Plan: | Noordelijke en Oostelijke Stadsrand |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01 |
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (2006)
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een structuurvisie als bedoeld in de Wro. Het bevat de beleidsuitgangspunten op het gebied van wonen en werken, waterhuishouding, milieu en verkeer en vervoer. Het is tevens een economisch beleidskader, aangezien het de hoofdlijnen van de fysieke onderdelen van het economische en sociaal-culturele beleid bevat. Het POL2006 is een plan op hoofdlijnen waarbij nadere concretisering in uitvoeringsprogramma's plaatsvindt. Het POL2006 is in 2008, 2009, 2010 en 2011 geactualiseerd.
Figuur 3.2 Uitsnede Provinciaal Omgevingsplan Limburg
In het POL2006 is Limburg verdeeld in negen perspectieven, met elk hun eigen doelstellingen, weergegeven op een perspectievenkaart. In bovenstaande afbeelding is het plan globaal geprojecteerd op de perspectievenkaart.
Vitaal landelijk gebied (P4)
Vitaal landelijk gebied (P4) omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Soms gaat het om oude bouwlanden, waarbij een gaaf cultuurhistorisch kavel-, wegen- en bebouwingspatroon samengaat met monumentale bebouwing en landschappelijke openheid. Andere kwaliteiten die hier kunnen voorkomen zijn stiltegebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, hydrologische bufferzones rondom natte natuurgebieden of leefgebied voor ganzen en weidevogels. Binnen Noord en Midden Limburg valt het perspectief vrijwel overal samen met verwevinggebied intensieve veehouderij. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie. Bijvoorbeeld door het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, en voor kleinschalige vormen van bedrijvigheid in vrijkomende agrarische en niet-agrarische gebouwen. De bestaande landbouwbedrijvigheid in al zijn vormen kan zich hier verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw. Zo is doorontwikkeling tot (zeer) grote bedrijfslocaties voor de intensieve veehouderij of glastuinbouw voornamelijk in de regio Peelland mogelijk (zie Reconstructieplan, 2004). Via de systematiek van het Limburgs Kwaliteitsmenu kan de doorontwikkeling van functies gepaard gaan met respect voor cultuurhistorie en landschappelijke kwaliteit én versterking van de omgevingskwaliteiten.
Stedelijke ontwikkelingszone (P8)
Dit perspectief omvat landbouwgebieden tussen het bestaand stedelijk gebied en de grens stedelijke dynamiek rondom iedere stadsregio. Deze zones bieden allereerst plaats aan mensgerichte natuur zoals stadsparken, multifunctioneel bos, openluchtrecreatie en sportcomplexen. Deze functies zijn belangrijk voor het welzijn van de bewoners en vangen een deel van de stedelijke recreatiedruk op. Deze gebieden kunnen ook ruimte bieden aan stadsuitbreiding in de vorm van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden. Dergelijke uitbreidingen zijn pas aan de orde als onderbouwd kan worden dat herstructurering van het bestaande gebied, inbreiding of revitalisering geen oplossing kan bieden (het principe van de SER-ladder). Als er nieuwe rode ontwikkelingen in stedelijke ontwikkelingszones nodig zijn, dan dienen deze bij voorkeur aansluitend aan de bestaande stedelijke bebouwing gerealiseerd te worden. Met het oog op de bereikbaarheid komen daar voor werklocaties en winkelgebieden vooral plekken nabij stadsentrees, verkeers- en openbaar vervoerknooppunten en aansluitingen op transportassen in aanmerking. Ontwikkeling van nieuwe woongebieden, werklocaties of andere rode ontwikkelingen in de stedelijke ontwikkelingszones dient bij te dragen aan de revitalisering of herstructurering van bestaande stedelijk gebieden.
Stedelijke bebouwing (P9)
Dit perspectief omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgaven ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering, en ecologisch water. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken en de kwaliteit van werklocaties geborgd dan wel verbeterd. De milieukwaliteit in dit gebied dient te worden afgestemd op aard en functie van de deelgebieden. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van centrumgebieden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
Thema's uit het POL2006
Economie en mobiliteit
Voor wat betreft economie en mobiliteit geldt het volgende. De provincie wil welvaart en werkgelegenheid op een hoog niveau brengen en houden. Dat vraagt vooral om een omslag naar een kenniseconomie ondersteund door een uitstekend vestigingsklimaat, goede bereikbaarheid van de economische kerngebieden en voldoende ruimte van de kwaliteit waar bedrijven om vragen.
De provincie wil bij de locatiekeuze ervoor zorgen dat bedrijven en voorzieningen terecht komen waar ze het beste passen en dat de vitaliteit van binnensteden, buurt en kernen niet te zeer wordt aangetast door ontwikkeling van nieuwe grootschalige detailhandel en recreatieve voorzieningen op perifere locaties.
De provincie hanteert voorkeursmilieus voor de vestiging van bepaalde soorten bedrijven en voorzieningen. Bij de vestiging wordt bijzondere aandacht gegeven aan veiligheid, hinder en verkeersaantrekking. Wordt veel verkeer verwacht, dan is aansluiting op openbaar vervoer, multimodale ontsluiting of ontsluiting voor vrachtauto's van belang.
Kleinschalige en middelgrote bedrijven, die een duidelijke binding hebben met het betreffende stedelijke gebied, wil de provincie gevestigd zien op stedelijke bedrijventerreinen. Industrieel-logistieke terreinen zijn bestemd voor grootschalige productie- en distributiebedrijven, die een directe ontsluiting op het autosnelwegennet wensen liefst in combinatie met andere modaliteiten.
Kantoorontwikkeling in stadsregio's zal voor een groot deel binnen het centraal stedelijk gebied moeten plaatsvinden, in goede balans met de kantoorontwikkeling op stedelijke dienstenterreinen. Vestiging van solitaire kantoorgebouwen op bedrijventerreinen wordt niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende kantoorfaciliteiten bij productie- en handelsbedrijven.
Detailhandel in de binnenstad, de verzorgingsstructuur van wijken en grootschalige detailhandel op perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen moeten in balans zijn. De provincie maakt onderscheid in drie typen winkelgebieden gebaseerd op het koopgedrag van consumenten:
- centra voor vergelijkend recreatief winkelen
- centra voor dagelijkse aankopen
- centra voor (minder frequente) doelgerichte aankopen
Stedelijke dienstenterreinen bieden uitsluitend ruimte aan detailhandelsfuncties voor minder frequent benodigde, doelgerichte aankopen, die moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden vanwege volumineuze aard en dagelijkse bevoorrading. De provincie denkt daarbij aan grotere winkels (1.000 m2 of meer) voor aankopen op het gebied van wonen, vervoer en outdoor. Stedelijke recreatieve voorzieningen worden bij voorkeur in het centraal stedelijk gebied gevestigd.
Gezien de functie komen alleen grotere winkels voor vestiging op stedelijke dienstenterreinen in aanmerking met als ondergrens 1000 m2 vwo.
De provincie geeft de voorkeur aan vestiging van megasupermarkten met een bruto vloeroppervlakte van 3500 m2 of meer in een stadsdeelcentrum of in de randzone van de binnenstad, mits ruimtelijk en verkeerstechnisch inpasbaar. Vestiging op stedelijke dienstencentra wordt gezien de ruimtelijke en verkeerskundige voorzieningen van dergelijke gebieden niet uitgesloten.
Wonen
Voor het thema leefomgeving en wonen gelden de volgende doelstellingen. De provincie wil investeren in een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Belangrijk zijn voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plaats, grotere aandacht voor herstructurering, goede inpassing van nieuwe locaties, variatie in woonmilieus, op doelgroepen gerichte differentiatie en toedeling en duurzaam bouwen.
Stadsregio Roermond
Water-, koop- en cultuurtoerisme zijn sterke troeven van de stadsregio Roermond. Voortdurende kwaliteitsverbetering is nodig, bijvoorbeeld door de samenhang tussen water en land te versterken of door recreatie en natuur beter te combineren. Binnen de regio vervult de stad Roermond een centrale functie voor wonen, werken, cultuur en voorzieningen. Die functie moet versterkt worden. Door de openstelling van de A73-zuid wordt de regio in de toekomst sneller en veiliger bereikbaar. De aansluitende nieuwe regionale wegen N293-oosttangent Roermond en N280-oost, zorgen voor een betere bereikbaarheid van het Duitse achterland, met name Mönchengladbach en de bedrijvigheid aan de oostzijde van Roermond.
Onder meer ter compensatie van deze infrastructurele ingrepen, wordt in oost-Roermond aanvullend op de Ecologische Hoofdstructuur een ruim areaal aan natuur gerealiseerd.
De komst van de A73-zuid brengt kansen voor economische ontwikkeling met zich mee. Nieuwe ontwikkelingen langs de A73 dienen in balans te zijn met de binnenstedelijke ontwikkeling.
De belangrijkste ambities voor de stadsregio zijn:
Kristallen waarden
Op de kaart kristallen waarden zijn de te beschermen kwaliteiten van lucht, bodem en water weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied volledig in de Roerdalslenk, zone III valt. Boringen dieper dan 80 m zijn niet toegestaan zonder melding bij gedeputeerde staten (Omgevingsverordening Limburg). In het noorden van het plangebied is een waterwingebied gelegen. Hiervoor is een dubbelbestemming 'Water-Wingebied' opgenomen in de regels. Voor het overige blijkt uit deze kaart dat er geen bijzondere waarden zijn in het plangebied.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart Kristallen waarden, POL2006 (actualisatie 2011)