direct naar inhoud van Artikel 20 Recreatie-Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Margraten 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0936.BPLBUI01000-VG01

Artikel 20 Recreatie-Verblijfsrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.1.1 De voor 'recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande ter plaatse reeds gevestigde verblijfsrecreatieve voorzieningen, overeenkomstig de aanduiding:
  • 'specifieke vorm van recreatie-1':

toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes;

  • 'specifieke vorm van recreatie-2:

toeristische plaatsen zoals genoemd onder 'specifieke vorm van recreatie-1', alsmede stacaravans en chalets;

  • 'specifieke vorm van recreatie-3':

toeristische plaatsen zoals genoemd onder 'specifieke vorm van recreatie-1', stacaravans en chalets, alsmede recreatiewoningen;

  • 'specifieke vorm van recreatie-4':

een groepsaccommodatie, recreatiewoningen en toeristische plaatsen zoals genoemd onder -'specifieke vorm van recreatie-1';

  • 'specifieke vorm van recreatie-5':

een zomerhuis;

  • 'specifieke vorm van recreatie-6':

toeristische plaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes, die uitsluitend tijdens het kampeerseizoen in gebruik mogen zijn;

  • b. horecavoorzieningen, ondergeschikt en/of inherent aan de verblijfsrecreatieve functie, uitgezonderd bij zomerhuizen, waarbij geen horecavoorzieningen zijn toegestaan,

en de daarbij behorende voorzieningen.

20.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Algemeen

Op de tot 'recreatie-verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen, met in acht name van het gestelde onder 20.1 uitsluitend worden ingericht of gebouwd:

  • standplaatsen voor toercaravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren;
  • trekkershutten en tenthuisjes;
  • standplaatsen voor stacaravans;
  • chalets;
  • recreatiewoningen;
  • een groepsaccommodatie;
  • een zomerhuis;
  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de daarbij behorende voorzieningen;
  • bedrijfswoningen, tot ten hoogste het per bouwperceel aangeduide 'maximum aantal wooneenheden',

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  • a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd, tenzij een 'maximum bebouwingspercentage' is aangeduid, in welk geval het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage mag worden bebouwd;
  • c. sanitaire en daarmee vergelijkbare voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat het bebouwingspercentage buiten het bouwvlak ten hoogste 15% mag bedragen;
  • d. de goothoogte van trekkershutten, tenthuisjes, stacaravans, chalets, recreatiewoningen en van voorzieningengebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 3.50 m mag bedragen;
  • e. de goothoogte van de overige gebouwen ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
  • g. het vloeroppervlak van een trekkershut of tenthuisje ten hoogste 30 m² mag bedragen;
  • h. het oppervlak van stacaravans ten hoogste 40 m² mag bedragen;
  • i. het vloeroppervlak van chalets ten hoogste 70 m² mag bedragen;
  • j. het totale vloeroppervlak van een recreatiewoning ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • k. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor kantine/ontspanningsruimte/horeca-accommodatie ten hoogste 200 m² per verblijfsrecreatieve voorziening mag bedragen;
  • l. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 800 m3 mag bedragen;
  • m. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de bepalingen in artikel 24.2.2;
  • n. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
  • de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen.

20.2.4 Bestaande bebouwing

Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in dit lid, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.

20.3 Nadere eisen

20.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

20.3.2 De onder 20.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
  • in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
20.4 Ontheffing van de bouwregels

20.4.1 Ontheffing grotere goothoogte

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de bouw van voorzieningengebouwen buiten het bouwvlak met een goothoogte groter dan 3.50 m, mits:

  • de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande, dat:

  • a. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.

20.4.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 44 gegeven procedure.

20.5 Specifieke gebruiksregels

20.5.1 Gebruiksregels van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • b. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • c. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • e. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen buiten het kampeerseizoen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-6'.

20.5.2 Gebruiksregels van opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. permanente bewoning, anders dan in bedrijfswoningen;
  • b. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.