direct naar inhoud van Artikel 11 Sport
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden, tennisbanen, golfbanen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden.

11.2 Bouwregels

Op de voor Sport aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt voor de gronden buiten het bouwvlak een maximaal bebouwingspercentage van 1%.
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. ondergronds bebouwing is niet toegestaan.

11.2.1 Bedrijfsgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen:

  • a. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen, tenzij op de verbeelding een andere maximale goothoogte staat weergegeven;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding een andere maximale goothoogte staat weergegeven;
  • c. de goothoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de afstand van de gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt aan de zijde van een weg ten minste 10 meter en voor het overige ten minste 3 meter.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte mag niet meer dan 20 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij de bestemming te passen.

11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    • 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    • 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  • b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 32.1 van toepassing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 11.1 , meer in het bijzonder:

  • a. horecadoeleinden, uitgezonderd de kantine, uitsluitend ten dienste van de sportbeoefening;
  • b. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de sportbeoefening;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  • e. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak met maximaal 10%, mits:

  • a. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • b. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • c. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • d. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • e. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
  • g. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.