direct naar inhoud van 4.6 Ontwikkelingsmogelijkheden voor detailbestemmingen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

4.6 Ontwikkelingsmogelijkheden voor detailbestemmingen

4.6.1 Landbouw

De agrarische sector is de belangrijkste economische sector in het buitengebied van Vaals. De sector is voortdurend aan verandering onderhevig. Vanuit het kaderstellende beleid van andere overheden geldt een scala aan sturende maatregelen. Het betreft zowel beperkende als stimulerende maatregelen. Wat bouwmogelijkheden betreft gelden de provinciale beleidsuitgangspunten, zoals die volgden uit BOM+ (tegenwoordig vervat in het Limburgs Kwaliteitsmenu). In navolgende paragrafen worden de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven beschreven.


Om in te kunnen spelen op de beleidslijnen en dynamiek van de sector wordt normaliter onderscheid gemaakt in de volgende sectoren binnen de land- en tuinbouw:

  • intensieve veehouderijbedrijven;
  • grondgebonden agrarische bedrijven;
  • paardenhouderijen
  • niet-grondgebonden agrarische bedrijven (anders dan intensieve veehouderijen), zoals glastuinbouwbedrijven.


In het buitengebied van Vaals komen alleen met name grondgebonden veehouderijen voor, en een aantal intensieve veehouderijen en (productiegerichte) paardenhouderijen. Gebruiksgerichte paardenhouderijen (zoals een manege) vallen onder de bestemming Recreatie.


Bouwbloktoekenning

Bij een bestemmingsplanactualisatie is de gemeente verplicht het feitelijke gebruik opnemen. Dit is de gemeente ook verplicht conform provinciaal en rijksbeleid. Zo is dit onder andere opgenomen in de Handreiking Ruimtelijke Ordening van de provincie Limburg. Daarin staat dat gestreefd moet worden naar een zo compact mogelijke kavel op basis van een afweging van agrarische belangen en andere belangen en waarden. Die afweging wordt mede gemaakt op de POL-aanvulling EHS, POL-aanvulling Nationaal Landschap en de POL-uitwerking BOM+. In het kader van BOM+ is ook benoemd dat onbenutte ruimte uit het verleden komt te vervallen. Dit betekent dat bij de herziening alleen uit kan worden gegaan van het huidige gebruik en niet van eventuele toekomstplannen.

In een groot aantal gevallen zal de bouwkavel derhalve, als gevolg van het bouwblok op maat principe, kleiner zijn dan de vigerende bouwkavel.


Bouwbloktoekenning is gebeurd op basis van:

  • huidige situatie,
  • milieuvergunning,
  • concrete plannen (dus aanvragen milieuvergunning, meldingen en aanvragen omgevingsvergunning voor het realiseren van een bouwwerk);
  • verleende (bouw)vergunningen en vrijstellingen;
  • bij het bepalen welke agrarische bedrijven in aanmerking komen voor een agrarische bedrijfsbestemming is allereerst nagegaan of locaties die in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bedrijfsbestemming hebben, opnieuw in aanmerking komen voor een agrarische bedrijfsbestemming. Om in aanmerking te komen voor een agrarische bedrijfsbestemming moet er sprake zijn van agrarische bedrijfsactiviteiten. Dat wil zeggen dat er sprake is van agrarische (primaire plantaardige en/of dierlijke) productie. Bovendien moet deze activiteit bedrijfsmatig worden uitgeoefend, dat wil zeggen gericht op de vorming van inkomen.

De agrariers in het buitengebied zijn aangeschreven met een enquête. Dit is tweemaal gebeurd. Eenmaal in 2009 bij de voorbereiding van het bestemmingsplan buitengebied en eenmaal ter actualisatie van deze enquête in 2011.

Indien uit deze enquête is gebleken dat de agrariër een rendabel bedrijf met toekomstpersepectief heeft, is de huidige bouwkavel, uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied, overgenomen.

Die bedrijven die geen concrete wensen hebben, zijn voorzien van een op maat toegesneden kavel (BOM+). Een en ander dus in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Nieuwe ontwikkelingen worden met het bestemmingsplan Buitengebied toegestaan, mits deze ontwikkelingen gepaard gaan met een tegenprestatie die gericht is op een verbetering van de gebiedskwaliteit.

Voor het oprichten van nieuwe bebouwing en verharding binnen de vigerende agrarische bouwkavel gelden de volgende verplichtingen:

  • Inpassing van de nieuwe bebouwing en verharding;
  • Voorzieningen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.

De reeds in het bestemmingsplan opgenomen (nieuwe) bedrijfsontwikkelingen zijn beoordeeld op basis van het provinciale beleid BOM+. Hiertoe is advies ingewonnen bij de provinciale BOM+ Adviescommissie. Bij een positief advies van deze commissie is de tegenprestatie/ kwaliteitsverbetering vervolgens opgenomen in de privaatrechtelijke overeenkomst, die is gesloten tussen de gemeente en de agrariër.


Bedrijfswoningen

Vanwege de moderne agrarische bedrijfsvoering en de daarbij ten dienste staande technieken is de noodzaak van een tweede bedrijfswoning niet meer aantoonbaar. Ook een eerste bedrijfswoning kan vanuit de volwaardigheid van het agrarische bedrijf een discussiepunt vormen.

De gemeente sluit zich aan bij het provinciaal beleid. Dat betekent dat bij een volwaardig agrarisch bedrijf één bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Een 2e bedrijfswoning wordt niet mogelijk gemaakt.


Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders is aangeduid op de verbeelding. De inhoud bedraagt maximaal 750 m3.

Vervangende nieuwbouw (met uitzondering van een calamiteit) mag alleen indien voldaan wordt aan de wettelijke eisen (zoals geluidwetgeving).


Nieuwvestiging en uitbreiding

Er wordt geen nieuwvestiging (met nieuw bouwblok) van agrarische bedrijven beoogd. De gevolgen voor de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven kunnen, gezien vanuit de aantasting van gebiedskwaliteiten, hoog zijn. Daarom wordt voor ieder verzoek om nieuwvestiging maatwerk geleverd. Indien aanvaardbaar zal een eigen planologische procedure opgestart worden.

Ten behoeve van uitbreiding van agrarische bedrijven is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

(Nieuw)vestiging niet-grondgebonden bedrijven

Er is geen landbouwontwikkelingsgebied waar een intensieve veehouderij gevestigd zou kunnen worden.


Onder overige niet-grondgebonden bedrijven vallen glastuinbouwbedrijven en intensieve kwekerijen (zoals een viskwekerij). Om verrommeling in het buitengebied door glas te voorkomen zijn er in de provincie Limburg concentratiegebieden voor glas aangewezen. In de gemeente Vaals is geen concentratiegebied glastuinbouw aan de orde.


(Nieuw)vestiging van niet-grondgebonden bedrijven (intensieve veehouderijen en andere niet grondgebonden bedrijven) is in het bestemmingsplan dan ook uitgesloten.


(Nieuw)vestiging grondgebonden bedrijven

Grondgebonden bedrijven zijn belangrijke dragers in het buitengebied. Nieuwvestiging leidt echter tot extra verstening in het buitengebied en wordt niet toegelaten met het bestemmingsplan.

Uitsluitend ter plaatse van een bestaand niet-agrarisch bedrijf zijn mogelijkheden voor het wijzigen van de bestemming ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden bedrijf.

Deze ontwikkeling wordt direct (d.w.z. zonder nadere afweging) toegestaan.


(Nieuw)vestiging paardenhouderijen en maneges

Als voorwaarden aan de paardenhouderijen en maneges worden gesteld:

  • 1. Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse mogelijkheden voor de vestiging van volwaardige paardenhouderijen of maneges (exclusief hobbymatige paardenhouderijen). Na het doorlopen van een wijzigingeprocedure zijn er mogelijkheden dat er onder voorwaarden meegewerkt kan worden aan een wijzging naar een productiegerichte paardenhouderij.
  • 2. Nieuwe ontwikkelingen voor volwaardige gebruiksgerichte paardenhouderijen kunnen alleen worden toegestaan middels een buitenplanse procedure. Hier spelen immers zwaarwegende aspecten als ruimtelijke impact (door grote rijhallen, buitenbakken, longeerbakken), een verkeersaantrekkende werking en een breed scala aan ondersteunende voorzieningen die ondernemers erbij willen (vakantie-appartementen, beperkte horeca etc.) Voor bestaande agrarische bedrijven kunnen middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijkheden worden geboden voor een functiewijziging naar een bestemming dagrecreatieve voorzieningen (ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderij of manege).Er wordt dan een aanduiding 'paardenhouderij' op de verbeelding opgenomen. Op basis van de in het bestemmingsplan opgenomen doorvertaling van het Limburgs Kwaliteitsmenu wordt de landschappelijke inpassing gewaarborgd.
  • 3. Paardenboxen (gebruiksgericht dus) als neventak zijn alleen toegestaan bij een bestaand, volwaardig agrarisch bedrijf. Dit om te voorkomen dat agrarische bedrijven en hobbyboeren zich overal ontwikkelen tot volledige paardenhouderijen, aangezien dit vanuit commercieel oogpunt erg interessant is.
  • 4. Een pensionstalling van maximaal 10 paardenboxen is als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf rechtstreeks toegestaan. Met dit aantal kan de ondergeschiktheid worden gewaarborgd. Wil een agrariër meer paardenboxen dan zal hij een aanvraag moeten indienen voor een functiewijziging naar paardenhouderij.
  • 5. Bij een ondergeschikte paardenhouderij is één paardenbak toegestaan, die dient te zijn gelegen op de agrarische bouwkavel. Een overdekte rijhal is gezien de ruimtelijke impact niet toegestaan bij een ondergeschikte paardenhouderijtak (tenzij het bijvoorbeeld gaat om omvorming van een oude stal.
  • 6. De paardenboxen en de eventuele paardenbak en ondergeschikte voorzieningen dienen landschappelijk te worden ingepast.


Uitbreiding agrarische bedrijven

Voor uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Alleen directe bouwmogelijkheden binnen het bouwvlak. Logisch begrensde bouwvlakken zijn toegekend met slechts zeer beperkte ruimte voor nieuwbouw. In veel gevallen zijn bouwblokken verkleind ten opzichte van vigerend. Doordat tijdens de planvorming bouwblokvoorstellen zijn verstuurd en gecommuniceerd, zijn de veranderingen voor de agrariërs voorzien. Zie eerder in deze paragraaf voor de wijze waarop bouwblokken zijn toegekend.
  • 2. Uitbreiding buiten het bouwvlak is alleen mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden van het Limburgs Kwaliteitsmenu en aantonen van bedrijfseconomische noodzaak. Dit betekent dat uitbreiding mogelijk is wanneer naast een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing ook een kwaliteitsbijdrage geleverd wordt zodat de gebiedskwaliteit als geheel erop vooruit gaat. Alleen volwaardige bedrijven wordt ontwikkelingsruimte geboden, indien is aangetoond dat er geen andere mogelijkheden aanwezig zijn dan uitbreiding ter plekke. Uitbreiding buiten het bouwvlak is eveneens mogelijk ten behoeve van vormverandering of functiewijziging (anders dan de wijziging in een intensievere vorm van agrarische bedrijvigheid).


Teeltondersteunende voorzieningen

De tuinbouwsector maakt in toenemende mate gebruik van teeltondersteunende voorzieningen. Teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden. Voorbeelden zijn: hagelnetten, aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, boogkassen, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.


Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen. Deze mogelijkheden zijn afgestemd op de 'beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen'. Dit impliceert dat op basis van de planregels binnen het gehele agrarisch gebied het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan na afwijken. Het oprichten van permanente voorzieningen is alleen op het bouwblok rechtstreeks mogelijk.

De oprichting van overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen kan, na een afweging, mogelijk gemaakt worden door het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Om erop toe te zien dat de tijdelijke voorzieningen na beeindiging van de teelt netjes worden opgeruimd maakt een 'verwijderingsprotocol' onderdeel uit van de beleidsregel. Uitgesloten is plaatsing van teeltondersteunende voorzieningen in de beekdalen van Limburg alsook op hellingen van meer dan 4% in Zuid-Limburg.


Ook hagelnetten worden (op de plateaus) toegestaan na positief doorlopen van een afwijkingsprocedure. Het oprichten van hagelnetten buiten de agrarische bouwkavel is uitgesloten voor percelen die gelegen zijn op steile hellingen (overwegend >8%) en de beekdalen. Beekdalen en plateaus zijn overeenkomstig de kaart Blauwe Waarden (POL) en de bij de beleidsregel TOV behorende kaart 'hellingsklassen teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan .

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0011.jpg"


In verband met het reliëf in Zuid-Limburg dient er bij de plaatsing van hagelnetten in laagten en droogdalen binnen de POL perspectieven 2 (ontwikkelingsgebieden ecosystemen) en 3 "veerkrachtige watersystemen" alsook binnen hellingen tussen de 4-8% vooraf advies te worden gevraagd bij de betrokken dienst van de provincie. Perspectieven 2 en 3 zijn bestemd als Agrarisch met waarden - Natuur en landschap.


Nevenactiviteiten

Bedrijven die een nevenactiviteit hebben ontplooid en hiervoor vrijstelling hebben gekregen, zijn positief bestemd in voorliggend bestemmingsplan.

Een aantal bedrijven zal er in de toekomst toe over willen gaan de agrarische activiteiten met niet-agrarische activiteiten uit te breiden om extra inkomen te genereren. Vaak wordt er met de hoofdactiviteit (agrarisch bedrijf) gestopt als de nevenactiviteit succesvol is, waarna een ondernemer een functieverandering (bestemmingswijziging) wenst. Het toestaan daarvan kan bijdragen aan de leefbaarheid van het platteland. Tevens geeft het de voormalige agrariërs mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien.

Als agrariërs een nevenactiviteit willen opstarten wordt getoetst of deze wel toelaatbaar is op de betreffende locatie in het buitengebied. Alleen als de nevenactiviteit op de betreffende locatie als hoofdactiviteit mag/kan plaatsvinden is deze toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat belemmerende of hinderlijke functies in het buitengebied (kunnen gaan) plaatsvinden.

Voorwaarden voor het al dan niet toelaten van een nevenactiviteit bij een agrarische bedrijf zijn:

  • 1. Niet-agrarische neventakken bij agrarische bedrijven moeten (ongeacht de milieucategorie) qua omvang, arbeid en inkomen ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf.


Activiteiten die mogelijkerwijs belemmeringen met zich meebrengen zijn gekoppeld aan een binnenplanse omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de activiteit aantoonbaar ondergeschikt is en geen beperkingen voor de omgeving met zich meebrengt:

  • In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen voor het oprichten van nieuwe kampeerterreinen (anders dan kleinschalig kamperen). Bij agrarische bedrijven is kleinschalig kamperen ("kamperen bij de boer") toegestaan tot maximaal 20 kampeermiddelen. Voor kamperen bij de boer geldt net als voor recreatiewoningen bij het agrarisch bedrijf dat dit gezien kan worden als een aanvullend concept op de verblijfsrecreatieve markt. Echter, kampeerterreinen zijn, zeker gezien het karakteristieke heuvellandschap in de gemeente Vaals, moeilijk op een goede manier in te passen. De gemeente Vaals staat derhalve geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen op dit gebied toe behalve kamperen bij de boer. Er dient 50 meter afstand gehouden te worden tussen het terrein en (nieuwe) woningen.
  • Recreatiewoningen op het agrarisch bedrijf kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een rendabele economische bedrijfsvoering en vormen tevens een duidelijke aanvulling op het verblijfsrecreatieve aanbod. In het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied' mogen deze onder de volgende voorwaarden worden gerealiseerd:
    • 1. alleen inpandig in een bestaand gebouw;
    • 2. met een maximum van 5 vakantiewoningen per bedrijf en een maximum vloeroppervlak van 100 m2 per vakantiewoning.
    • 3. er dient op het eigen terrein te worden voorzien in de parkeergelegenheid.
  • Kleinschalige verkoop van boerderijproducten. Vanuit de agrarische sector bestaat er vraag naar een verbreding van deze verkoopmogelijkheden. Gezien het productaanbod en het prijsniveau, kan dit nauwelijks gezien worden als concurrentie met de reguliere detailhandel. Dit kan meer gezien worden als een extra voorziening voor met name de toerist en mensen met een voorkeur voor verse boerderijproducten. Deze ontwikkeling is mogelijk onder de voorwaarden dat:
    • 1. er sprake is van een ondergeschikte nevenactiviteit;
    • 2. de verkoop beperkt blijft tot streekproducten (conform het Landwinkel-concept);
    • 3. er op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien
    • 4. en het verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 100 m².


Verder zijn verblijfsrecreatie (bed & breakfast en vakantieappartementen) mogelijk (zie ook 4.6.2).


Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven

Het platteland verandert. Het aantal landbouwbedrijven neemt af en tegelijk komen er nieuwe functies bij, zoals wonen, recreatie en allerlei niet agrarische bedrijven.

Deze tendens doet zich al decennia lang voor en zal zich in de toekomst voortzetten. Veel oorspronkelijke agrarische bebouwing heeft zijn agrarische functie verloren of zal deze in de toekomst verliezen.

Algemeen wordt erkend nieuwe functies een structurele bijdrage kunnen leveren aan de economische vitaliteit van het landelijke gebied. Nieuwe economische activiteiten zijn goed voor de leefbaarheid van een gebied. Te beperkte mogelijkheden voor hergebruik van VAB leiden in de praktijk bovendien tot vervallen stallen en illegaal gebruik.

Anderzijds kan verrommeling optreden door niet passende (en vaak doorgroeiende) bedrijven. Er bestaat een grote variatie aan economische functies in het buitengebied met elk een eigen invloed op de functies en waarden in de omgeving.


Hier dient de overheid zodanig te sturen, dat een reëel economisch perspectief wordt geboden voor de vitaliteit van een gebied maar met behoud van de aanwezige kwaliteiten.

De gemeente kan hierbij sturen op:

  • de locatie waar activiteiten kunnen worden toegestaan,
  • het soort activiteiten, dat wordt toegestaan,
  • de maximale oppervlakte bedrijfsmatige ruimte, en
  • extra randvoorwaarden, die gelden voor hergebruik.


Het POL ziet het landelijke gebied primair als agrarisch gebied. Indien bij een vrijkomend agrarisch bedrijf agrarische hervestiging niet mogelijk is, kan hergebruik voor een andere functie plaatsvinden.

Hierbij wordt gedacht aan kleinschalige zakelijke dienstverlening, zorgvoorzieningen, toerisme of trainings- en opleidingsactiviteiten. Criteria zijn, dat de functie geen waarden aantast, geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen agrarische bedrijven en de bouwmassa niet toeneemt.


Het vigerend bestemmingsplan buitengebied biedt de mogelijkheid tot hervestiging van niet agrarische bedrijven (met een limitatieve lijst, die als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen), en uitsluitend als het een bedrijf betreft, dat een functionele binding heeft met het landelijke gebied . Als randvoorwaarden zijn gesteld, dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en of architectonische waarden van de plek en de omgeving. De bouwmassa mag niet worden vergroot.


In de praktijk is gebleken dat een limitatieve lijst van activiteiten fnuikend kan zijn voor de creativiteit en innovatiekracht van initiatiefnemers en kan leiden tot veel onbegrip. Aan de andere kant mag de bescherming van de waarden van o.a. de natuur-, landschap en cultuurhistorie niet worden belemmerd.


In voorliggend bestemmingsplan is een verruimd beleid voor de hergebruiksmogelijkheden in vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing toegepast met een algemene regeling voor het soort bedrijven dat wordt toegestaan, gekoppeld aan een set heldere voorwaarden, die de bescherming van waarden in de omgeving en de beeldkwaliteit garanderen. Hierbij gelden de volgende aandachtspunten, die vertaald zijn bij wijzigingsbevoegdheden:

  • 1. Toegestaan worden kleinschalige (niet milieuhinderlijke) bedrijvigheid uit de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG lijst bedrijven en milieuzonering. Ook specifiek aan het buitengebied gebonden bedrijven behoren tot de mogelijkheden, zoals kleinschalige vormen van recreatie (zie paragraaf 4.6.2) of een manege.

Dagrecreatieve voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in P4 en P5, en in P3 (buiten de POG). Er is dan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in Agrarisch met waarden - Landschap, en niet in Agrarisch met waarden - Natuur en landschap.

  • 2. De bedrijfsactiviteiten moeten voldoen aan de milieuwetgeving en mogen niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven of functies;
  • 3. Aan alle activiteiten wordt de eis gesteld dat geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag optreden. Uit de afweging zal blijken dat dergelijke functies in het open buitengebied niet altijd mogelijk zijn. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit. De verkeersaantrekkende werking geeft dus een belangrijke sturing aan de locatie van functies.
  • 4. Er worden heldere randvoorwaarden opgesteld, die ervoor zorgen dat de kwaliteit van het buitengebied in stand blijft. Het aanzien van de locaties mag niet worden aangetast. Zo gelden er regels ten aanzien van bebouwing, afgestemde parkeermogelijkheden, de sloop van overtollige gebouwen, de beeldkwaliteit en de visuele uitstraling. Bovendien wordt bij initiatieven een landschappelijke inpassing gevraagd. De gemeente kan afhankelijk van de grootte en de impact van de functie een bedrijf vragen te investeren in de kwaliteiten van de omgeving. In het bestemmingsplan worden de kwaliteiten van het buitengebied benoemd en vastgelegd.
  • 5. De activiteit dient te passen in de bestaande bedrijfsbebouwing. Herbouw van bedrijfsgebouwen is mogelijk tot de maximaal toegestane bedrijfsoppervlakte, indien de overige bijgebouwen worden gesloopt. Alleen cultuurhistorische bedrijfsbebouwing wordt niet gesloopt.
  • 6. Het is van belang dat het welstandsbeleid betrokken wordt bij initiatieven. De welstandsnota biedt de mogelijkheid om sturing te geven aan de kwaliteit van eventueel te herbouwen bijgebouwen. Hierin zijn criteria vastgelegd ten aanzien van positionering, vormgeving en materiaalgebruik van bebouwing. Door een betere afstemming tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota kan een betere kwaliteit worden behaald.
  • 7. De activiteiten moeten passen of iets toevoegen aan het kwaliteitsprofiel van de gemeente. In het bestemmingsplan worden de kwaliteiten van het buitengebied benoemd en vastgelegd.


Het bestemmingsplan biedt daarnaast de mogelijkheid de agrarische bedrijfswoning te wijzigen in een bestemming ten behoeve het gebruik als burgerwoning. Het bestemmingsplan voorziet in deze mogelijkheid door middel van een wijzigingsregel.

Bij toepassing van de wijzigingsregel dient een aanmerkelijke reductie van de oppervlakte van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen plaats te vinden. Bovendien dient het agrarisch bedrijf aantoonbaar te zijn beëindigd.

Op grond van voorliggend bestemmingsplan is woningsplitsing normaliter niet toegestaan. Indien sprake is van bedrijfsbeëindiging, kan, gelijk aan de regeling in het vigerend plan, woningsplitsing tot maximaal 2 woningen worden toegestaan. Voorwaarde is dat behoud van de cultuurhistorische waarde van het pand de primaire doelstelling is.

4.6.2 Recreatie

Bestaande en nieuwe recreatiebedrijven / -functies

Het huidige recreatieve aanbod in Vaals bestaat voor wat betreft het buitengebied vooral uit enkele grote dagrecreatieve trekkers, enkele grote verblijfsrecreatieve voorzieningen (bungalowparken en campings) en enkele kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen. Daarnaast komen Bed and Breakfastvoorzieningen (B&B) en pensions voor. Een groot deel van het toerisme komt qua tijd - ruimte verhouding in pieken voor.

In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is de gemeente Vaals aangeduid als toeristische speerpuntgemeente. Dit biedt in principe mogelijkheden voor nieuwe grootschaligere ontwikkelingen, voorzover deze zijn gelegen binnen P4-perspectief. Er is in de gemeente Vaals een klein aantal van deze gebieden gelegen, zoals te zien is op de afbeelding in 3.2.3.1. Dergelijke ontwikkelingen vormen echter een potentiële bedreiging van de aanwezige kwaliteiten in de gemeente Vaals. Het gemeentebestuur heeft derhalve aangegeven vooral in te willen zetten op de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente Vaals. Zij zien met name mogelijkheden in kleinschalige, aanvullende en vernieuwende concepten. Ook de ondernemers hebben aangegeven geen ruimte te zien voor grootschalige dagrecreatieve voorzieningen en geven aan dat er wel kansen liggen in een toename van kleinschalige recreatieve plattelandsvoorzieningen. Deze dienen een duidelijke meerwaarde te hebben voor het bestaande aanbod en een breed deel van het jaar aantrekkelijk te zijn (seizoensverbreding). Door het nog karakteristieke beeld van het buitengebied liggen er veel kansen voor activiteiten die gericht zijn op authenticiteit, beleving, rust en groen. Het ruimtelijk beleid dient volgens de toeristische sector gericht te zijn op behoud van de waardevolle authentieke kenmerken van het landschap.


Bouwbloktoekenning

De bestaande recreatiebedrijven worden voorzien van een bestemming 'Recreatie' met een specifieke aanduiding. Per bedrijf wordt de toelaatbare bebouwde oppervlakte gereguleerd met een bouwvlak.

Bestaande recreatiewoonverblijven met een zodanige bestemming in het vigerend plan zijn in voorliggend bestemmingsplan bestemd als Recreatie met aanduiding 'rw'. Hier zijn dan, conform het vigerend plan, vijf recreatiewoningen toegestaan.

Recreatiewoningen waarvoor een procedure (vrijstelling) is gevolgd, komen voor als (neven)activiteit bij bijv. burgerwoningen en agrarische bedrijven. Hier is een aanduiding opgenomen op de verbeelding, overeenkomstig het aantal vrijgestelde recreatiewoningen.

Solitaire recreatiewoningen waarvoor een procedure (vrijstelling) is gevolgd, zijn bestemd als recreatie met een aanduiding 'rw' en een aanduiding overeenkomstig het aantal vrijgestelde recreatiewoningen.

Uitbreiding

Bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven (hotels, verblijfscomplexen) krijgen slechts zeer beperkte ontwikkelingsruimte. Bebouwing kan uitsluitend worden opgericht binnen het bouwblok, dat strak rondom bestaande bebouwing is ingetekend. Bebouwing kan eventueel worden vervangen voor nieuwe, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de vereisten van het Limburgs Kwaliteitsmenu (zie 3.2.3.5).

Ook hier gelden de genoemde eisen voor wat betreft de verplichting tot het regelen van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Indien een ondernemer een grotere ontwikkeling wil, of bij een verzoek voor een nieuw initiatief, dan zal dit buitenplans geregeld worden.

Ook capaciteitsuitbreiding van bestaande voorzieningen is alleen toegestaan (buitenplanse procedure) als deze gepaard gaat met kwaliteitsverbetering b.v. door een landschappelijke inpassing.


(Nieuw)vesting

Wat verblijfsrecreatie betreft, kan enerzijds onderscheid worden gemaakt naar solitaire recreatiewoningen, andere typen verblijfsrecreatie zoals bed&breakfast, groepsaccomodatie (bij woningen en agrarische bedrijven) én bedrijven die primair zijn gericht op verblijfsrecreatie (zoals hotels en vakantieparken).

Nieuwe verblijfsrecreatie en nieuwe intensieve dagrecreatie (met nieuw ruimtebeslag) is op grond van voorliggend bestemmingsplan niet mogelijk. Onnodige verstening en verdichting moeten worden voorkomen. De gemeente Vaals heeft een grote aantrekkingskracht op toeristen en daarmee ook op nieuwe ondernemers. Sommige plekken zijn erg gewild en dit zijn veelal ook de locaties die gevoelig zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan geeft geen rechtstreekse grondslag voor nieuwe toeristisch/recreatieve bedrijven.


Vanwege de verkeersaantrekkende werking en het grotere risico op (geluids)overlast worden de volgende strikte voorwaarden gesteld aan nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen (op bestaande locatie):

  • nieuwe hotels en pensions (intensieve recreatiebedrijven) moeten in of nabij kernen worden gesitueerd. Ontwikkeling ervan kan uitsluitend buitenplans geregeld worden.
  • solitaire vakantiewoningen en kleine hotels en pensions mogen alleen worden opgericht bij (voormalige) agrarische bedrijven (zie ook agrarische nevenactiviteiten), in het kader van de verbrede agrarische bedrijfsvoering, en in monumentale bebouwing, teneinde deze te behouden voor de toekomst. De omvang bedraagt max.: 5 vakantieappartementen/ kamers van ieder max. 100 m2
  • solitaire vakantiewoningen kleine hotels en pensions mogen uitsluitend inpandig worden opgericht (dus niet bijbouwen c.q.uitbreiden).
  • het aantal vakantiewoningen per pand/complex wordt beperkt tot maximaal 5 vakantiewoningen, met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per stuk.
  • de aanvrager dient op eigen terrein te zorgen voor voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de recreatiewoningen.
  • het voeren van een Bed&Breakfast waar voor een beperkt aantal dagen achtereen de mogelijkheid tot overnachting met ontbijt wordt geboden, wordt met een binnenplanse afwijking mogelijk gemaakt. Wel dient dan de B&B ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie, dient er voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, en er mag geen overlast voor omwonenden optreden. Bed&breakfast is binnen woningen mogelijk, voor maximaal 2 kamers en bij agrarische bedrijven voor maximaal 4 kamers, mits voldaan wordt aan de in het beleid gestelde criteria. De belangrijkste:
    • 1. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor bed&breakfast;
    • 2. ook in bijgebouwen en in aan- of uitbouwen is bed&breakfast toegestaan, maar onder aanvullende voorwaarden.
  • het grote aantal toeristische bedrijven en de aantrekkelijkheid van de gemeente voor wandelaars zorgen (met name in het weekend) voor een aanzienlijke verkeersdruk. In het bestemmingsplan wordt bij elk artikel dat een uitbreiding danwel functieverandering van een gebouw t.b.v. recreatie mogelijk maakt expliciet de eis van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein opgenomen. In combinatie met de voorwaarde van landschappelijke inpassing kan er tevens voor worden gezorgd dat ok parkeerplaatsen op eigen terrein geen aantasting van het landschap vormen.
  • tot slot kunnen afhankelijk van de situatie nadere eisen en voorwaarden worden gesteld stellen aan bepaalde ontwikkelingen. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd en de landschappelijke aantasting worden beperkt.

4.6.3 Niet-agrarische bedrijven

Bestaande en nieuwe bedrijven

Het standpunt van de provincie is dat bedrijven, die niet functioneel aan het buitengebied gebonden zijn, in beginsel moeten worden geweerd uit het buitengebied. Ten aanzien van deze bedrijvigheid kan een onderscheid gemaakt worden in agrarisch verwante bedrijvigheid en niet-agrarische bedrijvigheid.

Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven is slechts beperkt mogelijk.


In de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg wordt gesteld dat uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven in het buitengebied uitsluitend mogelijk is indien deze bedrijven niet verplaatst kunnen worden. Hierbij is uitbreiding alleen mogelijk indien daar kwaliteitsverbetering van de omgeving tegenover staat.


Bouwbloktoekenning

De bestaande bedrijven, voor zover legaal gevestigd, hebben de bestemming "Detailhandel", "Horeca" of "Bedrijf", al dan niet met een specifieke aanduiding gekregen. De bestemmingsregeling bestemt nadrukkelijk alleen de bestaande activiteiten. Per bedrijf wordt de toelaatbare bebouwde oppervlakte gereguleerd met een bouwvlak.

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen welke bedrijfsfunctie uitgevoerd mag worden. Tevens zijn per activiteit bouwregels opgenomen.


Nieuwvestiging

Niet-agrarische bedrijven, detailhandel en horeca horen in beginsel niet thuis in het buitengebied, maar op een bedrijventerrein of in kernen. Nieuwvestiging zou leiden tot een ongewenste verstedelijkingsdruk en verdichting van het buitengebied. Nieuwvestiging in de zin van nieuwbouw is dan ook uitgesloten. Het bestemmingsplan biedt wel mogelijkheden voor omzetting van een agrarische bedrijfslocatie naar een niet-agrarisch bedrijf [verwijzing opnemen naar paragraaf over hergebruik VAB's] .


Met nieuwe horecabedrijven in het buitengebied wordt, gezien de ruimtelijke impact en verkeersaantrekkende werking, terughoudend omgesprongen. Bestaande horecabedrijven zullen positief worden bestemd en enige ontwikkelingsruimte worden geboden. Verdergaande ontwikkelingen worden op maat gemaakt. Ook hier is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing.


Uitbreiding

De gemeente wil de groei van niet-agrarische bedrijven beperkt houden, zodat het buitengebied gevrijwaard blijft van functies die er niet thuishoren en er geen verdere verstening van het buitengebied plaatsvindt. Ten aanzien van uitbreiding van niet-agrarische bedrijven is het Limburg Kwaliteitsmenu van toepassing.


Wanneer een bedrijf meer ontwikkelingsmogelijkheden wil dan het bouwvlak toelaat, dan streeft de gemeente verplaatsing naar een bedrijfsterrein na. Wanneer de uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied meer dan 10% van het bouwvlak is, of vergroting van het bestemmingsvlak benodigd is, wordt daarom een buitenplanse procedure doorlopen.


Bestaande bedrijven kunnen onder voorwaarden (wijzigingsbevoegdheid) uitbreiden met max 10% van het bestaande bouwvlak, hierbij moet dan wel sprake zijn van compensatie. Verder worden voorwaarden gesteld, gelijk aan bestemmingswijziging van agrarisch naar niet-agrarische bedrijven.


Milieucategorie 2 bedrijven die uitbreiden en zodoende in milieucategorie 3 vallen hebben geen mogelijkheid om uit te breiden, maar zullen verplaatst worden naar een daartoe bestemd terrein (industrieterrein bijvoorbeeld). De functieverandering kan een mogelijkheid zijn voor startende ondernemers in bedrijven die onder milieucategorie 1 en 2 vallen. Is deze niet gerelateerd aan het buitengebied, of ontgroeid men de locatie dan is verplaatsing noodzakelijk.

Bij uitbreiding moet worden voldaan aan de uitgangspunten van het Limburgs Kwaliteitsmenu. Elk uit te breiden bedrijf moet een bijdrage leveren aan het in stand houden van het landschap.


Bedrijfswoningen

Het bestemmingsplan gaat uit van handhaving van het bestaande aantal bedrijfswoningen. Wanneer geen bedrijfswoning aanwezig is, wordt dit expliciet op de verbeelding aangegeven. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan.

Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangeduid. De inhoud bedraagt maximaal 750 m3.

Vervangende nieuwbouw (met uitzondering van een calamiteit) mag alleen indien voldaan wordt aan de wettelijke eisen (zoals geluidwetgeving).


Flexibiliteit

Omzetting naar een ander bedrijf is onder voorwaarden acceptabel indien dit leidt tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en als de milieubelasting tenminste gelijk blijft of verbetert. De uitgangspunten die de provincie hanteert gelden ook voor de gemeente Vaals.

De nieuwe activiteiten moeten vallen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" die als bijlage bij de planregels is opgenomen.

4.6.4 Wonen

Toekenning bestemming

De bestaande woningen en de bijbehorende bijgebouwen in het buitengebied zijn als "Wonen" bestemd.

Met het oog op het verkrijgen van een woning, die qua wooncomfort voldoet aan de eisen van deze tijd is het toegestaan bestaande burgerwoningen te vergroten. De grootte moet qua omvang en stijl passen bij de aard en de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving. Hiertoe kunnen in de regeling kwalitatieve en kwantitatieve aspecten worden opgenomen.


De huidige regels in het bestemmingsplan voor de herbouw van woningen zijn soms beperkend. De provincie Limburg biedt mogelijkheden voor een meer verruimd beleid, hoewel het algemene beleid geen verdere verstening voorstaat. Vergroting van woningen moet qua omvang en stijl dus passen bij de kwaliteit van de bebouwing en de omgeving.


Het vigerende bestemmingsplan buitengebied kent een maximale inhoud voor burgerwoningen van 1100 m3. Voor het uitbreiden van burgerwoningen geldt een gestaffelde regeling; bestaande woningen mogen in ieder geval 20% uitbreiden tot een maximum van 750 m3. Grotere woningen mogen maximaal eenmalig met 50 m3 uitbreiden. Woningen kleiner dan 450 m3 mogen in elk geval tot deze grootte uitbreiden.

Veel 'nieuwe' burgerwoningen in het buitengebied zijn voormalige agrarische bedrijfswoningen. Ter vergelijking: agrarische bedrijfswoningen mogen een maximale omvang hebben van 750 m3.

Vanuit het oogpunt van kwaliteit is het niet makkelijk te motiveren dat een voormalig agrarische bedrijfswoning groter mag zijn dan een bestaande burgerwoning.


In voorliggend bestemmingsplan wordt geen principieel onderscheid meer gemaakt tussen (voormalige) agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen. Alle woningen mogen derhalve een omvang hebben van 750 m3.

Het betreft een generieke regeling die van toepassing is op het gehele buitengebied en die zowel van toepassing is op de herbouw als op de uitbreiding van woningen. Tevens wordt de uitbreiding gekoppeld aan de welstand. Voor kleinere uitbreidingen van de woning (ondergeschikte bouwwerken zoals dakkapellen e.d.) hoeft geen procedure gevolgd te worden.


Nieuwvestiging

Uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat oprichting van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied is uitgesloten. Bij toepassing van enkele rijks- of provinciale beleidskaders kan een uitzondering gemaakt worden. Het betreft hierbij de regelingen Ruimte voor Ruimte en incidentele woningbouw in clusters of linten in het kader van ruimtelijke kwaliteitsverbetering met toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu. Tevens is de realisering van burgerwoningen toegestaan in de hoofdgebouwen van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB's). Middels een wijzigingsbevoegdheid is het onder voorwaarden toegestaan om de bestemming van een agrarisch bedrijfswoning te wijzigen in een bestemming 'Wonen'.


Bij hergebruik van overige bestaande bebouwing wordt gelet op de ter plaatse aanwezige waarden van het gebied in het geheel. Uiteraard spelen hier ook aspecten als milieu- en geluidhinder een rol. Bovendien dient op basis van de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering voor elke nieuwe woning één woning in de regio te worden weggenomen.

Een 'ruimte voor ruimte-woning' en een nieuwe woning in het kader van ruimtelijke kwaliteitsverbetering in een lint of cluster worden ingezet om de landschappelijke kwaliteiten te verhogen in het buitengebied.


Woningsplitsing

In dit bestemmingsplan is geen nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied voorzien. Op grond van voorliggend bestemmingsplan is woningsplitsing normaliter niet toegestaan. Incidenteel kan aan woningsplitsing worden meegewerkt, nadat elders een woning wordt afgebroken.

Voorwaarde is dat behoud van de cultuurhistorische waarde van het pand de doelstelling is voor de woningsplitsing. Realisering van nieuwe woning(en) is uitsluitend mogelijk indien dit past binnen het regionale woningbouwprogramma. Omdat het regionale woningbouwprogramma is gericht op krimp, en dus weinig tot geen mogelijkheden biedt voor het toevoegen van woningen, wordt woningsplitsing uitsluitend buitenplans geregeld.


Afsplitsing bedrijfswoning van agrarisch bedrijf

In Vaals zijn een aantal agrarische bedrijfswoningen feitelijk gesplitst van het agrarisch bedrijf. Het komt in het buitengebied (steeds meer) voor, dat de bedrijfswoning apart van de bedrijfsgebouwen wordt verkocht aan burgers. Dit heeft verschillende consequenties.

Ten eerste kunnen omliggende (agrarische) bedrijven als gevolg van in acht te nemen 'geurnormen' in de exploitatie en/of ontwikkeling van hun bedrijven worden belemmerd als er sprake is van een 'burgerwoonsituatie'. Als de agrarische bestemming voor de bedrijfswoning wordt gewijzigd in 'Wonen', dán zijn de geurbelastingsnormen op grond van de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in beginsel van toepassing.

Ten tweede bestaat de kans, dat de (nieuwe) agrariër op den duur weer om een bedrijfswoning vraagt. Indien hieraan meegewerkt wordt, betekent dit een toename van bebouwing in het buitengebied in het algemeen en van burgerwoningen in het bijzonder. Bovendien betekent de aldus ontstane woning ook weer een milieuhygiënische belemmering voor de agrarische sector.


Bij afsplitsing van de bedrijfswoning kiest de gemeente er voor om de woning aan te blijven merken als bedrijfswoning en daarmee onderdeel te laten uitmaken van het agrarisch bouwblok. Dit betekent dat het agrarisch bouwblok juridisch beschikt over een bedrijfswoning. Bij ontvangst van een verzoek om de bouw van een bedrijfswoning zal dit worden afgewezen omdat het provinciaal beleid geen tweede bedrijfswoning (meer) toelaat.


In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om een agrarische bestemming (voor een geheel bouwblok) om te zetten naar wonen. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. Eén ervan is dat er geen belemmeringen mogen ontstaan voor omliggende bedrijven (als gevolg van de Wet geurhinder en veehouderij).


Bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) bij burgerwoningen

Iedere woning in het buitengebied heeft bijgebouwen. In het op 1 oktober 2010 in werking getreden Besluit omgevingsrecht is de term bijgebouw vervangen door 'Bijbehorend bouwwerk. Hieronder wordt verstaan 'een uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak'. Dit begrip en de definitie daarvan is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor burgerwoningen wordt vaak een standaard toegestaan oppervlak gehanteerd. In het buitengebied levert dit soms een knelpunt op indien hier specifieke (hobbymatige- of bedrijfsmatige) activiteiten plaatsvinden. Specifieke problematiek hieromtrent speelt wanneer een agrarisch bedrijf stopt en er nog veel bijbehorende bouwwerken staan. Bij monumentale of beeldbepalende bebouwing is sloop dan niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0012.png"

Voorbeelden van cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen in Vaals

Het POL streeft ernaar om verstening tegen te gaan. In de handreiking ruimtelijke ontwikkeling staat het provinciale ruimtelijke beleid uit het POL nader uitgewerkt. Bijbehorende bouwwerken dienen beperkt van omvang te zijn, qua functie passen bij de bestemming, en nabij de woning staan. Dan kan enige nieuwbouw of uitbreiding worden toegestaan. Bovendien is het onverstandig om nieuwe 'broedplaatsen' voor niet agrarische bedrijvigheid te creëren. Toch zijn er voorbeelden, die om maatwerk vragen en waarvoor de provincie Limburg in haar 'handreiking ruimtelijke ontwikkeling' mogelijkheden biedt. Voor beeldbepalende bebouwing waaronder monumenten, kan onder voorwaarden een ruimer beleid gevoerd worden. Panden waarvoor dit geldt dienen in het bestemmingsplan te worden vastgelegd om willekeur te voorkomen.

Het vigerend bestemmingsplan buitengebied biedt de mogelijkheid om een oppervlakte van 70 m² aan bijbehorende bouwwerken te hebben. Dit wordt vaak als beperkend ervaren in het buitengebied. Toch moet, conform het provinciale beleid, gewaakt worden voor verstening. Daarom wordt in voorliggend bestemmingsplan een maat gehanteerd van 75 m². Extra meters worden toegestaan op basis van 'tegenprestaties', zoals de sloopbonusregeling.

sloopbonusregeling

Indien sprake is van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing speelt een specifieke problematiek. De vraag is of bestaande stallen omgezet kunnen worden in bijbehorende bouwwerken. Voor de sloop van stallen is kapitaal nodig. Deze kan verkregen worden door een sloop-bonus regeling (rood voor rood regeling). Een gangbare regeling is een terugbouwpercentage van 20% bij burgerwoningen (als inhoudsmaat) van het aantal gesloopte m² voormalig bedrijfsgebouw.


Grootte van bouwblokken

Afwijkingen van de standaardregelingen kunnen worden toegepast voor b.v. grotere bouwblokken. Dit is vaak het geval bij voormalige agrarische bedrijfspercelen. De gemeente kan bij de toekenning van bouwblokken maatwerk leveren door het bepalen van de grootte van het bouwblok. Bij wijziging van agrarisch naar wonen, is, na sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, maximaal 130 m2 aan bijgebouwen toegestaan.


Niet-woonfuncties (beroep en bedrijf)

Gelet op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen waarin wonen en werken steeds meer met elkaar verweven raken en de wens om de leefbaarheid op het landelijk gebied te bevorderen, zijn ruimere mogelijkheden voor het - deels - anders gebruiken van een woning of bijgebouw gewenst. De behoefte aan ruimte voor deze activiteit zal door het "thuis" en "aan huis" werken naar verwachting nog toenemen.

Aan huis gebonden beroepen (inclusief praktijken) zijn gedefinieerd als "de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning of daarbij behorende bijgebouwen (bijbehorend bouwwerk) met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.

Normale aan huis gebonden beroepen binnen een woning, bedrijfswoning of anderzijds is altijd rechtstreeks toelaatbaar tot een maximale oppervlakte van 35m2. Binnen bijgebouwen is dit eveneens toegestaan.

Indien de economische activiteit belangrijker of zwaarder wordt dan de woonfunctie, hiervoor een buitenplanse procedure moeten worden doorlopen.

Aan huis gebonden bedrijven kunnen worden gedefinieerd als "het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.

Aan huis gebonden bedrijven tot een maximale oppervlakte van 35m2 zijn alleen toegestaan na verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt aangetoond dat het woonkarakter niet wordt aangetast en er geen overlast ontstaat voor de omgeving (onder andere als gevolg van verkeer en parkeren).

Verder zijn verblijfsrecreatie (bed & breakfast) mogelijk (zie 4.6.2).


Inwonen

Er is behoefte aan het bieden van mogelijkheden van inwonen, bijvoorbeeld ten behoeve van zorgbehoevende familieleden. De gemeente is van mening dat mantelzorg in het gehele buitengebied mogelijk moet zijn, ongeacht of dit bij een burgerwoning of een (agrarisch) bedrijf is. Behalve het hoofdgebouw kunnen ook aangebouwde bijgebouwen en aanbouwen hiervoor worden gebruikt. Van belang is dat er sprake blijft van één woning, zowel infunctioneel als in architectonisch opzicht. Er is daarom als voorwaarde aan de omgevingsvergunning opgenomen dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en dat er geen onevenredige gevolgen voor het woonmilieu (kunnen) ontstaan.

4.6.5 Landgoederen

Nieuwe rode ontwikkelingen die niet aansluiten aan de contour of buiten een lint of cluster liggen zijn als Rood-voor-groen initiatief (nieuwe landgoederen) toegestaan onder voorwaarden. De ontwikkelingsmogelijkheden kunnen op grond van het provinciaal beleid alleen wanneer er een substantiële kwaliteitsversterking tegenover staat.


Omdat in bovenstaande gevallen maatwerk geleverd moet worden en deze gevallen niet veelvuldig zullen voorkomen, wordt er evenmin een regeling voor opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Per geval zal een afweging worden gemaakt. Ook hiervoor is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing.

4.6.6 Overige functies in het buitengebied

In het buitengebied komen diverse andere bijzondere functies voor;


Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied van Vaals zijn onder andere een kerk, een klooster en een begraafplaats. Deze functies zijn voorzien van een bestemming maatschappelijk met een specifieke aanduiding. In de regels zijn hiervoor specifieke bouwregels opgenomen.


Nutsvoorzieningen

Gebouwde voorzieningen voor het openbaar nut komen niet voor in het buitengebied van Vaals.

Een aantal nutsvoorzieningen zijn door middel van een bestemming 'Leiding' op de verbeelding opgenomen, zoals gastransportleidingen en rioolwaterstransportleidingen. In de planregels zijn regels gesteld voor het oprichten van bebouwing. Hiermee worden de belangen veiliggesteld en de gevaren (bijvoorbeeld draadbreuk) zoveel mogelijk beperkt.


Infrastructuur

De externe hoofdontsluiting van het gebied voor het autoverkeer vindt plaats via de N278. Daarnaast komt een aantal wegen voor met een regionale functie.

De wegen en fietspaden met een uitgesproken verkeersfunctie hebben een bestemming "Verkeer ". Fietspaden, parkeerplaatsen en overige wegen met een erf- of perceelsontsluitende functie zijn opgenomen in de gebiedsbestemmingen.


Paardenbakken

De paardensport wordt populairder en de vraag naar paardenstalling neemt dan ook toe. Steeds meer agrariërs ontdekken deze tak als interessante commerciële nevenactiviteit. Zeker nu Aken zich sterk profileert als Europees centrum voor de paardensport kan de gemeente Vaals hiervan meeprofiteren.

Paardenbakken zijn aanwezig op elke manege, maar ook veel particulieren in het buitengebied hebben een paardenbak voor eigen gebruik. Agrariërs hebben soms een paardenhouderij als nevenactiviteit op het agrarisch gebruik. Zodra bezoekers een paard komen rijden danwel een locatie gebruiken als stalling voor paarden is sprake van een (neven)functie paardenhouderij.

Mits geen onevenredige verkeersaantrekkende werking, of in gebieden waar enig verkeer geen probleem vormt (zoals bijvoorbeeld in kernrandzones) hebben gemeenten over het algemeen weinig bezwaren tegen paardenbakken.


Paardenbakken bestaan over het algemeen uit een omheind stuk land, waarop meestal mul zand is aangebracht. Hier wordt met paarden gereden voor recreatief gebruik of als vrije tijdbesteding.

Vanuit landschappelijk oogpunt kunnen paarden in de wei bijdragen aan een positieve beleving van het landschap, zeker nu "de koe in de wei" steeds meer onder druk komt te staan.


In het vigerend bestemmingsplan buitengebied zijn paardenbakken niet met name genoemd. In voorliggend bestemmingsplan wordt de aanleg van paardenbakken bij particulieren expliciet uitgesloten. Bij agrarische bedrijven, alsook maneges en paardenhouderijen, kunnen onder voorwaarden wel paardenbakken worden aangelegd binnen de agrarische bouwkavel.