direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerneelhoven-Oost (Nooitgedacht 2016)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPNooitgedacht2016-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kerneelhoven-Oost (Nooitgedacht 2016)' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPNooitgedacht2016-VA01 van de gemeente Nederweert.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee of meer woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.6 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede vormen van detailhandel.

1.7 aan- of uitbouw:

een bijgebouw dat aan een hoofdgebouw is vast gebouwd.

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.9 activiteit:

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, met daarin onderscheid tussen:

  • grondgebonden agrarisch bedrijf, waaronder wordt begrepen een akkerbouw bedrijf en een veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij en waaronder mede begrepen een productiegerichte paardenhouderij.
  • intensief veehouderijbedrijf:
  • glastuinbouwbedrijf;
  • intensieve kwekerij, waaronder een viskwekerij en champignonkwekerij;
  • melkveehouderij.

Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf kan worden aangemerkt

1.11 agrarisch grondgebruik:

het weiden van dieren en/of het telen van gewassen.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsconcentratie:

bebouwingsclusters en/of bebouwingslinten, zoals aangegeven op de verbeelding.

1.14 bedrijvigheid aan huis:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht.

1.15 begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.16 bestaand:

legaal aanwezig of in aanbouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijbehorende voorzieningen:

functies en bebouwing die niet nader in de doeleindenomschrijving van een bestemming zijn genoemd, maar die inherent zijn aan de in de doeleindenomschrijving genoemde functies en bebouwing.

1.22 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de kap/zolder.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 burgerwoning:

een woning, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.31 carport:

een bijgebouw of bouwwerk, geen gebouw, bedoeld als stallingsgelegenheid voor auto's en zonder zelfstandige wand.

1.32 consumentverzorgende dienstverlening:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huist gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk. De woning behoudt hierbij in overwegende mate haar functie en de bedrijvigheid heeft een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is. Een seksinrichting wordt hier in ieder geval niet onder begrepen.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.34 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.35 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidignen, reilering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen). Een bouwwerk,

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.37 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op sociaal, cultureel gebied of op het gebied van sport.

1.38 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.

1.39 extensief medegebruik:

(recreatief) medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets, en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gevellijn:

de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkst bouwwerk valt aan te merken.

1.43 internetwinkel:

(detail)handel via internet (of postorder), mits ter plekke geen sprake is van het uitstallen, afhalen of verkoop ter plekke (ook niet als ondergeschikte activiteit), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.44 kampeermiddel:
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is;

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Stacaravans worden hiertoe niet gerekend.

1.45 kampeerplaats:

plaats geschikt voor een kampeermiddel.

1.46 kleinschalig kamperen:

het gebruik van de gronden ten behoeve van een beperkt kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen.

1.47 mestbewerking/-verwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, beluchting, droging, compostering, indamping, vergassing en verbranding.

1.48 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.49 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.50 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.51 peil:
  • c. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.52 primaire voorzieningen:

voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning, zoals woonkamer, keuken, badkamer/toilet en slaapkamer.

1.53 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.54 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald of beoogd beeld, inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere, door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd dan wel beoogd beeld.

1.55 voorgevelrooilijn:

een virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van de woning, alsmede zich uitstrekt tot maximaal 10 m. ter weerszijden van die voorgevel.

1.56 vrijstaande woning:

een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste een in de bouwregels bepaalde afstand bedraagt.

1.57 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.58 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Kelders worden buiten beschouwing gelaten.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Esdorpen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeersvoorzieningen, mede in de vorm van onverharde wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensieve dagrecreatie, inclusief semi-verharde parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande woningen, ten behoeve van het in artikel 4.1.1 toegestane gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Regels ter plaatse van aanduiding 'wonen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. de woning en de bijgebouwen moeten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bestaande woning toegestaan;
  • c. de voorgevel van de woning wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • d. de afstand van de woning en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5,00 meter;
  • e. de inhoud van de woning inclusief alle bijbehorende bijgebouwen (zowel binnen als buiten het vlak met de aanduiding 'wonen') bedraagt maximaal 950 m3;
  • f. de diepte bedraagt ten hoogste 15,00 m voor een vrijstaande woning of aaneengebouwde woning en 20,00 m voor een vrijstaande of aaneengebouwde bestaande uit één bouwlaag.
  • g. een woning wordt met een kap van minimaal 12° afgedekt;
  • h. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 3,20 meter;
  • i. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
  • j. bijgebouwen mogen maximaal tot 20 meter uit de dichtsbijzijnde gevel van de woning worden gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen binnen een afstand van 50 meter achter de voorgevelrooilijn van een woning worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de totale oppervlakte maximaal 30 m2 bedraagt.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwingen of verhardingen, met het oog op:

  • a. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
  • b. stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid;
  • i. de hemelwaterproblematiek.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand woning tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d voor de bouw van woningen op een afstand van minder dan 5,00 meter met dien verstande dat:

  • a. de afstand minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
3.4.2 Schuilgelegenheden voor vee

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 en het oprichten van schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van vee toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de oprichting van schuilgelegenheden enkel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - bebouwingsconcentratie';
  • b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 25 m2 bedraagt;
  • c. de oprichting van schuilgelegenheden niet mogelijk is ter plaatse van de aanduiding 'wonen', danwel het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt opgericht te ver van de aanduiding 'wonen' af ligt;
  • d. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing van de schuilgelegenheid;
  • f. op grond van het bepaalde in artikel 8.1 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.4.3 Vergroten inhoud woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder f en een vergroting van de inhoud van een woning inclusief bijgebouwen tot 1.100 m³, onder de voorwaarden dat:

  • a. sprake is van een samenhangend geheel, waarbij de woning tezamen met de uitbreiding een eenheid dient te vormen;
  • b. de uitbreiding niet voor/aan de voorgevel van de woning plaatsvindt;
  • c. de uitbreiding niet zodanig is dat woningsplitsing via eenvoudige bouwkundige ingrepen mogelijk wordt;
  • d. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. op grond van het bepaalde in artikel 8.1 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens stacaravans of het permanent plaatsen van caravans op kampeerterreinen of kleinschalige campings, alsmede caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door arbeidsmigranten;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking;
  • f. de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten;
  • i. als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt gerekend het gebruik van leegstaande gebouwen voor statische opslag, zonder dat er handels- of bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.
3.5.2 Aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening

Het hoofdgebouw mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een ondergeschikte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening;
  • e. maximaal 40 m2 gebruikt mag worden voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening.
3.5.3 Internetwinkel

In het hoofdgebouw mag een internetwinkel gevestigd zijn, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. maximaal 40 m2 gebruikt mag worden voor een internetwinkel.
3.5.4 Mantelzorg

In het hoofdgebouw is mantelzorg toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kleinschalig kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 onder a en toestaan dat de gronden worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein tot maximaal 25 kampeerplaatsen, onder de voorwaarden dat:

  • a. kampeermiddelen maximaal op 75 meter van de grens van de bestaande bebouwing behorende bij de burgerwoning, waarbij het kleinschalig kamperen hoort, geplaatst mogen worden;
  • b. geen extra bebouwing ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden opgericht;
  • c. de kleinschalige kampeerplaats dient te worden voorzien van een adequate afschermende beplanting. Hiertoe dient een beplantingsplan te worden voorgelegd, dat de goedkeuring behoeft van het college van burgemeester en wethouders van Nederweert;
  • d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • e. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. op grond van het bepaalde in artikel 8.1 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.6.2 Uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1 en 3.5.2 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan of kunnen ontstaan.
3.6.3 Uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1, 3.5.2 en 3.5.3 voor de uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate in stand wordt gehouden;
  • e. geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat.
3.6.4 Mantelzorg in bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.4 voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
  • b. de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van het hoofdgebouw;
  • c. er sprake dient te zijn van een ondergeschikte functie bij de woning;
  • d. er geen tweede woning mag ontstaan;
  • e. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
3.7.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,5 meter;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
    • 3. het aanleggen van verhardingen op de gronden tussen de voorzijde van het agrarisch bouwvlak en de ontsluitingsweg of gebied tussen de voorzijde van een burgerwoning en de ontsluitingsweg of binnen 5 m. uit de bestaande bebouwing ten behoeve van de woning;
  • d. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in een kapvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.
3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen (bouw)vlak met een functieaanduiding, zoals nader omschreven in de bestemmingsomschrijving in deze bestemming;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Afwegingskader

Een in artikel 3.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

3.7.4 Strafregel

Overtreding van het verbod in 3.7.1 is een strafbaar feit.

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in nog te realiseren woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen en erven;
  • e. verhardingen.
  • f. parkeervoorzieningen en stallingsruimten voor fietsen;
  • g. groenvoorzieningen,
  • h. nutsvoorzieningen,
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Voordat op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mag worden gebouwd zoals bedoeld in lid 4.2.2 t/m 4.2.5 dienen de bestaande kassen ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Esdorpen' duurzaam verwijderd te zijn.

4.2.2 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande woningen, ten behoeve van het in artikel 4.1.1 toegestane gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouw en bijgebouwen moeten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mogen maximaal het aangegeven aantal woningen gerealiseerd worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' mag een hoofdgebouw in het aangegeven maximum aantal bouwlagen worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt geplaatst in de naar de weg gekeerde bouwgrens, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • e. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 5,50 m;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3,00 m;
  • g. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 350 m3 en maximaal 1.000 m3;
  • h. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3,00 meter;
  • i. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • j. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 15,00 m en 20,00 m voor een woning bestaande uit één bouwlaag.
  • k. hoofdgebouwen worden een kap van minimaal 12° en maximaal 60° afgedekt.
4.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen moeten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder g.;
  • b. de afstand tot de voorgevel van de woning mag niet minder dan 3,00 m bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder g.;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
  • e. bijgebouwen mogen slechts aan één zijde van het bouwperceel in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd en aan de andere zijde ten minste 3,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 75 m2, met dien verstande dat ten minste 40% van de gronden, gelegen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw onbebouwd en onoverdekt blijft, tenzij alle primaire voorzieningen op de begane grond gerealiseerd worden in welk geval de totale oppervlakte niet meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • g. aan- c.q. uitbouwen mogen buiten de aanduiding 'bouwvlak' of vóór de figuur 'gevellijn' worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte vanuit de voorgevel van de woning ten hoogste 2,00 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    • 3. de breedte ten hoogste 4,50 m bedraagt;
    • 4. het bepaalde onder lid f ten aanzien van de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen is overeenkomstig van toepassing.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting maximaal 8,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van antennes en antennemasten maximaal 5,00 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waardoor een overdekte ruimte ontstaat mogen ten hoogste 1,00 m vóór de woning worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Twee-aaneen gebouwde woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in

artikel 4.2.2 onder a voor het bouwen van twee-aaneen gebouwde woningen in plaats van vrijstaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. binnen de bestemming 'Wonen - 2' maximaal 6 woningen gebouwd mogen worden;
  • b. de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gesitueerd en aan de andere zijde minimaal 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden gesitueerd;
  • c. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4.2.3, 4.2.4 en 4.2.5.
4.3.2 Voorgevel evenwijdig aan figuur 'gevellijn'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder d voor het plaatsen van de voorgevel van het hoofdgebouw op een afstand van niet meer dan 4,00 m achter de figuur 'gevellijn', met dien verstande dat het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.3 Woning in zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder f voor het bouwen van één zijde van een hoofdgebouw bij een vrijstaande woning op een afstand van minder dan 3,00 meter tot in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat:

  • a. dit slechts aan één zijde gebeurt;
  • b. de afstand tot de naast gelegen woning minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.3.4 Plat dak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder k ten behoeve van het plat afdekken van een woning, met dien verstande dat het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

4.3.5 Afstand bijgebouwen tot voorgevel hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.4 onder b voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand minder dan 3,00 m tot de voorgevel van een woning, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de woning minimaal 1,00 meter bedraagt;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
4.3.6 Terrein- of erfafscheiding voor de voorgevel van het hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.5 onder b sub 1 voor het bouwen van terrein- of erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning met een hoogte van maximaal 2,00 m, met dien verstande dat de gronden grenzen aan de zijgevel van de woning.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. van de gronden voor het plaatsen van meer dan één kampeermiddel of het plaatsen van één kampeermiddel vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en voor het gebruik van het kampeermiddel voor bewoning;
  • b. zelfstandige bewoning, voor zover het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • c. handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
4.4.2 Aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening

Het hoofdgebouw mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een ondergeschikte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening;
  • e. maximaal 40 m2 gebruikt mag worden voor een aan huis gebonden beroep, bedrijvigheid aan huis of consumentverzorgende dienstverlening.
4.4.3 Internetwinkel

In het hoofdgebouw mag een internetwinkel gevestigd zijn, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredige nadelig wordt beïnvloed of kan worden beïnvloed;
  • d. maximaal 40 m2 gebruikt mag worden voor een internetwinkel.
4.4.4 Mantelzorg

In het hoofdgebouw is mantelzorg toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1 en 4.4.2 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan of kunnen ontstaan.
4.5.2 Uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1, 4.4.2 en 4.4.3 voor de uitoefening van bedrijvigheid aan huis, consumentverzorgende dienstverlening of internetwinkel in bijgebouwen bij een woning, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 m² van de oppervlakte van deze gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. de woonfunctie in overwegende mate in stand wordt gehouden;
  • e. geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat.
4.5.3 Mantelzorg in bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.4 voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een mantelzorgindicatie;
  • b. de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van het hoofdgebouw;
  • c. er sprake dient te zijn van een ondergeschikte functie bij de woning;
  • d. er geen tweede woning mag ontstaan;
  • e. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Schrappen ongebruikte bouwtitels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen - 2', wijzigen ten aanzien van het schrappen van ongebruikte bouwtitels indien niet binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan is gestart met de bouw van de woning(en).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

6.2 Afwijken van het gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10% voor zover:
    • 1. daarvoor in deze regels geen bijzondere afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen;
    • 2. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. het afwijken voor het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen voor zover:
    • 1. deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter bedraagt;
    • 3. een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de antennes ten opzichte van de omgeving wordt gewaarborgd;
    • 4. geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt en mits geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de bestemming of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, afvalvoorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitbijdrage
8.1.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen aan de in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen afwijkings- en wijzigingsregels, onder de voorwaarde, dat naast de reeds genoemde voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de bepalingen omtrent het leveren van een kwaliteitsbijdrage, waarbij het gaat om de volgende doelstellingen en bijdragen.

8.1.2 Agrarisch met waarden - Esdorpen

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Esdorpen' is de kwaliteitsdoelstelling gericht op het open houden van de bolle akkers en essen alsmede op het behouden en versterken van de aanwezige cultuurhistorische waarden door bebouwing te concentreren aan randen van essen en rondom brinken. Deze doelstellingen kunnen worden bereikt door het inzetten van één of meer van de volgende maatregelen:

  • a. sloop van bebouwing in Es/ bolle akker (niet aan randen);
  • b. primaire oriëntatie op monumentale/ beeldbepalende kwaliteiten;
  • c. hoogwaardige architectonische kwaliteit;
  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. behoud en herstel cultuurhistorisch waardevolle panden;
  • f. vervangende nieuwbouw met hogere kwaliteit;
  • g. inpassende beplanting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kerneelhoven-Oost (Nooitgedacht 2016)' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPNooitgedacht2016-VA01 van de gemeente Nederweert.