Omgeving Pietersberg
Villapark
Het Villapark is een product van de 19e eeuw dat nauw verbonden is met de opkomst tijdens de industriële revolutie van een welgestelde stedelijke middenklasse. Waar de binnensteden loverbevokt raakten en vervuilden en verpauperden, kreeg de middenklasse de behoefte om 'buiten' te wonen, net als de welgestelde fabrikanten en ondernemers. Een echte buitenplaatse was voor de middenklasse onbereikbaar. Zo werd het zogenaamde Villapark geboren met op de buitenplaatsen en landgoederen geïnspireerde woningbouw aan de rand van de stad. Openbaar en privé groen worden bij deze oorspronkelijke villaparken opgevat als één allesomvattend landschappelijk systeem. Het concept van het villapark gaat dan ook uit van een woonhuis dat permanent wordt bewoond, dat op een relatief klein perceel staat, maar de sfeer ademt van een landhuis in de parkachtige setting van een buitenplaats en daarnaast goede verbindingen bezit naar de stad.
Tot ongeveer de Eerste Wereldoorlog kan slechts de zeer welgestelde toplaag van de middenklasse zich een dergelijke woning in een villapark permitteren. Echter door de geleidelijke toename van de welvaart groeit met de groep van villapark bewoners en komt het oorspronkelijke concept van het villapark onder druk te staan. Er ontstaat zo een noodzaak voor het ontwikkelen van steeds nieuwe villaparken. Het stijgen van de grondprijzen, gecombineerd met een toenemende vraag naar villa's door minder welvarende groepen uit de middenklasse, heeft verder tot gevolg dat de percelen steeds kleiner worden. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de druk zelfs zo groot dat men overgaat tot het herverkavelen van de bestaande villaparken. De in eerste instantie nog relatief grote tuinen van de eerste villaparken worden opgedeeld, waardoor de relatie tussen de villa en het perceel, en dus het karakter van het villapark, wordt doorbroken. De hogere bebouwingsdichtheden tasten geleidelijk het parkachtige karakter aan, en dreigen het oorspronkelijke villapark concept te ontkrachten. Naast de talrijke villaparken met relatief kleine percelen en kleine villa's werde in de jaren twintig dan ook steeds meer 'middenstandswijken' ontwikkeld, minder vrijstaande villa's gecombineerd met meer geschakelde villa's en rijen 'heren huizen' met voor en achtertuinen.
Het Maastrichtse Villapark kan gezien worden als het eerste doordachte uitbreidingsplan van Maastricht dat na de slechting van de vestingwerken tot stand kwam. Het wordt in de periode 1895 - 1925 op planmatige wijze aangelegd naar ontwerp van de stadsingenieur Brende à Brandis. Voor het bijbehorende park langs de Jeker wordt de Belgische architect Rosseels aangetrokken. In het gebied, dat op enige afstand van de stadsmuur lag, sloot de Prins Bisschopssingel aan op de singelgordel die rond de gehele stad was geprojecteerd. Om de bereikbaarheid van de wijk te verbeteren werd in 1887 besloten om de Begijnenstraat door te trekken en de walmuur door middel van een poort, de 'Poort Waerachtig', te doorbreken. Op de kruising van de Prins Bisschopssingel en de St. Lambertuslaan werd een rondpoint gepland: een rotonde met een plantsoen en een fontein. Tevens was er het plan om van de hoofdstraten met bomen afgezette lanen te maken. Rond het rondpoint, het centrum van het villapark, werden vier grote kavels van 1.500 m² bestemd voor vrijstaande villa's die door hun overhoekse plaatsing de monumentale pleinruimte zouden omspannen.
De twee hoofdstraten, de Prins Bisschopssingel en de Lambertuslaan, worden gekenmerkt door een ruime opzet met grote villa's, waarbij het genoemde plein het belangrijkste structurerende element is. De overige straten hebben meer gesloten bebouwingswanden. Villapark is een buurt met overwegend laagbouw (veelal in drie bouwlagen) met slechts op enkele plaatsen meergezinswoningen. De buurt heeft als belangrijkste ruimtelijke kwaliteit de lanen met ruime profielen en kruisingen, met bomen begeleid en in een royale groene setting. Karakteristiek in de buurt zijn eveneens de monumentale solitaire bomen in de tuinen. De architectonische uitwerking van het stedenbouwkundig plan, dat voorzag in regels voor afstanden tot de perceelsgrens, bebouwingsbreedte en bebouwingspercentage, alsook in regels voor de architectonische behandeling van bijvoorbeeld straathoeken en blinde gevels, heeft geresulteerd in monumentale straatwanden.
De uitbreidingen van Maastricht in westelijke richting gingen samen met de behoefte aan een nieuwe Maasoversteek. De J.F. Kennedybrug, de op- en afritten en de voortzetting in westelijke richting gaven de Prins Bisschopssingel en daarmee Villlapark een heel ander aanzicht. De weg vormt nu een barièrre tussen het noordelijk en zuidelijk deel van Villapark.
Jekerdal en St. Pieter
Het voormalige middeleeuwse dorp Sint Pieter is in de loop van de jaren door uitbreiding van de bebouwing van Villapark aan het stedelijk gebied van Maastricht toegevoegd. De structuur van dit gebied is vooral bepaald door de vorm van de St. Pietersberg en de ligging van de Maas. Jekerdal is een uitbreidingswijk uit de jaren 60 met grondgebonden woningen, (half)vrijstaand of geschakeld in een duidelijke structuur met voldoende groen.
De situering van Maastricht aan de noordzijde van de St. Pietersberg is een rechtstreeks gevolg van het dwingend karakter van het reliëf. De duidelijkheid van het reliëf is vervaagd door het toelaten van bebouwing. Aan de voet van de St. Pietersberg ligt het immense fabrieksterrein van de ENCI. Aan dit fabriekscomplex is sinds 1927 door verschillende architecten gebouwd.
Omgeving Cannerberg
Biesland
De ligging van de vestingwerken rond de stad zorgde ervoor dat het gehucht Biesland zich in de 20ste eeuw tot een dorp heeft kunnen ontwikkelen. Vanaf de glacis was namelijk een vrije vuurlinie nodig. Hiertoe werden bij belegeringen alle mogelijke obstakels als bomen en opstallen verwijderd. Dit is voor het laatst gebeurd aan het einde van de 18e eeuw bij de Franse belegeringen. Biesland was een agrarisch gebied dat bewoond werd door boeren, tuinders en landarbeiders. De inwoners maakten gebruik van de diensten binnen de vestingmuren en de parochie Wolder. Het gehucht zelf kende weinig voorzieningen. Nadat Maastricht in 1867 haar status als vestingstad verloor en aan het eind van de 19de eeuw de zuidwestelijke verdedigingsstelsels sloopte, transformeerde Biesland zich geleidelijk tot een woonwijk.
De functieverschuiving van het buurtschap komt tot uiting in de bebouwing. Tot ca. 1915 werden in het gebied huizen en vooral boerderijen gebouwd. Daarna kregen de woonhuizen de overhand en groeide het aandeel villa's vanaf de jaren dertig. De bebouwing concentreerde zich aanvankelijk langs de belangrijkste uitvalswegen vanuit de Tongersepoort, de Cannerweg en de Tongerseweg. Tussen 1850 en 1940 werd Biesland uitgebreid met ongeveer 35 gebouwen. Het aantal voorzieningen werd uitgebreid. Dit waren vooral voorzieningen die gericht waren op de buurt zelf of op een deel van de wijk Mariaberg ten noorden van de Tongerseweg. Voorbeelden hiervan zijn een aantal buurtwinkels langs de Cannerweg, een gasstation (1937) aan de Champs Elyséesweg en de R.K. kerk en pastorie aan het Theresiaplein. Uit andere gebouwen blijkt de expansie van de centrumfunctie van Maastricht in westelijke richting. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn de Tabaksfabriek van Philips (1918-1933) en de kweekschool van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis (1909), die beide langs de Tongerseweg liggen.
Het gebied achter het Theresiaplein tussen de Tongerseweg en de Cannerweg werd pas vanaf midden jaren '60 volgebouwd. De plannen die hiervoor na de Tweede Wereldoorlog werden opgesteld, richtten zich op de betere bebouwing. Het heuvelachtige gebied vormde geen geschikte bouwgrond voor goedkope woningen en bovendien verhoogde een omgeving met veel natuurschoon de status van de nieuwe bebouwing. De bebouwing van dit deel bestaat vooral uit villa’s, landhuizen, bungalows en een beperkt aantal etagewoningen. Bij het opstellen van de plannen bleek de Cannerweg te onoverzichtelijk en op sommige plaatsen te smal om als hoofdtracé te fungeren. Deze functie zou in het bebouwde gebied overgenomen moeten worden door de Bieslanderweg. Deze weg volgt min of meer het trace van het Jekervoetpad, dat in het verlengde van de Cannerweg lag. De Bieslanderweg loopt buiten de bebouwde kom over in de Cannerweg. Met de Tongerseweg vormt dit tracé de stedelijke hoofdontsluiting. Bij de planning werd langs de Cannerweg, in overeenstemming met de bestaande bebouwing, ruimte gelaten voor winkels en kleine bedrijfjes. Langs de Bieslanderweg werden landhuizen gepland en een bejaardentehuis. Binnen de driehoek Tongerseweg, Theresiaplein en Cannerweg onderging de infrastructuur grote veranderingen. De oude Wolderweg (die oorspronkelijk in het verlengde van de Winterslag naar het zuiden doorliep) verdween binnen Biesland op een heel klein stukje na. Dit restant begint bij het Theresiaplein en heet nu de Athoslaan.
Biesland is een wijk met circa 750 middenstandswoningen, landhuizen en middelhoge woongebouwen en is vanaf 1963 bebouwd. De wijk is met name bedacht voor de hogere inkomensgroepen uit de jaren 60 die een tendens vertoonden om buiten de stad, landelijk, te gaan wonen. In de jaren 90 zijn verschillende gebieden, oorspronkelijk bedoeld voor zogenaamde bijzondere bestemmingen, waaronder bijvoorbeeld scholen, verkaveld als woongebied. De Tongerseweg, Bieslanderweg en Aramislaan vormen de grenzen van Biesland. Deze buurt wordt evenwijdig aan de Tongerseweg opgedeeld in een aantal oost-westgerichte langgerekte stroken. Tussen deze stroken zijn korte routes geprojecteerd, die onderling ten opzichte van elkaar verspringen.
In ruimtelijk opzicht kan Biesland worden getypeerd als een woonbuurt, die hoofdzakelijk uit vrijstaande en geschakelde woningen met een hoogte van twee lagen met kap bestaat. Voorts zijn er een aantal grootschalige elementen (kerk, school, carré) een te wijzen langs de Tongerseweg en het verzorgingscentrum in een L-vorm aan de Bieslanderweg. Qua massa vormt het verzorgingscentrum een vreemde eend in de bijt. De karakteristieke woonbebouwing van Biesland bestaat uit woonhuizen met donkere baksteen en rode dakpannen uit de dertiger jaren.
Campagne
Campagne is gelegen tussen de Tongerseweg, de Aramislaan, de Vroenhovenweg en de groene wig tussen Campagne en Wolder. Campagne is tot de jaren zestig van de vorige eeuw vrijwel onbebouwd gebleven. In de 19e eeuw nam de bebouwing langs de Tongerseweg wel enigszins toe. Ook deze wijk is in zijn oorsprong meer bestemd voor de hogere inkomens. Het gebied werd bestemd voor betere bebouwing in het verlengde van de villawijk in Biesland en is dan ook ruim van opzet. De verschillende soorten huizen vormen een geheel door de witte kleur van de meeste huizen. Aan de Tongerseweg zijn etagewoningen en daarachter een bejaardenhuis in hoogbouw gebouwd. Van de bouw van een groter aantal etagewoningen langs de Tongerseweg heeft men afgezien. Aan de Pomerollaan is een bijzondere architectuurvorm toegepast, de Teppichsiedlung. Deze geschakelde bebouwing maakt optimaal gebruik van het reliëf. De 'Teppich-Siedlungen' is vormgegeven in een streng 'weefsel' en wordt gekenmerkt door een hoge dichtheid en een groen karakter. De stedenbouwkundige structuur kent een eenzijdige oriëntatie en is autovrij. De woningen zijn als eenlaagse bungalows in bruine baksteen uitgevoerd. De bouwvorm maakt uitbouw van de huizen moeilijk. Met de bebouwing in Campagne eindigt in feite de uitbreiding van de oude stad. In tegenstelling tot Wolder is deze woonbuurt geen op zichzelf staande kern. Aan de zijde van Wolder ligt de historisch gegroeide lintbebouwing langs de Pletzerstraat en aan de zijde van Campagne de geheel geplande nieuwbouwwijk. In het gebied vormt het verzorgingstehuis aan de Medoclaan in hoogte, massa en uitstraling een grootschalig element in de toch overwegend kleinschalige typologie. De Tongerseweg heeft nog duidelijk het karakter van een oude invalsweg van Maastricht behouden.
De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de Medoclaan, die het plangebied verdeelt in twee nagenoeg gelijkt stroken van oost naar west. Vanaf de Medoclaan en de Pomerollaan worden diverse buurtjes ontsloten, soms getypeerd door een ringvorm/u-vorm (Emilionlaan, Chambertinlaan), dan weer doodlopend ter plaatse van de Teppichsiedlung (de terraswoningen en de Pomerollaan).
Wolder
Wolder ligt tussen de groene wig die de wijk scheidt van Campagne, de Vroenhovenweg, Diependaalweg en Tongerseweg. De naam 'Wolder' is een cultuurnaam en verwijst naar villare, wat behorend bij een villa betekent. De nederzetting stamt uit de Vroege Middeleeuwen en was het hoofddorp van het Graafschap Vroenhoven. In Wolder is de historische bebouwing geconcentreerd rond de Pletzersstrat en de Heukelommerweg. Aan het begin van de 19e eeuw werd de nieuwe Steenweg aangelegd, de later Tongerseweg. Deze weg deelde Wolder in tweeën. Uiterlijk veranderde het dorp niet wezenlijk van structuur tot na de Tweede Wereldoorlog. In de loop van de twintigste eeuw veranderde Wolder van een dorp met een agrarische functie en een agrarische gemeenschap steeds meer in een plaats om te wonen en te recreëren. Wolder werd in 1920 door Maastricht geannexeerd en het gebied tussen Maastricht en Wolder werd in de 20e eeuw grotendeels volgebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolkingsdruk in Wolder toe door de algemene woningnood en de groei van Maastricht. Midden jaren vijftig van de vorige eeuw werden in de omgeving van de Felix Bockenstraat woningen gebouwd voor de opvang van de autochtone bevolking. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd een bestemmingsplan voor Wolder goedgekeurd dat voorzag in een uitbouw van het zuidelijk deel van Wolder. Ten noorden van de Tongerseweg kwam een groenstrook en de noordelijke straten werden afgebouwd. Het zuidelijk deel werd tussen de heukelommerweg, de Pletzerstraat en de Vroenhovenweg uitgebreid met ruim 340 woningen. Bij de opzet van dit bebouwingsplan werd gestreefd naar een zo goed mogelijke aanpassing aan de agrarische sfeer in dit voormalige dorp door een afwisseling van meer in minder besloten straatruimten. De huizen in de nieuwbouwbuurt ten zuiden van de Heukelommerweg bestaan uit bruine baksteen met donkergrijze dakpannen en twee bouwlagen met een kap. De buurt wordt gekenmerkt door woonerven, veel groenbakken en een slingerstructuur. De woonerven zijn in een ringstructuur opgespannen vanuit de Redemptielaan, die de hoofdstructuur vormt.
In de Maastrichtse planologie heeft men na de WO-II gestreefd naar een zekere mate van autonomie of zelfverzorging voor de kleinste sociaal-geografische eenheden zoals Wolder. Dit betekent dat alleen buurtvoorzieningen in het bestemmingsplan werden toegestaan als een sportveld, een basisschool en buurtwinkels. Verder is gekozen voor woningen die in overeenstemming waren met de sociologische opbouw van het buurtschap Wolder. Toen het bestemmingsplan werd opgesteld is daarom gekozen voor goedkope woningen en woningen in de middenklasse. In het globale bestemmingsplan, dat in 1971/1972 werd goedgekeurd was bovendien hoogbouw gepland. Later is hier vanaf gezien, wat wellicht te wijten is aan het feit dat de tendens om hoogbouw toe te passen in de woningbouw toen als een te stedelijke toepassing werd beschouwd. Het gemotoriseerde verkeer wordt zoveel mogelijk over de Tongerseweg geleid. De hoofdaders in het dorp worden in de eerste plaats gevormd door de Pletzerstraat en de Vroenhovenweg. De Heukelommerweg en de Redemptielaan geven toegang tot de nieuwbouwbuurten.
Belangrijk in Wolder is de Pletzerstraat als historisch bebouwingslint. Oude boerderijen en woonhuizen, direct aan de straat gesitueerd met langgerekte tuinen, maken het verleden voelbaar. De achtertuinen van de gebouwen aan de oostzijde van de Pletzerstraat maken onderdeel uit van de groene wig. Behoud van de groene wig, versterking van de landschappelijke inrichting en tegengaan van bebouwing is van belang. Op de kruising Pletzerstraat en Mgr. Vrankenstraat is de oude dorpskern nog beleefbaar door de ligging van de kerk, de organische opbouw van de buurt en de kleinschalige bebouwing.
Het nieuwbouwgebied aan de zuidzijde is een typische jaren 70 buurt gekenmerkt door woonerven, veel groenbakken en een slingerstructuur. De hoofdstructuur wordt gevormd door de Redemptielaan van waaruit diverse woonerven in een ringstructuur naar het Jekerdal zijn opgespannen. De bebouwing in het nieuwbouwbuurtje bestaat uit bruine baksteen met grijze dakpannen en twee bouwlagen met kap. De woningen aan de noordzijde zijn gebouwd in de vijftiger en zestiger jaren. Deze rand van Wolder kent veel doorzichten die behouden moeten blijven.
Cannerberg
Het plateau van de Cannerberg is gespaard gebleven van negatieve beïnvloeding, zoals bij de Sint Pietersberg. Bouwlanden, doorsneden door holle wegen, bepalen het landschapsbeeld. Het hellingbos van de Cannerberg heeft belangrijke natuurwaarden.
De oude kern van Biesland ligt aan het Musketierpleintje, dat wordt ingesloten door de Cannerweg, de Vroenhovenweg, de Susserweg en de Musketierslaan. De oude doorgaande wegen, zoals de Tongerseweg en de Cannerweg hebben nog het oorspronkelijke bebouwingskarakter behouden, evenals de Jekermolenweg en Lombok met zijn watermolens. Het gebied Biesland is in de jaren 60 en begin jaren 70 bebouwd met 400 landhuizen, die langs de glooiingen van de westelijke Jekerflank aaneengeregen zijn. De oudste landhuizen liggen langs de Bieslanderweg, die rond het midden van de jaren 50 voor de oude Cannerweg is aangelegd.
De navolgende luchtfoto's tonen de ontwikkeling van het plangebied gedurende de periode 1949 - 2012