direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kern Vaesrade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.bpKERNVAESRADE-VA07

Artikel 3 Agrarisch

Bestemmingsomschrijving   3.1.   De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  a.   agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;  
  b.   tuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';  
  c.   bedrijfswoningen;  
  d.   duurzaam bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.  
  e.   behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'monument'  
     
    Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn primair de regels van de desbetreffende bestemming van toepassing.  
     
Bouwregels   3.2.1.   Op de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:  
  a.   gebouwen, geen woning zijnde;  
  b.   één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen per bouwperceel;  
  c.   de daarbijbehorende andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.  
     
  3.2.2.   Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:  
  a.   gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.  
  b.   de voorgevel dient voor ten minste 70% in de naar de weggekeerde bouwgrens te worden gebouwd;  
  c.   de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen;  
  d.   de (nok)hoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10 meter bedragen;  
  g.   een bedrijfswoning dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 14,.2.  
  h   in afwijking van het bepaalde onder b t/m g van dit lid, geldt voor de panden aangeduid als 'monument' dat uitsluitend mag worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting van de bestaande gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en/ of het behoud en/ of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat geen wezenlijke verandering mag worden aangebracht aan het stedenbouwkundig beeld en dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden.  
     
  3.2.3.   bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels. met dien verstande dat:  
  a.   de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzonderling van die bedoeld onder b. en erfafscheidingen, mag ten hoogste 8.00 m. bedragen;  
  b.   de hoogte van voedersilo's mag ten hoogste 12.00 m bedragen.  
     
  3.2.4.   Op de tot "Agrarisch" aangewezen gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen geen teelt-ondersteunende voorzieningen, zoals ondersteunend glas, boogkassen, hagelschermen en regenkappen worden gebouwd.  
     
Nadere eisen   3.3.1.   Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden;  
  3.3.2.   de onder 3.3.1. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing; en
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden; en
c. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.  
Ontheffing van de bouwregels   3.4   Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen
voor:
a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 18.4;
b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 18.5;
c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte zoals bepaald in artikel 18.6;

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 20.1 gevolgd.
 
     
Specifieke gebruiksregels   3.5.1   Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:  
  a.   als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;  
  b.   als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;  
  c.   voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;  
  d.   voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;  
  e.   als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;  
  f.   voor opslagdoeleinden dan wel definitieve berging, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;  
  g.   voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;  
  h.   als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;  
  i.   voor nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;  
     
  3.5.2.   Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:  
  a.   ambachtelijke en/of industriële doeleinden  
  b.   groothandel  
  c.   horecadoeleinden  
  d.   detailhandel;  
  e.   opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;  
  f.   intensieve veehouderij.  
     
Ontheffing van de gebruiksregels   3.6.   Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen
voor:
a. kleinschalige recreatieve voorzieningen als bedoeld in artikel 18.3.; b. een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf zoals bepaald in artikel 18.8;
c. het stallen van caravans binnen bestaande bebouwing zoals bepaald in artikel 18.11;
d. functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de wro-zone - ontheffingsgebied als bedoeld in artikel 18.12.

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheden wordt de procedure in artikel 20.1 gevolgd.
 
     
Aanlegvergunning   3.7.1   Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:  
  a.   het aanleggen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;  
  b.   het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;  
  c.   het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;  
  d.   het aanleggen van groenstroken, waaronder begrepen lijnvormige elementen en grasbanen, anders dan ter bestrijding van erosie en voorkoming van wateroverlast;  
  e.   het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en grasbanen;  
  f.   het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;  
  g.   het bebossen van gronden;  
  h.   het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen t.b.v. de winning van delfstoffen.  
     
  3.7.2.   Het bepaalde in 3.7.1. is niet van toepassing voor:  
  a.   werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;  
  b.   werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;  
  c.   werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;  
  d.   werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.  
     
  3.7.3.   De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 3.7.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
 
Wijzigingsbevoegdheid   3.8.   Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming "Agrarisch" uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 2' wijzigen in "Wonen", conform het bepaalde in artikel 19, lid 19.3 van deze regels