direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied
Plan: Buitengebied Nederweert
Plannummer: BPbgb2009DEF
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPbgb2009DEF-va01

Artikel 4 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    • 1. een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied - grondgebonden ("sa-gg");
    • 2. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij ("iv");
    • 3. een intensieve kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding intensieve kwekerij ("ik");
    • 4. ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied - melkveehouderij ("sa-m") uitsluitend een melkveehouderijbedrijf;

een en ander met dien verstande dat:

    • a. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf of een melkveehouderij of een glastuinbouwbedrijf of intensieve kwekerij is uitgesloten;
    • b. nieuwvestiging van of omschakeling naar een intensief veehouderijbedrijf is enkel toegestaan middels een wijzigingsbevoegdheid;
    • c. nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf, een glastuinbouwbedrijf of intensieve kwekerij is niet toegestaan;
    • d. niet agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan, voor zover deze ter plaatse zijn opgenomen in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen, en wel in maximaal de omvang waarin ze rechtens mogen bestaan op het moment van het van kracht worden van het plan;
    • e. de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing" zijn bestemd voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bijbehorende agrarisch bedrijf, zoals teeltondersteunende voorzieningen, voederplaten en weegbruggen;
    • f. de bouwvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak niet uitbreiden" niet mogen worden vergroot;
  • c. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding wonen, meer in het bijzonder een Ruimte voor Ruimte woning ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte woning ("sa-rvr");
  • d. een niet-agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied met de nadere functieaanduiding bedrijf zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de bijlage 2 opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven;
  • e. recreatieve functies, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied met de nadere functieaanduiding recreatie zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen;
  • f. maatschappelijke functies, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied met de nadere functieaanduiding maatschappelijk, zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen;
  • g. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied met de nadere functieaanduiding detailhandel zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen;
  • h. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca ("ho") zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen;
  • i. versterking van de aanwezige landschappelijke en stedenbouwkundige structuur;
  • j. verkeersvoorzieningen, mede in de vorm van onverharde wegen en paden;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van overige;
  • m. een straalpad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone straalpad;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. extensieve dagrecreatie, inclusief semi-verharde parkeervoorzieningen,

4.2 Bouwregels

Op de voor Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

4.2.1 Algemeen
  • a. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak met de aanduiding Specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 1 m. toegestaan, zoals kuilvoerplaten;
  • c. Per bouwvlak met een aanduiding agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 4.1. onder b, de aanduiding bedrijf als bedoeld in artikel 4.1. onder d, de aanduiding recreatie als bedoeld in artikel 4.1. onder e, de aanduiding detailhandel als bedoeld in artikel 4.1. onder g, de aanduiding horeca als bedoeld in artikel 4.1. onder h of per aanduiding wonen als bedoeld in artikel 4.1. onder c, is maximaal 1 (bedrijfs)woning toegestaan, tenzij op de verbeelding een ander aantal woningen staat vermeld. In dat laatste geval is het aantal op de verbeelding voor dat perceel aangegeven toegestane woningen maatgevend; per bouwvlak met de aanduiding -bw is geen bedrijfswoning toegestaan.
  • d. Het gebruik van een woning voor een aan huis gebonden beroep en een aan huis gebonden bedrijf is toegestaan, mits:
    • 1. de functie ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie;
    • 2. er maximaal 30% van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen;
    • 3. geen publiekgerichte functie wordt uitgeoefend;
    • 4. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten.
  • e. Nieuwvestiging van inrichtingen ex artikel 2.4 IVbM (lawaaisportterreinen) is niet toegestaan.
  • f. Buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken zijn, behoudens het bepaalde in 4.2.2 onder 5, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van het agrarisch grondgebruik en/of recreatief medegebruik, danwel verkeers- en/of nutsvoorzieningen met een maximale hoogte van 1 m en een maximale oppervlakte van 6 m² per bouwwerk.
  • g. De oppervlakte aan parkeervoorzieningen ten behoeve van de extensieve dagrecreatie mag per locatie maximaal 250 m² bedragen.

4.2.2 Agrarisch bedrijf

Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 4.1. onder b gelden de volgende eisen:

  • 1. bedrijfsgebouwen:

goothoogte   max. 7 m.  
bouwhoogte   max. 10 m.  
dakhelling   min. 12°  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  

  • 2. bedrijfswoningen:

dakhelling   min. 12°  
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik   max. 1.100 m³  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  

  • 3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:

goothoogte   max. 3,20 m.  
bouwhoogte   max. 5,50 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot bedrijfswoning   max. 20 m uit dichtstbijzijnde gevel  

  • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  bouwhoogte   inhoud   afstand tot zijdelingse perceelsgrens  
mestsilo's   max. 8,50 m.   max. 2500 m³   min. 5 m.  
overige silo's   max. 12 m.   n.v.t.   min. 5 m.  
erfafscheidingen   max. 2 m.   n.v.t.   n.v.t.  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4,50 m.   n.v.t.   n.v.t.  

  • 5. teeltondersteunende voorzieningen:

  bouwhoogte   oppervlakte   overig  
permanente teeltondersteunende voorzieningen (binnen bouwvlak)   max. 2,50 m., met uitzondering van ondersteunende kassen welke 8 m. hoog mogen zijn   max. 5.000 m²    
tijdelijke regenkappen   max. 2,50 m.   max. 10% van totale teeltoppervlakte   aansluitend aan bebouwde deel van het bouwvlak  
tijdelijke hoge boogkassen   max. 2,50 m.   max. 10% van totale teeltoppervlakte   aansluitend aan bebouwde deel van het bouwvlak  

  • 6. als specifieke nevenactiviteit bij agrarische bedrijven is de verkoop van streekeigen produkten tot max. 200 m² toegestaan;
  • 7. een minicamping is toegestaan binnen een bouwvlak met de aanduiding 'minicamping', tot 15 kampeerplaatsen en met uitzondering van stacaravans of permanente plaatsen voor caravans;
  • 8. mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit bij het eigen agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • 9. overige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan, behoudens het bepaalde in 4.1. lid b sub d;
  • 10. op bouwvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing" zijn geen gebouwen toegestaan.

4.2.3 Wonen

Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding wonen gelden de volgende eisen:

  • 1. woningen, inclusief bijgebouwen:

dakhelling   min. 12°, deze eis geldt niet voor bijgebouwen  
inhoud   maximaal 1.100 m³  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens voor woning én bijgebouwen   min. 5 m.  
afstand tot hart van de weg   min. 30 m. bij gebiedsontsluitingswegen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1.1;
min. 15 m. bij erftoegangs- en onverharde wegen  
situering Ruimte voor Ruimte-woning   in of maximaal 2 meter achter de gevellijn  
goothoogte vrijstaande bijgebouwen   max. 3,20 m.  
bouwhoogte vrijstaande bijgebouwen   max. 5,50 m.  
afstand tot woning voor vrijstaande bijgebouwen   max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel  

  • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen een afstand van maximaal 50 m. achter de voorgevelrooilijn:

bouwhoogte erfafscheidingen   max. 2 m.; erfafscheidingen zijn ook vóór de voorgevelrooilijn toegestaan tot een bouwhoogte van max. 1 m.  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m.  
oppervlakte   max. 30 m²  

  • 3. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan;
  • 4. vervangende nieuwbouw is toegestaan, mits dit plaatvindt op de bestaande fundamenten;
  • 5. een minicamping is toegestaan binnen een bouwvlak met de aanduiding 'minicamping', tot 15 kampeerplaatsen en met uitzondering van stacaravans of permanente plaatsen voor caravans.

4.2.4 Bedrijf, detailhandel en horeca

Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met een nadere functie-aanduiding bedrijf, detailhandel en horeca gelden de volgende eisen:

  • 1. bedrijfsgebouwen:

goothoogte   max. 4,5 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand.  
bouwhoogte   max. 8 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand, met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte een bouwhoogte geldt van maximaal 10,60 m  
bebouwd oppervlakte   maximaal de oppervlakte zoals bestaand.  

  • 2. bedrijfswoningen:

goothoogte   max. 5,50 m.  
bouwhoogte   max. 8 m  
dakhelling   minimaal 12°  
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik   max. 1.100 m³  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  

  • 3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:

goothoogte   max. 3,20 m.  
bouwhoogte   max. 5,50 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot bedrijfswoning   max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel  

  • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

bouwhoogte erfafscheidingen   max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m.
 

  • 5. omschakeling van niet-agrarische bedrijven is toegestaan voorzover het betreft bedrijven passend binnen de lijst van categorie 1 en 2-bedrijven, zoals opgenomen in de in Bijlage 4 bij deze planregels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee naar aard, omvang en invloed op milieu en omgeving vergelijkbare bedrijven;
  • 6. uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf is toegestaan tot het in Bijlage 2 bij deze planregels opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven opgenomen percentage van het bestaand bebouwde oppervlak, waarbij de regels onder 1 t/m 4 van dit sublid in acht genomen dienen te worden;
  • 7. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven is niet toegestaan.

4.2.5 Recreatie

Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met een nadere functie-aanduiding recreatie gelden de volgende eisen:

  • 1. bedrijfsgebouwen:

goothoogte   max. 4,5 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand.  
bouwhoogte   max. 8 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand.  
dakhelling   min. 12°  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
bebouwd oppervlakte   maximaal de oppervlakte zoals bestaand.  

  • 2. bedrijfswoningen:

goothoogte   max. 5,50 m.  
bouwhoogte   max. 8 m.  
dakhelling   min. 12°  
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik   max. 1.100 m³  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  

  • 3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:

goothoogte   max. 3,20 m.  
bouwhoogte   max. 5,50 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot bedrijfswoning   max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel  

  • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

bouwhoogte erfafscheidingen   max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m.  

  • 5. nieuwvestiging van een recreatiebedrijf is niet toegestaan;

4.2.6 Maatschappelijk

Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met een nadere functie-aanduiding maatschappelijk gelden de volgende regels:

  • 1. bedrijfsgebouwen:

goothoogte   max. 4,50 m.  
bouwhoogte   max. 8 m.  
dakhelling   min. 12°, deze eis geldt niet voor bijgebouwen  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
bebouwd oppervlak   maximaal de oppervlakte zoals bestaand + 10%  

  • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

bouwhoogte erfafscheidingen   max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m.  

4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. bebouwing;
    • 2. verhardingen;
  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op:
    • 1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 7. de sociale veiligheid;
    • 8. de externe veiligheid;
    • 9. de hemelwaterproblematiek.
  • c. Voor zover sprake is van bebouwing en verhardingen in het kader van agrarische ontwikkelingen, dient bij de aspecten natuurlijke en/of landschappelijke waarden, stedenbouwkundige kwaliteit en hemelwaterproblematiek in ieder geval het bepaalde in artikel 32.3 in acht te worden genomen.
    Voor zover sprake is van bebouwing en verhardingen in het kader van ontwikkelingen bij niet-agrarische bedrijven en recreatiebedrijven, dient bij de aspecten natuurlijke en/of landschappelijke waarden, stedenbouwkundige kwaliteit en hemelwaterproblematiek in ieder geval het bepaalde in artikel 32.4 in acht te worden genomen.

4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in 4.2 en de bouw van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen toestaan tot een minimale afstand van 3 m. uit de perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
    • 1. deze kortere afstand vanwege bedrijfstechnische maatregelen noodzakelijk is;
    • 2. het perceel onvoldoende ruimte biedt om de bebouwing binnen 5 meter te realiseren;
    • 3. deze kortere afstand vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 4. de belangen van naburige percelen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het bepaalde in 4.2.1 en overschrijding van de begrenzing van de op de verbeelding aangeduide agrarische bouwvlakken met bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. een doelmatige bedrijfsvoering overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maakt;
    • 2. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak en slechts éénmalig tijdens de planperiode;
    • 3. aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • 4. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • 5. uit een ingesteld bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 6. op grond van het bepaalde in artikel 32.3 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 7. het woon- en leefklimaat niet worden aangetast;
  • c. het bepaalde in 4.2.1 en overschrijding van de op de verbeelding aangegeven begrenzingen van het bouwvlak met de aanduiding "wonen" toe te staan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de maximale inhoudsmaat van de woning, inclusief bijgebouwen zoals genoemd in artikel 4.2.3 lid 1 mag niet worden overschreden;
    • 2. aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
    • 3. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. het bepaalde in 4.2.1 en het oprichten van schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van vee toestaan tot een maximum van 25 m², onder de voorwaarden dat:
    • 1. de oprichting van schuilgelegenheden enkel is toegestaan ter plaatse van de wro-zone - bebouwingsconcentraties, zoals aangeduid op de verbeelding;
    • 2. de oprichting van schuilgelegenheden niet mogelijk is binnen het bouwvlak, danwel het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt opgericht te ver van het bouwvlak af ligt;
    • 3. sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing van de schuilgelegenheid;
    • 4. op grond van het bepaalde in artikel 32.3 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
  • e. het bepaalde in 4.2.2 en permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak met de aanduiding agrarisch bedrijf een oppervlakte van méér dan 5.000 m² toe te staan, uitsluitend indien:
    • 1. op grond van het bepaalde in artikel 32.3 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 2. geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf;
    • 3. een advies verkregen wordt van de provinciale BOM+ adviescommissie;
  • f. het bepaalde in 4.2.2 en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van de aspergeteelt toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de voorzieningen maximaal gedurende 3 maanden op de gronden aanwezig zijn;
    • 2. de maximale hoogte van de voorzieningen 3 m. bedraagt;
    • 3. rekening gehouden worden met de milieukwaliteit, met name de waterhuishouding en de ecologische waarden in het gebied;
    • 4. na afloop van de periode van 3 maanden de aanwezige voorzieningen in zijn geheel van de gronden verwijderd worden;
  • g. het bepaalde in 4.2.2 en een maximale bouwhoogte van 12 m. voor bedrijfsgebouwen bij een agrarisch bedrijf toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. een doelmatige bedrijfsvoering deze grotere hoogte noodzakelijk maakt;
    • 2. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
    • 3. de bouwhoogte vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is;
  • h. het bepaalde in 4.2.3 en een vergroting van de inhoud van een burger- of bedrijfswoning, inclusief bijgebouwen, tot 1.200 m³, indien het perceel niet groter is dan 1.000 m² en tot 1.400 m³, indien het perceel groter is dan 1.000 m² toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. sprake is van een samenhangend geheel, waarbij de woning tezamen met de uitbreiding een eenheid dient te vormen;
    • 2. de uitbreiding planologisch aanvaardbaar is;
    • 3. de uitbreiding niet voor/aan de voorgevel van de woning plaatsvindt;
    • 4. de uitbreiding niet zodanig is dat woningsplitsing via eenvoudige bouwkundige ingrepen mogelijk wordt;
    • 5. op grond van het bepaalde in artikel 32.4 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd;
  • i. het bepaalde in 4.2.3 en het oprichten van vervangende nieuwbouw buiten de bestaande fundamenten toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de nieuwe locatie vanuit stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt gewenst of toelaatbaar is;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens niet minder dan 3 m. bedraagt;
    • 3. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;
  • j. het bepaalde in 4.2.4 en uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf boven het percentage zoals genoemd in de in Bijlage 2 opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. aangetoond wordt dat de ontwikkeling niet op een bedrijventerrein gerealiseerd kan worden;
    • 2. aangetoond wordt dat de ontwikkeling redelijkerwijs niet binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd kan worden;
    • 3. aangetoond wordt dat op korte termijn geen zicht is op verplaatsing van het bedrijf;
    • 4. aangetoond wordt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf;
    • 5. de ontwikkeling geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie oplevert;
    • 6. de uitbreiding qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
    • 7. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
    • 8. de ontwikkeling zowel landschappelijk/natuurlijk als stedenbouwkundig en architectonisch dient te worden ingepast;
    • 9. op grond van het bepaalde in artikel 32.4 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
4.4.2 Aanvulend afwegingskader

Een in artikel 4.4.1 genoemde ontheffing kan bovendien slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.

4.4.3 Procedure

Een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 4.1, meer in het bijzonder:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens stacaravans of het permanent plaatsen van caravans op kampeerterreinen of kleinschalige campings, alsmede caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door arbeidsmigranten, met uitzondering van de gronden met permanente bewoning of de aanduiding 'minicamping';
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan toegestaan op grond van de in dit plan opgenomen regels, en in het bijzonder behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van het niet-agrarische bedrijf en dan uitsluitend in de producten die zijn vermeld in de Staat van niet-agrarische bedrijven en in de omvang waarin deze op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaan;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten, anders dan toegestaan op grond van de in dit plan opgenomen regels;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven is niet toegestaan, met dien verstande dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
  • f. het gebruik bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • i. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor burgerbewoning. Dit verbod geldt niet voor bewoningssituaties die reeds op 1 september 2007 bestaand waren dan wel voor situaties waarvoor na 1 september 2007 een tijdelijk persoonsgebonden gedoogbeschikking is verleend;
  • j. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten.

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Algemeen
  • a. artikel 4.5 onder e en toestaan dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere agrarisch bedrijven plaatsvindt, onder de voorwaarde dat, voor zover van toepassing, een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet verkregen wordt;
  • b. artikel 4.5 onder g en toestaan dat bijgebouwen gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    • 1. sprake is van een mantelzorgindicatie;
    • 2. de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van de hoofdbebouwing;
    • 3. sprake dient te zijn van een ondergeschikte functie bij de woning;
    • 4. er geen tweede woning mag ontstaan;
    • 5. op grond van het bepaalde in artikel 32.4 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd;
    • 6. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.
  • c. artikel 4.5 onder i en toestaan dat de agrarische bedrijfswoning wordt gebruikt voor bewoning door burgers, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de bewoning is aangevangen na 1 september 2007;
    • 2. de woning geen onevenredige milieubelemmeringen ondervindt op de aspecten geluid, trilling fijnstof of verkeer.
4.6.2 Aanvullend afwegingskader

Een in 4.6.1 genoemde ontheffing kan bovendien slechts worden verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
  • b. er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie;
  • c. met de gemeente wordt een overeenkomst gesloten waarin wordt verwezen naar een opgesteld plan waarin de ruimtelijke kwaliteitswinst is vormgegeven. In geval van een bijdrage op basis van het provinciale Contourenbeleid, wordt deze overeenkomst met de provincie gesloten;
  • d. functiewijziging ten behoeve van nieuwe solitaire detailhandelsvestigingen, groothandel, kantoren, glastuinbouw, (zware) industrie, transport- en distributiefuncties en andere bedrijvigheid die op grond van rijks- of provinciaal beleid elders dient te worden gelokaliseerd en bedrijvigheid niet genoemd in de in bijlage 4 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten of gelijkwaardig is niet toegestaan;
  • e. er vindt bovendien geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en infrastructuur;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid.
4.6.3 Procedure

Een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. nieuwvestiging van en omschakeling naar een intensief veehouderijbedrijf toestaan, indien tegelijkertijd sprake is van verplaatsing van een volwaardig agrarisch bedrijf elders binnen het plangebied, dat vanwege zijn ligging als knelpunt wordt beschouwd (knelsituatie), onder de voorwaarden dat:
    • 1. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
    • 2. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 3. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 5. de maximum oppervlakte van de nieuwe kavel mag de maat van 1,5 ha overschrijden indien op grond van het bepaalde in artikel 32.3.2 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 6. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel mag de maat van 3 ha overschrijden indien op grond van het bepaalde in artikel 32.3.3 en 32.3.4inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 7. een advies verkregen wordt van de provinciale BOM+ adviescommissie;
    • 8. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 9. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
    • 10. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 11. met betrekking tot de verplaatsing van een knelsituatie kan een overeenkomst worden gesloten over de afbouw van het betreffende bedrijf;
    • 12. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 13. de bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd dan nadat de bedrijfsgebouwen zijn gebouwd;
    • 14. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden;
  • b. het bouwvlak voor een grondgebonden agarisch bedrijf vergroten tot maximaal 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:
    • 1. er geen omschakeling plaatsvindt naar een glastuinbouwbedrijf of intensieve kwekerij of een intensief veehouderijbedrijf;
    • 2. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 3. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 4. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 5. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. op grond van het bepaalde in artikel 32.3.2 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 7. bij overschrijding van de oppervlaktemaat van 1,5 ha een advies van de provinciale BOM+ adviescommissie is verkregen;
    • 8. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 9. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 10. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 11. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden;
  • c. het bouwvlak voor een intensief veehouderijbedrijf vergroten tot maximaal 3 ha, onder de voorwaarden dat:
    • 1. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
    • 2. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 3. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 6. uit een ingesteld bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 7. op grond van het bepaalde in artikel 32.3.2 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 8. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel mag de maat van 3 ha overschrijden indien op grond van het bepaalde in artikel 32.3.3 en 32.3.4inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 9. bij overschrijding van de oppervlaktemaat van 1,5 ha een advies van de provinciale BOM+ adviescommissie is verkregen;
    • 10. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 11. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 12. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 13. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden;
  • d. het bouwvlak voor een intensieve kwekerij vergroten tot maximaal 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 2. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 3. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. op grond van het bepaalde in artikel 32.3.2 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 6. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel mag de maat van 1,5 ha overschrijden indien op grond van het bepaalde in artikel 32.3.3 en 32.3.4inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 7. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 8. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 9. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden;
  • e. het bouwvlak voor een melkveehouderij vergroten tot 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 2. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 3. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.
    • 5. op grond van het bepaalde in artikel 32.3.2 inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 6. de maximale oppervlakte van de nieuwe bouwkavel mag de maat van 1,5 ha overschrijden indien op grond van het bepaalde in artikel 32.3.3 en 32.3.4inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 7. bij overschrijding van de oppervlaktemaat van 1,5 ha een advies van de provinciale BOM+ adviescommissie is verkregen;
    • 8. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 9. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 10. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden;
  • f. de specifieke bouwaanduiding bouwvlak zonder bebouwing wijzigen in de aanduiding bouwvlak bij een agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de wijziging noodzakelijk is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    • 2. uitbreiding van het bouwblok niet is toegestaan op een bouwblok met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - niet uitbreiden";
    • 3. op grond van het bepaalde in artikel artikel 32.3 , inzicht wordt geboden in de bedrijfsontwikkeling en de effecten hiervan op de omgeving en de wijze waarop een verbetering van de omgevingskwaliteit wordt nagestreefd (tegenprestatie voor eventuele negatieve effecten van de ingreep), met als doel de omgevingskwaliteit en de bedrijfsontwikkeling in onderlinge samenhang te kunnen realiseren;
    • 4. bij overschrijding van de oppervlaktemaat van 1,5 ha een advies van de provinciale BOM+ adviescommissie is verkregen;
    • 5. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 6. voor zover van toepassing, reëel zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet;
    • 7. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
    • 8. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
    • 9. de regels in artikel 4.2.2 in acht genomen worden; de
  • g. de aanduiding wonen wijzigen in de aanduiding agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de bepalingen in 4.7.1 onder a betreffende de nieuwvestiging van een agrarische bedrijf in acht genomen worden;
    • 2. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan.
  • h. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - landbouwontwikkelingsgebied - grondgebonden', 'intensieve kwekerij' en 'specifieke vorm van agrarisch - landbouwontwikkelingsgebied - melkveehouderij' wijzigen in de aanduiding 'intensieve veehouderij, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de bepalingen in 4.7.1 onder a betreffende de nieuwvestiging van een agrarische bedrijf in acht genomen worden;
    • 2. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan.
4.7.2 Aanvullend afwegingskader

Een in artikel 4.7.1 genoemde wijziging kan bovendien slechts worden vastgesteld mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid en infrastructuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de waarden en functies die het plan beoogt te beschermen;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld.