direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De gemeente Roermond is voornemens het bestemmingsplan 'Herten' te actualiseren. In het bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. De vigerende bestemmingsplannen vormen het uitgangspunt. Het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert daarmee als beheersplan waarbij de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden worden doorgenomen.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de westkant van Roermond en ligt voor een groot deel aan de Maas. Ruimtelijk gezien kan het plangebied opgesplitst worden in twee gedeelten, Herten/Ool en Merum. Herten/Ool is gelegen aan de zuidwestkant van Roermond, grenzend aan het plangebied Roer en Hambeek. Een deel van Herten bestaat tevens nog uit de wijk Musschenberg. Merum ligt ten zuiden van Herten/Ool en is een dorp ten zuiden van Roermond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01_0006.png"

Figuur 1: Kaartfragment plangebied

In het plangebied gelden, tot het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan 'Oolder Veste': vastgesteld op 24 augustus 2000 en goedgekeurd op 27 maart 2001;
  • bestemmingsplan 'Merum Zuid': vastgesteld op 21 april 2005 en goedgekeurd op 25 oktober 2005;
  • bestemmingsplan 'Herten': vastgesteld op 8 februari 2007 en goedgekeurd op 17 juli 2007;
  • bestemmingsplan 'Maas en Maasplassen': vastgesteld op 28 juni 2007 en goedgekeurd op 22 januari 2008;
  • bestemmingsplan 'Zuidelijke Stadsrand': vastgesteld op 3 april 2008 en goedgekeurd op 2 september 2008;
  • bestemmingsplan 'Tramweg 15': vastgesteld op 7 juli 2011;
  • bestemmingsplan 'Gerbergaweg Schepersweg': vastgesteld op 20 oktober 2011;
  • bestemmingsplan '4 woningen Groeneweg, Herten': vastgesteld op 26 mei 2011;
  • bestemmingsplan 'Roermondsestraat 23-29 Herten': vastgesteld op 10 mei 2012.

Het nieuwe bestemmingsplan dient ter vervanging van de hierboven genoemde bestemmingsplannen. De in de loop van de jaren verleende vrijstellingen, ontheffingen, projectbesluiten en/of omgevingsvergunningen zijn eveneens in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ‘Herten’ bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden en gebouwen in het plangebied aangegeven. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting geeft een beleidsmatige afweging en verantwoording van de randvoorwaarden. De resultaten van inspraak en vooroverleg zullen te zijner tijd in de toelichting worden opgenomen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting op dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de gebiedsbeschrijving van het plan. Onder andere de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke en functionele structuur worden hier omschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het geldende beleidskader en de wijze waarop het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstelling op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende deelaspecten zoals onder andere milieu, externe veiligheid en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 wordt de feitelijke en juridische planopzet behandeld. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe de verschillende bestemmingen en regelingen in voorliggend plan zijn vastgelegd. Daarnaast wordt beschreven hoe de verbeelding en de regels zijn opgebouwd en welke bestemmingen in het plan voorkomen. Tot slot beschrijft hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

2.1.1 Inleiding

Het plangebied is aan de zuidwestzijde van de stad Roermond gelegen, pal aan de Maas. Het plangebied bestaat uit de kernen Herten, Ool, Merum, Molenveld, Musschenberg en Aan de Rijksweg. Het dorp Herten is de grootste kern en gelegen ten zuiden van de Roermondse wijken Roer en Hambeek. Het gehucht Ool is gelegen ten westen van Herten. Het dorp Merum en de kernen Aan de Rijksweg, Molenveld en Musschenberg liggen ten zuiden van Herten. De oude dorpskernen liggen hoger, op een terrasrand, en markeren de overgang naar het holocene Maasdal. In het westen wordt het plangebied begrensd door de Oolderplas.

2.1.2 Historische ontwikkeling

Kern Herten

Het dorp Herten wordt in de archieven voor het eerst in 968 genoemd. Deze vermelding in een oorkonde is zeer waarschijnlijk vals. Een betrouwbare datering is dat het dorp uit de 11e eeuw stamt. Herten is ontstaan uit een hof dat deel uitmaakte van het domein Meerssen, gelegen in Zuid-Limburg. In 1221 kwam het hof Herten in bezit van de Munsterabdij te Roermond. Verdere historische gegevens over Herten ontbreken of zijn niet goed ontsloten. Op historisch kaartmateriaal uit de negentiende eeuw blijkt dat de plaats in die periode een klein dorp was. Het geloof is waarschijnlijk in Herten gebracht vanuit het door St. Willibrord gestichte klooster in Susteren.

Herten wordt gekenmerkt door lintbebouwing. De kern bevat als gevolg van de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog slechts een beperkt aantal panden van voor 1850 die met name gelegen zijn in de straten: Dorpsstraat, Julianaplein en het eerste deel van de Schoolstraat en de Groene Kruisstraat. deze straten zijn van belang als onderdeel van de historische infrastructuur. Eveneens is de Roermondsestraat, voortgezet in de Roerderweg, een historische verbindingsweg. Het hart van Herten wordt door de heuvel gevormd waarop de kerk is gelegen. De huidige kerk is gebouwd op de resten van de 11e eeuwse voorganger die in de Tweede Wereldoorlog verloren is gegaan. De bebouwing in Herten wordt gekenmerkt door de afwezigheid van hoge gebouwen, het voormalige zusterklooster aan de Hoogstraat uitgezonderd. De ligging nabij de Maas is voor Herten altijd van grote betekenis geweest. Zo is jachthaven de Rosslag ontstaan als gevolg van de grindwinning.

Kern Ool

Het gehucht Ool wordt in de archieven pas in 1464 genoemd. De naam Ool verwijst naar een laaggelegen terrein in de directe nabijheid van water. De Maas werd in 1342 bij Ool verlegd waardoor deze korter bij Roermond kwam te liggen. Oorspronkelijk splitste de Maas zich bij Ool in twee takken. Door die ingrepen heeft de Maas ter hoogte van Ool stukken land weggeslagen. Door de latere grindwinning is het dorp Ool op een schiereiland komen te liggen. Ool wordt gekenmerkt door zijn lintbebouwing langs de Maasstraat en de Broekstraat. Pas in 1910 vestigden de eerste boeren zich in het gebied aan de Broekveeweg. De bebouwing in Ool wordt gekenmerkt door zijn langwerpige vorm en ligging van de panden schuin op de weg. De bebouwing wordt voorts gekenmerkt door panden die bestaan uit begane grond met verdieping. Van cultuurhistorisch belang is hier de historische wegenstructuur die zich kenmerkt door de in een U-vorm gelegen Maasstraat en Broekstraat. Ook de Groeneweg, hoewel amper bebouwd, is van historische betekenis. De om het dorp gelegen groenvoorzieningen, de om Ool gelegen dijken en langs de Marsstraat, zijn van historische betekenis. Tussen Ool en Herten is een groen gebied gelegen. De Maas is van oudsher van belang voor de nederzetting, niet in de laatste plaats voor de grindwinning.

Kernen Merum, Aan de Rijksweg, Molenveld en Musschenberg

Merum is evenals de kern Herten op een terrasrand gelegen. Deze terrasrand maakt deel uit van een landschap dat tijdens het Weichselien (116.000 - 11.500 voor Christus) is ontstaan tussen St. Odiliënberg en Merum als gevolg van een sterk meanderende Roer en gekenmerkt wordt door hoge oeverwallen en (verlaten) meanders. Merum wordt in de 11e eeuw reeds vermeld. De toevoeging -um wijst op een mogelijk oudere oorsprong als variant van -heim, die terug herleid kan worden naar de Vroege Middeleeuwen.

In Merum is als gevolg van verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog niet veel oude bebouwing meer aanwezig. Het voornaamste gebouw is het negentiende eeuwse landgoed 'de Oude Borgh'. Na de oorlog werden ambitieuze plannen gesmeed om Merum uit te breiden ten behoeve van het huisvesten van werknemers die bij het bedrijf Solvay, ten zuiden van Merum gelegen, emplooi vonden. In de jaren zeventig is het suburbanisatiebeleid van het Rijk afgeremd en daarmee ook de groei van Herten. In oostelijke richting werd de buurt Molenveld gebouwd. In het afgelopen decennium is de wijk Musschenberg gerealiseerd. Daardoor is een groot stedelijk gebied ontstaan.

Een deel van de Merumerbroekweg, Hoofdstraat, Marktstraat, Oude Borgstraat, Bergstraat en een deel van de Gerbergaweg maken deel uit van de historische wegenstructuur. De Maas is voor de historie van de kern Merum van belang geweest.

2.1.3 Ruimtelijke structuur

Herten ligt aan de westkant van Roermond in de nabijheid van de Maas. Herten is nu door bebouwing omringd, maar is nog wel herkenbaar als oude structuur.

De ruimtelijke structuur van Herten wordt bepaald door de van oudsher aanwezige kernen van Ool, Herten, Merum en het buurtschap Aan de Rijksweg. Inmiddels zijn al deze kernen vrijwel geheel aan elkaar gegroeid door de uitbreidingsplannen van afgelopen jaren. De wijken Musschenberg en Molenveld alsmede de grote uitbreidingswijk Oolderveste hebben ervoor gezorgd dat Herten qua bebouwing aanzienlijk is toegenomen.

De wijk Oolderveste die overigens geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan is gelegen tussen de U-vormige bebouwsstructuur die de kernen Herten en Merum vormen. Ool is door zijn ingesloten ligging aan het water en de nog aanwezige landbouwgronden nog enigszins sollitair gelegen ten opzichte van de overige bebouwing van Herten.

In de kernen is nog duidelijk de oude lintstructuur herkenbaar die meteen het kleinschalige karakter van het dorp weergeven. In de nieuwbouwwijken die door de jaren heen zijn toegevoegd is duidelijk een meer planmatige opzet herkenbaar. De kern van het dorp Herten ligt hoger dan het omringende landschap. De kerk ligt op het hoogste punt, de begraafplaats aan de voet van de kerk ligt een stuk lager. Herten kent nog een oude dorpskern met de kerk en het oude gemeentehuis centraal. Merum kent met name aan de Hoofdstraat eveneens een structuur die van oudsher aanwezig is en het centrum van het dorp aanduidde.

Tussen de kernen Merum en Herten is een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd, met name door de komst van de nieuwbouwwijk Oolderveste is de ontsluitingsstructuur van Herten gewijzigd. De weg sluit meteen aan op de rijksweg en is daarmee naast de ontsluiting via het bedrijventerrein Merum Zuid de hoofdentree naar Herten geworden. Vanwege de aanleg van de nieuwbouwwijken Musschenberg, Molenveld en Merum Zuid is een hoogspanningsleiding onder de grond verlegd, hierdoor is bovengronds een groenestructuur ontstaan. In deze groenstructuur zijn de langzaamverkeerroutes richting Roermond gelegen.

2.2 Functionele structuur

Herten is samengesteld uit een aantal dorpen, buurtschappen en wijken. Naast de kern Herten zelf zijn de volgende delen aan te wijzen: Ool, Merum, Aan de Rijksweg, Merumzuid/Wolfsberg, Musschenberg en Molenveld.

Herten

De oude dorpskern heeft van oudsher een aanbod van diverse functies. Naast het wonen bevinden zich hier winkels, scholen, horeca, kantoren en sportvoorzieningen. Hoewel de voorzieningen hun zwaartepunt iets meer verlegd hebben van de Schoolstraat en Julianaplein naar de nieuwbouw aan de Putkamp is in Herten duidelijk de centrumfunctie aanwezig. Met de komst van de nieuwbouwwijk Oolderveste heeft deze centrumfunctie nog meer waarde gekregen.

Musschenberg

Ter uitbreiding van Herten is richting de bebouwing van Roermond de woonwijk Musschenberg gerealiseerd. In Musschenberg is een basisschool gelegen maar kenmerkt zich verder als woongebied. De wijk wordt doorsneden door de langzaamverkeerroute richting Roermond. Langs deze route zijn een aantal appartementengebouwen gesitueerd, verder bestaat de wijk uit grondgebonden woningen.

Ool

Ool kenmerkt zich door lintbebouwing en heeft nog enigszins een gemengd aanbod aan functies. Hoewel Ool voornamelijk een woonfunctie heeft zijn er nog enkele voorzieningen als horeca, recreatie, detailhandel en wat bedrijvigheid. Daarnaast is er nog een aanzienlijk deel voor landbouw. Landbouwgronden en een groene buffer scheiden Ool van de overige delen van Herten.

Merum

Net als in de kern Herten is hier duidelijk nog een van oudsher aanwezig gemengd gebied waarneembaar. Rond de Hoofdstraat liggen diverse functies zoals horeca, detailhandel en bedrijvigheid. Het overgrote deel van Merum is echter ingericht als woongebied. Met de bouw van de wijk Oolderveste zijn de daar gelegen sportvelden verplaatst naar de zuidelijke bebouwingsrand van Merum. Deze vormen nu een buffer naar het nog zuidelijker gelegen bedrijventerrein van Merum Zuid. Dit maakt overigens geen deel uit van dit bestemmingsplan.

Molenveld

Tussen de kern Merum en het buurtschap Aan de Rijksweg is de wijk Molenveld gerealiseerd. Ook deze wijk wordt net als Musschenberg doorsneden door een groenstructuur waarbinnen de langzaamverkeerroutes richting Roermond liggen. Tussen de wijk Molenveld en de oostelijker gelegen wijk Musschenberg bevindt zich een begraafplaats. De wijk Molenveld bestaat geheel uit grondgebonden woningen, naast wonen zijn hier dan ook geen andere functies.

Merum Zuid / Wolfsberg

Direct ten oosten van de sportvelden is de nieuwbouwlocatie Merum Zuid/ Wolfsberg gelegen. Het betreft hier een bouwplan van een 86-tal grondgebonden woningen. Deze woningbouw is nog niet volledig afgerond.

2.3 Ontwikkelingen in plangebied

Verspreid binnen het plangebied zijn rechtstreeks nog enkele woningbouwmogelijkheden aanwezig voor de bouw van enkele woningen. Daarnaast is er in Merum-Zuid / de Wolfsberg op grotere schaal nog woningbouw mogelijk. Voor de locaties waar rechtstreeks bouwmogelijkheden bestaan is een aparte bestemming opgenomen ('Wonen -1' en 'Wonen - 2'). Daarnaast zijn er verspreid over het plangebied nog enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit is in de regels bij de bestemmingen als zodanig opgenomen.

Voor de bouwplannen aan de Groenezijweg en Hoofdstraat (braakliggend terrein naast nr. 34) is vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het realiseren van 5 respectievelijk 3 woningen. Deze twee locaties zijn gelegen binnen de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming is het toevoegen van nieuwe woningen niet toegestaan. De verleende vrijstellingen vallen onder het overgangsrecht waardoor de woningen gerealiseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Europees- en Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 12 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: structuurvisie) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creeëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen.

De structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de structuurvisie worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen luiden kort samengevat als volgt:

Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren bereikbaarheid: Slim investeren, Innoveren en Instandhouden

  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke en cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan worden binnen het plangebied geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor het plangebied geldt dat sprake is van een lokale ontwikkeling waarbij geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het plan voldoet daarmee aan het rijksbeleid zoals dit is vastgelegd in de structuurvisie.

Voor voorliggend bestemmingsplan is uit het Barro de bepalingen omtrent de grote rivieren van kracht. De ligging van het plangebied in het rivierbed van de Maas leidt er toe dat de regels uit het Barro hun doorwerking hebben gevonden in de bij dit bestemmingsplan behorende regels. Er zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor het stroomvoerend en waterbergend rivierbed, waardoor voldaan wordt aan het Barro en duidelijk is dat in het geval van nieuwe activiteiten rekening gehouden moet worden met (regels betreffende) het rivierbed. Ook is een gebiedsaanduiding opgenomen vanwege de vrijwaringszone voor vaarwegen die voor een klein deel van het plangebied geldt vanwege de ligging aan de Maas.

3.1.2 Nationaal Waterplan

Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden opgenomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

3.1.3 Waterwet en waterbesluit

Op 22 december 2009 is de Waterwet van kracht geworden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. De Waterwet schept een kader voor de noodzakelijke modernisering van het Nederlandse waterbeheer voor de komende decennia. Door het samenvoegen van meerdere vergunningen nemen de bureaucratie en de regeldruk voor burgers en bedrijven af. De Waterwet sluit goed aan op de Wro, waardoor de relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid wordt versterkt. Met één integrale wet is ook het uitvoeren van Europese waterrichtlijnen eenvoudiger geworden. Dat geldt ondermeer voor de Kaderrichlijn Water die uitgaat van internationale stroomgebieden en watersystemen (rivieren, meren en delta's), de richtlijn over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's en de Kaderrichtlijne mariene strategie. De Waterwet voegt acht bestaande waterwetten samen: de Wet op de waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkering, Wet beheer rijkswaterstaatswerken (de 'natte' delen daarvan) en de Waterstaatswet 1900 (het 'natte' gedeelte daarvan). Daarnaast is vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet.

Paragraaf 6 van Hoofdstuk 6 van het Waterbesluit regelt de handeling die in Rijkswateren mogen plaatsvinden. Bepaalde handelingen mogen niet worden uitgevoerd zonder een vergunning van de Minister zoals bedoeld in artikel 6.5 Waterwet. Het afwegingskader voor de afgifte van een dergelijke vergunning wordt gevormd door de Beleidsregels grote rivieren.

Een deel van het plangebied maakt deel uit van het gebied dat is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van het waterstaatswerk (gele gebieden in onderstaande afbeelding). In dit gebied is geen vergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Als gevolg van de ligging direct aan de Maas kan in dit gebied wel hoogwater optreden. Bij schade als gevolg hiervan kan geen schadevergoeding worden verhaald op het Rijk. Voor enkele gebieden in het plangebied geldt het waterbergend regime en voor een klein gebied het stroomvoerend. Om de belangen van deze gebieden goed te borgen zijn hiervoor toegesneden dubbelbestemmingen in de regels opgenomen. De blauwe en groene gebieden in onderstaande afbeelding geven de begrenzing van het rivierbed aan. De blauwe gebieden zijn het stroomvoerend deel van het rivierbed, hier is het stroomvoerend regime. De groene gebieden zijn het waterbergend deel van het rivierbed waar het waterbergend regime van toepassing is. Voor beide regimes is een afzonderlijke dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van deze gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01_0007.jpg"

Figuur 2: Ligging plangebied in relatie tot waterregimes

3.1.4 Beleidsregels grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren bestaat uit twee onderdelen: een beleidsbrief en de beleidsregels. De Beleidsregels grote rivieren (hierna:de Beleidsregels) bieden een kader voor de beslissing omtrent de toelaatbaarheid vanuit rivierkundig opzicht bezien die nodig is voor het verkrijgen van een vergunning op grond van de Waterwet/Waterbesluit.

Van belang bij de Beleidslijn grote rivieren is het onderscheid in stroomvoerend en waterbergend rivierbed. In het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is wordt onder meer toestemming gegeven voor riviergebonden activiteiten voor de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken, de realisatie van natuur, de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden en de winning van oppervlaktedelfstoffen. In het bergend regime wordt toestemming gegeven voor activiteiten indien er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft, er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit en de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen als gevolg van de activiteit zo gering mogelijk is. Daarnaast moeten resterende waterstandeffecten of de afname van bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij financiering en realisering gezekerd zijn.

Wanneer onderhavig plan wordt afgezet tegen de Beleidsregels grote rivieren kan worden geconcludeerd dat dit plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt in de gebieden die vallen onder het regime van de Beleidsregels grote rivieren.

3.1.5 AMvB Ruimte

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundamenten
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Het onderwerp 'Grote rivieren' heeft betrekking op onderhavig plangebied. Het Barro stelt daarbij algemene eisen aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed met als doel te voorkomen dat omgevingsvergunningen worden verleend voor een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van werkzaamheden die in het kader van het Waterbesluit niet of slechts onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Dit kan zijn omdat ze een bedreiging vormen voor de waterafvoer of omdat zij de vergroting van de afvoercapaciteit feitelijk kunnen belemmeren.

De Beleidsregels grote rivieren en het Barro maken onderscheid tussen:

  • riviergebonden activiteiten (ja, mits)
  • niet-riviergebonden activiteiten (nee, tenzij)

Voor voorgenomen (bouw)activiteiten in de zogeheten bergende en stroomvoerende delen van het rivierbed stelt het Barro aan bestemmingsplannen enkele aanvullende eisen. Zo moeten resterende, blijvende effecten op de waterstand en afname van de bergingscapaciteit worden gecompenseerd. Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor eventuele toekomstige maatregelen ter verruiming van de rivier worden belemmerd. Daarnaast zijn voor het stroomvoerend en waterbergend regime specifieke dubbelbestemmingen opgenomen.

3.1.6 Vogel- en Habitatrichtlijn

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het POL2006 uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of beschermd Natuurmonument) zijn vergunningplichtig. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats door de uitwerking van het provinciaal beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied 'Roerdal', daarnaast zijn nog op geruime afstand de Natura 2000-gebieden Swalmdal en Meinweg gelegen. De kwaliteit van leefgebieden van beschermde soorten in Natura 2000-gebieden mag niet verslechteren. Verder mogen geen storende factoren in of buiten de gebieden optreden die significante negatieve gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Door dit bestemmingsplan treedt er geen verandering voor de genoemde Natura 2000-gebieden op aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006

Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld. Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan, het provinciaal verkeer- en vervoersplan op hoofdlijnen, een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Sinds 1 juli 2008 is het POL2006 een structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Het POL is in 2008, 2009, 2010 en 2011 geactualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01_0008.png"

Figuur 3: Uitsnede Provinciaal Omgevingsplan Limburg

In het POL2006 is Limburg verdeeld in negen ontwikkelingsperspectieven, met elk hun eigen doelstellingen, weergegeven op een perspectievenkaart. In bovenstaande afbeelding is het plangebied globaal geprojecteerd op de perspectievenkaart. Het plangebied valt grotendeels binnen het perspectief Stedelijke bebouwing (P9). Een klein deel van het plangebied valt in het perspectief Stedelijke ontwikkelingszone (P8), Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2) en Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3). De doelstellingen voor deze perspectieven worden hieronder beschreven.

Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2)

Het perspectief Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2) vormt samen met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de ecologische structuur in Nederland. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zijn richtgevend voor ontwikkelingen in de POG. Ook van belang zijn het in stand houden van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw. Belangrijk zijn het behoud en bewerkstelligen van de juiste basiscondities voor de beoogde verbetering van natuur en watersystemen, mede met het oog op het waarborgen van een gegarandeerde en veilige drinkwatervoorziening. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd. Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Binnen het POG wordt tevens zorggedragen voor het vasthouden en bergen van water in beekdalen, waterconservering ten behoeve van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden en het voorkomen van erosie op steilere hellingen.

Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3)

Het perspectief Ruimte voor veerkrachtige watersystemen (P3) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voor zover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Lokaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor. Met name langs waterplassen, maar ook verspreid over het gebied P3 zijn veel toeristisch voorzieningen aanwezig. De ontwikkeling van deze functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie, en gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing en “compensatie” van verloren gaande omgevingskwaliteiten. De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueelruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt. Deze verwevenheid van functies maakt dat binnen deze gebieden niet altijd de hoogste kwaliteitseisen ten aanzien van bodem en water aan de orde (kunnen) zijn.

Stedelijke ontwikkelingszone (P8)

Het perspectief Stedelijke ontwikkelingszone (P8) omvat landbouwgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom iedere stadsregio. Deze zones bieden allereerst plaats aan mensgerichte natuur zoals stadsparken, multifunctioneel bos, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Deze functies zijn belangrijk voor het welzijn van de bewoners en vangen een deel van de stedelijke recreatiedruk op. Deze gebieden kunnen ook ruimte bieden aan stadsuitbreiding in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden. Dergelijke uitbreidingen zijn pas aan de orde als onderbouwd kan worden dat herstructurering van het bestaande gebied, inbreiding of revitalisering geen oplossing kan bieden (het principe van de SER-ladder). Als er nieuwe rode ontwikkelingen in stedelijke ontwikkelingszones nodig zijn, dan dienen deze bij voorkeur aansluitend aan de bestaande stedelijke bebouwing gerealiseerd te worden.

Stedelijke bebouwing (P9)

De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering en ecologisch water. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke mennging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid van centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).

3.2.2 Provinciale woonvisie

De provinciale woonvisie vormt een nadere uitwerking van het beleid in het POL en een operationeel kader. In afstemming met de belangrijkste regionale actoren worden op basis hiervan overeenkomsten gesloten in de vorm van afsprakenkaders, inclusief regionale programma’s gericht op de woningvoorraadontwikkeling voor een periode van 4 (-10) jaar. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben de provinciale woonvisie 2010-2015 op 1 februari 2011 vastgesteld. Doel van de provinciale woonvisie is om samen met alle partners in de regio's te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio's.

De provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte woningmarkt noodzakelijk is en bijdraagt aan 'goed leven in Limburg'. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt (en uiteindelijk leefomgeving) te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn.

Om de doelstelling op de langere termijn te realiseren wordt op de kortere termijn gestreefd naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. De provincie constateert dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als kwalitatieve opgave.

Kwalitatieve opgave

De regio Midden-Limburg Oost, waaronder Roermond, wil inzetten op versterking van de centrumgemeente Roermond en de leefbaarheid van de kernen op het platteland. Er wordt maximaal ingezet op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende bevolkingssamenstelling in de regio.

Anticiperend op de afnemende bevolkingsomvang en wijzigende samenstelling van huishoudens, is het van belang te zorgen voor een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. De kwaliteit van de woningvoorraad wordt steeds belangrijker. Herstructureringsmaatregelen (zoals sloop, verkoop en renovatie) zijn nodig om kwalitatieve mismatch tussen bestaande voorraad en behoefte te herstellen. De behoefte aan 'wonen met zorg' neemt toe. Zelfstandig wonen met zorg op afroep heeft de voorkeur. Levensloopbestendig bouwen vergroot de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.

Kwantitatieve opgave

De regio heeft ten aanzien van de kwantitatieve opgave afwijkend van de prognoses en de daarbij behorende kwaliteitsslag een onderbouwde ambitie ten aanzien van wonen. De provincie wil op basis van de provinciale woonvisie en de bestuurlijk vastgestelde regionale woonvisies per regio jaarlijks prestatieafspraken maken. Deze prestatieafspraken zullen jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld op grond van jaarlijkse prognoses van de bevolkingsontwikkeling en jaarlijkse monitoring van de diverse aspecten van de woningvoorraad.

3.2.3 Conclusie

In dit bestemmingsplan worden de bestaande rechten en plichten opnieuw vastgelegd. Binnen het plan is daarom geen ruimte voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen en wijzigingen in gebruik. Kwaliteitsverbetering van bestaande woningen is mogelijk door kleinschalige wijzigingen. Het plan biedt zodoende de mogelijkheid om bij te dragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat waarbij kan worden ingesprongen op de veranderingen in de woningbehoefte. Voor de huidige beschikbare (bedrijfs)locaties kunnen kwaliteitsverbetering en veranderingsbehoeften doorgevoerd worden zodat geïnvesteerd kan blijven worden in een duurzaam en kwalitatief vestigingsklimaat. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie

De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.

Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantiatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitiatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zogenaamde huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoses) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken met betrekking tot de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek.

Op basis van de regionale woonvisie en provinciale woonvisie zullen provincie en gemeenten afspraken maken.

3.3.2 Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 en Keur

Het Waterschap Roer en Overmaas, onder wiens zorg het plangebied valt, heeft de zorg voor het watersysteem in het algemeen. De zorg omvat de waterkwaliteit en de veiligheid in het kader van waterkwantiteit en waterkeringszorg. Het Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010 - 2015 (vastgesteld op 29 september 2009) bevat de concrete beleidsvoornemens van het Waterschap voor de periode 2010 - 2015 en is richtgevend voor het te voeren beleid en beheer. Het plan biedt verder een globale doorkijk naar de periode na 2015. Het Waterbeheersplan is als juridische planvorm geregeld in de Waterwet en wordt verder uitgewerkt in de Waterverordening Limburg van de provincie Limburg.

In het plangebied is de primaire watergang Slenk gelegen met aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter, gemeten vanuit de insteek van de watergang. Daarnaast is een waterkering in het plangebied gelegen met daarvoor opgenomen een beschermingszone van 10 meter. De watergang en waterkering (inclusief de beschermingszone) zijn planologisch geregeld in onderhavig bestemmingsplan door het opnemen van een dubbelbestemming "Waterstaat". Er moet tevens voldaan worden aan de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Strategische visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in de gezamenlijke ontwikkeling van het toeristisch recreatief potentieel van de Maasplassen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren, bereikbaarheid en (duurzaam) toerisme en recreatie in de stad zelf en in de directe omgeving.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving en de ontwikkeling van de Maasoevers tot een hoogwaardige woon- en verblijfsomgeving.
  • Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de aandachtsgebieden die in de Strategische visie zijn uitgewerkt (onder andere een hoogwaardige woon- en leefomgeving in diverse leeftijden).

3.4.2 Structuurvisie Roermond (2001)

De structuurvisie Roermond bevat een 'streefbeeld 2030', waarin Roermond neergezet wordt als een dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijke beleid van de gemeente. De beleidsdoelstellingen richten zich op kwaliteitsverbeteringen van de ruimtelijke structuur, te bereiken door middel van herstructurering, inbreiding en optimale benutting van de beschikbare ruimte. De ligging aan de Maas is van groot belang voor hoogwaardig wonen en recreëren aan en op het water. In de structuurvisie staat opgenomen dat Herten/Merum/Ool geschikt is voor uitbreiding ouderenhuisvesting en versterking van de centrumfunctie van Herten. Daarnaast is opgenomen dat het gebied ten zuiden van Merum afgerond wordt met woonbebouwing in lage dichtheden en aanpassing van sportvoorzieningen.

De woonbebouwing ten zuiden van Merum is reeds gedeeltelijk gerealiseerd en de sportvoorzieningen zijn aangepast. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met de structuurvisie.

3.4.3 Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

De Provincie Limburg heeft beleid ontwikkeld voor het buitengebied en aanvullend voor een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied, dat als uitgangspunt heeft dat bebouwingsontwikkelingen leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsimpuls. De provincie stelt dat 'rode ontwikkelingen' buiten de vastgestelde contouren slechts mogelijk zijn indien de locatie zich daar planologisch voor leent én indien dit gepaard gaat met een compensatie van de 'aantasting' en kwaliteitsverbetering van het buitengebied en aanvullend een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied. Deze compensatie kan bestaan uit een compensatie in natura of een financiële bijdrage.

Dit beleid is vastgelegd in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM is op 12 januari 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en is een uitwerking van de POL herziening 'Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering'. Het provinciale beleid is door de gemeente nader uitgewerkt in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond die op 16 februari 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Het LKM stelt een kwaliteitsbijdrage bij rode ontwikkelingen buiten de contour voor alle POL-perspectieven verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor de POL-perspectieven P2 (Provinciale ontwikkelingszone groen' en P3 (Ruimte voor veerkrachtige watersystemen) het LKM verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor het perspectief P8 (Stedelijke ontwikkelingszone) het LKM verplicht voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding alsmede voor glastuinbouw en nieuwe landgoederen.

Het bestemmingsplan is een conserverend plan en maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven met een agrarische bestemming gelegen. Bij bepaalde activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is vereist of gebruik gemaakt kan worden van een wijzigingsbevoegdheid zal aan de eisen uit de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage voldaan moeten worden.

3.4.4 Nota integraal horecabeleid (2007)

De Nota integraal horecabeleid beschrijft het horecabeleid van de gemeente Roermond. Het doel van dit beleid is het versterken van toerisme in het kerngebied, een goed evenwicht creëren tussen bedrijvigheid en leefbaar wonen, goede serviceverlening richting ondernemers en streven naar een economisch gezonde en dynamische horecabedrijfstak. In het horecabeleid is aandacht voor de wijze van bestemmen van horecavoorzieningen in nieuwe bestemmingsplannen. In woonwijken worden enkel bestaande horecavoorzieningen positief bestemd zodat uitbreidingsmogelijkheden in de meeste gevallen afwezig zijn. In dit bestemmingsplan zijn de bestaande horecafuncties positief bestemd. Daarnaast is het toevoegen van nieuwe horecagelegenheden binnen het plangebied niet mogelijk gemaakt. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke horecabeleid.

3.4.5 Groenstructuurplan

Het Groenstructuurplan van de gemeente Roermond legt op hoofdlijnen beleid vast dat dient te zorgen voor bescherming, ontwikkeling en uitbreiding van groene waarden. Het geeft een lange termijn visie op de wijze waarop groenvoorzieningen in samenhang met andere ruimtelijke functies vorm gegeven dienen te worden. Het groenstructuurplan richt zich daarbij onder andere op de volgende onderdelen:

  • kaartbeelden van de diverse wijken met nadere beschrijving van de groene waarden in die wijken. Per wijk zijn de beschrijvingen voorzien van een korte analyse en relevante aanbevelingen gericht op handhaving, verbetering, uitbouw of omvorming;
  • nadere benoeming of beschrijving van de groene waarden die ‘Mooi Roermond’ bepalen.

Groen leent zich bij uitstek om in samenhang met de gebouwde omgeving in de stad of bij kenmerkende situaties in het landelijke gebied, identiteit te verlenen aan een plek. Omvang en soortenkeuze spelen hierbij een belangrijke rol. Het groen neemt daarbij wisselende vormen aan. Groen langs wegen heeft een andere vorm en functie dan het groen rond een speelplek of in een plantenbak in het centrumgebied. Een andere belangrijke functie van het groen is de verbindende waarde of de mogelijkheid om structuren aan te brengen. Groen kan de samenhang van ruimtelijke onderdelen of functies bevorderen en daarmee zorgen voor structuur binnen de opeenvolging van groene waarden in het stedelijk gebied of in het omringende buitengebied.

Het plangebied is rijk bedeeld met Groene Waarden, vaak van een zeer goede kwaliteit. In Ool is het van belang om de open ruimte tussen en achter de bebouwing te vrijwaren van verdere stedelijke verdichting. In het plangebied is ook het groenelement de Groene Slenk gelegen, het betreft een ondiepe kom die Oolder Veste omgeeft en een natuurlijke groene scheiding vormt met de andere kernen die in het plangebied zijn gelegen. De Slenk loopt bij zware regenval gedeeltelijk onder water en fungeert als buffer.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de aanwezige groene waarden in het plangebied doen verslechteren. Bovendien kan binnen het bestemmingsplan de kwaliteit van de bestaande groene waarden wel worden verbeterd doordat groen is medebestemd in diverse bestemmingen. Het bestemmingsplan past verder binnen de aanbevelingen van het Groenstructuurplan.

3.4.6 Nota bodembeheer

Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.

De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijk bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn.

De Nota bodembeheer geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging. De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij er een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.

De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit, de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw en natuur). In paragraaf 4.1.1 wordt nader ingegaan op het aspect bodem. Aangezien het voorliggende plan een beheersplan betreft en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden meegenomen bestaat er vanuit de Nota bodembeheer geen beletsel.

3.4.7 Nota Parkeernormen 2013

De Nota Parkeernormen 2013 is op 20 augustus 2013 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota staat op zichzelf, maar maakt ook deel uit van de strategische kaders zoals weergegeven in de Parkeervisie Roermond en het Parkeerbeleidsplan 2013-2020.

Voldoende ruimte en een goede bereikbaarheid zijn belangrijke factoren voor bewoners en bedrijven om zich in Roermond te vestigen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen (inbreiding, uitbreiding en functieverandering) wordt door middel van een vaste systematiek met parkeernormering invulling gegeven aan de parkeervraag. De locatie en het type woning of bedrijvigheid bepalen de parkeernorm en het wel of niet realiseren van parkeergelegenheid op eigen terrein.

Roermond wil de vraag naar parkeergelegenheid faciliteren, maar wel op zodanige wijze dat de kwaliteit van de openbare ruimte blijft behouden. Centraal hierbij staat dat de veroorzaker van de parkeervraag verantwoordelijk wordt gesteld voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen bij nieuw- en verbouw. Uitgangspunt is een duurzame inrichting van de openbare ruimte, waarbij het streven is om initiatiefnemers ‘parkeren op eigen terrein’ te laten realiseren. Indien dit niet mogelijk is, wordt gekeken naar andere parkeermogelijkheden.

De gemeente stelt een actuele parkeernormensystematiek waarin parkeren bij in-, uitbreiding en functieverandering duidelijk is vastgelegd, gekoppeld aan de regelgeving van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De huidige parkeernormen worden getoetst aan de nieuwste parkeerkencijfers. Uitgangspunt is om binnen de bandbreedtes van de nieuwste parkeerkencijfers van CROW te zoeken naar de best passende parkeernorm voor Roermond. Mogelijkheden om bij nieuwe functies bezoekers op te nemen in de bestaande parkeervoorzieningen moeten worden onderzocht.

De parkeerbehoefte is afhankelijk van de locatie van de voorziening en van het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoersbewijzen is er een onderscheid gemaakt naar stedelijkheid en de zone waarin de voorziening gelegen is. In Roermond worden drie zones onderscheiden:

  • Centrum;
  • Schil;
  • Rest van de bebouwde kom en buitengebied.

Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'rest bibeko en bubeko'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.

3.4.8 Nota Archeologie

In de nota archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen aangeduid als 'archeologisch waardevol gebied' en 'historische kern'. Daarnaast is een klein deel van het plangebied gelegen binnen 'overige gebieden'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan archeologisch onderzoek. In de nota archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de nota opgenomen onderzoekthema's van belang.

Dit bestemmingsplan is een beheersplan waardoor geen archeologisch onderzoek nodig is. Binnen het plangebied zullen in beginsel geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden behoudens de rechtstreeks nieuwbouwmogelijkheden van woningen (Merum-Zuid en enkele solitaire locaties). Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd via dubbelbestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01_0009.png"

Figuur 4: Uitsnede nota archeologie

3.4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het beleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buileidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buileidingen weergegeven.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groeprisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van het opstellen van de Visie externe veiligheid Roermond zijn risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.

In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.

3.4.10 Mobiliteitsplan 2020

Op 26 augustus 2009 heeft de raad het Mobiliteitsplan 2020 vastgesteld. Het plan is een actualisering van de nota Verkeer en Vervoer. De verschillende ontwikkelingsambities van de gemeente brengen extra verkeersbewegingen met zich mee. Om deze ambities te kunnen verwezenlijken is een verkeerssysteem noodzakelijk dat is afgestemd op deze ambities. Met behulp van het geactualiseerde verkeersrekenmodel zijn de verwachte verkeersknelpunten zichtbaar gemaakt. De verwachte knelpunten en de geformuleerde doelstellingen zijn vertaald in concrete maatregelen en projecten. Het realiseren van de doelstellingen kan via meerdere wegen, daarom is een aantal varianten opgesteld. Deze vormen een voorwaarde om de vastgestelde streefbeelden te bereiken. Ongeacht de uiteindelijke variantkeuze moeten deze worden uitgevoerd. Samenvattend houden deze basismaatregelen het volgende in:

  • belangrijke locaties moeten beter per voet te bereiken zijn;
  • door middel van stimuleringsmaatregelen moet het fietsgebruik toenemen;
  • het openbaar vervoer dient verbetert te worden;
  • onderzocht moet worden of met behulp van stedelijke distributie het vrachtverkeer kan worden geclusterd waardoor het totaal aantal verkeersbeweging afneemt.
  • met behulp van dynamische verkeermanagement maatregelen en het optimaliseren van bewegwijzering dient de doorstroming van het autoverkeer te worden verbeterd.

Aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd met daarin de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden worden met dit bestemmingsplan geen extra ontwikkelingen mogelijk gemaakt die extra verkeersbewegingen met zich meebrengen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om binnen de bestemmingen te voldoen aan de meeste in het mobiliteitsplan gestelde basismaatregelen.

3.4.11 Beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie'

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 27 juni 2006 de beleidsregel ‘Aan huis gebonden beroepen en kleine economie’ vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde ‘kleine economie’ beschouwd kunnen worden.

Aan huis gebonden beroepen

De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.

Kleine economie

Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:

  • er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
  • detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
  • activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.

3.4.12 Planologische regeling evenementen

Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. Het betreft dan onder meer gronden met de bestemming ‘verkeersdoeleinden’ en ‘groenvoorziening’. De regeling ‘Evenementen’ is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Voor het plangebied zijn de bodemkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd in de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond. Het bestemmingsplan omvat vrijwel geheel het deelgebied 'Overige woonbebouwing Roermond', zoals omschreven in de Nota bodembeheer. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en niet in directe bestemmingswijzigingen is voorzien, worden geen bodemkwaliteitseisen gesteld.

Bekende bodeminformatie

De afgelopen eeuwen hebben diverse menselijke handelingen geleid tot een beïnvloeding van de bodemkwaliteit. Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoekgegevens bekend, waaruit blijkt dat er sprake is van overwegend niet- tot licht verontreinigde grond. Een klein aantal locaties is gesaneerd met toepassing van de Wet bodembescherming. Het is mogelijk dat voor enkele locaties sprake is van een restverontreiniging na sanering, waarvoor zorgmaatregelen / gebruiksbeperkingen gelden. Deze locaties zijn als zodanig bekend bij het kadaster. Bij ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden.

Nieuwe ontwikkelingen

In de Nota bodembeheer is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen minimaal een vooronderzoek conform NEN5725 moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten uit dit onderzoek dient vervolgens wel of geen verolgonderzoek plaats te vinden. Een (voor)onderzoek is in principe niet nodig bij:

  • kleine bouwwerken zoals trafohuisjes en antennemasten;
  • geringe veranderingen in gebruik, waarbij er geen risico's zijn bij het beoogde gebruik.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen (zoals functiewijzigingen die niet rechtstreeks binnen de bestemming zijn toegelaten) geldt de onderzoekssystematiek zoals gedefinieerd in de Nota bodembeheer van de gemeente Roermond en/of regels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en niet in nieuwe directe bestemmingswijzigingen is voorzien, worden geen bodemkwaliteitseisen gesteld.

4.1.2 Geluid

Geluid in relatie tot wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald door de randvoorwaarden welke in art. 74 van de Wet geluidhinder worden gesteld.

Indien er in de toekomst een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting (Lden) t.g.v. de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan verlenen. Het college mag een hogere grenswaarde verlenen van maximaal 63 dB bij gemeentelijke- en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen. Het college en de raad geeft hiermee de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

In het bestemmingsplan 'Herten' heeft alleen de Mussenberg een maximaal toelaatbare snelheid van 50 km/uur en daarmee een geluidszone waarin geluidgevoelige bestemmingen liggen. De Maastrichterweg, de Offerkamp en de A73 liggen niet in het bestemmingsplan Herten. Deze wegen hebben echter een zone die ook binnen het bestemmingsplan 'Herten' valt.

Railverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van verscheidene door het Besluit geluidhinder aangewezen spoorwegtrajecten een zone aanwezig. De breedte van de zone is ook per spoorwegtraject aangegeven in het Besluit geluidhinder.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Is dit het geval dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, kan verlenen. Hiermee geeft het college van B&W de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

Het spoorwegtraject Roermond - Echt, trajectnummer 830, heeft een zone met een breedte van 600 meter. Daarmee valt de zone over een gedeelte van het bestemmingsplan 'Herten'.

Industrielawaai

Conform art. 40 van de Wet geluidhinder ligt er rond een gezoneerd industrieterrein een zone waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein de 50 dB(A) niet overschrijdt. Als er geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en verpleeghuizen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden door gedeputeerde staten een ontheffing van 55 dB(A) verleend.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) wordt overschreden. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan verlenen. Hiermee geeft het college van B&W de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

Ten zuiden van het bestemmingsplan Herten ligt het gezoneerde industrieterrein Solvay. De zone rond industrieterrein Solvay valt over een gedeelte van het bestemmingsplan 'Herten'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000235-VG01_0010.png"

Figuur 5: Uitsnede gezoneerd industrieterrein Solvay

Geluid in relatie met de Wet milieubeheer

In de directe omgeving van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen kunnen zich bedrijven bevinden die onder de Wet milieubeheer vallen. De bedrijven moeten voldoen aan de in hun vergunning dan wel in het activiteitenbesluit gestelde geluidsvoorschriften. Wil een bedrijf zich in de buurt van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen vestigen dan zal via een melding en eventueel een akoestisch onderzoek aangegeven moeten worden dat het bedrijf aan de gestelde geluidsnormen kan voldoen.

Het kan zijn dat als gevolg van het projecteren van nieuwbouwwoningen in de buurt van een bestaand bedrijf de bedrijfsvoering moet worden aangepast of dat er geluidreducerende maatregelen getroffen moeten worden. Daarom dient er, indien er in de directe omgeving van bedrijven geluidsgevoelige bestemmingen geprojecteerd worden, onderzocht te worden of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen dan wel bedrijven mogelijk. De bestaande rechten blijven gehandhaafd.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het besluit NIBM

Het besluit NIBM legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM (artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM);
  • op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

In het besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de regeling NIBM een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is.

In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is naast de toets Wet milieubeheer ook een toets noodzakelijk om vast te stellen dat binnen het plangebied een goed woon- en leefklimaat te verwachten is. Hiervoor moet de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied nader worden bekeken. Op basis van de officiële rekentool van het NSL, dat deel uitmaakt van de Wet luchtkwaliteit en waarin alle te
verwachten luchtkwaliteitknelpunten zijn opgenomen, blijkt dat er in het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zijn. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan. In het plan zijn nog enkele rechtstreekse bouwtitels en wijzigingsbevoegdheden. Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid dan zal het aspect luchtkwaliteit nader onderbouwd moeten worden om aan te tonen dat aan de wettelijke eisen inzake luchtkwaliteit worden voldaan.

4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid

Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidszonering op grond van de
Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit.
Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke
ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar
door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen
tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl
bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en
woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor
    woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is naast een omschrijving van de bedrijfstypen aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid varieert de aan te houden grootste afstand. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd.Dit betekent dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Staat van bedrijfsactiteiten aangegeven 'grootste afstand', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'.

In het plangebied bevindt zich enige bedrijvigheid aan de Rijksweg / Maastrichterweg gelegen en verspreid over het plangebied diverse maatschappelijke voorzieningen, enkele agrarische bedrijven en bedrijfsbestemming. In Ool zijn onder andere enkele horecavoorzieningen aanwezig. In het centumgebied van Herten zijn enkele gebieden aangeduid als gemengd gebied waarbij diverse functies onderling uitwisselbaar zijn. De rest van het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Verder is er in het plangebied tussen de bestaande woningen een aantal panden met aan huisgebonden beroepen aanwezig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is. Deze aan huis gebonden beroepen passen binnen de woonomgeving en zijn als zodanig ook onder een woonbestemming gebracht. Alle afwijkende functies zijn als zodanig bestemd. Waar in de het plangebied sprake is van bedrijfsfuncties in de nabijheid van woonfuncties, is sprake van een historisch gegroeide situatie. De bestaande situatie en bestaande rechten uit de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn gerespecteerd en in dit bestemmingsplan vastgelegd.

4.2 Externe veiligheid

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens is afgewogen of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan. Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van gegevens uit de Risicokaart, de Visie externe veiligheid Roermond en de EV-signaleringskaart van de gemeente Roermond.

Bevi-inrichtingen en andere risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied vindt op het adres Hoofdstraat 4 opslag plaats van maximaal 1000 kg consumentenvuurwerk. In bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden tot kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten opgenomen. Op grond van artikel 4.2 van het Vuurwerkbesluit moet het bevoegde gezag de veiligheidsafstanden opnemen in het bestemmingsplan en in acht nemen bij wijzigingen van een bestemmingsplan (ook bij een omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan, art. 2.1, lid 1, onder c Wabo). Voor een inrichting waar minder dan 10.000 kg c consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn geldt een veiligheidsafstand van minimaal 8 meter in voorwaartse richting vanaf de (buffer)bewaarplaats tot een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. Die afstand mag kleiner zijn, indien tussen de (buffer)bewaarplaats en dat object een scheidingsconstructie aanwezig is die minimaal 60 minuten brandwerend is, niet is voorzien van openingen, deuren of ramen en (bij verticale constructies) is gemaakt van metselwerk, beton of cellenbeton. Dit geldt niet voor het zogenaamde vrijwaringsgebied. Dit is het gebied ter breedte van de (buffer)bewaarplaats in voorwaartse richting van de deur van de (buffer)bewaarplaats. Hier moet altijd een afstand van 8 meter worden aangehouden.

Buisleidingen

Op de grens van het plangebied is de hogedruk aardgastransportleiding (Z-509-05-KR-009) gelegen. De PR 10-6-contour ligt op de gasleiding. Het invloedsgebied (75 meter aan weerszijden van de leiding) van voornoemde gasleiding overlapt gedeeltelijk het plangebied. De belemmeringenstrook (5 meter aan weerszijden) van de leiding ligt ook deels binnen het plangebied. In de regels zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot handelingen binnen deze belemmeringenstrook. Binnen de strook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Binnen het plangebied is geen transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg gelegen. Op circa 250 meter van het plangebied ligt de A73. Deze weg is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) van de A73 bedraagt ter plaatse van het plangebied 0 meter, deze contour overlapt het plangebied niet.

Het invloedsgebied van de A73, 1500 meter aan weerszijden van de weg, strekt zich uit tot over het plangebied. Uit eerdere uitgevoerde externe veiligheidsonderzoeken in de omgeving van het plangebied is gebleken dat het groepsrisico binnen het plangebied als gevolg van de aanwezigheid van de A73 niet hoger zal zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde. Over de overige wegen in de omgeving, met uitzondering van de Schepersweg, van het plangebied vindt slechts (zeer) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De Schepersweg maakt tot aan Transportbedrijf Van der Lee onderdeel uit van een door de gemeenteraad vastgestelde transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De vervoersintensiteiten van gevaarlijke stoffen over de overige wegen, inclusief de Schepersweg, blijven ruim onder de "vuistregels externe risico's transport gevaarlijke stoffen" die zijn opgenomen in de concept Handleiding Risicoanalyse Transport een uitgave van Rijkswaterstaat (Ministerie Infrastructuur en Milieu, d.d. 1 november 2011). In voornoemde handleiding is aangegeven dat wegen binnen de bebouwde kom (maximale snelheid 50 km/uur) geen PR 10-6-contour hebben. Uit de vuistregels kan worden afgeleid dat het groepsrisico ten gevolge van de overige wegen, inclusief de Schepersweg, lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Binnen het plangebied zijn geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorweg aanwezig. Het dichtstbijgelegen spoorbaanvak Roermond-Sittard, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd ligt op circa 200 meter van het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) van dit spoorbaanvak strekt zich niet uit tot over het plangebied. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van voornoemd spoorbaanvak.

Transport gevaarlijke stoffen over het water

Op circa 850 meter van het plangebied ligt het Lateraalkanaal. Over dit kanaal vindt middels schepen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen. Over het riviergedeelte van de Maas dat grenst aan het plangebied vindt in geringe mate vervoer plaats van gevaarlijke stoffen per schip. Het Lateraalkanaal en de Maas maken onderdeel uit van de Maasroute. In het (definitief ontwerp) Basisnet Water wordt de Maasroute als een zwarte route aangeduid (een belangrijke binnenvaartweg). Het plasbrandaandachtsgebied reikt tot 25 meter over de oever. Een plasbrand kan zich voordoen bij een ongeval met brandbare vloeistoffen.

In het kader van het Basisnet Water is voor de Maasroute geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) berekend. Dit geldt zowel voor de positie gemeten ten opzichte van het midden van de Maasroute, als gemeten ten opzichte van de oever. Het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over het Lateraalkanaal bedraagt 500 meter (afgeleid uit gebruiksprotocol RBM). Het plangebied ligt derhalve buiten dit invloedsgebied. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het riviergedeelte van de Maas direct grenzend aan het plangebied.

Saneringssituaties

Op basis van de vigerende regelgeving zijn er geen saneringssituaties met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied aanwezig.

Het groepsrisico

Aangezien er binnen de invloedsgebieden van de genoemde risicovolle activiteiten geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland zal er een geen of slechts een (zeer) beperkte toename plaatsvinden van de omvang van het groepsrisico.

Verantwoording

Gezien het feit dat er met vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk worden gemaakt is nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en / of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen niet aan de orde. De personendichtheid zal vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan niet significant veranderen. Om deze reden is afgezien van het uitvoeren van berekeningen voor de bepaling van het groepsrisico. De berekeningen leveren bovendien geen bijdrage aan de verbetering van de veiligheid van de bestaande situatie. Het plangebied is in zijn algemeenheid goed te ontvluchten. Daarnaast zijn er vluchtroutes om van de risicobronnen af te vluchten. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig.

Bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, worden binnen dit bestemmingsplan uitgesloten. In de regels is een regeling opgenomen vanwege de aanwezige vuurwerkopslag aan de Hoofdstraat 4 waarmee gewaarborgd is dat de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit in acht genomen dienen te worden. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.

Conclusie

Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, zijn er op basis van de vigerende regelgeving op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt binnen het bestemmingsplan niet overschreden. Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van een aantal risicovolle activiteiten. Vanwege de ligging binnen voornoemde invloedsgebieden zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig. Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.

Om de veiligheid binnen het plangebied te verhogen is het aan te bevelen om nieuwe gebouwen waarin mensen verblijven uit te voeren met een afsluitbare ventilatie en dienen de vluchtmogelijkheden zoveel mogelijk van Transportbedrijf van der Lee, Solvay Chemie, LPG-tankstation De Wolfskuil, de A73 en de spoorlijn Roermond-Sittard afgesitueerd te worden. In de planregels is daarvoor een mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen inzake de afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen en worden bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, uitgesloten. Het groepsrisico wordt in voldoende mate verantwoord geacht.

4.3 Waterhuishouding

De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het plangebied voorkomen.

Oppervlaktewater

In het plangebied zijn geen primaire wateren gelegen. Het plangebied grenst wel aan de Oolderplas en aan jachthaven 'De Rosslag' die in open verbinding staan met de Maas. Ten behoeve hiervan zijn de noodzakelijke, beschermende regelingen in de planregels opgenomen. Volgens de kaart 'Blauwe Waarden' van het POL2006 is een deel van het plangebied gelegen binnen het gebied 'Veerkrachtige watersystemen Maas', 'EHS en POG' en 'Hydrologisch gevoelige natuurgebieden'.

Hemel- en afvalwater

Het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) is in december 2008 door de raad vastgesteld. Doelen uit het GRP zijn:

  • doel 1: zorgen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • doel 2: zorgen voor inzameling (voor zover niet door de particulier) en verwerking van hemelwater;
  • doel 3: zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.

De opvang en afvoer van regenwater in dit bestemmingsplan blijft in beginsel ongewijzigd, aangezien het bestemmingsplan een beheersmatige karakter heeft waar in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Het "schone" regenwater afkomstig van Oolder Veste wordt niet afgevoerd via de riolering maar wordt via het oppervlak afgevoerd naar de openbare weg. Vervolgens wordt dit water via goten en kolken in de weg naar de greppels en graften van Oolder Veste geloodst. Die lozen op hun beurt op de groene Slenk die door onderhavig plangebied loopt en in verbinding staat met de Maas. In deze groene Slenk zijn laagten aangebracht om de overtollige neerslag uit Oolder Veste op te vangen. De bassins in deze Slenk hebben ook de functie om tijdens extreme Maaswaterstanden kwelwater af te voeren naar de Maas bij de uitstroomvoorziening bij de Maasstraat.

Beleidsregel grote rivieren 

Het plangebied is zowel gelegen binnen de begrenzing van het waterbergend als stroomvoerend rivierbed van de Maas. Vanwege deze gedeeltelijke ligging binnen het rivierbed is de beleidsregel grote rivieren van toepassing (zie verder ook paragraaf 3.1.3 en 3.1.4).

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Vanwege het ontbreken van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft ook geen watertoets uitgevoerd te worden. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg aan het waterschap Roer en Overmaas voorgelegd. In paragraaf 6.2.2 wordt nader ingegaan op de uitkomsten van het vooroverleg.

4.4 Archeologie en Cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Het plangebied wordt op basis van de beleidskaarten behorende bij de Nota Archeologie 2011 gekenmerkt door een overwegende hoge verwachting. Binnen de oude historische kernen Herten, Ool en Merum is deze verwachting nog hoger en wordt deze in beleid vertaalt door de waardering 'historische kern'. Verder is het plangebied grotendeels gelegen in de waardering 'archeologisch waardevol gebied' en een klein deel in 'overige gebieden'. Dit is in paragraaf 3.4.7 reeds uitgewerkt. De gebieden met de waardering 'archeologisch waardevol gebied' worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De gebieden met de waardering 'historische kern' worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische kern'.

De archeologische verwachting concentreert zich binnen het plangebied op alle archeologische perioden. Op basis van de gemeentelijke Nota Archeologie 2011 zijn voor Roermond vijf onderzoekthema's vastgesteld. In dit plangebied zijn alle vijf thema's aan de orde, te weten:

  • 1. de oudste bewoning en het ontstaan van de verschillende kernen;
  • 2. rivieren in Roermond als verbindingsweg voor uitwisseling (van handel en kennis);
  • 3. infrastructuur, handel en defensie;
  • 4. locale productie, kunst en nijverheid;
  • 5. cultusplaatsen en religie.

Een zeer belangrijk gebied voor archeologie, buiten de oude kernen Herten, Merum en Ool, vormt de buurt Musschenberg. Uit uitgevoerd onderzoek blijkt dat de Musschenberg resten uit vrijwel alle archeologische perioden herbergt. De buurt is daardoor als Siedlungskammer op te bevatten en altijd in gebruik geweest door de mens.

4.4.2 Cultuurhistorie en monumenten

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische kwaliteiten zoveel mogelijk te handhaven en te versterken. Instrumenten hiervoor vormen de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumenten- en archeologieverordening 2011. Toetsing van de cultuurhistorische waarden vindt plaats aan de hand van de cultuurhistorische waardenkaarten.

Beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten

Berschermde rijks- of gemeentelijke monumenten zijn objecten met een dermate hoge historische waarde of schoonheid dat naar behoud daarvan gestreefd moet worden, ongeacht de cultuurhistorische waarde van hun directe omgeving. Bij het streven naar behoud zullen wel de eisen van het gebruik van het object meegewogen worden. Het bezit van een nuttige en liefst ook rendabele functie, passend bij het monument, is een belangrijk doel. In het plangebied zijn zowel Rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten gelegen. In paragraaf 2.1.2 is al verder aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van het plangebied.

4.5 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een hondertal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moeten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn dan kan de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet geïntegreerd worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving. Binnen het plangebied vinden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaats waardoor in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontheffing / vergunning op grond van de Flora- en faunawet nodig is. Daarnaast zijn in het plangebied enkele monumentale bomen aanwezig.

4.6 Verkeer, infrastructuur en nutsvoorzieningen

In het bestemmingsplan zijn parkeernormen opgenomen conform de vastgestelde Parkeernota Roermond. Uitgangspunt van deze parkeernormen is dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zal dit ook niet tot veranderingen leiden van de verkeersafwikkeling en/of het wegbeheer.

De belangrijkste ontsluitingsweg van Herten is de weg Musschenberg - Veestraat - Oolderweg. Deze weg is ten behoeve van de in ontwikkeling zijnde wijk Oolderveste aangelegd en sluit direct aan op de Rijksweg die ten zuiden van het plangebied loopt. Daarnaast is er een tweede belangrijke ontsluiting via de Schepersweg. Hier is eveneens meteen de aansluiting op de Rijksweg en de A73. Via de Hoofdstraat en de Merummerkerkweg komt deze weg ook weer uit in de kern van Herten.

Door de groenzone die is ontstaan door het onder de grond leggen van een hoofdenergieleiding is voor langzaamverkeer een verbinding richting Roermond ontstaan.

De rioolwatertransportleiding 73.45 Herten - Rioolgemaal Herten grenst aan het plangebied. In het plangebied zelf is de leiding niet gelegen, enkel de beschermingszone. De leiding betreft een HPE vrijvervalriool met een inwendige diameter van ø 500 mm. Voor deze leiding geldt een beschermingszone van 2 x 2,5 meter aan weerszijde van de leiding, gemeten vanuit hart leiding. Eveneens buiten het plangebied is het rioolgemaal Herten gelegen. Het gemaal heeft een geurcontour van 30 meter (gemeten rondom de pompput van het rioolgemaal) waarbinnen geen nieuwe geurgevoelige bestemmingen mogen worden toegevoegd. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat binnen deze geurcontour nieuwe geurgevoelige bestemmingen worden toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het 'Handboek bestemmingsplannen' van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd 'beheersplan' aangezien onderhavig plan de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2012 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:

  • Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);
  • Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);
  • Praktijkrichtlijn Bestemmingsplan (PRBP)

Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.

5.2 Juridische planopzet

5.2.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Herten' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

5.2.2 Verbeelding

Tot het plan behoort een analoge en digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.

De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKR ondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit twee deelkaarten. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

5.2.3 Planregels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.

5.2.4 Wijze van bestemmen

De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Bij enkele bestemmingen is wel gebruik gemaakt van een specifiekere bestemming met bijvoorbeeld functieaanduidingen. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Nadere eisen
  • 4. Afwijken van de bouwregels
  • 5. Specifieke gebruiksregels
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan de in het plangebied gelegen agrarische bedrijven en bijbehorende gronden (omgeving Merumerbroekweg, Groeneweg en Oude Roermondseweg). Binnen deze bestemming is agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Er is een woning toegestaan met bedrijfsgebouwen en bijbehorende voorzieningen. Daarnaast is nog specifiek de aanduidingen 'detailhandel' opgenomen. In het voorheen geldende bestemmingsplan was regulier wonen (als gevolg van een aanduiding) en een bedrijfswoning toegestaan. Aangezien geen nieuwbouw mogelijk was betekende dit dat ook in die situatie slechts 1 woning was toegestaan. In het huidige bestemmingsplan is derhalve geen onderscheid meer gemaakt tussen een bedrijfswoning en burgerwoning. Tevens zijn de gronden bestemd voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen, extensief recreatief medegebruik en ondergeschikte detailhandel (maximaal 100 m2 in ter plaatse geproduceerde of bewerkte agrarische producten).

Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van de agrarische bedrijvigheid. De gebouwen moeten daarbij in het bouwvlak worden ingericht zoals dat op de verbeelding is opgenomen. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is maximaal 10 meter, de goothoogte maximaal 6 meter. Er is 1 bedrijfswoning toegestaan met uitzondering van het bouwvlak waar de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het niet toegestaan om een bedrijfswoning op te richten. Op de locaties waar wel een bedrijfswoning is toegestaan bedraagt de inhoud maximaal 800 m3.

Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning medewerking te verlenen aan het mogelijk maken van kleinschalig kamperen, het realiseren van maximaal 5 recreatiewoningen, niet-agrarische nevenactiviteiten en voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte. Afhankelijk van de gewenste activiteit zal aan specifieke voorwaarden voldaan moeten worden.

Ook zijn twee wijzigingsbevoegdheden waarbij het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om medewerking te verlenen. Het betreft enerzijds een vormverandering van het bouwvlak en anderzijds voor het vergroten van het bouwvlak. Bij beide wijzigingsbevoegdheden zal aan verschillende voorwaarden voldaan moeten worden.

Artikel 4 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan twee solitaire bedrijfslocaties gelegen (Tramweg 6/6a en Maasstraat 24). Binnen deze bestemming is bedrijvigheid in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarnaast zijn nog specifiek de aanduidingen 'detailhandel' en 'wonen' opgenomen.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde bedrijvigheid. Op de verbeelding is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning verleend worden waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is toegekend aan de nutsvoorzieningen ten behoeve van de winning, behandeling en opslag van grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Dit gebied is gelegen aan de Watertorenweg / Roermondsestraat en is ook wel bekend als 'Puttenveld'. Naast deze nutsvoorzieningen zijn tevens nog verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Tevens is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 50%, de maximale bouwhoogte van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven. Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde is eveneens een regeling opgenomen. De putschachten ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening bedraagt ten hoogste 1 meter. Verder is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter, erfscheidingen van maximaal 2 meter en vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen van maximaal 5 meter.

Artikel 6 Bedrijf - Watersportbedrijf

De bestemming 'Bedrijf - Watersportbedrijf' is toegekend aan het watersportbedrijf dat aan de Hertenerweg 2 is gevestigd. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een watersportbedrijf in de vorm van aan- en verkoop van pleziervaartuigen en andere watersportartikelen toegestaan, de opslag en reparatie van pleziervaartuigen, 6 appartementen, twee bedrijfswoningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Er geldt een maximaal bebouwingspercentage van ten hoogste 40% per bouwperceel. Bedrijfsgebouwen hebben een goothoogte van ten hoogste 6 meter. Voor bedrijfswoningen moeten aan bepaalde regels voldoen ten aanzien va de maximale goothoogte en inhoud van de woning. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook toegestaan mits aan bepaalde regels wordt voldaan. Voorts zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor bepaalde functies die niet zijn toegestaan, namelijk horeca, detailhandel en groothandel uitgezonderd handel verband houdend met de toegestane bedrijfsactiviteiten en transport- en/of garagebedrijven.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en evenementen.

Artikel 7 Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de oude kernen van Herten en Merum waar vanuit het verleden diverse centrumfuncties aanwezig waren. Binnen deze bestemming is de functie wonen toegestaan. Daarnaast zijn op de begane grond de functies detailhandel, dienstverlenening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen. Nieuwbouw en/of toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan, alleen herbouw. Verder zijn regels opgenomen ten aanzien van onder andere de goot- en bouwhoogte, uitbreidingsmogelijkheden en bebouwingspercentage. Bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn ook toegestaan mits aan bepaalde bouwregels wordt voldaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 8 Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd - 2' is toegekend aan een kleine cluster van bedrijvigheid die aan Maastrichterweg / Rijksweg gesitueerd is. Binnen deze bestemming is de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 toegestaan die vermeld staan in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels. Ook zijn binnen deze bestemming de functie kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen. Nieuwbouw is niet toegestaan, alleen herbouw. Verder zijn regels opgenomen ten aanzien van onder andere de goot- en bouwhoogte, uitbreidingsmogelijkheden en bebouwingspercentage. Bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn ook toegestaan mits aan bepaalde bouwregels wordt voldaan.

Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning verleend worden waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 9 Gemengd - 3

De bestemming 'Gemengd - 3' is toegekend aan het perceel Groeneweg 2b. Binnen deze bestemming is de functie detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en horeca in de categorie 2 toegestaan. Tevens zijn bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 toegestaan van activiteiten die vermeld staan in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels.

Er is bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van gebouwen. Nieuwbouw is niet toegestaan, alleen herbouw. Verder zijn regels opgenomen ten aanzien van onder andere de goot- en bouwhoogte, uitbreidingsmogelijkheden en bebouwingspercentage. Bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn ook toegestaan mits aan bepaalde bouwregels wordt voldaan.

Voor bedrijfsactiviteiten die niet staan opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn, kan (onder bepaalde voorwaarden) een omgevingsvergunning verleend worden waardoor deze bedrijfsactiviteiten alsnog worden toegestaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 10 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de grootschalige (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. Binnen deze bestemming zijn openbare groenvoorzieningen, groenvoorzieningen met een ecologische functie of potentie daartoe en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 3 meter. Tevens zijn de ondergeschikte functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, speelvoorzienigen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden en kleinschalige evenementen toegestaan.

Artikel 11 Groen - Landgoed

De bestemming 'Groen - Landgoed' is toegekend aan de monumentale panden aan de Oudeborgstraat 12 en 14 te Herten. Binnen deze bestemming zijn de functies wonen en kantoren toegestaan. Daarnaast wordt gestreefd naar het behoud en herstel van de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Nieuwbouw is niet toegestaan behoudens herbouw. Het bestaand bebouwd oppervlakte van het hoofdgebouw mag binnen het bestaande bouwvlak met maximaal 15% worden vergroot ten opzichte van het ontwerpplan. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Verder mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde van bepaalde afmetingen worden opgericht. Met een omgevingsvergunning mogen onder bepaalde voorwaarden erfafscheidingen op de perceelsgrens van hoekpercelen worden opgericht.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de ondergeschikte functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.

Artikel 12 Horeca

De bestemming 'Horeca' is toegekend aan enkele solitaire horecavestigingen die in het plangebied aanwezig zijn. Binnen deze bestemming is overal horeca in categorie 2 en wonen rechtstreeks toegestaan. Daarnaast is voor de Broekstraat 39 (de Oolderhofjes) een aanduiding opgenomen waardoor horeca in de categorie 4 is toegestaan. Voorts is nog een functieaanduiding 'gemengd' opgenomen voor de locatie van de Oolderhof aan de Groeneweg 2. Binnen deze laatsgenoemde aanduiding is detailhandel, verblijfsrecreatieve- en waterrecreatieve voorzieningen en één woning toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Nieuwbouw en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan behoudens herbouw. Onder bepaalde voorwaarden zijn er uitbreidingsmogelijkheden voor het vergroten van het bestaand bebouwd oppervlak met maximaal 25%. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80%. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Verder is een regeling opgenomen voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 13 Maatschappelijk - 1

De bestemming 'Maatschappelijk - 1' is toegekend aan de verschillende maatschappelijke voorzieningen die binnen het plangebied zijn gelegen waaronder de aanwezige basisscholen en kerken. Daarnaast zijn enkele specifieke aanduidingen opgenomen voor een bedraafplaats, wonen en een sportcentrum.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Nieuwbouw is niet toegestaan, alleen herbouw. Verder zijn regels opgenomen ten aanzien van onder andere de goot- en bouwhoogte, uitbreidingsmogelijkheden en bebouwingspercentage. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn ook toegestaan mits aan bepaalde bouwregels wordt voldaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 14 Maatschappelijk - 2

De bestemming 'Maatschappelijk - 2' is toegekend aan de locatie langs Gerbergaweg 6 wat onder meer gelegen was in het bestemmingsplan 'Gerbergaweg - Schepersweg'. De bestemming zoals opgenomen in laatst genoemd bestemmingsplan is in zijn geheel overgenomen. Op grond van de bestemming is het mogelijk om ter plekke een kinderopvang te realiseren zijnde een kinderdagverblijf en/of een buitenschoolse opvang met bijbehorende voorzieningen. Er is nog een aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn enkel parkeervoorzieningen toegestaan. Andere activiteiten ten behoeve van de kinderopvang zijn niet toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd waarbij de voorgevel in de naar de wegzijde gekeerde grens van het bouwvlak wordt gerealiseerd. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 60%, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter en op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Verder is een regeling opgenomen voor het bouwen van bijgebouwe en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 15 Sport

De bestemming 'Sport' is toegekend aan de verschillende sportvelden die in het plangebied gesitueerd zijn zoals de voetbalvelden en de tennisbaan maar ook de schutterij. Binnen deze bestemming is het uitoefenen van sportactiviteiten met daarbij behorende voorzieningen zoals sportterreinen, kantines en kleedlokalen. Ondergeschikt is horeca toegestaan in de aanwezige sportkantines echter uitsluitend indien deze verband houden met de ter plaatse aanwezige sportactiviteiten.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Alle gebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Het is mogelijk om het bestaand bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw met maximaal 25% uit te breiden. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte weergegeven. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan voor het vergroten van het bouwvlak met maximaal 20% en het verhogen van de maximale toegestane goothoogte met 20%. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 meter. Voor het plaatsen van vlaggen- en lichtmasten, ballen- en kogelvangers en hiermee vergelijkbare bouwwerken geldt een afwijkende hoogte van maximaal 18 meter. Uitoefening van zelfstandige detailhandel of horeca, niet zijnde de exploitatie van een kantine, is niet toegestaan.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies wegen en paden, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, evenementen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 16 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de verschillende (hoofd)ontsluitingswegen zoals die in het plangebied aanwezig zijn. Binnen deze bestemming zijn wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden toegestaan. Er is een bebouwingssregeling opgenomen waarbij het alleen is toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren met een maximale hoogte van 10 meter. Het bouwen van andere gebouwen is niet toegestaan. Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen.

Artikel 17 Wonen - 1

De bestemming 'Wonen - 1' is toegekend aan verschillende solitaire locaties verspreid over het plangebied waar nog bouwtitels aanwezig zijn voor het realiseren van één of meerdere woningen met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven alsmede aan huis verbonden beroepen. De hoofdgebouwen moeten binnen het aanwezige bouwvlak worden gebouwd. Verder staat op de verbeelding onder andere opgenomen hoeveel woningen op een locatie gerealiseerd mogen worden en wat de maximale goot- en/of bouwhoogte mag zijn. Verder moet een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens worden aangehouden en geldt er een bebouwingspercentage. Tevens is een regeling opgenomen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Met een omgevingsvergunning kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Voorts kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor de uitoefening van bedrijven vallende onder de kleine economie en voor het verlenen van mantelzorg.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kleinschalige evenementen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 18 Wonen - 2

De bestemming 'Wonen - 2' is toegekend aan de woningbouwontwikkeling in Merum Zuid / Wolfsberg gelegen nabij de sportvelden. Binnen deze bestemming zijn woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven alsmede aan huis verbonden beroepen toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden opgericht. De bouwvlakken zijn op de verbeelding opgenomen waarbij rekening is gehouden met de hinderafstanden (50 meter) vanwege de directe nabijheid van de sportvelden. Per bouwperceel mag niet meer dan één hoofdgebouw worden opgericht. De toegestane woningtypen betreffen enkel vrijstaande, halfvrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen. Op de verbeelding staat het minimale en het maximale aantal woningen opgenomen waarbij de voorgevels van de woningen in de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' gebouwd moeten worden. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 11 meter, de goothoogte bedraagt maximaal 7 meter. Voorts dient een afstand van 3 meter van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden te worden met uitzondering van de bouwpercelen die grenzen aan de bestemming 'Groen' waarbij een afstand van ten minste 2 meter aangehouden dient te worden. Ook geldt er een bebouwingspercentage, dit is afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel. Er is tevens een regeling opgenomen voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het oprichten hiervan is toegestaan buiten het bouwvlak.

Met een omgevingsvergunning kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen en voor het bouwen voor het bouwvlak en bijbehorende gevellijn. Ook kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor de uitoefening van bedrijven vallende onder de kleine economie en voor het verlenen van mantelzorg.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kleinschalige evenementen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 19 Woongebied

De bestemming 'Woongebied' is toegekend aan de bestaande woongebieden die in het gehele plangebied zijn gesitueerd. Binnen deze bestemmingen zijn woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven alsmede aan huis verbonden beroepen toegestaan. Verder zijn er verspreid over het plangebied nog enkele afwijkende functies in het plangebied gelegen te weten aanduidingen voor detailhandel, kapsalon, atelier, dierenkliniek en dienstverlening.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan. Uitbreiding van het bestaand bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw is toegestaan met niet meer dan 20% van het bebouwd oppervlak zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Verder zijn er regels opgenomen over de afstand tot de perceelsgrens, situering van de voorgevel, hoogten en bebouwingspercentage. Er is tevens een regeling opgenomen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Met een omgevingsvergunning kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen. Ook kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken voor de uitoefening van bedrijven vallende onder de kleine economie en voor het verlenen van mantelzorg.

In het plangebied zijn verspreid nog enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het realiseren solitaire woningbouw. Deze wijzigingsbevoegdheden vloeien voort uit de vigerende bestemmingsplannen. Ook is aan de Rijksweg nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het oprichten van een bedrijfsgebouw. Om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegden zal aan verschillende voorwaarden voldaan moeten worden en zullen diverse onderzoeken uitgevoerd moeten worden (onder andere bodem, geluid, externe veiligheid en archeologie).

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kleinschalige evenementen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Garageboxen zijn uitsluitend toegestaan waar deze ten tijde van het ontwerpplan reeds aanwezig zijn.

Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn daar opgenomen waar, naast de basisbestemming die in dit plan is toegekend, rekening gehouden moet worden met andere belangen. Het gaat veelal om bepalingen van leidingbeheerders en ter bescherming van specifieke waarden in het plangebied.

Artikel 20 Leiding - Gas

Aan het plangebied grens een aardgastransportleiding met daarbij een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. De belemmerende strook van de leiding is op een aantal plaatsen wel binnen het plangebied gelegen waardoor een dubbelbestemming is opgenomen. De gronden met de dubbelbestemming zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransporleiding en bijbehorende belemmerende strook.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 5 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

In het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen van ten hoogste 150 kV. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 2 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 22 Leiding - Riool

In plangebied is een riooltransportleiding gelegen. De gronden met de dubbelbestemming zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor deze riooltransportleiding.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 5 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

Voor de delen van het plangebied waar sprake is van "aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden" is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Bepaalde bouwwerkzaamheden zijn rechtstreeks toegestaan. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt "geroerd", vooral graafwerkzaamheden (dieper dan 40 cm) of bij een oppervlakte van meer dan 100 m2, is eveneens een omgevingsvergunning nodig. Verder is er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie historische kern

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden binnen de historische kernen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieperreiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Artikel 25 Waterstaat

Deze dubbelbestemming is toegekend aan een strook grond van 5 meter aan weerszijden van de Roer, conform het beleid van het Waterschap. Daarnaast is deze dubbelbestemming tevens toegekend aan een strook van 10m aan weerszijden van de in het plan aanwezige waterkeringen. Tot slot is deze bestemming ook aan de waterkering zelf toegekend. Dit betekent dat bij ontwikkelingen voor deze gronden, naast de bepalingen van de onderliggende bestemming ook rekening moet worden gehouden met de regels van deze dubbelbestemming.

Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd waarvan de hoogte maximaal 3,50 meter bedraagt. Indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop en de waterkering, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of watergang kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen overeenkomstig de basisbestemming. De Keur van het Waterschap is ook van toepassing op de watergangen, waterkering en bijbehorende beschermingszones.

Artikel 26 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de stroomvoerende functie voor de rivier. Binnen deze dubbelbestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Hiervan kan worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming mag worden gebouwd indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de waterbergende functie voor de rivier. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

Artikel 28 Waterstaat - Waterwingebied

Deze bestemming is opgenomen voor het waterwingebied dat in het bestemmingsplan is gelegen en dat mede bestemd is voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien dit niet leidt tot het toebrengen en/of kunnen toebrengen van schade aan de waterwinbelangen. Voor het uitvoeren van van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is een omgevingsvergunning vereist.

Gebiedsaanduidingen

In het plan is een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' opgenomen. Een klein deel van het plangebied (omgeving nabij Solvay) is binnen deze geluidszone gelegen. Binnen dit gebied gelden beperkingen als gevolg van de ligging binnen de geluidsruimte van het industrieterrein Solvay. Binnen dit gebied gelden naast de normale bestemmingsregels enkele specifieke regels in verband met de geluidsaanduiding.

Ook is in het plangebied de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen vanwege de ligging van het plangbied grenzend aan de Maas. De vrijwaringszone betreft de zone die conform het Barro geldt ten aanzien van het naastgelegen oppervlaktelichaam, in dit geval de Maas. Deze zone is opgenomen om de nautische belangen van de Maas en de toegankelijkheid van deze rijksvaarweg voor hulpdiensten en het uitvoeren van het beheer en onderhoud te waarborgen. In dat kader is een verbod opgenomen om hier ter plekke bouwwerken te bouwen en opslag te realiseren.

Bijlagen

Bedrijvenlijst kleine economie

Binnen de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Woongebied' is een mogelijkheid opgenomen om medewerking te verlenen aan bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, de zogenaamde kleine economie. Het betreffen bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn met een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Er worden bedrijven toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Bedrijvenlijst kleine economie. In deze lijst zijn enkel bedrijfsactiviteiten opgenomen die in een woonomgeving ingepast zouden kunnen worden. Per geval moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan.

Staat van bedrijfsactiviteiten

In bijlage 2 van de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze lijst betreft niet de volledige opsomming van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen (overeenkomstig de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG), maar een op maat aangepaste lijst. Uitgesloten zijn bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in het plangebied niet toelaatbaar worden geacht, zoals land- en tuinbouwbedrijven. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege de mogelijke milieuhinder.

Bij de beoordeling of een bedrijfsactiviteit is toegestaan zal eerst gekeken moeten worden of deze op grond van de desbetreffende bestemming is toegestaan. In de Staat van bedrijfsactiviteiten is vervolgens verder uitgewerkt welke bedrijfsactiviteiten in de de verschillende milieucategorieën zijn toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan worden in beginsel alleen activiteiten tot en met de milieucategorie 2 toegestaan. Activiteiten die in een milieucategorie hoger dan 2 vallen, zijn niet opgenomen.

Staat van horeca-activiteiten

In de Staat van horeca-activiteiten is een onderscheid gemaakt naar de verschillende categorieën horeca die in het plangebied zijn gelegen. De categorie-indeling is gebaseerd op de ruimtelijke invloed die de desbetreffende horeca-activiteit op de omgeving heeft. Categorie 1 betreft winkelondersteunende horeca met een relatief geringe ruimtelijke invloed op de omgeving gelet op onder andere de beperkte openingstijden. Categorie 1 horeca is in het plangebied niet aanwezig. Categorie 2 betreffen onder andere restaurants, zaalaccommodaties, bars en café's niet zijnde winkelondersteunende horeca. Categorie 3 zijn hotels en pensions waar tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt. Categorie 4 betreffen de horeca-activiteiten met de grootste ruimtelijke invloed zoals een bar-dancing en discotheek.

Parkeernormen

De parkeernormen op grond van de Parkeernota Roermond (vastgesteld op 29 juni 2006) zijn opgenomen als bijlage bij de regels. Ter verduidelijking is een kaart van het plangebied opgenomen met daarin opgenomen de verschillende gebieden (centrum, overloopgebied of rest bebouwde kom). In de parkeernormen zelf wordt namelijk naar deze gebieden verwezen waarbij afhankelijk van het gebied verschillende normen kunnen gelden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • het kostenverhaal anderszins is verzekerd; en
  • het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is, of

in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, te weten:

  • a. het totaal van de wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan €10.000,00; of
  • b. er zijn geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde; of
  • c. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening betreffen uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Verder bepaalt het Besluit ruimtelijke ordening dat de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet worden onderzocht.

Het bestemmingsplan 'Herten' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Met de rechten (bouwen en gebruik) van de voorheen geldende bestemmingsplannen is in dit bestemmingsplan rekening gehouden door deze zoveel mogelijk opnieuw rechtstreeks toe te staan. Op deze manier zijn de bestaande rechten zoveel mogelijk gewaarborgd. Daarnaast is vervangende nieuwbouw mogelijk. Voor zover er sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn. Eventuele aanpassingen zullen zich beperken tot de aansluiting op de openbare ruimte of op de nutsvoorzieningen. Hierdoor is voor vervangende nieuwbouw sprake van de hiervoor onder c. genoemde uitzonderingsgrond en kan hiervoor worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

Op enkele locaties in het plan is nieuwbouw van woningen mogelijk, waarbij het gaat om bebouwing binnen de bestaande bebouwingscontouren. Het gaat daarbij om de locaties met de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2':

  • Voor de locatie Merum-Zuid heeft de gemeente voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een realiseringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken opgenomen over het verhaal van kosten, een gefaseerde realisering en eisen aan de inrichting van de openbare ruimte en de aanleg van nutsvoorzieningen. Hierdoor is het kostenverhaal anderszins verzekerd, is het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van locatie-eisen aan de inrichting van de openbare ruimte en de aanleg van nutsvoorzieningen middels een exploitatieplan niet nodig.
  • Voor de locaties aan de Groeneweg, de Roermondsestraat en de Tramweg geldt dat de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn. Eventuele aanpassingen zullen zich beperken tot de aansluiting op de openbare ruimte of op de nutsvoorzieningen. Hierdoor is voor deze locaties sprake van de hiervoor onder c. genoemde uitzonderingsgrond.
  • Voor de locatie aan de Groenezijweg is planologische medewerking en een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen verleend ten behoeve van de realisatie van 5 woningen. De gronden hebben de bestemming "Woongebied", net zoals de naastgelegen bestaande woningen. Binnen deze bestemming is het toevoegen van nieuwe woningen niet toegestaan. Het plan van vergunninghouder kan echter wel worden gerealiseerd, aangezien de reeds verleende vrijstelling onder het overgangsrecht valt. Voorafgaand aan de planologische medewerking is een realiseringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken opgenomen over het verhaal van kosten, een gefaseerde realisering en eisen aan de inrichting van de openbare ruimte en de aanleg van nutsvoorzieningen. Hierdoor is het kostenverhaal anderszins verzekerd, is het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van locatie-eisen aan de inrichting van de openbare ruimte en de aanleg van nutsvoorzieningen middels een exploitatieplan niet nodig.
  • Voor de locatie aan de Hoofdstraat 40 is in 2006 een vrijstelling van het bestemmingsplan (artikel 19, lid 2) verleend en bouwvergunning voor het oprichten van 3 woningen geldt dat de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn. Eventuele aanpassingen zullen zich beperken tot de aansluiting op de openbare ruimte of op de nutsvoorzieningen. Hierdoor is voor deze locaties sprake van de hiervoor onder c. genoemde uitzonderingsgrond.


Op een locatie aan de Gerbergaweg is nieuwbouw van woningen mogelijk, alsmede de nieuwbouw van een maatschappelijke functie. Het gaat hierbij om gronden die eigendom zijn van de gemeente. Deze gronden worden door de gemeente bouw- en woonrijp gemaakt en vervolgens als bouwkavel verkocht. Uit een opgestelde exploitatieberekening blijkt, dat de gemeentelijke kosten voor deze gronden kunnen worden verhaald middels de verkoop van de kavels. Hierdoor is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het niet noodzakelijk om middels een exploitatieplan regels te stellen aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, het inrichten van de openbare ruimte en de uitvoerbaarheid.

Voor zover binnen het bestemmingsplan sprake is van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6 Wro, is de besluitvorming over kostenverhaal op basis van een exploitatieplan wettelijk gekoppeld aan de vaststelling van het wijzigingsplan (art. 6.12, lid 3 Wro).

Gelet op het bovenstaande is de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan gegarandeerd en kan in de kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Herten' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Herten' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 22 mei 2013 t/m 2 juli 2013. De ter visie legging is gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid. Het voorontwerp bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als bijlage X bij deze toelichting is gevoegd.

6.2.3 Procedure

De procedure van het bestemmingsplan ziet er als volgt uit:

  • Openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan Gedeputeerde Staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan Gedeputeerde Staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien Gedeputeerde Staten zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling;
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking door belanghebbenden;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.4 Zienswijzenprocedure

Het opgestelde ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 27 november 2013 t/m 7 januari 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 26 november 2013 op de Gemeentepagina in de Trompetter en op www.roermond.nl en in de Staatscourant. Gedurende de periode van terinzagelegging was het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.nl en www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.