterwege gebleven. Voor de beoogde ontwikkeling aan de Van Lyndenstraat is een specifieke motivering opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan het aspect 'geur'.

Bij wijziging van een bestemming op basis van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de voorwaarde toegevoegd, dat wijziging alleen is toegestaan, als uit de noodzakelijke milieuonderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

4.6 Bedrijven en milieuzoneringen

Het beleid is erop gericht de binnen de woonomgeving voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. Het gaat daarbij om bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, (volgens de categorisering van de VNG, “Bedrijven en milieuzonering”, editie 2009), die in de woonomgeving inpasbaar zijn.

De bestaande bedrijven binnen de woonomgeving zijn bestemd als 'Bedrijf'. Binnen het plangebied komen geen bedrijven voor die in een hogere milieucategorie vallen. Dergelijke bedrijven worden middels onderhavig bestemmingsplan ook niet toegestaan aangezien de vestiging van nieuwe categorie 3- bedrijven (of hoger) in of nabij de bebouwde kom niet acceptabel is. De wel toegestane bedrijven zijn op genomen in de bij de regels gevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Tevens is er een ontheffing opgenomen voor vestiging en/of uitoefening van een bedrijf, dat gelijkwaardig is aan de categorieën 1 en 2, maar dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen.

Uitbreidingen van bedrijven in de woonomgeving wordt niet op voorhand toegestaan. Om die reden zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Mocht een bedrijf grote uitbreidingen willen realiseren dan worden deze uitbreidingen beschouwd als ontwikkelingen welke niet in voorliggend beheerplan zijn meegenomen. Vanuit het oogpunt van levensvatbaarheid is middels een ontheffing onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt dat het op de plankaart aangegeven bouwvlak mag worden overschreden met maximaal 10%.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0018.png"

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg heeft Blitterswijck een hoge indicatieve archeologische waarde. D.d. 18 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Venray de geactualiseerde archeologische beleidskaart vastgesteld (zie paragraaf 3.5.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0019.png"

Blijkens de archeologische beleidskaart is het grootste gedeelte van het plangebied aangeduid als 'monumenten van zeer hoge waarde en monumenten die betrekking hebben op historische dorpskern' (donkerpaarse kleur op bovenstaande afbeelding). De gebieden worden in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor dit gebied geldt dat dat bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Het gebied rondom het voormalige kasteel en het gebied ten zuiden van de Mgr. Martensstraat (grotendeels buiten plangebied) zijn aangeduid als zijnde 'overige monumenten en de bufferzone rondom de bekende vindplaatsen' (lichtpaarse kleur). De gebieden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Ter plaatse geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld.

Een gedeelte van het gebied rondom de Oude Heerweg en rondom de Op de Smelen is aangeduid als 'droge en natte gebieden met een hoge verwachting' (donkere oranje kleur). Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit is vertaald naar de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'.

De overige delen van de kern zijn aangeduid als 'droge en natte gebieden met een middelhoge verwachting' (lichtbruin-lichtoranje kleur). Dergelijke gronden vallen onder de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5'. Voor dit gebied geldt dat dat bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

De archeologische waardes zijn dus planologisch-juridisch vertaald in dit bestemmingsplan door verschillende dubbelbestemmingen, gebaseerd op het gemeentelijk archeologisch beleid. Zodra een ontwikkeling plaatsvindt dient deze eerst getoetst te worden aan het archeologische beleid. In de betreffende planregels staan de exacte voorwaarden en ondergrenzen aangegeven.

Onderhavig bestemmingsplan betreft echter een beheersplan. Er worden geen nieuwe bouwplannen in het bestemmingsplan meegenomen. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

4.7.2 Cultuurhistorie


afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0020.png"

De monumentenwet kent de mogelijkheid om een geheel gebied aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht, indien dit gebied een beeld vormt dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel. In de kern Blitterswijck is geen beschermd dorpsgezicht aangewezen. Wel heeft het oude dorp Blitterswijck een duidelijke karakteristieke waarde. Uit gegevens van de provincie Limburg blijkt ook dat een groot deel van het dorp kan worden aangemerkt als een sinds 1830 weinig veranderde dorpskern (gele markering op bovenstaande afbeelding). Daarnaast is een deel van de historische wegenstructuur opgegaan in het huidige stratenpatroon. Gelet op zijn beheersmatige karakter worden met onderhavig bestemmingsplan geen ruimtelijke ingrepen in deze structuur beoogd.

In het plangebied van Blitterswijck zijn enkele rijksmonumenten aanwezig:

  • Sint Annakapel, Beeteweg 1;
  • Nederlandse Hervormde kerk, Maasweg 27;
  • Onze Lieve Vrouwekerk, Plein 1.

Ten aanzien van de rijksmonumenten wordt gestreefd naar handhaving en herstel van de oorspronkelijke structuur en behoud van de identieke kenmerken van de gebouwen en bouwwerken. Het bepaalde in de monumentenwet is daarbij van toepassing. Vanwege de beschermingswaardige kwaliteiten en het karakter van het monumentale pand wordt het gebouw in onderhavig bestemmingsplan beschermd middels de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'. In de regels worden zij beschermd door een beperking van de bebouwingsmogelijkheden. Kortweg komt dit erop neer dat alleen mag worden gebouwd indien dat noodzakelijk is voor de inrichting ten behoeve van de omschreven doeleinden met inbegrip van onderhoud en herstel van de bestaande bebouwing. Daarbij is een aantal randvoorwaarden opgenomen waarbinnen bouwen is toegestaan. Zo mag er onder meer geen verandering worden aangebracht aan de karakteristieke gebouwen en moeten de gevels van de gebouwen in de bebouwingsgrenzen worden gehandhaafd.

Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn daarnaast ook de kruisen of kapellen aangeduid als cultuurhistorisch waardevol:

  • Mariakappelletje, Langstraat 1;
  • Wegkruis en kapelletje op de splitsing van de Oude Heerweg en de Pastoor Veheggenstraat;
  • Sint Antoniuskapelletje, hoek Langstraat/Antoniusstraat.

Deze overige karakteristieke bebouwing wordt niet apart beschermd middels de regels van dit bestemmingsplan.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan en heeft derhalve geen directe gevolgen voor de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

4.8 Natuur

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet.

4.8.1 Gebiedsbescherming

De Wet Natuurbescherming heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Het plangebied valt binnen de invloedssfeer van het Natura 2000-gebied “de Maasduinen”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP13007-va01_0021.png"

In de nabijheid van het plangebied liggen geen andere, in het kader van de Natuurbeschermingswet, beschermde natuurgebieden. De Maasduinen bevinden zich op de andere oever van de Maas, op een afstand van circa 1,25 km van de kern.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Hierdoor is geen sprake van verstoring van beschermde gebieden. De Natuurbeschermingswet is niet van toepassing. Indien zich binnen het plangebied ontwikkelingen voordoen zal dit middels een afzonderlijke planologische procedure moeten worden geregeld. Daarbij zal dan ook moeten worden aangetoond wat de invloed van de ontwikkeling is op beschermde gebieden.

4.8.2 Soortbescherming

De Wet Natuurbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle in het wild levende soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent dat o.a. opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is.

Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform de door het ministerie van Economische zaken goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Er dient voor ontwikkelingen binnen het plangebied onderzocht te worden of er wettelijk beschermde soorten zijn, die negatieve effecten kunnen ondervinden van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling(en). Het criterium om de invloed van een handeling of activiteit op een soort te beoordelen is dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet mag worden aangetast door de voorgenomen ontwikkeling(en). In het kader van dit bestemmingsplan vinden er geen ontwikkelingen plaats, waardoor er geen sprake is van verstoring van beschermde dier- of plantensoorten.

4.9 Water

Op veel plaatsen wordt regenwater op de riolering geloosd. Het gevolg daarvan is dat schoon water met vuil rioolwater wordt vermengd hetgeen kan leiden tot negatieve effecten: lozing van ongezuiverd afvalwater (overstorten), slechtere zuivering. Bovendien wordt het grondwater niet aangevuld met verdroging als gevolg. Om deze negatieve gevolgen voor het watersysteem en de waterketen te voorkomen wordt gestreefd naar het afkoppelen van 20% van het bestaand verhard oppervlak en 60% van nieuw verhard oppervlak van het riool. Afkoppelen staat hierin weergegeven als (duurzame) bronmaatregel. In het POL 2014 (zie paragraaf 3.3.1) is opgenomen dat in 2020 minimaal 20% verhard oppervlak voor bestaande bebouwing en minimaal 60% verhard oppervlak binnen nieuwbouw dient te zijn afgekoppeld. In de aangewezen infiltratiegebieden geldt voor nieuwbouwlocaties een norm van 80% af te koppelen verhard oppervlak.

In het POL is aangegeven waar deze infiltratiegebieden zijn gelegen. In het kader van het afkoppelen van hemelwater is door de provincie Limburg, het Zuiveringschap Limburg en de waterschappen een beslisboom opgesteld voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater. Met behulp van deze beslisboom wordt snel duidelijk of het verantwoord is om af te koppelen en onder welke voorwaarden.

Verder wordt de voorkeur uitgesproken voor respectievelijk gebruik van hemelwater, infiltratie van hemelwater, vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater en als laatste afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Bij nieuwbouw geldt de voorwaarde een gescheiden riolering aangelegd moet worden. Voor bestaande bouw wordt op enkele locaties een pilot uitgevoerd om het afkoppelen en infiltreren van hemelwater te stimuleren. De bedoeling is om dit in de toekomst voor de gehele gemeente Venray mogelijk te maken. Uiteraard wordt in alle gevallen getoetst aan de beslisboom “Verantwoord afkoppelen regenwater”. Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet ontwikkelingen. Nieuwbouw wordt niet direct toegestaan.

4.10 Onderzoek Niet Gesprongen Explosieven

Het hele grondgebied van Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de Tweede Wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE).

 

Voorliggend bestemmingsplan betreft een beheersplan met een conserverend karakter. In het kader van deze bestemmingsplanwijziging zullen geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij de bodem wordt geroerd. Nader onderzoek naar NGE is op dit moment dan ook niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008/2012. Dit bestemmingsplan gaat uit van de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Aangezien bestemmingsplannen moeten voldoen aan het SVBP2012 zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2.2 Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduiding zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Kerkdorp Blitterswijck' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels. De systematiek sluit daarnaast ook aan op de systematiek van de bestemmingsplannen voor de overige kerkdorpen in Venray.

5.2.3 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen zijn omschreven in het SVBP en dienen letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze zijn begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de “wijze van meten” uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de “wijze van meten” worden in de SVBP2012 voorschriften gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.2.4 Bestemmingsregels

Per bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Nadere eisen
  • 4. Ontheffing van de bouwregels
  • 5. Specifieke gebruiksregels
  • 6. Ontheffing van de gebruiksregels
  • 7. Aanlegvergunning
  • 8. Sloopvergunning
  • 9. Wijzigingsbevoegdheid
  • 10. Specifieke procedureregels

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels – voor zover van toepassing – minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

Ontheffing van de bouwregels

Door het opnemen van ontheffingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze ontheffingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke ontheffing wordt aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend. Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In de Wet ruimtelijke ordening is het verboden gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies nog concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik.

Ontheffing van de gebruiksregels

Door middel van een ontheffing van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel ontheffing kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via ontheffing geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. De ontheffing dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Agrarisch

Blitterswijck is van oorsprong een agrarisch kerkdorp. De gronden aan de rand van de kern kennen nog steeds een agrarisch gebruik. Deze gronden zijn dan ook als zodanig bestemd. Aanwezige agrarische bedrijven worden, conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost' mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen 'Agrarisch'. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is bedrijfsbebouwing mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn bedrijfswoningen toegestaan. De bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak zijn beperkt.

5.3.2 Agrarisch met waarden

Binnen het plangebied van Blitterswijck is een gebied gelegen dat een agrarisch gebruik kent en daarnaast een landschappelijke en/of natuurlijke waarde kent. Het betreft het gebied gelegen aan de oostzijde van Kerkstraat, tegen de kasteelruïne en aan de zuidzijde van het kerkdorp. Handhaving van de agrarische functie en waarborging van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden staan voorop bij het beleid voor deze gebieden.

5.3.3 Bedrijf

Bestaande bedrijven worden binnen onderhavig bestemmingsplan positief bestemd en op hun huidige omvang inclusief een beperkte uitbreidingsmogelijkheid vastgelegd. Bij bedrijfsbeëindiging kan in de bestaande bedrijfsgebouwen een nieuw bedrijf/meerdere nieuwe bedrijven (bedrijfsverzamelfunctie, startende bedrijven) gevestigd worden, onder de voorwaarde dat milieuhinder (uitwisseling tot milieucategorie 2 mogelijk) en een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving kunnen worden voorkomen. Een lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten in opgenomen in bijlage 1 van de regels 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De binnen de kern aanwezige nutsvoorzieningen zijn in onderhavig bestemmingsplan specifiek bestemd. Binnen het bouwvlak is het mogelijk om gebouwen ten behoeve van de nutsvoorzieningen te realiseren.

5.3.5 Bos

Aan de Beetezijweg is binnen het plangebied een bosperceel aanwezig dat middels dit bestemmingsplan als zodanig wordt bestemd. De bouwmogelijkheden zijn hier beperkt.

5.3.6 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor de kerk, het gemeenschapshuis, en de school. De bestemming 'Gemengd' is ruimer van opzet dan de bestemming 'Maatschappelijk'. Er kunnen andersoortige activiteiten in ondergeschikte vorm plaatsvinden op de locaties die deze bestemming hebben. De ligging van de gebouwen, veelal in het centrum van het dorp, leidt er echter toe dat maatwerk noodzakelijk is. Niet alle activiteiten kunnen op voorhand passend worden geacht. Er is een 'Staat van activiteiten – Gemengd' opgenomen als bijlage bij de regels, met activiteiten die kunnen worden toegelaten in deze panden. De activiteiten die zijn toegestaan vallen ten hoogste onder milieucategorie 2 van de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Zodoende wordt overlast naar de omgeving door milieukundige aspecten (geluid, stof, veiligheid) voor een groot deel voorkomen.

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de overige activiteiten ondergeschikt moeten zijn aan de maatschappelijke functie. Deze eis kan op verschillende manieren worden uitgelegd, afhankelijk van de functie die wordt toegelaten. Daarom is een definitie opgenomen voor overige activiteiten. Bij bepaalde functies is het mogelijk dat een deel van de bebouwing permanent wordt ingericht voor het gebruik. Dit zal veelal het geval zijn bij detailhandel en bedrijvigheid. In die gevallen geldt dat maximaal 35% van het vloeroppervlak van het gebouw mag worden benut ten behoeve van die functie. Zodoende blijft het grootste deel van het pand beschikbaar voor de hoofdfunctie. Bij enkele functies is het mogelijk dat het gebruik de gehele locatie, of in elk geval meer dan 35% van het vloeroppervlak beslaat. Door het feit dat deze activiteiten echter incidenteel voorkomen is de accommodatie het merendeel van de tijd beschikbaar voor de hoofdfunctie. Het kan hierbij gaan om horecaactiviteiten (incidentele feesten), activiteiten van cultuur en ontspanning (theatervoorstellingen, muzieklessen, danslessen), sportactiviteiten (bijvoorbeeld aerobics-, zumba- of spinninglessen). Tot slot kan sprake zijn van activiteiten die behoren tot een andere bestemming, maar die nauw vervlochten zijn met de hoofdfunctie. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan lichte ondersteunende horecaactiviteiten, kantoorfunctie ten behoeve van de maatschappelijke functie, dag- of vrijetijdsbesteding voor verenigingen. Indien dergelijke functies niet langer in deze mate ondergeschikt zijn maar te zien zijn als de activiteit die wat betreft de oppervlakte en de tijd die het beslaat de voornaamste is, dan is het noodzakelijk de bestemming te wijzigen.

De eis dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein geldt onverkort. Hiertoe gelden de normen zoals opgenomen in de Beleidsnota Parkeernormen van de gemeente Venray.

5.3.7 Groen

De groenstroken binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen', waardoor de groene invulling van de openbare ruimte wordt geborgd. Daar waar de gemeente Venray voornemens is nieuwe groenvoorzieningen te realiseren, zijn de gronden als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen ook waterpartijen (inclusief waterbergende en infiltrerende voorzieningen) en speelvoorzieningen toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

Het speelterrein D'n Blitskikker krijgt binnen de bestemming 'Groen' de functieaanduiding 'speeltuin'. De speelvoorzieningen worden niet gezien als gebouwen.

5.3.8 Horeca

Binnen Blitterswijck is één café gelegen. Dit café is specifiek bestemd als horeca. Hiermee wordt de functie voor het dorp behouden. Het café zal worden voorzien van enige uitbreidingsruimte voor eventuele toekomstige ontwikkeling.

5.3.9 Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen zijn, gelet op hun veelal specifieke huisvesting expliciet bestemd tot 'Maatschappelijk'. Daarmee wordt voorkomen, dat de bebouwing van deze voorzieningen in de toekomst voor niet op de aard en omvang van Blitterswijck afgestemde commerciële voorzieningen kan worden gebruikt. De diverse voorzieningen zijn veelal van enige uitbreidingsruimte voorzien.

Middels de aanduiding 'horeca' wordt aangegeven waar, ondergeschikt aan de bestemming 'Maatschappelijk', ook horeca is toegestaan.

Ter plaatse van de pastorie is middels de aanduiding 'wonen' aangegeven dat wonen in deze pastorie is toegestaan.

5.3.10 Verkeer

Deze bestemming is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De bestaande (ontsluitings)wegen en paden, alsmede de parkeervoorzieningen binnen het plangebied krijgen de bestemming 'Verkeer'. De bouwmogelijkheden zijn beperkt.

5.3.11 Wonen

Dynamiek en flexibiliteit voor wonen

Blitterswijck heeft voornamelijk een woonfunctie. De bestemming 'Wonen' wordt hieronder dan ook uitgebreid omschreven.

Het bestemmingsplan voorziet in de handhaving van bestaande mogelijkheden en uitbreiding van de bouwmogelijkheden. De gronden waarop nieuw te bouwen woningen zijn geprojecteerd krijgen, evenals de bijbehorende erven en tuinen de bestemming 'Wonen'.

De woningen mogen worden gebouwd in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Ook bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen in het bouwvlak worden opgericht. Deze mogen echter ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels is verbaal opgenomen waaraan bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen.

De bouwmogelijkheden sluiten aan bij het gemeentelijk beleid zoals hieronder aangegeven. De relevante hoogtes worden geregeld door middel van matrices op de verbeelding.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Voor wat betreft gebruiksmogelijkheden is van belang dat aan huis verbonden beroepen en bedrijven onder voorwaarden rechtstreeks zijn toegestaan in een gedeelte van de aanwezige gebouwen.

Bouwvlak

De geconstateerde behoefte aan uitbreiding is veelal te realiseren binnen het nieuwe bouwvlak. Vrijstaande woningen krijgen een bebouwingsdiepte van maximaal 15 meter en twee-onder-een-kapwoningen en rijtjeswoningen worden voorzien van bouwvlakken met een maximale diepte van 14 meter afhankelijk van de diepte van de achtertuin.

Voor ander gebruik dan wonen, worden regels gesteld, zoals ten aanzien van aan huis verbonden beroepen of bedrijven. De insteek van de gemeente Venray is erop gericht de leefbaarheid in de kleine kernen zo optimaal mogelijk te doen zijn. Beroep en bedrijf aan huis worden positief benaderd in de gebruiksregelgeving. Ter vrijwaring van overlast in de directe omgeving worden evenwel voorwaarden gesteld. Het uitsluiten van zaken als detailhandel en meer parkeerbehoefte zijn de voornaamste.

Specifieke aandachtsvelden

De gemeente Venray streeft naar het bevorderen van her-/verbouw of bouw van woningen, zodanig dat daarbij beter aangesloten wordt op de bewoning door ouderen (aanpasbaar bouwen, seniorenlabel).

Bij nieuwbouw of verbouw wordt door de gemeente tevens gestreefd naar het realiseren van woningen volgens de principes van duurzaam en energiebewust bouwen. Aangaande de woonomgeving wordt daarnaast gestreefd naar de realisering van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. De woonomgeving moet voor iedereen op elk moment toegankelijk zijn. Dit vraagt voor de woningen tenminste om een menging van straat- en tuingericht wonen, waarbij blinde gevels zoveel mogelijk voorkomen worden.

Het gebied tussen de van Lyndenstraat en de Langstraat heeft een kenmerkende groene inrichting die beschermd dient te worden. Middels de aanduiding 'bos' wordt het wonen in een bosrijke omgeving in stand gehouden. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is het binnen deze aanduiding noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen.

5.3.12 Wonen - Bedrijf

Deze bestemming is idem als wonen maar daarnaast ook bedoeld voor het oprichten van bedrijfswoningen en kleinschalige bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals weergegeven in de als Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';

5.3.13 Leiding - Riool

De binnen het plangebied gelegen persleiding betreft de hoofdtransportriool Blitterswijck – Meerlo. De leiding is specifiek bestemd om de planologische bescherming te waarborgen. worden. De leiding, inclusief een beschermingszone van 2,5 meter aan weerszijden vormt dan ook de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'. Binnen de planologische beschermingszone is het mogelijk om gebouwen ten behoeve van deze bestemming te realiseren.

5.3.14 Waarde - Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Venray is in onderhavig bestemmingsplan vertaald naar een viertal dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 2 t/m 5'. Middels deze dubbelbestemming worden de te verwachten archeologische waarden beschermd conform de vastgestelde archeologische verwachtings- en beleidskaart en de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Venray.

5.3.15 Waarde - Boom

De binnen het plangebied aanwezige monumentale en waardevolle bomen worden beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Het betreft de bomen die staan vermeld op de gemeentelijke bomenlijst. Ter plaatse van deze bestemming is het niet toegestaan om te bouwen. Hiervan kan worden afgeweken indien is aangetoond dat de bouwwerkzaamheden het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit kan door middel van een bomen effect rapportage.

Alleen met een omgevingsvergunning is het mogelijk om de monumentale en waardevolle bomen te kappen of werkzaamheden te verrichten die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van deze bomen. De vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld;
  • b. de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent;
  • c. de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.
5.3.16 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

Het meest oostelijke deel van het plangebied is gelegen in het stroomvoerend rivierbed van de rivier de Maas. Deze dubbelbestemming voorziet in een medebestemming voor riviergebonden activiteiten en het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs. Binnen deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd.

5.3.17 Waterstaat - Waterkering

Binnen het plangebied zijn waterkeringen gelegen in verband met de aanwezigheid van de rivier de Maas. De waterkeringen worden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Belangrijk onderdeel van deze dubbelbestemming is een (bij ontwikkelingen) verplicht vooroverleg met de waterkeringbeheerder.

5.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regels wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels. Zo wordt hier geregeld dat in het geval dat een bestaand legaal gebouw met betrekking tot een bepaalde maat (bijvoorbeeld maximale bouwhoogte) afwijkt van de in dit bestemmingsplan opgenomen regels, mag worden uitgegaan van de bestaande maat.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn regels met betrekking tot algemeen geldende gebiedsaanduidingen opgenomen, waarin wordt aangegeven onder welke voorwaarden ontwikkelingen binnen deze zones mogelijk zijn.

Algemene afwijkingssregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om – tenzij anders vermeld – afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om meerdere bestemmingen te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij in de bestemmingsregels opgenomen ontheffingsregels en bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor een wijzigen van een plan of het verlenen van een aanlegvergunning is al bij wet geregeld.

5.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden. Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.

Aan het perceel Van Lyndenstraat ong. (kadastraal bekend sectie E, nummer 219) wordt een bouwtitel toegevoegd. De gronden hebben reeds de bestemming 'Wonen'. Echter om de bouw van een woning ter plaatse te rechtvaardigen dient een nadere motivering te worden gegeven. Hiervoor is tevens een anterieure overeenkomst gesloten op 25-08-2015. Een bestaande bouwtitel op het perceel Beeteweg 6 wordt overgenomen.

Op basis van de gemeentelijke ‘kavel voor kavel’-regeling kan een bestaande onbenutte bouwtitel verplaatst worden naar een andere locatie. De initiatiefnemer heeft met de rechthebbende van de bestaande bouwtitel aan de Beeteweg 6 een overeenkomst gesloten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan beoogd rechtsgelijkheid en uniformiteit voor de inwoners van Blitterwijck. Verwacht wordt dan ook dat er geen overwegende bezwaren zullen bestaan tegen de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan 'Blitterswijck.

Bij het aanvangen van de bestemmingsplanprocedure is aangegeven dat de bouwtitel op het perceel aan de Beeteweg 6 komt te vervallen in ruil voor een bouwtitel op een nieuwe locatie aan de Van Lyndenweg 8. Hiermee is een voorzienbaarheid gecreëerd en tevens is tijdens de (lange) terinzagelegging van 9 maanden geen reactie gekomen op het vervallen van de bouwtitel.

Hoofdstuk 7 Handhaving

De gemeente heeft er voor gekozen om voor de kerkdorpen geen apart handhavingsproject te starten. Het algemene handhavingsbeleid dat de gemeente voert, is ook van toepassing op de kerkdorpen. Dit beleid is neergelegd in de door de gemeente in januari 2003 vastgestelde nota “Programmatisch Handhaven”. Venray wil een gemeente zijn waarin de inwoners veilig en gezond kunnen wonen, werken en recreëren. Wat de veiligheid betreft moet iedere inwoner het gevoel kunnen hebben dat hij of zij op elk uur van de dag, elke plaats in de gemeente veilig kan betreden. Handhaving is één van de instrumenten die de gemeente kan gebruiken om dit te bereiken. Programmatisch handhaven betekent keuzes maken en prioriteiten stellen. Zo heeft de gemeente Venray een gemiddelde prioriteit toegekend aan het beleidsveld bestemmingsplannen. Hoofddoel is het gebruik in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan door middel van het aanpakken van geconstateerde overtredingen, bedrijfscontroles en steekproeven naar gebruik voormalige agrarische bedrijfsruimten met als doel of gekozen werkwijze werkt. Na evaluatie van de steekproef zal bepaald worden of intensiever toezicht op gebruik noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure de volgende procedure:

a. Voorbereiding:

publicatie en ter inzagelegging (9 maanden) van het voorontwerp bestemmingsplan ten behoeve van inspraak en het wettelijke vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets) en eventuele buurgemeenten.

b. Ontwerp:

publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro 

een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

c. Vaststelling:

vaststelling door de raad

mogelijkheid reactieve aanwijzing door Gedeputeerd Staten

publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

d. Inwerkingtreding:

na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

e. Beroep:

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Reactieve aanwijzing door Gedeputeerde Staten

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure wordt een inspraakprocedure doorlopen waarbij eenieder zijn/haar inspraakreactie (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk (in hoogste instantie), de ABRS over het bestemmingsplan.

8.2 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van het Rijk (waaronder de Inspectie VROM) en provincie. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken bij het overleg conform artikel 3.1.1. Bro. Het vooroverleg zal plaatsvinden aan het begin van de terinzagelegging van het voorontwerp.

Onderstaand verslag bevat een overzicht van de vooroverlegreacties, en de meningsvorming over de wijze van verwerken van deze reacties in het plan. De vooroverlegreacties zijn in hun geheel opgenomen in de ingebonden bijlage 5 van deze plantoelichting.

Reacties vooroverleg
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende reacties ontvangen:

  • Provincie Limburg

De afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling

Postbus 5700

6202 MA Maastricht

Reactie 

De beoordeling van het plan heeft reden gegeven tot het maken van opmerkingen. Verzocht wordt om het ontwerp bestemmingsplan af te stemmen met het POL2014 en het provinciaal inpassingsplan Ooijen-Wanssum. Verder wordt erop vertrouwd dat de provinciale belangen als benoemd in de provinciale Belangenstraat 2008 op een correcte wijze doorverwerking krijgen.

Wijze van verwerken van de reactie

In de toelichting wordt in paragraaf 3.3 het meest actuele provinciale beleid opgenomen. Door toetsing aan de dit worden de provinciale belangen ter plaatse van het plangebied in beeld gebracht en waar nodig doorverwerkt in het bestemmingsplan.

  • Waterschap Limburg
    Postbus 185

6130 AD SITTARD

Reactie 

De beoordeling van het plan heeft reden gegeven tot het maken van opmerkingen. Verzocht wordt om binnen de grenzen van het bestemmingsplan de (buiten)beschermingszones van de waterkeringen op te nemen (regels en verbeelding)

Wijze van verwerken van de reactie

De (buiten)beschermingszones van de waterkeringen worden op de verbeelding aangeduid en zullen in de regels van een passende regeling worden voorzien.

  • Rijkswaterstaat

Postbus 25

6200 MA Maastricht

Reactie 

De beoordeling van het plan heeft geen reden gegeven tot het maken van opmerkingen.

Wijze van verwerken van de reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

8.3 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan is gedurende 9 maanden ter inzage gelegd. De termijn voor het indienen van een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan was 25 juli 2014 t/m 24 april 2015. Inspraakreacties konden worden ingediend van 12 september 2014 t/m 23 oktober 2014. Op het plan zijn wel/geen reacties gekomen.

8.4 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan ‘Blitterswijck’ heeft ter visie gelegen van 21 september 2018 tot en met 1 november 2018. Tijdens de inzage termijn heeft een ieder het recht gehad een schriftelijke of mondelinge zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. Er zijn twee zienswijzen binnengekomen tegen het ontwerpbestemmingsplan. Deze zijn binnen de daartoe gestelde termijn verzonden naar de gemeente en dus ontvankelijk verklaard. Deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is vervolgens in de raadsvergadering van 27 juni 2019 door de raad van de gemeente Venray gewijzigd vastgesteld.