3.1 Geschiedenis, geologie en geomorfologie
Het gebied van het bestemmingsplan Maastricht Zuidwest heeft een langgerekte vorm en loopt vanaf de wijk Wolder aan de zuidwestkant over Camapgne, Biesland, Jekerdal, een deel van het Villapark om uiteindelijk te eindigen aan de westoever van de Maas in de buurt van de Lage Kanaaldijk. De noordwest- en noordgrens van het plangebied wordt gevormd door de Tongerseweg die tijdens de Napoleontische tijd tussen 1804 en 1811 is aangelegd. Een smal deel van de Mergelweg behoort tot het plangebied maar verder vormt het ombebouwde buitengebied van de Cannerberg, het Jekerdal en de Sint Pietersberg de zuidgrens van het plangebied. Het plangebied omvat daarmee de bebouwde kom van de gemeente Maastricht ten zuiden van de Maastrichtse binnenstad en ten westen van de Maas.
Een opvallend landschappelijk kenmerk is het glooiend reliëf van het plangebied, dat wordt bepaald door de aanwezigheid van de Cannerberg, de Louwberg, verscheidene oude Maasterrassen, het dal van de Jeker en de Maas. Tot in de Nieuwe tijd is het Jekerdal en het noordelijk deel van het plangebied een nat gebied geweest. Hiervan werd effectief gebruik gemaakt voor de verdediging van de zuidelijke flank van de Maastrichtse binnenstad vanaf de aanleg van de tweede stadsomwalling aan het eind van de 14e eeuw tot en met het begin van de 19e eeuw. Ten eerste werd de gracht langs dit deel van de stadsomwalling door de Jeker gevoed en ten tweede werd in 1674 een aantal grote waterbassins in het zuidelijk deel van de vestingswerken aangelegd, die gebruikt konden worden voor de inundatie van het gebied ten zuiden van de stadsomwalling in het geval van belegeringen. Deze bassins bleven bekend als de Kommen en lagen onder meer op de plek van de Tapijnkazerne en het Stadspark. Een deel van de zuidelijke vestingwerken uit de periode van de 17e tot en met de 19e eeuw ligt daarom binnen het plangebied van het bestemmingsplan Maastricht Zuidwest.
Tot aan het begin van de 20e eeuw heeft het plangebied hoofdzakelijk een landelijk karakter. De voornaamste bewoningskernen waren Wolder en Biesland. Tot 1920 maakte Wolder deel uit van de voormalige gemeente Oud-Vroenhoven. Oud-Vroenhoven ontstond in 1839 na de Belgische opstand en burgemeester en wethouders en de gemeenteraad zetelden destijds aan de Tongersestraat in Wolder. Toen de gemeente Oud-Vroenhoven in 1920 werd opgeheven werd Wolder een wijk van Maastricht. Door de sterke bevolkingstoename breidde de stad Maastricht zich in de 20e eeuw gestaag uit met de bouw van nieuwbouwwijken buiten de singels (zoals Blauwdorp) en binnen de huidige wijken van Mariaberg en Campagne.
Geologie, geomorfologie en bodem
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt in het dal van de West-Maas. De West-Maas is circa 2 miljoen jaar geleden ontstaan en vormt tot op de dag van vandaag het Maasdal. De diepere ondergrond bestaat uit de formatie van Maastricht, die samengesteld is uit fijnkorrelige, zachte kalksteen met in de bovenste delen harde kalksteenbanken, die als mariene afzettingen tijdens het Boven-Krijt zijn gevormd. In het daarop volgende geologische tijdvlak was het klimaat warm en vochtig, waardoor op grote schaal chemische verwering van de kalksteen optrad. Door dit proces en de laterale erosie van de Maas heeft zich destijds een uitgestrekte schiervlakte ontwikkeld. In het Kwartair hebbend de Maas, Jeker en andere rivieren in Zuid-Limburg zich ingesneden in deze schiervlakte waarbij afzettingen in de vorm van zand, grind en löss zijn gevormd.
Het Maasdal bij Maastricht wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van rivierterrassen. De hoogst gelegen terrassen zijn het oudst, terwijl de laagse terrassen vlak bij de Maas het jongst zijn en dateren uit het einde van het Pleistoceen en Vroeg Holoceen. Binnen het plangebied kunnen drie Maasterrassen worden onderscheiden: het Terras van Rothem, het Terras van Caberg en het Terras van Geistingen. De ondergrond van het plangebied bestaat grotendeels uit het Terras van Rothem en loopt vanaf Wolder, Biesland tot en met de gebieden direct ten noorden van de Cannerberg en de Sint Pietersberg. Het terras van Rothem bestaat uit grof zand en grind.
Binnen het plangebied kunnen een groot aantal bodems onderscheiden worden. Deze variatie hangt vooral samen met de geomorfologische diversiteit van het landschap en de invloed van de Maas en Jeker. De voornaamste gronden betreffen Radebrikgronden, Bergbrikgronden, Ooivaaggronden en Kalkhoudende Ooivaaggronden.