Plan: | Buitengebied Asenray |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000128-VG01 |
Ten aanzien van het te voeren ruimtelijk beleid wordt in dit bestemmingsplan voor een belangrijk deel aangesloten op de mogelijkheden zoals geboden in de voorheen geldende bestemmingsplannen. Op een aantal onderwerpen is dit niet mogelijk of wenselijk omdat er zich ontwikkelingen hebben voorgedaan of omdat de huidige regeling onvoldoende basis biedt om ontwikkelingen mogelijk te maken. Daarnaast is er vanuit gemeentelijk beleid de wens om bestemmingsplannen af te stemmen op de gemeentelijke standaard. Daarom wordt ook in het buitengebied Asenray een vergelijkbare regeling als in andere bestemmingsplannen buitengebied en stedelijk gebied gehanteerd en wordt er in dit bestemmingsplan waar mogelijk deregulering toegepast.
Het voorheen geldende vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Asenray' is voor een belangrijk deel opgebouwd aan de hand van een destijds uitgevoerde landschapsanalyse. Deze analyse is destijds leidend geweest bij het toekennen van bestemmingen en het opnemen van vrijstellingsbevoegdheden. Aangezien het landschap over het algemeen een zeer lage dynamiek kent, kan ook nu nog grotendeels uitgegaan worden van de bestaande analyse.
Daarnaast zijn er de laatste jaren echter ook actuele gegevens beschikbaar gekomen, zoals het Landschapskader Noord- en Midden - Limburg en het integraal project Roermond Oost – Asenray. In het kader van dit nieuwe bestemmingsplan wordt in de vorm van een kaartbeeld een combinatie van deze documenten gemaakt. Dit kaartbeeld wordt als basis gebruikt om bestemmingen toe te kennen en daarmee ook om te bepalen waar welke ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen kunnen worden.
In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) zijn de gebieden aangeduid die aangemerkt zijn als EHS of POG. Dit zijn de gebieden die gezien worden als de gebieden met de meeste natuurwaarden of met de potentie daartoe. Het al dan niet toekennen van een vorm van een natuurbestemming aan gronden is afhankelijk van de huidige waarden en daarnaast van de eigendomsverhoudingen. Op locaties die in eigendom zijn van agrariërs maar waar wel plannen zijn om natuur aan te leggen zal niet de bestemming natuur opgenomen worden, ook al liggen deze gronden in de EHS maar wordt wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar een dergelijke bestemming. Op gronden die in het POL als POG of EHS worden aangeduid en waar nog geen natuurwaarden gerealiseerd zijn maar die wel in eigendom zijn van een natuurbeherende organisatie zal wel een op natuur gericht bestemming worden opgenomen.
Bij ontheffingsmogelijkheden voor locaties in de POG of EHS wordt opgenomen dat er een afweging op het gebied van flora en fauna plaatsvindt voordat een ontheffing verleend wordt.
In het kader van het voorheen geldende bestemmingsplan buitengebied Asenray is een uitgebreide landschapsanalyse uitgevoerd. In deze analyse zijn de belangrijkste landschapswaarden beschreven. Daarnaast heeft de provincie Limburg in 2006 het landschapskader Noord- en Midden - Limburg uitgewerkt. Hierin wordt tevens een beschrijving gegeven van de aanwezige landschapswaarden.
Een combinatie van deze kaarten leidt tot een weergave van de actuele landschapswaarden. Deze waarden vormen een belangrijk uitgangspunt voor het toekennen van bestemmingen.
Het westelijk deel van het buitengebied van Asenray is al zeer lang in gebruik als agrarisch gebied. Daardoor is hier sprake van een sterk ontwikkelde cultuurhistorie. Daarnaast zijn er in het plangebied een aantal monumenten en beeldbepalende panden aanwezig waarvoor het doel is om ze te behouden. Voor die monumentale panden worden ruimere gebruiksmogelijkheden geboden, in de vorm van ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden, om te voorkomen dat ze verdwijnen. Bij hergebruik is het behoud van de monumentale waarden uiteraard het voorop staande doel.
Door de gemeenteraad is in 2008 een atlas met archeologische verwachtingswaarden en onderzoeksgebieden vastgesteld. Daarnaast is door de raad de Nota Archeologie vastgesteld met daarin opgenomen het beleid met betrekking tot te verrichten archeologisch onderzoek op basis van de Archeologieatlas. Dit beleid is nog niet naar regelgeving vertaald. Wel is in de Monumenten- en archeologieverordening 2007 een verplichting tot het verrichten van archeologisch onderzoek voorafgaand aan grondwerkzaamheden opgenomen. Sinds het vaststellen door de gemeenteraad van de Archeologieatlas en de Nota Archeologie is gebleken dat het in de nota vastgelegde beleid niet geheel voldoet. Het beleid is onvoldoende helder in beantwoording van de vraag wanneer er wél en wanneer er géén onderzoek dient plaats te vinden. Bovendien leidt het beleid naar onnodig onderzoek. Daarom is in dit bestemmingsplan op basis van de Archeologieatlas een aangepaste vertaling van het beleid in de regelgeving opgenomen. Een voorstel tot wijziging van het beleid zal op korte termijn aan het college worden voorgelegd.
In het plangebied speelt een aantal initiatieven op het gebied van natuurcompensatie. Deze ontwikkelingen vinden met name plaats in en aansluitend op de oude maasmeander. Daarnaast loopt er een aantal verbindingszones door het plangebied die een grote ruimtelijke invloed hebben. Aan de oostgrens van het plangebied ligt een deel van de robuuste ecologische verbindingszone (REV) Schinveld – Mook. De regels van het bestemmingsplan richten zich met name op het veiligstellen van deze REV. Dit is vertaald in het aanlegvergunningenstelsel en de randvoorwaarden bij ontheffingsbevoegdheden en de toe te kennen bestemmingen.
De aanwezige waarden worden zoveel mogelijk beschermd en er worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden om die waarden ook duurzaam te behouden. Voor het overige worden er ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor natuur wanneer dit de structurerende kenmerken van het buitengebied vergroot. Of dat al dan niet zo is, wordt bepaald op basis van de uitkomsten van de analyse van het landschap.
Het waterbeleid en het watersysteem zijn uitgangspunten voor de opzet van voorliggend plan, onder andere via de doorvertaling van de aanwezige (water)functies. Bij de situering van bestemmingen wordt rekening gehouden met het aspect water. Dit plan heeft in principe geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding doordat er geen ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt worden.
Alle op de legger van het waterschap als primaire wateren weergegeven wateren worden concreet opgenomen in het bestemmingsplan en hierbinnen wordt rekening gehouden met waterberging. Ook binnen aangrenzende bestemmingen wordt rekening gehouden met eventuele waterberging. Bestaande regelgeving van provincie en waterschap, zoals vigerende water- en milieuverordeningen, de Keur(en) en de legger vormen een separaat toetsingskader. De keur van het waterschap heeft reeds bepalingen opgenomen in het kader van grondwaterbeheer. In het kader van deregulering zullen in dit bestemmingsplan geen bepalingen opgenomen worden die dubbelop zijn, dan wel indruisen tegen deze regelgeving. Normale waterhuishoudkundige werkzaamheden worden waar mogelijk uitgesloten van een aanlegvergunningplicht door ze op te nemen in de bestemmingsomschrijving. Beschermingszones van primaire wateren worden wel opgenomen op op de verbeelding en in de regels.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt vooroverleg gevoerd met het waterschap Roer en Overmaas waarin deze keuzes nader verklaard worden en op basis waarvan bepaald wordt wat exact opgenomen wordt.
In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt en daardoor vindt er geen verandering in het groepsrisico plaats. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is om hier nader onderzoek naar te doen in het kader van de actualisering van dit bestemmingsplan. Beschermingszones van bestaande infrastructuur worden opgenomen in relatie tot het beleid van Rijkswaterstaat waar het gaat om bebouwingsvrije zones rondom die infrastructuur. Andere risicodragers zoals LPG-stations worden ook op de verbeelding opgenomen.
Er wordt geen nieuw geluidsbeleid geformuleerd in het kader van dit bestemmingsplan. Bestaande beperkingen en bronnen zullen opgenomen worden. Doordat er geen ontwikkelingen direct mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan is het niet nodig een akoestisch onderzoek uit te voeren. Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheden is akoestisch onderzoek nodig om aan te kunnen tonen dat die ontwikkeling uitgevoerd kan worden. Om te kunnen bepalen waar dit moet gebeuren worden zones wegverkeerslawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai op de verbeelding opgenomen. Binnen deze zones is in ieder geval een akoestisch onderzoek nodig om aan te tonen dat aan de normen voldaan kan worden. Om een wijzigingsbevoegdheid op te kunnen nemen, zal duidelijk moeten zijn of die ontwikkeling vanuit akoestisch oogpunt haalbaar is. Er zal echter geen akoestisch onderzoek uitgevoerd worden in het kader van het nieuwe bestemmingsplan. In het geval het onduidelijk is of een ontwikkeling vanuit akoestisch oogpunt toegestaan kan worden, zal er geen wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen.
In het kader van dit bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk. Bij het toepassen van ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden moet initiatiefnemer aantonen aan de wettelijke voorwaarden voor wat betreft luchtkwaliteit te voldoen. Over het algemeen gaat het bij de ontheffing- en wijzigingsbevoegdheid om ontwikkelingen waarvoor geen onderzoek nodig is. In dat geval is er namelijk sprake van een invloed op de luchtkwaliteit die Niet In Betekende Mate (NIBM) bijdraagt aan de algehele luchtkwaliteit.
Bij aanvragen voor uitbreidingen, verplaatsingen en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en het toevoegen van een nieuwe woning zal getoetst moeten worden of binnen de wettelijke normen gebleven wordt. Deze normen komen voort uit milieuwetgeving en zullen verder in het nieuwe bestemmingsplan niet uitgewerkt worden.
In het kader van dit bestemmingsplan wordt geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat er direct geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Bij de procedure die gevolgd wordt in het kader van ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden moet bekeken worden of de bodemkwaliteit van die locatie voldoet aan de wettelijke eisen. Daarvoor wordt in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen. Bij het wijzigen van het gebruik binnen een bestemming wordt een algemene verplichting opgenomen dat aangetoond moet worden dat er geen milieukundige belemmeringen, dus ook op het gebied van bodem, zijn voor het daadwerkelijk wijzigen van het gebruik.
Het grootste deel van de agrarische bedrijven bevinden zich in het buitengebied ten westen van de kern Asenray en in het zuiden van het plangebied rondom Straat en Thuserhof. Dit gebied wordt in het POL ook aangeduid als vitaal landelijk gebied en hier zouden dan ook ontwikkelingsmogelijkheden geboden moeten worden voor bij het landelijk gebied passende functies zoals agrarische bedrijven. Door allerlei ontwikkelingen in het buitengebied (zoals aangelegde infrastructuur en natuurontwikkeling) is versnippering opgetreden. De agrarische sector is in het buitengebied Asenray echter een belangrijke dragende sector en in dat kader wordt in de Lange Termijnvisie Asenray aangegeven dat de westelijk van Asenray gelegen uitgestrekte glooiende landbouwgronden voor grote landschappelijke schoonheid zorgen. Binnen de bestaande bouwvlakken worden, om die kwaliteit te bewaren doordat de agrarische bedrijven daarmee behouden kunnen blijven, zo ruim mogelijke ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Aansluitend aan de bouwvlakken binnen de agrarische bestemmingen wordt gezorgd voor zo min mogelijk beperkingen aan de ontwikkelingsmogelijkheden. Tevens worden zoveel mogelijk ontheffingsmogelijkheden opgenomen voor bij het buitengebied passende ontwikkelingen bij agrarische bedrijven zodat de structuur van het landschap gehandhaafd kan worden. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de gebiedsvisie Roermond – oost / Asenray. De maximummaat van agrarische bedrijven wordt bepaald op 1,5 hectare om te voorkomen dat er grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden die niet bij dit gebied passen.
Het grootste gedeelte van het plangebied maakt onderdeel uit van het verwevingsgebied, in ieder geval alle aanwezige agrarische bedrijven, waar een bovengrens aan de grootte van de bouwkavel is gesteld van 1,5 hectare. Binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken is er ontwikkelingsruimte voor de landbouw.
Het buitengebied Asenray kent echter geen LandbouwOntwikkelingsGebied (LOG) en daardoor is er geen ruimte voor nieuwvestiging in het plangebied. De intensieve veehouderij wordt beperkt tot de percelen waarop dat ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan aanwezig is. Waar dat aansluit bij de bestaande waarden in dat gebied worden ontheffingsmogelijkheden opgenomen om het bouwvlak uit te breiden tot maximaal 1,5 hectare.
Allereerst is gekeken naar de bestaande agrarische bedrijven. Uit de uitgevoerde veldinventarisatie en een analyse van de verleende en gedane milieuvergunningen en -meldingen is naar voren gekomen om welke bedrijven op welke percelen het gaat. Voor de agrarische percelen die uit deze analyse naar voren komen als bedrijf, wordt beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van een agrarisch bedrijf of van het hobbymatig uitvoeren van agrarische activiteiten.
Om verrommeling in het buitengebied en in de dorpsrand te voorkomen, worden kleinschalige en hobbymatige activiteiten niet agrarisch bestemd. Voor deze percelen zal een woonbestemming worden opgenomen wat betekent dat de bouwmogelijkheden voor deze percelen ook die van een woning zullen zijn en er dus geen bedrijfsbebouwing gerealiseerd kan worden. Om toch ruimte te bieden aan hobbymatige activiteiten met een agrarische uitstraling wordt een mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van schuilgelegenheden. Dit uitgangspunt sluit aan bij de maatregelen van de gebiedsvisie Roermond – oost / Asenray.
Voor het toekennen van bouwkavels aan agrarische bedrijven wordt aangesloten bij de regeling zoals die opgenomen is in het vigerende bestemmingsplan. Zoveel mogelijk wordt hetzelfde bouwvlak opgenomen. Indien er zich aanpassingen (vormveranderingen of vergrotingen) hebben voorgedaan sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan wordt dit gewijzigd opgenomen in dit plan. Daar waar in het vigerende bestemmingsplan een agrarisch bedrijf is opgenomen maar daar in de huidige praktijk geen sprake meer van is, wordt geen agrarische bestemming met bouwvlak opgenomen in het nieuwe plan. In dit geval wordt gekozen voor een woonbestemming (of een andere passende bestemming) met daarbij een bouwvlak dat aansluit bij de bestaande situatie met passende uitbreidingsmogelijkheden. Als maximummaat voor bouwvlakken binnen een agrarische bestemming wordt 1,5 hectare aangehouden, ook in ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
Tijdens de inventarisatie is contact opgenomen met agrarische bedrijven over de huidige activiteiten en eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. Mochten agrariers ontwikkelingsplannen hebben buiten een bouwvlak dan kunnen deze niet direct mogelijk gemaakt worden in de actualisatie van dit bestemmingsplan aangezien daar onderzoeken voor nodig zijn. Deze ontwikkelingen zullen dus door middel van een afzonderlijke procedure doorlopen worden. Bij het toekennen van bestemmingen kan voor de gronden die grenzen aan bouwvlakken waarvoor ondernemers ontwikkelingsplannen hebben echter wel rekening gehouden worden met die ontwikkelingsplannen. Hiermee wordt getracht geen extra obstakels op te werpen voor de door ondernemers gewenste nieuwe ontwikkelingen.
Intensieve landbouwvormen mogen volgens provinciaal beleid alleen in concentratiegebieden gevestigd worden. Ook nieuwe bedrijven op het gebied van glastuinbouw zijn uitsluitend toegestaan in concentratiegebieden. In de gemeente Roermond zijn echter geen concentratiegebieden aanwezig waardoor nieuwe glastuinbouwbedrijven of intensieve veehouderijen zijn uitgesloten.
De insteek voor wat betreft de dynamiek in de landbouw is dat er ruimte moet zijn voor ontwikkeling van bestaande agrarische bedrijven om in ieder geval binnen de bouwvlakken de economische potentie van de landbouw optimaal te benutten.
Uit de analyse van het landschap is naar voren gekomen waar in het buitengebied van Asenray de waarden met name agrarisch zijn. Hier zou dan ook ruimte geboden moeten worden aan de ontwikkeling van bestaande agrarische bedrijven. Er wordt echter niet voor gekozen om in dit bestemmingsplan verplaatsing of nieuwvestiging direct of met ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden mogelijk te maken, ook aangezien er op dit moment geen initiatieven op dit gebied spelen. Wanneer het toch direct opgenomen zou worden dan zouden er een aantal onderzoeken, ondermeer op het gebied van geluid en milieu, uitgevoerd moeten worden in het kader van dit bestemmingsplan. Bovendien is het onduidelijk of het plangebied voldoende ruimte biedt aan het opstarten van het vestigen van een nieuw volwaardig agrarisch bedrijf.
Onder de huidige omstandigheden zijn tweede bedrijfswoningen vanuit bedrijfseconomisch oogpunt niet meer noodzakelijk. Waar wel nog mogelijkheden in zijn, is de huisvesting van hulpkrachten. Met name de paardenhouderij is een bedrijfstak die past bij het buitengebied en veelvuldig gebruik maakt van hulpkrachten. Voor de huisvesting van deze hulpkrachten worden mogelijkheden geboden door middel van beleid voor huisvesting voor tijdelijke werknemers (paragraaf 5.2). Maar het realiseren van een volledig op zichzelf staande tweede bedrijfswoning is ook voor deze bedrijfstak niet noodzakelijk.
In verband met het voorkomen van verstening van het buitengebied en het risico op het ontstaan van woonenclaves in het buitengebied wordt met het realiseren van een (tweede) bedrijfswoning terughoudend omgesprongen. Realisatie van nieuwe tweede bedrijfswoningen wordt niet in het bestemmingsplan geboden; ook niet door middel van een ontheffing- of wijzigingsbevoegdheid. Dit is in overeenstemming met het provinciale beleid omtrent tweede bedrijfswoningen. In het geval van bestaande tweede bedrijfswoningen is getracht deze zoveel mogelijk als 'wonen' te bestemmen om mogelijkheden te bieden voor toekomstig gebruik. In 2 gevallen zou dat echter een belemmering opleveren voor het nabij gelegen agrarisch bedrijf en in die gevallen zijn ze bestemd als tweede agrarische bedrijfswoning.
In verband met ontwikkelingen in de agrarische sector worden er ook in de vollegrondslandbouw de laatste jaren steeds meer teeltondersteunende voorzieningen gebouwd om de landbouw te ondersteunen. Bij het bepalen waar deze voorzieningen wel en niet gerealiseerd kunnen worden, wordt uitgegaan van de gebiedskenmerken. Waar de waarden met name agrarisch zijn en er dus geen zwaarwegende andere waarden geconstateerd zijn, past het om teeltondersteunende voorzieningen te realiseren. Hierbij zullen bouwvoorschriften gehanteerd worden om te voorkomen dat het om te grootschalige ontwikkelingen gaat en te waarborgen dat het om tijdelijke voorzieningen gaat.
De agrarische bedrijfsactiviteiten in het buitengebied rondom Asenray lopen sterk terug, getuige het geringer wordende aantal agrarische bedrijven in dit gebied. In verschillende beleidsdocumenten worden de mogelijkheden aangegeven van (dag)recreatieve voorzieningen in dit gebied. Het buitengebied van Asenray biedt het voordeel dat het een relatief open gebied is dat van oudsher gedomineerd is door landbouw met de bijbehorende bebouwing en openheid maar in de directe nabijheid van de stad gelegen is. Om die kenmerken te behouden, wordt ingestoken op het bieden van ruime ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische nevenactiviteiten, zodat er niet direct ruimte ontstaat voor andere, niet bij het buitengebied passende, functies die deze waarden aan kunnen tasten.
Uit de analyse van het landschap blijkt waar welke waarden aanwezig zijn en hoe ontwikkelingen aan kunnen sluiten bij de bestaande waarden. Dit is doorvertaald in de toegekende bestemmingen. Bij het bieden van zo ruim mogelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor nevenactiviteiten moet daarom rekening gehouden worden met de aanwezige kenmerkende waarden. Dit vormt tevens het uitgangspunt bij het opstellen van ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden.
In het Limburgs Kwaliteitsmenu, het geldende beleid op dit gebied, wordt aangegeven dat het bouwen in een VAB en het inpandig bouwen niet binnen dit beleid valt. In de handreiking ruimtelijke ontwikkeling Limburg is wel een aantal voorwaarden opgenomen voor het bouwen in een VAB, deze zijn:
- vestiging van nieuwe economische dragers of wonen in vrijkomende (agrarische of niet-agrarische) bebouwing is toegestaan, mits hierbij sprake is van kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume. Onder deze laatste voorwaarde is eveneens herbouw van (delen van) het complex mogelijk;
- woningbouw is alleen toegestaan in de hoofdbebouwing; het hoofdgebouw is het gebouw waarvan de bedrijfswoning architectonisch / (steden)bouwkundig bezien deel uitmaakt (veelal bij carré- of langgevelboerderijen)
Een vorm van kwaliteitsverbetering wordt in het nieuwe bestemmingsplan in ieder geval het in stand houden van monumenten geacht te zijn. Wanneer bebouwing gesloopt wordt, moet door middel van een planologische procedure voorkomen worden dat die bebouwing terug kan komen. Dit betekent dat er voor die locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld moet worden of dat er een wijzigingsbevoegdheid toegepast moet worden en dat deze ontwikkeling niet door middel van een ontheffingsbevoegdheid geregeld kan worden.
Omzetting van VAB naar een niet agrarische functie mag niet leiden tot het beperken van de activiteiten van omliggende agrarische bedrijven of en woon- en leefklimaat voor andere omringende bebouwing.
Bij vrijkomende bebouwing gaat het vaak om relatief veel vierkante meters. In het algemeen kan gesteld worden dat het buitengebied de geschikte locatie is voor het realiseren van relatief grote woningen. Om te waarborgen dat bij invulling van vrijkomende bebouwing niet gekozen wordt voor kleinschalige woonvormen maar juist voor bij het buitengebied passende woningen wordt een minimummaat opgenomen van 300 m3 per te realiseren wooneenheid. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat er grote aantallen nieuwe woningen in het buitengebied worden gerealiseerd. Bij de ontheffingsmogelijkheden, wanneer het gaat om een VAB binnen een woonbestemming, of de wijzigingsbevoegdheid, wanneer het gaat om een VAB binnen een agrarische bestemming, wordt geen mogelijkheid opgenomen om extra bebouwing te realiseren. Voor het realiseren van bijgebouwen gelden daardoor de bestaande regels en kan gebruik gemaakt worden van bestaande bebouwing.
In het buitengebied Asenray zijn nauwelijks activiteiten waarvoor tijdelijke werknemers nodig zijn. Zeer beperkt vindt er teelt van asperges plaats waar vaak tijdelijke werknemers voor aangetrokken worden. Mogelijk dat er vanuit de paardenhouderij verzoeken komen voor huisvesting van hulpkrachten, alhoewel hiervan tot dusverre nog geen sprake is geweest. Om op dergelijke verzoeken in te kunnen spelen, worden in het bestemmingsplan mogelijkheden geboden. Voor tijdelijke huisvesting zal een ontheffingsmogelijkheid worden opgenomen waarin het volgende onderscheid wordt gemaakt:
Niet toegestaan in het buitengebied:
- wooneenheden in gebouwencomplexen of grotere gebouwen in het buitengebied;
- huisvesting op vakantieparken en campings;
- tenten op eigen bedrijf;
- toercaravans op eigen bedrijf.
Wel toegestaan, na ontheffing, in het buitengebied:
- huisvesting op eigen bedrijf door logies in eigen bedrijfswoning;
- huisvesting op eigen bedrijf door verbouwen eigen bedrijfsgebouw;
- stacaravans op eigen bedrijf;
- woonunits op eigen bedrijf.
Over hoe om te gaan met paardenhouderijen is geen gemeentelijk beleid geformuleerd. Hoe hier mee om gegaan moet worden, wordt van de nota 'Paardenhouderij en ruimtelijke ordening' van het VNG afgeleid. Het vestigen van paardenhouderijen wordt in dit bestemmingsplan eenvoudiger mogelijk gemaakt om hiermee de landelijke kenmerken van het buitengebied de bewaken. Aangezien (overige) agrarische activiteiten een teruglopend ruimtebeslag hebben in het buitengebied Asenray is de paardenhouderij een invulling die goed aansluit bij de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Zeker de productiegerichte paardenhouderij zou daarom gestimuleerd moeten worden in het buitengebied Asenray. Om dat te stimuleren wordt de vestiging van productiegerichte paardenhouderij (te denken valt aan een paardenfokkerij en het africhten van paarden) direct toegestaan binnen de bestemming 'agrarisch'. Omdat een gebruiksgerichte paardenhouderij (zoals een manege) ruimtelijk een andere uitstraling heeft dan een productiegerichte paardenhouderij en niet direct aansluit bij de bestemming 'agrarisch' wordt de vestiging hiervan op agrarische bedrijven niet direct toegestaan maar wordt hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de agrarische bestemmingen. Voor het vestigen van paardenhouderijen in andere dan (agrarische) bedrijfsmatige bestemmingen wordt geen mogelijkheid opgenomen in het bestemmingsplan. Om dat mogelijk te kunnen maken, zal een afzonderlijke procedure gevolgd moeten worden.
In het buitengebied Asenray is de afgelopen jaren een trend waar te nemen van het wegtrekken van agrarische bedrijven. Gevolg is dat er steeds meer weilanden op een niet agrarische wijze gebruikt worden, hetgeen de uitstraling van het buitengebied er niet altijd aantrekkelijker op maakt. Wel is er een ontwikkeling waar te nemen waarbij vaker dieren in een hobbymatige sfeer worden gehouden in het buitengebied. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilstal. Aanvragers wonen (of werken in het geval van agrarische bedrijven) ook niet altijd in de buurt van het weiland waar de dieren hun weidegang hebben zodat er niet aangehaakt kan worden bij bestaande bebouwing. Hierdoor is er vaak een wens om een solitaire schuilstal te realiseren. Het direct toestaan van schuilstalen in het bestemmingsplan leidt echter mogelijk tot verrommeling van het landschap doordat er dan overal in het buitengebied bouwmogelijkheden zouden ontstaan.
Om toch ruimte te bieden aan de realisatie van schuilgelegenheden in het buitengebied maar verrommeling te voorkomen, wordt een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen waarin rekening gehouden wordt met de volgende uitgangspunten:
In de regels zullen de uitgangspunten en het geformuleerde beleid uitgewerkt worden in ontheffingsvoorwaarden.
In principe is er in het buitengebied Asenray geen ruimte voor nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven, tenzij die bedrijven een aan het buitengebied gelieerde uitstraling en activiteit hebben. Hierbij gaat het met name om agrarische nevenactiviteiten of toeristisch – recreatieve activiteiten. Voor overige bedrijfsvestigingen worden in het vigerende bestemmingsplan geen mogelijkheden opgenomen.
Niet – agrarische bedrijven die in het buitengebied gevestigd zijn, krijgen een specifieke bestemming en worden daarmee positief bestemd volgens het huidige gebruik.
Voor bedrijven waar geen agrarische nevenactiviteiten worden uitgevoerd zullen in het bestemmingsplan geen nieuwe uitbreidingsmogelijkheden worden geboden om te voorkomen dat het karakter van het buitengebied aangetast wordt maar wordt aangesloten bij de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. Voor bedrijven die activiteiten uitoefenen die een directe relatie hebben met het buitengebied worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden tot zover het landelijk karakter niet aangetast wordt en de activiteiten zoveel mogelijk passend blijven bij het buitengebied.
Omschakeling van een niet-agrarisch bedrijf naar een ander niet-agrarisch bedrijf wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Belangrijke voorwaarden om van die bevoegdheid gebruik te maken, zijn dat de activiteit ruimtelijk een beperktere uitstraling heeft, dat er sprake moet zijn van een activiteit in een zelfde of lagere milieucategorie (met een maximum van een categorie 2 activiteit) en dat de activiteit plaats dient te vinden binnen de bestaande bebouwing of het bestaande bouwvlak. Herbestemming dient plaats te vinden naar een andere specifieke bestemming zodat er geen brede bedrijfsbestemmingen ontstaan in het buitengebied.
Bestaande detailhandelsfuncties worden als zodanig opgenomen (wanneer ze niet te kenmerken zijn als aan huis gebonden beroep). Nieuwvestiging van detailhandel wordt niet toegelaten, met uitzondering van detailhandel in de vorm van agrarische nevenactiviteit. Als maximummaat hiervoor wordt een oppervlakte van 100m2 gehanteerd. Voorwaarden hiervoor zijn dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt en dat de detailhandel hoort bij de hoofdactiviteit die plaatsvindt op het betreffende perceel.
Om de recreatieve structuur in het buitengebied Asenray te stimuleren, wordt er in relatie met bouwvlakken binnen een agrarische bestemming een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor recreatieve nevenactiviteiten zoals het verzorgen van een pleisterplaats, exposities, verhuur van o.a. fietsen of nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening bij een agrarisch bedrijf. De belangrijkste voorwaarden voor het verlenen van deze ontheffing zijn dat de nevenactiviteit (in ieder geval de voorzieningen die daar voor nodig zijn) plaats dient te vinden binnen het bouwvlak, de vloeroppervlakte die voor de nevenactiviteit wordt gebruikt mag maximaal 100 m2 is, er op eigen terrein voldaan worden moet aan de parkeernorm en dat de nevenactiviteit de functies in de omgeving niet mag beperken en niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Door deze voorwaarden op te nemen wordt gewaarborgd dat het om kleinschalige ontwikkelingen gaat die passen bij de kwaliteiten van het buitengebied Asenray.
Kamperen bij de boer
Door kamperen bij de boer toe te staan, kan de levensvatbaarheid van agrarische bedrijven verhoogd worden. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het landschap doordat er zich geen gebiedsvreemde activiteiten vestigen. De voorwaarden die gesteld worden aan het verlenen van ontheffing zorgen er voor dat die kwaliteiten behouden blijven.
In het kader van de Wet openlucht recreatie (Wor) was het maximum aantal staanplaatsen voor kamperen bij de boer 15 staanplaatsen. Het buitengebied Asenray heeft echter naast een aantal agrarische bedrijven die in belangrijke mate de structuur van het buitengebied bepalen, ook de potentie om een toeristisch recreatieve structuur te ontwikkelen. Een stimulans om de agrarische bedrijven te behouden kan het uitoefenen van nevenactiviteiten zijn. Om dergelijke activiteiten daadwerkelijk te stimuleren, worden agrarische nevenactiviteiten mogelijk gemaakt door middel van ontheffingsbevoegdheden.
Het kamperen op of nabij een agrarisch bedrijf is één van de nevenactiviteiten die hier invulling aan kan geven. Daarom wordt het maximumaantal staanplaatsen in dit bestemmingsplan ruimer genomen dan voorheen het geval was zodat er ook meer levensvatbare bedrijven kunnen ontstaan en wordt uitgegaan van ten hoogste 40 staanplaatsen in relatie tot een bouwvlak binnen een agrarische bestemming. Kamperen bij de boer wordt, om onderscheidend te blijven, alleen toegestaan in aansluiting op een agrarische bouwkavel (en dus een agrarisch bedrijf). Door kwaliteitseisen op te nemen wordt een onderscheidend aanbod gewaarborgd. Dit leidt naar verwachting tot een versterking van de structuur van het buitengebied, een verhoging van de leefbaarheid van het platteland en een verbetering van de plattelandseconomie. Tot 25 kampeerplaatsen wordt, conform het provinciale beleid, geen tegenprestatie vereist. Een uitbreiding van het aantal plaatsen boven 25 en tot en met 40 wordt echter wel een tegenprestatie verlangd.
Daar waar momenteel een kampeervoorziening aanwezig is, zal deze als zodanig bestemd worden; hetzij onder een specifiek recreatieve bestemming wanneer dit de hoofdfunctie is op het betreffende perceel, hetzij met een aanduiding wanneer het bij een agrarisch bedrijf plaatsvindt.
Recreatiewoningen
Voor de realisatie van recreatiewoningen in vrijkomende agrarische bedrijfspanden wordt eveneens een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Door deze mogelijkheid te bieden, kunnen bestaande bedrijfsgebouwen in stand gehouden worden en worden extra mogelijkheden geboden voor agrarische nevenactiviteiten waarmee de uitstraling van het buitengebied behouden kan blijven. Het maximum aantal recreatiewoningen bedraagt 7 en realisatie hiervan moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing. Per recreatiewoning moet binnen het bouwvlak 1 parkeerplaats gerealiseerd worden.
Fiets- en wandelpaden
In het buitengebied Asenray is een aantal fiets- wandel- en paardrijroutes aanwezig. Deze zijn echter onvoldoende aan elkaar gekoppeld, zoals uit de gebiedsvisie Roermond – Oost / Asenray blijkt, maar kunnen wel een belangrijke drager zijn voor de toeristisch – recreatieve voorzieningen in Asenray. In het bestemmingsplan worden zo ruim mogelijke opties opgenomen om ontwikkeling van deze routes te stimuleren. Dit blijkt uit het toestaan van recreatief medegebruik in de verschillende bestemmingen en het opnemen van ontheffingsmogelijkheden voor recreatieve nevenactiviteiten binnen de bestemming agrarisch. In aansluiting op deze routes zijn nog weinig ondersteunende recreatieve- en horecavoorzieningen aanwezig. Ontwikkeling van dergelijke voorzieningen kan bijdragen aan behoud en versterking van de structuur van het buitengebied en ontwikkeling van de recreatieve sector. De ontwikkeling van agrarische nevenactiviteiten of toeristisch – recreatieve activiteiten rondom agrarische bedrijven zou hieraan bij kunnen dragen.
Bestaande woningen worden positief bestemd. Om te voorkomen dat woningen uitgebouwd worden tot bouwwerken die te grootschalig zijn voor de omgeving, wordt in het bestemmingsplan een maximummaat opgenomen voor woningen van 800 m3. Voor bijgebouwen wordt een maximum aangehouden van 100 m2 per woning. Daarnaast worden maximum bouw- en goothoogtes opgenomen voor bijgebouwen en woningen
Woningsplitsing wordt niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Het toevoegen van woningen in het buitengebied leidt namelijk tot negatieve ruimtelijke effecten als een toename van verkeersbewegingen en toename van de bebouwing in kwetsbare gebieden (doordat er bij 2 woningen ook het maximum toegestane aantal m2 bijgebouwen ontstaat) en verrommeling van het buitengebied.
Voor het splitsen van een woning ten behoeve van een inwonend persoon die verzorgd moet worden, wordt verwezen naar paragraaf 5.6.6.
Het direct toestaan van nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is niet verenigbaar met het behoud van het open karakter en daarmee het stimuleren van recreatieve ontwikkeling in het buitengebied Asenray. Derhalve worden er geen directe mogelijkheden geboden om burgerwoningen in het buitengebied te realiseren. Wel is het zo dat in aansluiting op de kern Asenray een aantal verzoeken ligt dat in het verleden gedaan is om woningbouw te realiseren maar waaraan geen medewerking verleend kon worden in verband met de vliegtuigcontour die destijds van kracht was; in totaal gaat het om 8 verzoeken. Aan deze initiatieven is reeds principe medewerking verleend. Alle 8 de verzoekers zijn momenteel bezig met het voorbereiden van een bestemmingsplan.
Eventuele nieuwe woningen worden zoveel mogelijk aansluitend aan de kern gerealiseerd om aantasting van het landschap zoveel mogelijk te voorkomen. De meeste woningen waarvoor momenteel concrete initiatieven spelen, vallen binnen de contour van het bestemmingsplan 'kern Asenray'.
Het provinciaal beleid voor wat betreft nieuwe landgoederen geeft aan dat minimaal 10 hectare natuur gerealiseerd moet worden bij aanleg van een landgoed op compleet onbebouwde gronden. In deze provinciale regeling is ook al de tegenprestatie geregeld. Het uitwerken van beleid voor de vestiging van landgoederen is niet iets wat verder in het kader van dit bestemmingsplan geregeld wordt.
Op dit moment is er ook geen aanleiding om een landgoed mee te nemen in dit bestemmingsplan. Indien er toch initiatieven op dit gebied ingediend worden, kan een afweging gemaakt worden voor wat betreft de wenselijkheid op van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden. Waar een dergelijk initiatief zou gaan spelen, zal dit met een aparte procedure, bestemmingsplan, geregeld moeten worden. Dergelijke ontwikkelingen worden niet in het bestemmingsplan 'buitengebied Asenray' opgenomen.
In dit bestemmingsplan worden in relatie tot bestaande bouwvlakken mogelijkheden om kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met een maximum van 50 m2, uit te oefenen. Het gaat hierbij om niet agrarische activiteiten die in of bij een woning uitgeoefend kunnen worden. Belangrijke voorwaarden om met dergelijke activiteiten in te kunnen stemmen zijn dat het geen sterke verkeersaantrekkende activiteiten betreft, dat er voldoende parkeergelegenheden op eigen terrein aanwezig zijn en dat de uitstraling van de woning niet mag veranderen door het aanbrengen van grootschalige reclame – uitingen. Het uitoefenen van detailhandel wordt uitgesloten van deze mogelijkheid.
Het toestaan van de genoemde activiteiten wordt mogelijk gemaakt door het opnemen van een ontheffingsbevoegdheid.
In het kader van het verzorgen van hulpbehoevende naasten ontstaat er de laatste jaren steeds meer de behoefte om een ruimte bij of in een woning in te richten zodat die zorg dicht bij huis geleverd kan worden. Binnen de woonbestemming, of binnen het bouwvlak in relatie tot een agrarische bestemming, is dat echter vaak niet direct mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen. Om toch mogelijkheden te kunnen bieden voor dergelijke verzoeken wordt in dit bestemmingsplan getracht mogelijkheden te bieden voor het bieden van mantelzorg en het realiseren van inwoning.
Mantelzorg
In het geval van mantelzorg gaat het om het bieden van zorg aan een ider die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en / of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Hierbij gaat het in feite om een nieuwe woning in een aparte wooneenheid die, nadat de zorgvraag niet meer aan de orde is, wel weer verwijderd moet worden. Het gaat hierbij niet alleen om zorg aan eerstelijns familieleden maar wanneer het daar niet om gaat moet de noodzakelijkheid voor het verlenen van mantelzorg wel aangetoond worden.
In het bestemmingsplan wordt een ontheffingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt medewerking te verlenen aan het realiseren van voorzieningen ten behoeve van het verlenen van mantelzorg. Uitgangspunt is dat mantelzorg plaats dient te vinden binnen bestaande bebouwing, en dat voorkomen dient te worden dat er feitelijk een nieuwe woning gerealiseerd wordt.
Inwoning
Inwoning betreft het gebruik maken van een extra woonruimte in een bestaande woning ten behoeve van de huisvesting van één huishouden zonder dat voor deze woonruimte voorzieningen zoals een keuken en badkamer aanwezig zijn.