Artikel 10 Gemengd-Vrijkomende KloosterBebouwing
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 De voor 'gemengd-vrijkomende kloosterbebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen kloostergebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, ten behoeve van:
- wonen al dan niet in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, daaronder niet begrepen seksinrichtingen;
- dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en/of excursies;
- culturele, educatieve en/of sociale activiteiten, waar onder begrepen het geven van cursussen en het houden van exposities;
- horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, café, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn,
waarbij er qua aard of omvang geen sprake mag zijn van zodanig gebruik dat:
- aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap; in het geval er sprake is van monumentale bebouwing dient vooraf de monumentencommissie gehoord te worden over het voorgestane gebruik;
- de omgevingseffecten per saldo ten opzichte van het voormalige (agrarische) gebruik toenemen;
- verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
- de leefbaarheid in de vorm van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving wordt aangetast.
10.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op de tot 'gemengd-vrijkomende kloosterbebouwing' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van het onder 10.1.1 toegestane gebruik;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
-
a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak geheel mag worden gebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernormen;
-
c. de goothoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande goothoogte mag bedragen;
-
d. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen;
-
e. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdgebruiks-vorm(en) ten hoogste 10% van het totaal vloeroppervlak mag bedragen;
-
f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
- de hoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
- de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, die ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
10.2.2 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 10.2.1, mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
10.3.2 De onder 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
- in verband met maatwerk ten aanzien van het bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Gebruiksregels van de grond
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:
-
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
-
b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
-
c. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
10.4.2 Gebruiksregels van opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:
-
a. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
-
b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
-
c. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt aan het toegelaten gebruik;
-
d. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.