direct naar inhoud van Artikel 9 Sport
Plan: Kern Leveroy
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPLeveroy2010-VA01

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. actieve recreatieve doeleinden, zoals de aanleg en instandhouding van een sportveldencomplex en/ of daarmee naar hun aard vergelijkbare doeleinden;
  • b. schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-Schutterij';

met de daarbij behorende:

  • c. evenementen;
  • d. direct met de in sub a verband houdende voorzieningen, waaronder begrepen, al dan niet overdekte sportaccomodaties, kantine(s), tribunes, kleedgelegenheden, opslag- en stallingsruimten, lichtmasten, afrasteringen, sportvelden zowel verhard als onverhard;
  • e. watergangen en waterpartijen;
  • f. verhardingen ten behoeve van interne ontsluitingswegen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. fiets- en wandelpaden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. voorzieningen van openbaar nut.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen mogen de op de verbeelding aangegeven maatvoeringseisen niet worden overschreden.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten, afrasteringen en schietbomen mag maximaal 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een ballenvanger mag maximaal 29 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien zulke eisen noodzakelijk zijn in verband met:

    • 1. een verantwoorde stedenbouwkundige/ architectonische en landschappelijke inpassing;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. in verband met de verkeers- sociale-, en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de externe veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. lichthinder;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.3.1 Procedure

Burgemeester en wethouders dienen bij het stellen van nadere eisen, de volgende procedureregels in acht te nemen:

  • a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende ten minste twee weken ter gemeentesecretarie voor één ieder ter inzage;
  • b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op gebruikelijke wijze bekend, met dien verstande dat de kennisgeving tevens langs electronische weg geschiedt;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing daaromtrent mee.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan:

  • a. afwijkingen van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, indien dit in het belang is van een doelmatiger of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,50 m en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben;
  • c. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.

9.4.1 Afwegingskader
  • a. Aan een in 9.4 genoemde afwijking kan slechts worden meegewerkt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. Burgemeester en werhouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorts voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 9.4 sub c bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het opslaan van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
    • 2. het opslaan van rij- en voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn of daaruit reeds gesloopte materialen;
    • 3. het gebruik van bouwwerken voor een speelautomatenhal;
    • 4. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning;
    • 5. het gebuik van bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/ of bedrijf of dienstverlening;
    • 6. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel of een horecabedrijf, met uitzondering van de expoitatie van de kantine;
  • b. Bij niet naleving van de aan een omgevingsvergunning verbonden voorwaarden zoals bedoeld in 9.4.1 onder b, wordt het betrokken strijdig gebruik geacht plaats te vinden zonder omgevingsvergunning.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten;

9.6.2 Afwegingskader

Een in 9.6.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld mits:

  • a. de wijziging met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt.

9.6.3 Procedure

Bij het verlenen van een wijziging nemen Burgemeester en wethouders ingevolge artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening, de procedure als opgenomen in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht in acht, waarbij de termijn van tervisielegging 6 weken bedraagt.