direct naar inhoud van Regels
Plan: 7 woningen Montgomerystraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPMontgomeryst2015-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan '7 woningen Montgomerystraat' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPMontgomeryst2015-VA01 van de gemeente Nederweert.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit

de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatig verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep , waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder worden geen detailhandel en seksinrichting begrepen;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzondelijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voor toepassing van deze planregels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld aan een aan het hoofdgebouwd aangebouwd bijgebouw;

1.5 aaneengebouwde woningen

blokken van meer dan 2 woningen onder 1 kap;

1.6 aaneengebouwd bijgebouw

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/ of door het gebruik maken van dezelfde constructie mu(u)r(en);

1.7 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 achtergevelrooilijn

de op de verbeelding aangegeven van de bestemming Verkeer afgekeerde bouwgrens, welke niet mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijvigheid aan huis

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/ of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht;

1.13 begane grondlaag:

een bouwlaag geen verdieping zijnde;

1.14 bestaande
  • bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.15 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,50 m voor woningen respectievelijk woongebouwen en 4,50 m voor andere gebouwen;

1.21 bouwmassa

bebouwing bestaande uit:

  • een vrijstaand hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen, dan wel;
  • twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen;
1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 carport

een bijgebouw, niet zijnde een overkapping met een open constructie als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II, artikel 2 en artikel 3, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte, en uit ten hoogste twee wanden, niet zijnde een voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; Horecadoeleinden worden hieronder begrepen;

1.29 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.30 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, rioleringen, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen);

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.32 erker

uitbouw aan een gevel waardoor een gedeelte van die gevel voor of naast de woning is gelegen;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidhinder veroorzakende inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage I;

1.35 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.36 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen en dat direct grenst aan en toegankelijk is vanaf de weg;

1.37 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.38 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.39 kantoor:

een gebouw dat door zijn aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

1.40 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.41 levensloopbestendige woning

woning die voorziet in de primaire voorzieningen op de begane grond;

1.42 milieusituatie

de huidige en/of nieuwe ruimtelijk relevante stand van zaken voor de verschillende milieucomponenten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, externe veiligheid en geur.

1.43 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.44 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.45 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen kampeermiddelen, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.46 patiowoning:

een woning waarbij de (bepalende) buitenruimte geheel of gedeeltelijk is afgesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren zodat een binnenplaats of binnenhof wordt gevormd;

1.47 perceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.48 peil

voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.49 planschaderisicoanalyse:

een onderzoek waaruit onderbouwd blijkt dat (1) er ten gevolge van het bestemmingsplan of wijzigingsplan schade in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van onroerend goed wordt geleden of zal worden geleden welke schade redelijkerwijs niet voor rekening van de benadeelde behoort te blijven en (2) wat de omvang van die schade is;

1.50 praktijkruimte

een gedeelte van een woning en/ of bijgebouw, dat dient voor het uitoefenenen van een beroep, dat in die woning en/ of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.51 primaire voorziening

voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning; te weten: woonkamer, keuken, badkamer/toilet, één slaapkamer;

1.52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 rooilijn

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg gekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden;

1.54 seks- en/of pornobedrijf

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/ of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/ of te huur aanbieden, waaronder medegrepen uitstalling, verhuren en/ of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/ of pornobedrijf is een aparte functie en vervalt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. functieomschrijving en/ of bestemming, zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;

1.55 straatprostitutie

het op zich op de weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. functieomschrijving en/ of bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;

1.56 verbeelding

de tekening (analoog en digitaal) van het bestemmingsplan '7 woningen Montgomerystraat' van de gemeente Nederweert;

1.57 verdieping:

de bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de begane grond;

1.58 voorgevelrooilijn

de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens en scheidslijn tussen tuin en achtertuin), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;

1.59 voorziening van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc;

1.60 vrijstaand bijgebouw

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;

1.61 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.62 vrijstaand geschakelde woning

Een hoofdgebouw verbonden met een gemeenschappelijke wand met een bijbehorend bouwwerk van een naastgelegen hoofdgebouw;

1.63 watergang:

een werk al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.64 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot op de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.65 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.66 woningblok:

een gebouw dat uit tenminste twee woningen bestaat;

1.67 woningen in gesloten bebouwing:

blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.68 woonunit

Een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen) ten dienste van een tijdelijk woonverblijf;

1.69 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 Vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2.5 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

n.b.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0,50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het realiseren van maximaal 7 woningen, waarbij ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduidingen de volgende woningtypen zijn toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: aan-een-gebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' [tae]: halfvrijstaande woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij]: vrijstaande en vrijstaande geschakelde woningen ;

met daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven;
  • e. groenvoorziening;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. achterpaden.

met dien verstande dat:

  • h. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de hoofdgebouwen enkel is toegestaan met toepassing van de onder 3.5.1 opgenomen voorwaarden;
  • i. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw of de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit alleen is toegestaan met toepassing van de onder 3.6 opgenomen afwijking.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in 3.1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen ten dienste van de bestemming, binnen het bouwvlak te worden gebouwd met inachtname van de bebouwingstypologieën ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd', met dien verstande dat de voorgevel in dan wel maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn dient te worden opgericht, met uitzondering van die hoofdgebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan buiten het bouwvlak zijn gebouwd, waarbij deze afwijkende situatie als maximum mag worden gehanteerd;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) aangegeven;
  • c. de goothoogte/ bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangeven op de verbeelding;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • e. met betrekking tot de overige maatvoering gelden de in het navolgende schema opgenomen maten, met dien verstande dat indien de grens van het bouwvlak op een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dat deze afstand dan geldt als minimale afstand.
Woningklasse   Max. inhoud hoofdgebouw   Min. breedte hoofdgebouw   Afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens  
vrijstaand   1.000 m3   6 m   3 m  
vrijstaand geschakeld   600 m3   4,6 m   3 m (aan één zijde), uitgezonderd ter plaatse van kavel 68 waar deze afstand 2,83 m mag bedragen  
halfvrijstaand   600 m3   5,5 m   3 m (aan één zijde)  
aan-een-gebouwd   600 m3   5,5 m   -  

afbeelding "i_NL.IMRO.0946.BPMontgomeryst2015-VA01_0008.png"

Kavel 68

3.2.3 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat bijgebouwen binnen het bouwvlak minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn worden opgericht en met uitzondering van een carport die 0,50 m voor de voorgevelrooilijn dan wel 0,50 m achter de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt bij hoeksituaties de genoemde afstand van 3 m niet voor de zijde niet zijnde de hoofdoriëntatie van het hoofdgebouw;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan voor maximaal 40% bebouwd mogen worden;
  • d. ten behoeve van het verbouwen van een woning tot een levensloopbestendige woning mag de gezamelijke oppervlakte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen 100 m³ bedragen, met dien verstande dat de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan voor maximaal 40% bebouwd mogen worden;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6 m bedragen;
  • g. bijgebouwen dienen in de zijdelingse perceelgrens te worden opgericht, danwel ten minste 1 m daaruit;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen', mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen voor de openbare verlichting mag maximaal 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes en antennemasten mag maximaal 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen', mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmeting van bouwpercelen;

mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulke eisen noodzakelijk zijn in verband met:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. in verband met de verkeers- sociale-, en brandveiligheid;
    • 4. de externe veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.1 Procedure

Burgemeester en wethouders dienen bij het stellen van nadere eisen, de volgende procedureregels in acht te nemen:

  • a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende ten minste twee weken ter gemeentesecretarie voor één ieder ter inzage;
  • b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op gebruikelijke wijze bekend, met dien verstande dat de kennisgeving tevens langs electronische weg geschiedt;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing daaromtrent mee.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  • a. in lid 3.2 voor afwijkingen van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, indien dit in het belang is van een doelmatiger of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. in lid 3.2 voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 m en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben;
  • c. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.
  • d. in lid 3.2.2 sub a en d voor het uitbreiden van de woning ten aanzien van het overschrijden van het bouwvlak, met dien verstande dat de diepte van het bouwvlak maximaal 15 m bedraagt:
  • e. in lid 3.2.2 sub a en e ten aanzien van de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, voor het uitbreiden van de woning met een erker vóór de op de verbeelding aangegeven bouwgrens en/of in dan wel aan een zijgevel, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de uitbreiding maximaal 2 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag;
    • 3. de breedte van de uitbreiding maximaal 3,5 m mag bedragen;
    • 4. de afstand van de voorkant van de uitbreiding tot aan de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 m dient te bedragen.
  • f. in lid 3.2.2 sub a en e ten aanzien van de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, voor het uitbreiden van de woning met een aangebouwd bijgebouw met een bouwhoogte die hoger is dan de eerste bouwlaag van die woning, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de aanbouw mag maximaal 1 m bedragen;
    • 2. de breedte van de aanbouw mag maximaal 3.5 m bedragen;
    • 3. de afstand van de voorkant van de aanbouw tot aan de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 m dient te bedragen.
  • g. in lid 3.2.2 sub c voor de (gedeeltelijke) platte afdekking van een hoofdgebouw tot een maximale goothoogte van 9 m, waarbij geldt dat:
    • 1. op de tweede bouwlaag een derde bouwlaag is toegestaan met een maximum oppervlak van 50% van de tweede bouwlaag;
    • 2. deze bouwlaag minimaal 2 m achter de voorgevel is gelegen.
  • h. in lid 3.2.2 sub e voor de bouw van een hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens, mits dit slechts aan één zijde van het bouwperceel gebeurt en de afstand tot de naastgelegen woning minimaal 3 m bedraagt en deze niet aan de bestemming 'Verkeer' grenst.
  • i. in lid 3.2.4 sub a voor de bouw van een erfafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen' tot een hoogte van 2 meter, mits de erfafscheiding:
      • I. in transparant(e) materiaal/materialen wordt uitgevoerd;
      • II. niet leidt verkeersonveilige situaties;
      • III. stedenbouwkundig inpasbaar is.
3.4.2 Omgevingsvergunning 'wetgevingszone - afwijkingsgebied'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' patiowoningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. per hoofdgebouw binnen het bouwvlak een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn;
  • b. de goothoogte van de hoofdgebouwen maximaal 3,5 m mag bedragen;
  • c. bouwhoogte van de hoofdgebouwen maximaal 7 m mag bedragen;
  • d. de diepte van de hoofdgebouwen maximaal de percee lsdiepte mag beslaan;
3.4.3 Afwegingskader
  • a. Aan een in 3.4 genoemde afwijking kan slechts worden meegewerkt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorts voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 3.2.4 sub c bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Toegestaan gebruik

Gebruik van ruimten binnen het hoofdgebouw ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, met dien verstande dat:

  • 1. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • 2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • 3. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig mag worden beïnvloeding of kan worden beÏnvloed;
  • 4. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep.
3.5.2 Parkeren

Ten aanzien van het parkeren gelden de volgende regels:

  • a. Woningen zijn uitsluitend toegestaan indien minimaal één parkeerplaats op eigen terrein wordt gerealiseerd;
  • b. de afmetingen van een parkeerplaats bedragen ten minste 6 x 2,5 m;
  • c. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
3.5.3 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
  • b. het opslaan van rij- en voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn of daaruit reeds gesloopte materialen;
  • c. straatprostitutie;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor prostitutie, escortbedrijf, een seksinrichting of een speelautomatenhal;
  • e. het gebruik van ruimtes binnen de woning en bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • g. het gebruik van gro
  • h. nden voor zover gelegen voor de voorste perceelsgrens van een woning ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit geschiedt op een in- of uitrit;
  • i. het gebruik van gronden en gebouwen/ bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/ of bedrijf anders dan omschreven in 3.5.1.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 en toestaan dat de uitoefening van een aan huis verbonden beroep in een vrijstaand bijgebouw, bedrijvigheid aan huis of de uitoefening van consumentverzorgende dienstverlening binnen deze bestemming plaatsvindt, onder de voorwaarden dat:

3.6.1 Afwegingskader

Aan de in 3.6 genoemde afwijking kan slechts worden meegewerkt indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. per bouwperceel het oppervlakte aan bebouwing dat hiervoor gebruikt wordt niet meer dan 40 m² bedraagt;
  • b. de woonfunctie op het bouwperceel blijft primair;
  • c. het gebruik levert geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. detailhandel vindt alleen plaats als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijvigheid aan huis en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten;
  • e. de activiteit betreft geen milieuzoneringsplichtige inrichting;
  • f. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid.
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen', wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten.

3.7.2 Afwegingskader

Een in 3.7.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld mits:

    • 1. de wijziging met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bouwbepaling

Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden enig bouwwerk te bouwen, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.

5.2 Vergunningsvrij bouwen

Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken, als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage II, artikel 2 en artikel 3, toegestaan.

5.3 Tijdelijke woonunit

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' is het toegestaan een woonunit ten behoeve van het tijdelijk verblijf op het bouwperceel van de te bouwen woning voor de duur van maximaal 2 jaar, na afgifte van de omgevingsvergunning op te richten. Voor het plaatsen van de woonunit gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte van de woonunit bedraagt 75 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte van de woonunit bedraagt 3,5 m;
  • c. de woonunit wordt tenminste 1 m uit de voorste en zijdelingse perceelsgrens geplaatst.

Artikel 6 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.

7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 7 woningen Montgomerystraat.