direct naar inhoud van 4.5 Doelstellingen per gebiedswaarde
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

4.5 Doelstellingen per gebiedswaarde

Binnen de verschillende gebiedsbestemmingen komen waarden voor die niet noodzakelijkerwijs via de gebiedsbestemming worden beschermd. Aangezien het beleid gericht is op behoud en ontwikkeling van deze specifieke waarden, zijn regels nodig om dit beleid te realiseren. Een voor de realisering van het ruimtelijk beleid belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan buitengebied is het aanlegvergunningstelsel. Waar het gaat om de bescherming van de aanwezige waarden betekent dit dat een omgevingsvergunning gevraagd wordt voor bepaalde werkzaamheden in bepaalde gebieden (gekoppeld aan dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen).

Het doel van dit stelsel is het voorkomen dat bepaalde specifieke waarden binnen gebieden als gevolg van bepaalde werken of werkzaamheden op onevenredige wijze worden geschaad. Dit speelt met name in die gebieden waar sprake is van verweving van functies, zoals in 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap'.


Het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden is verboden zonder een aanlegvergunning, welke wordt afgegeven door het college van Burgemeester en Wethouders nadat een afweging heeft plaatsgevonden m.b.t. de specifieke waarden.

Bouwregels voorkomen daarnaast voor deze (landschaps)elementen dat deze (onevenredig) kunnen worden aangetast.


Het is niet de bedoeling om in het systeem van de omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden regels op te nemen waar andere wet- en regelgeving als Flora- en faunawet, Keur, Boswet en Kapvergunning al in voorziet. In de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn regels nodig waarvoor een integrale ruimtelijke afweging noodzakelijk is.

4.5.1 Cultuurhistorie en archeologie

De archeologische gebieden en terreinen . 13 december 2010 heeft de gemeenteraad van Vaals de inventarisatie en verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Daarmee is tevens vastgesteld dat de kaarten en het rapport met de daarin opgenomen beleidsadviezen gebruikt worden, en geimpleteerd in de te actualiseren en te digitaliseren bestemmingsplannen binnen de gemeente.

Zolang de verankering in bestemmingsplannen nog niet heeft plaatsgevonden, zullen de rapportage en (kaart)bijlagen gebruikt worden als archeologisch toetsingskader voor omgevingsvergunning voor het bouwen, werken en werkzaamheden en slopen.


Momenteel worden diverse bestemmingsplannen geactualiseerd. Nu is de gemeente voornemens het archeologisch beleid te implementeren in een parapluplan. Dat wordt ook 'parapluplan' genoemd omdat onder de paraplu van een bestemmingsplan alles in één keer opgepakt wordt.
In dat bestemmingsplan wordt in één keer voor heel de gemeente het thema "Archeologie" van een passende bestemmingsregeling voorzien. Dubbelbestemmingen voor archeologische (verwachtsings)waarden worden in één bestemmingsplan opgenomen voor alle onderliggende bestemmingsplannen.

Dit heeft de volgende voordelen:

  • 1. Het aspect archeologie is in één keer overal goed geregeld wat belangrijk is voor het archeologische belang en daarbij helder is;
  • 2. De regeling is voor de hele gemeente overal hetzelfde wat de rechtszekerheid en -gelijkheid ten goede komt;
  • 3. Door de regeling in één plan op te nemen ontstaat het beste inzicht in de achtergronden en werking van de regeling: er is overzicht.


Voor elk bestemmingsplan geldt dat in de toelichting verslag moet worden gedaan van het effect van het plan op archeologie en wat dat voor de uitvoerbaarheid in houdt. Verder moet in elk plan gemeld worden dat dit archeologieplan er is. Daarbij moet ook een verwijzing worden opgenomen in de regels naar dit parapluplan. Zo wordt het bepaalde inzake archeologie mede van toepassing verklaard. Deze laatste relatie is gevraagd omwille van de leesbaarheid van elk afzonderlijk plan en om een juridische relatie te leggen. Deze verwijzing moet in elk volgend bestemmingsplan opgenomen worden in hoofdstuk 3 van de regels onder het artikel Overige regels. Daarbij moet in elk geval de naam van dit plan genoemd worden als ook de vaststellingsdatum en -nummer en het plan-ID.


Het Parapluplan is niet op tijd gereed voordat voorliggend bestemmingsplan buitengebied onherroepelijk zal zijn. Totdat het Parapluplan in werking zal treden dient het archeologisch beleid als afwegingskader.


Ook zijn de cultuurhistorische waarden beschermd. Alle panden of bouwwerken die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen zijn specifiek op kaart bestemd als Waarde - Cultuurhistorie . Er is een signaleringskaart aanwezig bij de gemeente Vaals waarop panden staan aangegeven die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. De panden die op deze lijst staan worden beoordeeld en na een selectie worden sommige panden aangewezen als gemeentelijk monument. Uitsluitende de echte panden met een monumentenstatus zijn aangegeven op de verbeelding. De monumenten worden beschermd door de monumentenwet, maar zijn desondanks opgenomen in het bestemmingsplan. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bebouwing in de omgeving van deze panden, om te voorkomen dat er indirect aantasting van de waarde plaatsvindt. Daarnaast, en dat is feitelijk niet van toegevoegde waarde voor gemeentelijke- en rijksmonumenten vanwege de wettelijke bescherming vanuit de Monumentenwet, is een omgevingsvergunning benodigd voor het slopen van het bouwwerk.


Graften en holle wegen zijn opgenomen als Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf. Bron hiervoor vormt de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.


In het plangebied ligt een viertal beschermde dorpsgezichten , namelijk Oud-Lemiers, Mamelis, Oud-Raren en Camerig-Cottessen. De beschermde dorpsgezichten zijn op basis van de monumentenwet aangewezen. Dit is gedaan om de cultuurhistorische waarden van de betrokken kernen te behouden. De bescherming heeft vooral betrekking op de situering van de bebouwing en op de historische structuren van wegen en waterlopen met de hierbij behorende begroeiing zoals bomen, heggen en hagen. Om het karakteristieke beeld van de gebieden te behouden, is het van groot belang dat zorgvuldig wordt omgegaan met de inpassing van nieuwe elementen, zoals bebouwing, verharding etc.

Aanvullend op de planregels van de onderliggende bestemmingen, wordt door middel van een dubbelbestemming " Waarde - Beschermd dorpsgezicht " de bescherming van het karakteristieke bebouwingspatroon is samenhang met de omgeving beoogd. Daarnaast dient naar de onderlinge samenhang en de landschappelijke waarden van de omgeving te worden gekeken.


Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • 1. De bestaande beeldbepalende panden zullen zoveel mogelijk in hun bestaande verschijningsvorm gehandhaafd dienen te blijven. Bij eventuele verbouw van de panden zal de materiaalkeuze en de architectuur aangepast dienen te worden aan de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kenmerken;
  • 2. Gestreefd wordt naar het zo veel mogelijk verwijderen van storende bebouwing (met name bijgebouwen zoals schuren);
  • 3. Nieuw, qua functie en verschijningsvorm niet in het totaalbeeld passende bebouwing, zal zoveel mogelijk geweerd worden;
  • 4. De bestaande open ruimten tussen de gebouwen zullen zoveel mogelijk gehandhaafd blijven;
  • 5. De landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing zal zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk hersteld worden.
4.5.2 Natuur en landschap

Op grond van project Herinrichting Mergelland-Oost zijn bestaande en nieuwe groene landschapselementen, anders dan holle wegen en graften, (zoals kleine bosschages, wegbeplanting, bomenrijen etc) aangeduid voorliggend bestemmingsplan, en wel als ' specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement'.

Nieuwe bossen zijn voorzien van een bestemming Natuur.

4.5.3 Bodem en water

Erosiestroken, zoals bekend bij het waterschap, zijn voorzien van een dubbelbestemming "Waarde - Erosieremmend element" . Dit betreft specifieke maatregelen om erosie te voorkomen. De Erosie Verordening Zuid-Limburg is een op zichzelf staand (en werkend) instrument en bepaalt in hoofdzaak welke gewassen mogen worden geteeld (afhankelijk van het hellingspercentage), en heeft derhalve geen rechtstreekse doorwerking in voorliggend bestemmingsplan.