direct naar inhoud van Artikel 10 Verkeer
Plan: Kern Leveroy
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPLeveroy2010-VA01

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. evenementen;
  • d. voor de aan- en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding alsmede waterberging ter plaatse van de aanduiding 'water';

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • f. parkeerterreinen en voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  • i. voorzieningen van openbar nut.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het water zijn toegestaan.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat de inhoud van gebouwen van openbaar nut maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk mag bedragen en de hoogte mag maximaal 3 m bedragen.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen behoudens verlichtingsarmaturen waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan :

  • a. afwijkingen van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, indien dit in het belang is van een doelmatiger of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. het bouwen van bouwwerken ten behoeve van deze bestemming ter plaatse van de aanduiding water, mits het waterhuishoudkundig belang niet wordt aangetast; hiertoe wordt de beheerder van de watergang gehoord;
  • c. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 m en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben;
  • d. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.

10.3.1 Afwegingskader
  • a. Aan een in 10.3 genoemde afwijking kan slechts worden meegewerkt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. Burgemeester en werhouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorts voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 10.3 sub c bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het opslaan van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
    • 2. het opslaan van rij- en voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn of daaruit reeds gesloopte materialen;
    • 3. het gebruik van bouwwerken voor een speelautomatenhal;
  • b. Bij niet naleving van de aan een omgevingsvergunning verbonden voorwaarden zoals bedoeld in 10.3.1 onder b, wordt het betrokken strijdig gebruik geacht plaats te vinden zonder omgevingsvergunning.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten.

10.5.2 Afwegingskader

Een in 10.5.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld mits:

  • a. de wijziging met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt.

10.5.3 Procedureregels

Bij het verlenen van een wijziging nemen Burgemeester en wethouders ingevolge artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening, de procedure als opgenomen in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht in acht, waarbij de termijn van tervisielegging 6 weken bedraagt.