direct naar inhoud van Artikel 16 Woongebied
Plan: Kern Asenray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000124-VG01

Artikel 16 Woongebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
  • b. schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij';
  • c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' detailhandel';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • 1. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen;
  • 2. verkeersvoorzieningen;
  • 3. parkeervoorzieningen;
  • 4. verblijfsgebieden;
  • 5. groenvoorzieningen;
  • 6. speelvoorzieningen;
  • 7. openbare nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.2.1 Algemeen

Op de als 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 16.1 genoemde functies worden gebouwd.

16.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens ter plaatse van aanduiding 'Bouwvlak' en herbouw en het bepaalde onder 16.2.2 onder c, waarbij de bouwregels, zoals opgenomen in dit artikel, van toepassing zijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' mogen niet meer woningen worden gebouwd dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels van de belendingen;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • g. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt voor vrijstaande woningen tenminste 3,00 meter en voor geschakelde woningen aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw tenminste 3,00 meter;
  • h. het bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. per bouwperceel tot 200m2 ten hoogste 70%;
    • 2. per bouwperceel tussen 200m2 en 400m2 ten hoogste 60%;
    • 3. per bouwperceel tussen 400m2 en 600 m2 ten hoogste 50%;
    • 4. per bouwperceel groter of gelijk aan 600m2 ten hoogste 40%.
16.2.3 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de weg gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel voor woondoeleinden maximaal 70 m2. Het bepaalde onder 16.2.2 onder h is hier van overeenkomstige toepassing;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt ten hoogste 2,70 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan een wegzijde ten hoogste 2 meter bedragen, mits deze tenminste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik voor kleine economie;
  • b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik als afhankelijke woonruimte.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.5 onder a voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat het karakter van de woning geheel of gedeeltelijk verloren gaat. Dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning die voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en ten hoogste 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit bedraagt ten hoogste 25m2;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan (Bijlage 1).
16.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.5 onder c voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70m2;
  • e. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • f. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • g. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • h. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende komt te vervallen;
  • i. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' nieuwe woonbebouwing wordt gerealiseerd en de aanduiding 'wro-zone-wijzgingsbevoegdheid' ter plaatse wordt verwijderd, met dien verstande dat:

  • a. het gestelde onder 16.2.2 sub c t/m h en 16.2.3 van overeenkomstige toepassing is;;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
  • c. de woning dient te passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woning is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of andere inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
  • d. de regionale woonvisie in acht wordt genomen;
  • e. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • f. wordt voldaan aan de eisen van de Wet Geluidhinder;
  • g. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
  • h. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstoord of de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2.500m2 en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats;
  • i. geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
  • j. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
  • k. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, waarbij parkeren op eigen erf uitgangspunt is;
  • l. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
  • m. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.