direct naar inhoud van Artikel 19 Recreatie-Golfbaan
Plan: Buitengebied Margraten 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0936.BPLBUI01000-VG01

Artikel 19 Recreatie-Golfbaan

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 De voor 'recreatie-golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van de golfsport;
  • b. horecadoeleinden in de vorm van een clubhuis/-ontvangstruimte annex restaurant;
  • c. behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van de bestaande dan wel oorspronkelijk aanwezige landschappelijke, bodemkundige, archeologische, cultuurhistorische, landschapsecologische en/of natuurlijkwetenschappelijke waarden;
  • d. behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van de bestaande kleine landschapselementen;
  • e. extensief recreatief medegebruik van de bestaande openbare voetpaden,

en de daarbij behorende voorzieningen.

19.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.

19.2 Bouwregels

Op de tot 'recreatie-golfbaan' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het onder 19.1.1 toegestane gebruik,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  • a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd, met uitzondering van schuilgelegenheden, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • c. het oppervlak van de schuilgelegenheden buiten het bouwvlak in totaal ten hoogste 20 m2 mag bedragen, waarbij het oppervlak per schuilgelegenheid ten hoogste 10 m2 mag bedragen;
  • d. de goothoogte van gebouwen in het bouwvlak ten hoogste 7.00 m mag bedragen;
  • e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
  • f. de nokhoogte van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak ten hoogste 3.00 m mag bedragen;
  • g. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
  • de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
  • de hoogte van ballenvangers rond de driving range, die ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
19.3 Nadere eisen

19.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • de inrichting van de golfbanen;
  • de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een inrichtingsplan en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

19.3.2 De onder 19.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde landschappelijke en cultuurhistorische inpassing, of
  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de aanwezige waarden en bestaande kleine landschapselementen, of
  • in verband met maatwerk ten aanzien van de golfaccommodatie en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
19.4 Specifieke gebruiksregels

19.4.1 Gebruiksregels van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. het winnen van bosstrooisel en mos;
  • f. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • g. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

19.4.2 Gebruiksregels van opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
19.5 Aanlegvergunning

19.5.1 Het is verboden op of in de tot 'recreatie-golfbaan' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het wijzigen van de maaiveldhoogte met meer dan 0.30 m;
  • d. het scheuren van grasland;
  • e. het vellen of rooien van kleine landschapselementen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van kleine landschapselementen tot gevolg kunnen hebben.

19.5.2Het in 19.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

19.5.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 19.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 19.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

19.5.4 Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 44 gegeven procedure.