Plan: | Hoensbroek Noord 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP010400W000001-0401 |
Binnen het grondgebied van de gemeente Heerlen vigeren nog verschillende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar, die daarom op grond van de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd moeten worden. Voor deze actualisatieopgave wordt een bepaalde gebiedsindeling gehanteerd, waarbij één nieuw bestemmingsplan verschillende oudere bestemmingsplannen kan vervangen. Eén van de te actualiseren plangebieden is het plangebied Hoensbroek Noord 2016.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 heeft het karakter van een beheerplan en maakt in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat in eerste instantie enkel de vigerende rechten in het nieuwe plan worden overgenomen. Op een aantal plaatsen zal dit echter vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gewenst zijn. Actueel vastgesteld beleid en wetgeving kunnen er toe leiden dat vigerende rechten worden ingeperkt dan wel uitgebreid. Waar dit in het plangebied het geval is, wordt in deze toelichting beschreven.
Met het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 wordt voor het plangebied voor de komende 10 jaar een actueel juridisch-planologisch kader geboden.
Het plangebied ligt in het uiterste noordwesten van het grondgebied van de gemeente Heerlen. Het plangebied omvat het gehele noordelijk en westelijk gedeelte van het stedelijk gebied van Hoensbroek, dat zich uitstrekt tussen het buitengebied in het westen en de gemeentegrens met Brunssum in het oosten en bestaat uit de buurten Terschuren, Maria-Gewanden en Mariarade. Het centrum van Hoensbroek en het Kasteel Hoensbroek vallen buiten het plangebied.
In het oosten wordt het plangebied begrensd door de Akerstraat-Noord, tevens de grens met de gemeente Brunssum. Aan de zuidzijde loopt de plangrens over de Kastanjelaan, parallel aan het voormalige mijnspoor. Ter hoogte van de Sleinadastraat loopt de grens een stukje in zuidoostelijke richting, en vervolgens verder via de Hoofdstraat en Alofsstraat. De Juliana-Bernhardlaan en het Laervoetpad vormen het verdere verloop van de zuidelijke plangrens. Aan de westzijde volgt de plangrens het tracé van de Geleenbeek en de rand van de woonbuurt Schuureik tot aan de Terschurenweg. De plangrens loopt verder in noordelijke richting langs de terreingrens van Adelante, de Randweg en Vaesraderbosweg. Vervolgens volgt de plangrens het tracé van de nieuwe Buitenring Parkstad en loopt door langs de Jeugrubbenweg, de achterste perceelsgrenzen van de bebouwing aan weerszijden van de Hommerterweg en de Van Hövell tot Westerflierhof, om uiteindelijk in het noorden uit te komen op de kruising Patersweg/Allee/Akerstraat-Noord.
Luchtfoto Hoensbroek met aanduiding plangrens
Voorafgaand aan het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 waren binnen het plangebied diverse bestemmingsplannen van kracht. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bestemmingsplannen, waarvan sommige slechts voor een (klein) gedeelte van het plangebied golden.
Ten noorden van het plangebied, ter hoogte van de Hommerterweg, de Van Hövell tot Westerflierhof en de kruising Patersweg/Allee/Akerstraat-Noord, geldt binnen de gemeente Heerlen het provinciaal inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg 2012. Dit plan moet buiten het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 worden gehouden, aangezien bij vaststelling van dit plan door Provinciale Staten is bepaald dat de bestemmingsplanbevoegdheid van de gemeente Heerlen voor de gronden gelegen binnen het inpassingsplan tot 8 oktober 2020 is uitgesloten.
Verder zijn in de loop der tijd diverse afwijkingen van de vigerende bestemmingsplannen toegestaan, in de vorm van verleende vrijstellingen en ontheffingen. Een overzicht hiervan is niet opgenomen, maar met de inhoud van deze afwijkingen is wel rekening gehouden bij het opstellen van de juridisch-planologische regeling van het onderhavige bestemmingsplan.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door gemeenteraad | Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Limburg | |
Hoofdzakenplan Hoensbroek* | 7 november 1963 | 16 november 1964 | |
Mariarade | 19 november 1969 | 9 november 1970 | |
Huyzergewande | 17 januari 1974 | 22 juli 1974 | |
Zuid 1974 | 10 juni 1974 | 20 januari 1975 | |
- Wijzigingsplan Jeugrubbenweg | 3 juli 1979 (b&w) | 25 september 1979 | |
- Wijzigingsplan Van Hövell tot Westerflierhof | 25 november 1980 (b&w) | 20 januari 1981 | |
Zandbergsweg | 12 november 1979 | 4 november 1980 | |
Buitengebied Hoensbroek | 11 december 1980 | 13 april 1982 | |
Hoensbroek-Noord | 4 april 2000 | 4 juli 2000 | |
- Uitwerkingsgebied woningbouw Grubbehof | 8 mei 2001 (b&w) | nvt | |
Hoensbroek-West | 7 december 2004 | 28 juni 2005 | |
- Wijzigingsplan Juliana-Bernhardlaan | 30 september 2008 (b&w) | nvt | |
Hoensbroek-West - deelgebied De Deijl | 6 juni 2006 | 26 september 2006 | |
Hoensbroek Centrum | 6 mei 2009 | nvt | |
Hoensbroek Oost | 2 juni 2009 | nvt | |
Woonwagenlocaties | 6 juni 1994 | 27 september 1994 | |
Prostitutie | 19 september 2006 | 24 april 2007 | |
Beheersverordening Snipperlocaties | 7 januari 2014 | nvt |
* Ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is dit bestemmingsplan per 1 juli 2013 vervallen, aangezien dit is vastgesteld vóór de eerste Wet op de Ruimtelijke Ordening (1965).
De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en de invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Het onderhavige bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP010400W000001-0401
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de geboden inspraak.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de binnen het plan gelegen gronden bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het toegestane gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna:SVBP) de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling) voor.
De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, de bestemmingen en de aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding bepalend.
De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.
De analoge verbeelding bestaat uit 5 bladen en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, de aanduidingen en de regels en bevat een legenda met een verklaring van de gehanteerde maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).
De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en kadastrale begrenzingen.
Na de vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingsplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en de luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond derhalve bepalend.
Hoofdstuk 2 bevat een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 7 geeft een beeld van de doorlopen procedure waaronder het gevoerde overleg.
In dit hoofdstuk wordt het beleid op het niveau van het Rijk, de provincie, de regio en onze gemeente voor zover relevant voor het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016, toegelicht.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop stelt, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaliteit zijn dertien onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt.
Verder heeft geen van de in de Structuurvisie Infrastructuur Ruimte benoemde onderwerpen van nationaal belang gevolgen voor het plangebied.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Op 12 mei 2017 is de nieuwe (gewijzigde) Ladder voor duurzame verstedelijking gepubliceerd in het Staatsblad. De gewijzigde Ladder zal op 1 juli 2017 in werking treden.
De ladder is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kern van de ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als op regionaal niveau is aangetoond dat er daadwerkelijk een behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien.
Dit betekent dat als in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk
wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven. Indien de
ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling middels een uitwerkingsplicht of
wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt dan kan worden bepaald dat de Laddertoets pas hoeft te worden verricht in het kader van de vaststelling van het uitwerkings- of
wijzigingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een actualisatie van de bestaande planologische situatie en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Het doorlopen van de ladder is daarmee niet aan de orde.
Ter bescherming van de nationale belangen als benoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
De in het Barro genoemde nationale belangen hebben geen betrekking op het onderhavige plangebied.
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.
Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
Visie Zuid-Limburg
De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid in de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.
Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economisch opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.
Planspecifieke aspecten
Voor het plangebied zijn de volgende aspecten uit het POL 2014 relevant.
Zonering Limburg
Op Kaart 1 "Zonering Limburg" is vrijwel het volledige plangebied aangeduid als 'overig bebouwd gebied'. De opgaven voor dit gebied liggen in de volgende accenten:
Verder maakt het gebied rondom het woonwagenkamp aan de Wingerdweg onderdeel uit van een bronsgroene landschapszone langs de Geleenbeek. Dit beekdal draagt vanuit provinciaal perspectief bij aan het beeld van het Limburgs landschap. De Geleenbeek zelf is aangeduid als natuurbeek. In en rond de natuurbeken staat het ecologisch functioneren en de natuurfunctie centraal. Inrichting, beheer en onderhoud hiervan dient zoveel mogelijk op de natuurfunctie te zijn afgestemd.
Tot slot zijn enkele randgebieden aangemerkt als buitengebied, hieronder vallen alle andere gronden in het landelijk gebied, al dan niet met een agrarisch karakter.
Uitsnede POL2014 met aanduiding plangebied (stippellijn)
Limburg Regionaal
Op Kaart 2: Limburg Regionaal is het plangebied aangeduid als 'Regio Zuid-Limburg'. Het plangebied valt binnen de zone 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.
Het Nationaal Landschap is het groene hart tussen de drie stedelijke agglomeraties Maastricht, Sittard-Geleen en Parkstad. Het Nationaal Landschap Zuid-Limburg is in samenhang met de steden en kernen een welvarend gebied waar het goed wonen, werken en recreëren is. Een mooi en afwisselend Zuid-Limburgs landschap, dat rust en kwaliteit uitstraalt, waarin alle activiteiten een lust voor de omgeving zijn en dat als uitloop- en recreatiegebied makkelijk bereikbaar en beleefbaar is voor haar bewoners, de eromheen gelegen stedelingen, economische topsectoren en van veraf komende toeristen. De maatschappelijke en toeristische voorzieningen staan op een hoog peil en de zorg voor en de versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kernkwaliteiten is duurzaam geborgd. De ambitie is om dit vijfsterren-landschap (met haar kernkwaliteiten) te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Het Nationaal Landschap wordt door de economische topsectoren gezien als een belangrijke vestigingsplaatsfactor.
Zuid-Limburg heeft vele goede kwaliteiten. Tegenover de pluspunten staan ook bedreigingen. Door de demografische omslag en de mismatch tussen vraag en aanbod is er een gebrek aan doorstroming en een onbalans op de woningmarkt. Zo kunnen er in Zuid-Limburg momenteel op basis van planologisch onherroepelijke plannen circa 6.000 woningen aan de voorraad worden toegevoegd, terwijl op grond van de huishoudensontwikkeling de woningbehoefte daalt en er bovendien leegstand is. Dalende waarde van woningen, toenemende leegstand, verloedering en sociaal isolement liggen op de loer. Het is de Zuid-Limburgse ambitie om het woon- en leefklimaat kwalitatief te behouden en te versterken. De daarbij behorende herstructureringsopgave in Zuid-Limburg is zo complex, uniek en urgent dat gezamenlijke actie vereist is. Actie die alleen kan slagen als er in hoge mate een gezamenlijk besef is van het maatschappelijk belang, zonder onderlinge concurrentie.
Wonen en leefbaarheid
Op kaart 6: Wonen en leefbaarheid is het plangebied aangeduid als 'Bebouwd gebied'. Een voortreffelijk leef- en vestigingsklimaat kan natuurlijk niet zonder woon- en leefomgeving van goede kwaliteit. Waarin burgers graag wonen, toeristen graag op vakantie komen, en ondernemers graag hun bedrijf vestigen. En waar het gezond en veilig leven is. Die leefomgeving heeft een fysieke én een sociale kant. De fysieke aspecten staan in POL2014 centraal.
De Provincie stelt de bewoners centraal bij de beoordeling van de kwaliteit van de fysieke aspecten. De tevredenheid van bewoners over hun directe leefomgeving hangt samen met de wijze waarop zij deze beleven. Dat beeld wordt gevormd door feitelijke, objectief meetbare kwaliteiten, maar er spelen ook subjectieve factoren. Zoals de mate waarin iemand invloed heeft op de eigen leefsituatie en de vraag of men zich kan identificeren met het gevoerde (overheids-)beleid. Al die onderdelen komen samen in het begrip leefbaarheid.
Met name de demografische veranderingen en de sociaal-economische ontwikkeling kunnen de kwaliteit van de woon- en leefomgeving onder druk zetten, zowel in de stedelijke als in de landelijke gebieden. Leegstand van vastgoed, verpaupering, stagnerende economische bedrijvigheid en een negatieve impact op de sociale infrastructuur vragen om maatregelen op korte en langere termijn.
Dit doet de provincie door zich in te zetten op de volgende aspecten:
Conclusie
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is een beheerplan en heeft daardoor een conserverend karakter. Dit bestemmingsplan is in lijn met het bepaalde in het POL 2014. Voor de doorwerking in bestemmingsplannen van het beleid uit het POL 2014 heeft de provincie een verordening vastgesteld. Op de "Omgevingsverordening Limburg 2014" wordt in paragraaf 2.2.2 verder ingegaan.
De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.
In de huidige verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.
Verder bevat de Omgevingsverordening de bepaling dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad (ofwel de woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd). Uitzondering hierop vormt een woningbouwplan dat voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'.
Herziening verordening
Een belangrijk onderdeel van het POL, zoals dat in december 2014 is vastgesteld, betreft de opgave voor de drie regio's Noord, Midden en Zuid-Limburg om voor die thema's waarvoor dynamisch voorraadbeheer aan de orde is, regionale structuurvisies op te stellen en daarover ook op regionaal niveau bestuursafspraken te maken. Voor het thema "Wonen" is daar in de regio Zuid-Limburg invulling aan gegeven met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (zie paragraaf 2.3.6). Deze structuurvisie is op 23 november 2016 door de gemeenteraad van Heerlen vastgesteld.
Om de naleving van de nieuwe regionale afspraken ook juridisch te borgen is de Omgevingsverordening Limburg 2014 in november 2016 herzien. In de herziening is onder andere een bepaling opgenomen die bepaalt dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet mag voorzien in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande (plan)voorraad. Uitzondering hierop vormt een woningbouwplan dat voldoet aan de door de gemeenteraad vastgestelde "Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg".
Aangezien het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 een conserverend karakter heeft en over het algemeen - uitgezonderd de te schrappen onbenutte woon- en detailhandelsfuncties - een voortzetting van de bestaande aanwezige planologische situatie inhoudt, zijn de regels van de verordening niet van toepassing. Deze dienen immers pas in acht te worden genomen indien er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling of van te beschermen natuurwaarden (goudgroene natuurzone). Van beide gevallen is in dit bestemmingsplan geen sprake.
Conclusie
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 voldoet aan de bepalingen zoals deze zijn gesteld in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.
In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.
Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".
Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt. De regio Parkstad heeft het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3.
De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:
De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:
Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.
Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.
Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.
Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.
|
|
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg |
Herstructurering van het stedelijk gebied vormt de belangrijkste opgave voor het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016. Hiervoor zijn diverse beleidsnota's vastgesteld, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod.
Enkele andere specifieke opgaven die op de ontwikkelingskaart zijn aangegeven, betreffen de versterking van het zorgcluster Adelante, de ontwikkeling van het voormalige mijnspoor naar een toeristisch-recreatieve route, de realisatie van de buitenring, verbetering van de stadsranden, versterking van groene voegen en renatureren van de beekdalstructuur.
Conclusie
De opgaven kunnen plaatsvinden binnen het vigerende planologische kader, dat met het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 wordt voortgezet. Indien een gewenste ontwikkeling niet past binnen het bestemmingsplan, zal te zijner tijd een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden.
Onder regie van de regio Parkstad Limburg werken de Parkstadgemeenten en de woningcorporaties samen aan het woonbeleid voor onze regio. In dit kader heeft de Parkstad Raad op 11 december 2006 de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen vastgesteld. De visie markeerde de overgang van groei naar krimp en had als voornaamste doel het afremmen van de woningbouwproductie met het oog op de demografische ontwikkelingen. In de later vastgestelde Herstructureringsvisie Parkstad is vervolgens de verdunningsopgave per stadsdeel gekwantificeerd en vastgesteld in een "envelop". Deze enveloppen zijn nog steeds maatgevend voor het invullen van herstructureringsopgaven.
Bij het uitvoeren van deze opgaven is echter gebleken dat er nog vele knelpunten bestaan die de uitvoering vertragen. Daarom hebben Parkstad en de Parkstadgemeenten ervoor gekozen om niet weer een nieuwe woonvisie te maken, maar een woonstrategie, gericht op het oplossen van knelpunten bij de uitvoering. Die regionale woonstrategie: "Kiezen voor Parkstad", is op 17 december 2012 vastgesteld door de Parkstadraad. Een drietal thema's zijn tijdens de gevoerde gebiedsgesprekken aangeduid als centrale vraagstukken voor de woningvoorraad en vormen voor deze woonstrategie de afzonderlijke hoofdstukken:
Conclusie
Alle bestaande onbenutte planologische bouwtitels komen met de vaststelling van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 te vervallen. Een overzicht van de betreffende locaties is opgenomen als Bijlage 1. De aan de locaties toegekende bestemmingen maken geen woningbouw meer mogelijk (bestemming Wonen zonder bouwvlak of de bestemming Groen).
Vanuit het gestelde kader in de regionale woonstrategie heeft de Parkstadraad op 11 december 2013 de regionale woningmarktprogrammering voor de periode 2013-2016 vastgesteld. Met deze regionale woningmarktprogrammering spreken de gemeenten in Parkstad Limburg uit, rekening te houden met elkaars belangen en te streven naar een evenwichtige woningmarkt. De regionale woningmarktprogrammering koppelt kwaliteit aan kwantiteit en is daarmee een belangrijk instrument voor de regiogemeenten. De gemeenten geven met deze regionale woningmarktprogrammering aan welke woningbouwprojecten het best aansluiten bij de huidige marktomstandigheden en hoe in de toekomst met nieuw toe te voegen woningbouwprojecten wordt omgegaan. Hiermee beogen we van de regio Parkstad een aantrekkelijke woonregio te maken.
In de regionale woningmarktprogrammering is een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe projecten. In beide gevallen geldt dat er zowel kwantitatieve als kwalitatieve toetsing plaats heeft gevonden. De kwantitatieve toets is voor beiden gelijk, de kwalitatieve toets verschilt.
De bestaande projecten zijn vanuit een markttechnisch perspectief getoetst op de locatie van het woningbouwproject en de productmarktcombinatie. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande woningbouwprojecten kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën:
Bij de vraag of een nieuw initiatief kan worden opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering, wordt getoetst aan de transformatieopgave voor het betreffende woongebied waarin dat plan is gelegen. Een nieuw initiatief kan worden toegevoegd aan de regionale woningmarktprogrammering, indien het aantal toe te voegen woningen kleiner dan of gelijk is aan nul (bijvoorbeeld bij een herstructureringsgebied met sloop en vervangende nieuwbouw) óf indien het een project betreft in een woongebied met een verdichtingsopgave met woningen waarin de programmering nog niet voorziet.
Conclusie
Van de bestaande woningbouwprojecten die zijn opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering is geen enkel project gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016.
In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:
Beheergebieden
In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.
Verdunningsgebieden
In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.
Ontwikkelingsgebieden
Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur- en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.
Conclusie
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is het gehele stedelijk gebied ten noorden van het voormalige mijnspoor aangeduid als beheergebied en het gehele stedelijk gebied ten zuiden ervan als ontwikkelingsgebied. Voor het bestemmingsplan, dat een conserverend karakter heeft, heeft deze aanwijzing geen directe consequenties. Toekomstige ontwikkelingen kunnen plaatsvinden binnen het planologisch kader dat met dit bestemmingsplan wordt gevormd, of via een aparte procedure indien een ontwikkeling niet past binnen dit kader.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.
Vigerende bestemmingen woningbouw, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. woningbouwprogrammering).
Zoals al in paragraaf 2.3.3 is geconcludeerd, is er momenteel binnen het plangebied geen enkel woningbouwproject opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering. Dit betekent dat alle bestaande onbenutte planologische bouwtitels met de vaststelling van het Hoensbroek Noord 2016 komen te vervallen. Een overzicht van de betreffende locaties is opgenomen als Bijlage 1. De aan de locaties toegekende bestemmingen maken geen woningbouw meer mogelijk (bestemming Wonen zonder bouwvlak of de bestemming Groen).
De Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL) is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 18 Zuid-Limburgse gemeenten Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal, vanuit het besef dat ruimtelijke ontwikkelingen in één gemeente directe invloed hebben op andere gemeenten.
Ook erkennen gemeenten met deze gemeenschappelijke aanpak, dat onderlinge concurrentie, zeker met de huidige bevolkingsontwikkeling en de ambities die Zuid-Limburg als kennisregio heeft, leidt tot negatieve effecten die uiteindelijk ten koste gaan van de kracht van de regio. Een overschot aan woningen is niet in het gezamenlijke belang, want dat kan negatieve gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad, met alle gevolgen van dien voor leefbaarheid, doorstroming en betaalbaarheid. Doel van deze visie is het creëren van een excellent woon- en leefklimaat in Zuid-Limburg door een goed functionerende woningmarkt met aantrekkelijke, elkaar aanvullende woonmilieus. Dit is een voorwaarde voor het benutten van de economische potentie van de regio, een ambitie die Zuid-Limburg hoog in het vaandel heeft.
Het kader voor de SVWZL is het in samenwerking met de provincie en andere direct betrokken partijen tot stand gekomen en in december 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2014), die eveneens een visie bevat op Zuid-Limburg. Het gezamenlijke POL-proces en de daaruit voortvloeiende visie komen direct voort uit Kompas voor Zuid-Limburg. In het POL 2014 zijn bepalende ruimtelijke principes opgenomen, zoals ‘meer stad, meer land’ (meer contrasten tussen stedelijk en landelijk gebied en concentreren van grootschalige ontwikkelingen in de steden) en dynamisch voorraadbeheer (eerst verbeteren wat er al is). Dat laatste in lijn met de al eerder van rijkswege verplicht gestelde Ladder voor Duurzame Verstedelijking, die voorschrijft om eerst naar de regionale behoefte te kijken en in hoeverre deze kan worden opgevangen in bestaand vastgoed, voordat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de orde kunnen zijn. De gezamenlijke basisprincipes uit het POL 2014 zijn in deze visie door vertaald. De SVWZL is door alle 18 Zuid-Limburgse gemeenteraden vastgesteld en is daarmee zelfbindend voor die gemeenten. De werking van de structuurvisie wordt geborgd in een provinciale verordening. De provincie zal op basis van die verordening optreden tegen gemeenten die zich niet aan de beleidsafspraken uit deze visie houden.
In de SVWZL staat de transformatieopgave centraal, dat wil zeggen de totale woningbehoefte op basis van het aantal huishoudens, rekening houdend met de huidige woningvoorraad en de leegstand. De transformatieopgave is geen afdwingbaar getal in de vorm van een bouw- of sloopopgave, maar wel koersbepalend voor de omvang van de woningvoorraad. Dit betekent, dat ontwikkelingen altijd worden getoetst aan de transformatieopgave, zodat elke gemeente kan worden aangesproken op de manier waarop wordt omgegaan met die opgave en nieuwbouw kwalitatief niet meer concurreert met de bestaande woningvoorraad. Uitgangspunt is hierbij, dat toevoeging van woningen moet leiden tot vernieuwing en niet tot ‘meer van hetzelfde’, waardoor een balans ontstaat tussen vraag en aanbod. Om in te kunnen spelen op toekomstige (economische) ontwikkelingen is er flexibiliteit ingebouwd door ontwikkelingen tweejaarlijks te monitoren en door strategische projecten in de Zuid-Limburgse steden, die de aantrekkingskracht van de regio als geheel vergroten, achter de hand te houden. Marktpartijen en samenleving geven aan, dat de overheid duidelijke keuzes moet maken en daar ook op moet sturen. In toenemende mate is er immers ‘van alles te veel’ in deze regio: winkels, bedrijventerreinen, kantoren, maar zeker ook woningen. De oude planologie (‘programma zoekt ruimte’) heeft in Zuid-Limburg plaatsgemaakt voor een nieuwe planologie: ‘ruimte zoekt programma’. Dit zal leiden tot lastige keuzes: niet elk leegstaand gebouw kan een nieuwe bestemming krijgen. En ook niet elke leegstaande woning zal opnieuw ingevuld kunnen worden. Met de SVWZL wordt tegemoet gekomen aan de behoefte aan duidelijkheid en sturing door kwalitatieve en kwantitatieve kaders te stellen (top-down), waardoor ruimte ontstaat voor goede bottom-up initiatieven die de gewenste transformatie van de woningmarkt een impuls geven en iets toevoegen aan de woningmarkt dat er nog niet is. Om met één bril te kunnen kijken naar het gebied Zuid-Limburg is door bureaucombinatie Croonen/Companen een eenduidige woonmilieukaart Zuid-Limburg ontwikkeld. Daarin worden drie woonsferen onderscheiden: stedelijk (Heerlen, Maastricht, Sittard-Geleen), suburbaan (delen van de stedelijke gebieden en grotere kernen) en landelijk (buitengebied en kleine kernen). In elke woonsfeer spelen specifieke opgaven. In de landelijke gebieden spelen vergrijzing en ontgroening, wegtrekken van voorzieningen en bereikbaarheid een grote rol. In de suburbane gebieden zijn het vooral de eenzijdige opbouw en de stapeling van ‘kwetsbare indicatoren’. Op basis van de woonmilieukaart en te verwachten ontwikkelingen is door bureau Atrivé vervolgens een visie op de Zuid-Limburgse woningmarkt opgesteld. De beleidsopgave bestaat er uit om een juiste en evenwichtige woningbouwprogrammering samen te stellen op basis van heldere, afdwingbare afspraken. Dit moet op regionale schaal, aangezien 95% van de verhuisbewegingen plaats vindt binnen Zuid-Limburg en het migratiesaldo over de gehele regio bezien negatief is, uitgezonderd de buitenlandse studentenstroom. We vissen dus in elkaars vijver. Niet ingrijpen is geen reële optie. De regierol van de provincie hierin is cruciaal. Verder wordt de belangrijke rol van de steden voor de aantrekkelijkheid van de regio benadrukt.
Ten aanzien van het afstemmen van vraag en aanbod wordt geconstateerd, dat alleen voor de stedelijke woonsfeer de vraag groter is dan het aanbod, vooral in Maastricht. Echter, dit heeft gevolgen voor de opgave elders in de gemeente. In de landelijke woonsfeer zijn vraag en aanbod nu in redelijk evenwicht, maar ontstaat op termijn een overschot. Atrivé adviseert dan ook niet toe te voegen, maar in te zetten op vernieuwing en verbetering. Tenslotte is in de suburbane woonsfeer, zowel in de steden als in de kernen, sprake van een overschot en dus een verdunningsopgave, dat wil zeggen kwaliteitsverbetering gepaard gaand met transformatie.
Ruimtelijk beveelt Atrivé aan te kiezen voor ‘gestructureerde concentratie’, dat wil zeggen concentratie van ontwikkelingen binnen de centra en de centrumkernen. Hierdoor kan ook de voorzieningenstructuur beter in stand worden gehouden, in combinatie met een gerichte strategie om ook voorzieningen en andere ontwikkelingen te concentreren in de grote kernen. Hierbij hebben ook kleinere kernen zonder eigen voorzieningen baat, aangezien er binnen een redelijke straal ruim voldoende voorzieningen overeind kunnen blijven. Uitbreidingslocaties zijn schadelijk voor steden en dorpen om diezelfde reden.De grootste verdunningsopgave ziet Atrivé in de suburbane woonsfeer, en dan vooral in de particuliere voorraad. In de corporatiesector is immers al veel gesloopt, het corporatiebezit in de kleinere gemeenten is vaak beperkt en de bodem van de sociale woningvoorraad is veelal bereikt. Ook ziet Atrivé kansen voor goedkope en middeldure huur (prijsklasse € 700,- - € 900,-), zij het binnen de totale opgave. De opgave zal de komende jaren het grootst zijn in de bestaande particuliere woningvoorraad. Kwantitatief is het aanbod structureel hoger dan de vraag, na 2020 is dit nog meer het geval gezien de demografische ontwikkeling. Bovendien is in de sociale woningvoorraad de laatste jaren veelvuldig gesloopt en is de bodem bereikt, tegen de achtergrond van een stijgende vraag naar goedkope huur. Bij nietsdoen liggen leegstand, financiële problemen bij huishoudens en stagnatie op de woningmarkt voor de hand, waardoor ook de afzet van nieuwbouw, die nodig is voor de transformatie van de woningmarkt, in gevaar komt, en sociaal-maatschappelijke problemen ontstaan. Alleen door in te grijpen in de (particuliere) woningvoorraad is (gedeeltelijk) waardebehoud of in ieder geval een ‘zachte landing’ van woningprijzen mogelijk. Daarnaast is er een kwalitatieve mismatch. Een deel van de particuliere woningen is verouderd of staat op de ‘verkeerde’ plek, waar corporatiebezit de laatste jaren steeds meer is aangepast aan de hedendaagse tijd. Vernieuwen, verduurzamen, betaalbaar houden en levensloopbestendig maken zijn noodzakelijk om de waarde van deze woningen vast te houden. Primaire probleemeigenaar is de eigenaar-bewoner zelf, maar gezien de maatschappelijke, economische en ruimtelijke effecten en de complexheid van de problematiek hebben ook partijen als overheden, banken, ontwikkelaars en makelaars belang bij een oplossing. Dit collectieve belang van alle stakeholders is de aanleiding om in gezamenlijkheid nieuwe oplossingsrichtingen te verkennen en te experimenteren in de aanpak van het particulier bezit. Overheden kunnen hierbij als aanjager dienen en als bemiddelaar die partijen bij elkaar brengt. De planvoorraad in de regio matcht momenteel niet met de vraag. Er zijn in Zuid-Limburg grofweg 8.000 harde plannen, dat wil zeggen nieuwbouwplannen vastgelegd in bestemmingsplannen. Daar staat een behoefte tegenover die vaak beperkt of zelfs negatief is. Dit betekent, dat er geen ruimte is voor nieuwe, goede plannen, maar ook dat steeds meer concurrentie met de bestaande woningen optreedt. Doorredenerend: bij doorbouwen neemt de leegstand toe en trekt dit de waarde van bestaande woningen in de regio omlaag. Bij een hoog particulier woningeigendom landt daar dus ook het merendeel van de pijn. Dit onderstreept de noodzaak om niet-vrijblijvende afspraken te maken, die (kwalitatief) verder worden vormgegeven in de subregio’s Maastricht-Heuvelland, Parkstad Limburg en Westelijke Mijnstreek. Hiertoe stelt elke subregio een woningbouwprogrammering op binnen het (kwantitatieve en kwalitatieve) kader van de SVWZL en op basis van een subregionaal afwegingskader. Gezamenlijk vormen deze woningmarktprogrammeringen een totaalprogrammering voor Zuid-Limburg, waardoor mogelijkheden blijven bestaan om kwalitatief goede plannen en ontwikkelingen te kunnen faciliteren. Dit betekent, dat bouwmogelijkheden van één of meer zelfstandige woningen in bestemmingsplannen – tenzij opgenomen in een regionale woningmarktprogrammering – vanaf 1 januari 2017 door de gemeenteraad bij de actualisering van bestemmingsplannen worden geschrapt. In de programmeringen worden drie stappen gezet. Ten eerste worden bestaande plannen kritisch bekeken op wat ze toevoegen, dat wil zeggen of ze een versterking zijn van de bestaande voorraad en niet ‘meer van hetzelfde’, op basis van het afwegingskader. Verder wordt de ruimtelijke focus gelegd op het versterken van centra en kernen. Dat betekent ruimte creëren voor herinvulling van waardevol bestaand vastgoed en het schrappen van uitbreidingsplannen. Ook hebben de steden een regionaal erkende opgave om de strategische stedelijke projecten (Maankwartier in Heerlen, Zitterd Revisited in Sittard, de A2-zone en Belvedère in Maastricht) in te zetten als een strategie voor het versterken van de regio, zoals bedoeld in het Kompas voor Zuid-Limburg. Dat maakt dat deze geselecteerde projecten een bijzondere plaats innemen in de programmering en niet in aanmerking komen voor de heroverweging die POL 2014 beschrijft voor andere plannen; hier kunnen de steden op een bijzondere locatie gedurende langere tijd inspelen op die segmenten die de regionale kwaliteiten het meest versterken. Dit betekent echter niet dat deze projecten buiten de transformatieopgave per gemeente komen te staan. Ten derde dienen bestaande plannen die niet meer aansluiten bij de vraag of de kaders van deze SVWZL te worden geschrapt of aangepast.
De gemeenteraad is bevoegd om bestemmingsplannen vast te stellen en op deze wijze woningbouwplannen planologisch-juridisch te reguleren c.q. te schrappen. Daarnaast geeft de Wet ruimtelijke ordening aan Provinciale Staten de bevoegdheid om in plaats te treden van de bevoegdheden van de gemeenteraad en een provinciaal inpassingsplan vast te stellen. Door middel van een voorzorgsbepaling in de Provinciale Omgevingsverordening worden gemeenten afdwingbaar gehouden aan de afspraken die zij maken in de SVWZL.
Het omzetten van de bestemming van bestaand vastgoed naar wonen kan alleen door opname in de woningbouwprogrammering. Permanent wonen in een recreatieverblijf is niet meer toegestaan. Ook het omzetten van de bestemming van recreatiewoningen op terreinen bestemd voor recreatie, in woningen voor permanente bewoning, is niet meer toegestaan. Verschillende ontwikkelingen, zoals strengere hypotheekeisen, flexibele arbeidscontracten, lagere waardeontwikkeling van woningen en huisvesting van urgenten, leiden tot een stijgende vraag naar goedkope en middeldure huur ten koste van de koopsector. Daar komt nog eens bij, dat de koopwoningenmarkt zeer ontspannen is en corporaties en particuliere investeerders steeds minder woningen bouwen, mede als gevolg van de verhuurdersheffing. Ook is het bestaande aantal betaalbare huurwoningen, dat in de kleine gemeenten nu al op een laag niveau zit, verder afgenomen door sloop, uitponding en huurverhogingen. Er dienen dus betaalbare huurwoningen te worden toegevoegd, terwijl de totale woningvoorraad niet of nauwelijks mag stijgen. Oplossingsrichtingen zijn het kritischer kijken naar uitponding van huurwoningen, het omkatten van koop naar huur en minder slopen in de huursector. De trend naar meer huur dient wel goed te worden gemonitord om te bepalen of deze zich voortzet.
Eén van de grootste opgaven de komende jaren is een gevolg van de ontwikkelingen in het (scheiden van) wonen en zorg. De vergrijzing in Zuid-Limburg heeft het effect, dat er steeds meer ouderen afhankelijk worden van zorg. Volgens de prognoses stijgt het aantal ouderen (ouder dan 75 jaar) van 58.000 in 2015 naar ruim 86.000 in 2030. In de praktijk betekent dit, dat mensen genoodzaakt worden thuis te blijven wonen, hetgeen vaak ook de wens is van de bewoner, of zelf naar geschikte huisvesting op zoek moeten gaan. Er dienen dus voldoende woningen te worden gerealiseerd om mensen met een zorgvraag te kunnen huisvesten.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd, dat de SVWZL een driedelige opgave bevat voor gemeenten, namelijk het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot, het terugdringen van de (ongewenste) planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave en het toevoegen van woonproducten waar een tekort aan is, passend binnen de uitgangspunten van de SVWZL.
Zoals al in paragraaf 2.3.3 is geconcludeerd, is er momenteel binnen het plangebied geen enkel woningbouwproject opgenomen in de regionale woningmarktprogrammering. Dit betekent dat alle bestaande onbenutte planologische bouwtitels met de vaststelling van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 komen te vervallen. Een overzicht van de betreffende locaties is opgenomen als Bijlage 1. De aan de locaties toegekende bestemmingen maken geen woningbouw meer mogelijk (bestemming Wonen zonder bouwvlak of de bestemming Groen).
De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 vastgesteld. Doel van deze visie is te komen tot een duurzame retailstructuur voor Parkstad Limburg die bestand is tegen de demografische ontwikkelingen en ruimte biedt voor de dynamiek in de retailsector, waardoor het een bijdrage levert aan het versterken van de economische structuur.
De huidige retailstructuur in Parkstad Limburg bestaat uit de Heerlense binnenstad (inclusief winkelcentrum 't Loon) en de centra van de satellietsteden, te weten Brunssum centrum, Kerkrade centrum, Hoensbroek centrum en Landgraaf op de Kamp. Daarnaast zijn er nog verschillende buurt- en wijkverzorgende centra, de dorpscentra en de grootschalige perifere locaties.
Voor de gewenste toekomstige retailstructuur van Parkstad vormt de bestaande retailstructuur het vertrekpunt. Daarbij gaat de beleidsagenda van Parkstad uit van de binnenstad van Heerlen als binnenstedelijk (winkel)centrum voor Parkstad met daaromheen de binnenstedelijke satellietcentra. De overige stedelijke centra richten zich op de lokale consumentenverzorging zonder daarbij de regionale hoofdstructuur nadelig te beïnvloeden.
Vanuit dit gegeven is de toekomstige retailstructuur van Parkstad opgebouwd uit de volgende detailhandelsconcentraties:
(Bestaand) winkelaanbod in gebieden buiten de aangewezen locaties (onder andere verspreid en op bedrijfsterrein) is ongewenst.
Tot slot wordt met richtbeelden aangegeven welk type voorzieningen per soort detailhandelsconcentratie passend zijn. Deze richtbeelden maken de consument duidelijk waar het primaat ligt voor de aankoop van dagelijkse artikelen, waar doelgerichte aankopen zijn geclusterd en welk profiel hier aan is gekoppeld en dat Heerlen centrum de primaire functie vervult voor recreatief winkelen binnen de regio Parkstad Limburg.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is in de Retailstructuurvisie geen detailhandelsconcentratie aangewezen. Momenteel komt er wel verspreid aanbod voor. Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is actualiserend van aard en maakt voortzetting van de bestaande detailhandelsactiviteiten mogelijk. Vestiging van nieuwe detailhandelszaken in panden waar momenteel geen detailhandel is gevestigd, is uitgesloten.
Voor de in dit plangebied gelegen grootschalige winkels in niet-dagelijkse artikelen (Tuincentrum Egidio Pettini aan de Vaesraderbosweg 4 en Hawe Woninginrichting aan de Akerstraat-Noord 54) is door middel van een specifieke regeling een branchering vastgelegd. Dit om te voorkomen dat hier in de toekomst ongewenste andere grootschalige detailhandelsactiviteiten plaats kunnen vinden.
Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid (Retailstructuurvisie 2010-2020, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak niet nog verder te laten toenemen. Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.
Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.
Beleidsbesluit
In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders. Vigerende bestemmingen detailhandel, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij de locatie is opgenomen / past binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. beslisboom Retailstructuurvisie).
In het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is geen sprake van een locatie met een detailhandelsconcentratie met een groot verzorgingsgebied, zoals benoemd in de Retailstructuurvisie. Er komt alleen verspreid aanbod voor. In lijn met het regionale retailbeleid is in het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 de mogelijkheid van vestiging van detailhandel in panden waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén detailhandel was gevestigd, uitgesloten. Een overzicht van de betreffende locaties is opgenomen als Bijlage 1. De aan deze locaties toegekende bestemmingen bevatten niet langer de mogelijkheid voor vestiging van detailhandel.
Op 7 juli 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Heerlen 2035 vastgesteld. Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst.
De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed.
Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.
Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema’s centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.
Vitale stad
In het thema Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.
Centrale stad
In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.
Innovatieve stad
In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.
Verrassende stad
In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het “Verhaal van Heerlen” tot uitdrukking komt.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 heeft een conserverend karakter. Voor zover de opgaven uit de structuurvisie leiden tot ontwikkelingen die passen binnen het planologisch kader van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016, kunnen deze worden uitgevoerd. Indien deze buiten dit kader vallen zal te zijner tijd een aparte planologische procedure moeten worden doorlopen.
Op 10 januari 2012 heeft de gemeenteraad de stadsdeelvisie "Òs Gebrook" vastgesteld. In deze visie zijn diverse eerder opgestelde beleidsdocumenten en programma's geïntegreerd, zoals het Masterplan Hoensbroek (2009), Strategisch Masterplan Hoensbroek 2025 en het Woningbouwprogramma Hoensbroek. De visie is in samenwerking met de woningbouwcorporaties De Voorzorg en Woonpunt, Stadsregio Parkstad Limburg en de Provincie Limburg tot stand gekomen.
Aanleiding voor de visie vormt een aantal samenhangende problemen waar het stadsdeel Hoensbroek mee kampt. Het betreft hierbij problemen op fysiek, sociaal en economisch gebied, alsook veiligheid. Deze problemen zetten de leefbaarheid onder druk.
Daarnaast ervaart de gehele regio Parkstad Limburg, en met name de gemeente Heerlen, op diverse plaatsen de gevolgen van de krimp. Al jaren wordt samengewerkt om de gevolgen daarvan om te buigen tot kansen en via herstructurering te zorgen voor vitale stadsdelen met toekomst, integraal ontwikkeld vanuit de fysieke, sociale en economische pijlers in de gemeente. De stadsdeelvisie "Òs Gebrook" gaat in op die kansen en benoemt enkele concrete projecten waar op korte termijn mee gestart kan worden. De stadsdeelvisie is het integrale kader voor de fysieke, sociale en economische structuurversterking van Hoensbroek voor de periode tot 2025.
De visie vormt een perspectief en tegelijkertijd een sturingsinstrument om de leefbaarheid in Hoensbroek duurzaam te verbeteren (people, planet en profit). Uiteindelijk is de doelstelling om het stadsdeel Hoensbroek zodanig duurzaam her in te richten en te transformeren door middel van een gebiedsontwikkeling, dat:
Ambitie
Voor Hoensbroek is de volgende ambitie geformuleerd: "Een vitaal duurzaam Hoensbroek, waar het goed en prettig leven is in een groene, dorpse omgeving." Om deze hoofdambitie concreet te maken zijn binnen verschillende thema's subambities en doelen benoemd. Deze komen voort uit een uitgebreide analyse. De doelen zijn gewenste effecten die betrokken partijen de komende jaren gezamenlijk in Hoensbroek willen bereiken. Vervolgens zijn per thema strategische keuzes gemaakt.
Enkele voor het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 belangrijke keuzes zijn:
Ruimtelijke visie (Strategisch Masterplan Hoensbroek tot 2025)
Daarnaast bevat de stadsdeelvisie een ruimtelijke visie, die ervan uitgaat dat Hoensbroek het kasteeldorp van de 21e eeuw wordt. Het is een netwerk van programma en kwaliteiten dat in sterke relatie tot elkaar staat, met het landschap eromheen. Om Hoensbroek leefbaar en vitaal te houden is het handhaven van een duidelijke kern noodzakelijk. Daarom dienen eventuele sloopgaten rondom de kern opnieuw voorzien te worden van gebouwd programma. Hierbij kunnen drie verschillende strategieën worden toegepast:
De bedoeling is dat Hoensbroek in 2025 bestaat uit een dubbele kern, elk met een sterke, eigen identiteit. Aan de ene kant het Kasteel Hoensbroek, een cultuurhistorisch baken en nieuw centrum voor stads-landbouw. Aan de andere kant de oorspronkelijke dorpskern tussen St. Janskerk en Postplein, met winkels, horeca, woningen en andere centrale voorzieningen.
De dubbele kern is op verschillende schaalniveaus sterk met elkaar verbonden, zodat er een betere fysieke verbinding is ontstaan, en het wordt beleefd als een eenheid. Zo vormt het mijnspoor een belangrijke groene fiets- en voetgangersverbinding tussen Nuth en Brunssummerheide. De route Juliana Bernhardlaan - Marktstraat fungeert als de verbindende hoofdverkeersader binnen Hoensbroek. De Hoofdstraat fungeert op lokaal niveau als een cultuurhistorische route tussen kasteel en centrum. De route wordt begeleid door functies zoals woningen, dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.
De buurten hebben elk een eigen sfeer, programma en kwaliteit. Door deze wijken optimaal in het netwerk te hechten, blijft het centrumgebied met haar voorzieningen optimaal toegankelijk en vitaal.
Om de visie vorm te geven is een aantal actievelden benoemd, zoals weergegeven in onderstaande afbeelding.
Actievelden stadsdeelvisie Hoensbroek
Op deze kaart zijn de actievelden integraal verbeeld op de schaal van Hoensbroek. Hierin is te zien hoe de kleinschalige ruimtelijke ingrepen en interventies zich verhouden tot de bovenwijkse structuurdragers zoals de linten, mijnspoor, Gebrookerbos, en de hoofdverkeersstructuur. De stippen geven aan waar dynamiek te verwachten is, de pijlen laten zien waar verbindingen dienen te worden versterkt.
Enkele plannen die voorzien zijn binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 zijn hieronder kort omschreven.
Gebrookerbos
Voor alle open ruimtes in het gebied Heerlen Noord is de methode Gebrookerbos van toepassing. Dit betekent dat via een bottom-up aanpak invulling wordt gegeven aan deze open ruimtes binnen de thema's: wildernis, stadslandbouw, toeristisch/recreatief netwerk.
Sportvelden Mariarade
In 2014 is een vergunning verleend om op de voormalige voetbalvelden van Mariarade aan de Jeugrubbenweg een paardenaccommodatie te realiseren. Deze accommodatie dient voor recreatief en hobbymatig gebruik en zal maximaal 4 volwassen paarden huisvesten. Naast de voormalige voetbalkantine zal een paardenstal gebouwd worden. Ook bestaat de accommodatie uit een mestbak, rijbak en velden.
Hoofdstraat West
De gemeente Heerlen, regio Parkstad, provincie Limburg en de woningcorporaties Woonpunt en de Voorzorg hebben de gemeenschappelijke ambitie om het gebied Hoofdstraat West te herstructureren. Eén en ander met name om de leefbaarheid van het gebied voor haar bewoners en bezoekers te verhogen. De herstructureringsopgave voor het gebied Hoofdstraat West is complex, gelet op enerzijds de sociaal-maatschappelijke problematiek van krimp, vergrijzing, veiligheid en bijkomende waardedaling van het vastgoed en anderzijds het grotendeels particuliere bezit aan de Hoofdstraat West. Bij de uitwerking van een stedenbouwkundige visie is het creëren van draagvlak dan ook van groot belang.
De op te stellen visie geeft de gewenste situatie op de lange termijn aan en fungeert als onderlegger voor het meerjaren uitvoeringsprogramma van de gemeente en de corporatie alsmede als toetsingskader voor particuliere initiatieven.
Het kader voor de herontwikkeling wordt gevormd door de stadsdeelvisie 'Òs Gebrook'. Verder wordt de locatie Hoofdstraat West aangeduid als een belangrijke schakel in een landschappelijke verbinding tussen het gebied rondom kasteel Hoensbroek en Maria-Gewanden enerzijds en de ontwikkeling van het Mijnspoor als groene Oost-West verbinding anderzijds. De Hoofdstraat West is een historische belangrijke route door de dorpskern van Hoensbroek en verbindende as tussen het centrum en het kasteel.
Mijnspoor
Bedoeling is om van het voormalige Mijnspoor een doorgaande langzaamverkeersroute te maken. Het ontwerp voor deze route betreft een zogenaamd dubbelspoor met aan de ene kant een beklinkerd voetgangerspad en aan de andere kant een geasfalteerde strook van 3 meter breed (ook denkbaar zijn betonnen platen), in combinatie met enkele bruggen.
Aanpak verkeersstructuur
De huidige verkeersstructuur in Hoensbroek wordt omschreven als onduidelijk en als die een slechte oriëntatie in de hand werkt. Dit heeft (grotendeels) aanleiding gegeven tot een herziening van de verkeersstructuur, hetgeen geresulteerd heeft in een nieuw verkeerscirculatieplan. In dat verkeerscirculatieplan wordt geopperd om een modificatie door te voeren in de hoofdwegenstructuur van Hoensbroek zodat enerzijds de juiste wegen gebruikt worden conform hun functie en inrichting en anderzijds de oriëntatie van de weggebruiker helder is.
Verder heeft de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg ook een bepaalde invloed op de verkeersstructuur, aangezien deze de rol van de route Randweg-Patersweg als zijnde de 'oostwestelijke verbinding' zal overnemen en dus een gedeelte van het huidige hoofdwegennet in Hoensbroek in bepaalde mate zal ontlasten. Desalniettemin zal de Buitenring wel meer verkeer aantrekken dat over het Hoensbroekse hoofdwegennet zal rijden. Dit laatste zal hoofdzakelijk via de route Terhoevenderweg-Akerstraat Noord gebeuren.
Naast de herziening van de wegenstructuur in Hoensbroek worden andere verkeersaspecten - parkeren, fietsroutes en het openbaar vervoer - onder de loep genomen, zodat het gehele verkeersgebeuren in Hoensbroek verbeterd wordt en de synergie tussen de verschillende vervoersmodi leidt tot een verkeerskundig leefbaar, bereikbaar, toegankelijk en verkeersveilig Hoensbroek.
Conclusie
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 heeft een conserverend karakter en vormt daarmee in hoofdzaak een voortzetting van de bestaande planologische situatie. Voor zover de in de stadsdeelvisie "Òs Gebrook" voorziene ontwikkelingen passen binnen dit kader, kunnen ze te zijner tijd op basis van het voorliggende bestemmingsplan worden gerealiseerd. Voor ontwikkelingen die buiten dit kader vallen, zal een aparte procedure moeten worden doorlopen. De paardenaccommodatie aan de Jeugrubbenweg is op basis van de verleende vergunning ingepast in het bestemmingsplan.
Het op dit moment vigerende kantorenbeleid is in de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" neergelegd. Sinds het opstellen van dit beleid is er echter het nodige veranderd op kantorengebied. Daarom is er momenteel nieuw kantorenbeleid in ontwikkeling. Dat beleid zal mede gestoeld worden op het nieuwe Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014. Limburg heeft momenteel genoeg kantoorruimte, maar een kwaliteitsslag is wel gewenst. De centrale opgave is dan ook een groei in kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, daarbij meer schaarste creërend, met ruimte voor maatwerk. Dat maatwerk ziet er voor verschillende typen van gebieden anders uit:
Naast het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad dient er ook gezorgd te worden voor een optimale benutting van die voorraad. Locaties die niet meer aan de huidige marktvraag voldoen moeten van kleur verschieten.
Naar de Heerlense situatie vertaald, ziet de bovenstaande aanpak er als volgt uit:
Huidige situatie
Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Een zeer groot gedeelte van de Heerlense werkgelegenheid zit nog steeds in de dienstverlening. Met de huidige kantorenvoorraad beweegt Heerlen zich rond de twintigste plek van kantorensteden in Nederland.
Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden.
Het plangebied van bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is overwegend een woongebied. Verspreid in het plangebied staan slechts enkele solitaire gebouwen met een kantoor-, al dan niet dienstverlenende functie.
Conclusie
In het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 zijn de bestaande planologische mogelijkheden overgenomen. Aangezien deze geen nieuwe grootschalige (groter dan 500 m2) kantorenontwikkelingen mogelijk maken die strijdig zijn met het kantorenbeleid, geldt dat de huidige vestigingsmogelijkheden van kantoren in het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 overal binnen het plangebied gehandhaafd kunnen blijven. Kantoren en overige dienstverlenende bedrijven zijn in de regeling in het bestemmingsplan beide gerekend tot de functie dienstverlening.
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.
Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.
In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.
Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Hoensbroek
De hoofdgroenstructuur van het stadsdeel Hoensbroek wordt gedomineerd door het Caumerbeekdal, onderdeel van de hoofdgroenstructuur van Heerlen. De groenstructuur van Hoensbroek heeft gedurende verschillende decennia vorm gekregen. Doordat daarbij een eenduidige ontwikkelingsrichting ontbrak, is van een samenhangende groenstructuur geen sprake. Dit heeft vooral te maken met de stedenbouwkundige ontwikkeling van Hoensbroek en de heroriëntatie van de verkeersafwikkeling als gevolg van de toename van het autoverkeer vanaf de jaren ‘70. Verblijfsgroen is in Hoensbroek nauw verbonden met de hoofdgroenstructuur van Heerlen in de vorm van het Caumerbeekdal, de steenberg van de Oranje-Nassau III en het voormalige mijnspoor van Nuth naar de Staatsmijn Emma. Met name bij het voormalige mijnspoor ontbreekt een samenhangende en representatieve inrichting van de aaneenschakeling van groengebieden.
De doelstelling voor het stadsdeel Hoensbroek is, om een op harmonieuze wijze samenhangende groenstructuur te realiseren die op optimale wijze de identiteit van Hoensbroek versterkt. Het Caumerbeekdal met kasteel Hoensbroek, de steenberg van de Oranje-Nassau III, de voormalige mijnspoorlijn en het centrum van Hoensbroek vormen daarbij de basis. Door een duidelijke verweving tot stand te brengen tussen de hoofdgroenstructuur en het stadsdeel ontstaan aantrekkelijke verblijfsgebieden voor zowel bewoners als bezoekers.
|
|
Groenbeleidsplan: uitsnede plankaart stadsdeel Hoensbroek |
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 zijn in het Groenbeleidsplan de volgende specifieke elementen, met bijbehorende opgaven ten aanzien van de groenstructuur, benoemd.
Ontsluitingswegen
Groenzone Jeugrubbe
Het bosgebied in de Jeugrubbe (buiten plangebied) wordt uitgebreid tot parkbos. Na het opheffen van de voetbalcomplexen Maria-Gewanden (buiten plangebied) en Mariarade worden deze op termijn toegevoegd aan de parkstructuur. De begraafplaats wordt hierin geïntegreerd. Dit gebied wordt ontwikkeld tot het recreatief uitloopgebied van Hoensbroek. Vanwege deze recreatiefunctie dienen op de Randweg op enkele logische plaatsen oversteekplekken te worden ingericht die aansluiten op de aanliggende woonbuurten. Eventueel kunnen groene woonconcepten worden geïntegreerd in de parkstructuur.
Revalidatiecentrum Adelante en woonbuurt Schuureik
Duurzame instandhouding bos- en landgoedkarakter zodat de landschappelijke inbedding van Hoensbroek aan de zijde van het Geleenbeekdal en de Jeugrubbe gehandhaafd blijft. Het landgoedkarakter kan daarbij versterkt worden door de inrichting van het park meer te richten op revalidatie van zowel lichamelijke als psychische aandoeningen, zodat de groenstructuur een wezenlijke bijdrage levert aan de invulling van de functie van het revalidatiecentrum.
Groene voegen
Duurzame instandhouding van de groene voegen die in en tussen de verschillende buurten zijn gelegen, zoals de Zandbergsweg, de Hermesweg/Vaarsjtiegerpad, Pastoorskuilenweg/ Voltalaan.
Versterken relatie tussen stadsdeel en hoofdgroenstructuur
Conclusie
Hoewel het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 een conserverend karakter heeft, kunnen diverse opgaven die voortkomen vanuit het Groenbeleidsplan binnen de kaders van het bestemmingsplan al worden gerealiseerd. Binnen elke bestemming zullen namelijk groenvoorzieningen algemeen mogelijk worden gemaakt. Aan de hoofdgroenstructuur is de bestemming 'Groen' toegekend, zodat dit de primaire functie blijft en het groene karakter niet kan worden aangetast door bebouwing.
Omwille van het behoud van het open landschappelijke karakter van het terrein van revalidatiecentrum Adelante, is de begrenzing van de bouwvlakken afgestemd op de contouren van de huidige bebouwing.
Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt optimaal gefaciliteerd.
Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.
Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum (ook Hoensbroek centrum) geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.
Hoensbroek centrum is de aangewezen locatie voor horecazaken. Aangezien het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 de (woon)buurten buiten het centrum betreft, is een toename van het aantal horecavestigingen in het plangebied niet wenselijk. Het huidige aanbod kan behouden blijven.
Conclusie
In het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is de vestigingsmogelijkheid van horecazaken in panden waar momenteel ook horeca is gevestigd, behouden. Vestiging in andere panden is niet meer mogelijk. Een overzicht met locaties waar sprake is van een onbenutte horeca-titel, die in dit bestemmingsplan is vervallen, is opgenomen als Bijlage 1. De aan de locaties toegekende bestemmingen maken de vestiging van een horecagelegenheid niet langer mogelijk.
Op 20 april 2016 heeft de gemeenteraad van Heerlen de Parkeernota Heerlen –Visie en Ambitiedocument vastgesteld.
Het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad hebben de wens uitgesproken om het bestaande parkeerbeleid te herijken. Zowel in het coalitieakkoord 2014-2018 als in het addendum is aangegeven dat er behoefte is aan een nieuwe parkeernota waarin de diverse parkeersystemen integraal meegenomen worden. Daarnaast is de positie van de gemeente op de parkeermarkt veranderd na de verkoop van haar parkeervastgoed. De gemeente is nu slechts een speler op de markt van straatparkeren. Ook is haar rol op publiekrechtelijk gebied constant in ontwikkeling.
Op hoofdlijnen dient het nieuwe parkeerbeleid te zorgen voor een betere afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van parkeren, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid en de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en het bieden van een gastvrij en klantvriendelijk parkeersysteem maken hier onderdeel van uit.
Aan de hand van de huidige situatie en een aantal toekomstige ontwikkelingen is een beeld geschetst van de verwachtingen ten aanzien van het parkeren in Heerlen de komend jaren. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit, technologie en maatschappij.
Uit de sessies met de klankbordgroep zijn drie ambities afgeleid: Toegankelijk, leefbaar en praktisch passend. Deze ambities vormen de rode draad bij de verdere invulling van de beleidsuitgangspunten en uit te werken maatregelen. Enkele in het oog springende beleidskeuzes zijn, per deelgebied:
- betaald parkeergebied: parkeerders parkeren in het gebied waar ze hun bestemming hebben en er wordt gezorgd voor een leefbaar woongebied met een goede verhouding tussen groen, auto's en beton;
- vergunning gebied: bewoners kunnen ongelimiteerd parkeren aan de hand van hun vergunning en er zal een eenduidig digitaal vergunningensysteem worden ingevoerd;
- blauwe zone gebied: de huidige blauwe zones worden op termijn vervangen door een eenduidig digitaal systeem.
Daarnaast worden de acht actuele thema's die niet direct gerelateerd zijn aan één van de drie gebieden, kort uitgewerkt. Per doelgroep worden beleidspunten weergegeven, wederom per geografisch deelgebied.
Enkele in het oog springende punten zijn:
- werknemers parkeren in eerste instantie op eigen terrein;
- beschikbare restcapaciteit in het deelgebied zelf of in een aangrenzend deelgebied wordt zo optimaal mogelijk ingezet voor meerdere doelgroepen;
- per doelgroep en per deelgebied wordt nagegaan tegen welke tarieven deze kunnen parkeren. De parkeerbalans is in deze gevallen leidend en bepaald de mogelijkheden om een tekort aan capaciteit in te vullen tegen een passend tarief.
Tot slot wordt een aantal concrete acties beschreven die op korte termijn uitgevoerd dienen te worden zoals een bezoekersregeling bewoners, de tariefdifferentiatie en de toegangscontrole centrum. Ook een zestal acties voor de lange termijn wordt kort aangehaald.
In tegenstelling tot het eerdere document in 2010 is ervoor gekozen om deze beleidsnota in twee delen op te knippen en wel: de 'Parkeervisie & Ambitie' en de 'Parkeermaatregelen'.
In het eerste deel 'Parkeervisie & Ambitie', wordt de parkeervisie van de gemeente Heerlen uiteengezet op basis van haar ambitie in de stad, de relaties naar de ruimtelijke en economische ontwikkeling in de stad en de beleidskaders die hierbij passend zijn. In het tweede deel 'Parkeermaatregelen' worden de verschillende beleidsinstrumenten (maatregelen) uitgewerkt.
De Parkeernota is de visie op parkeren geldt als “rode draad” voor het totale parkeerbeleid en geeft richtlijnen voor de verder uit te werken maatregelen en deelnota's. De juridische en beleidsmatige verankering is vastgelegd in het visiedocument, de uitwerking van deze visie in de praktijk vindt in diverse deelnota's, die de maatregelen bevatten, plaats. De status van deze nota is derhalve richtinggevend voor deelnota's. Een en ander is in het onderstaande schema weergegeven. De onderhavige Parkeernota zal ondergeschikt zijn aan de nog op te stellen Verkeersvisie Heerlen. Uiteindelijk zal de VerkeersVisie Heerlen als kapstok dienen voor de diverse thematische nota's, zoals de Parkeernota. Onder de Parkeernota hangen vervolgens de verschillende uitvoeringsnota's, zoals de 'Nota Parkeernormen' en de 'Nota Digitalisering'.
VerkeersVisie Heerlen | ||||||||
Beleidsnota Fiets |
Parkeernota |
|
Veiligheids-nota |
|
Nota Verkeerslichten |
|
Etc. |
|
Parkeer-normen |
Digitalisering |
|
Gehandicapten |
|
Etc. |
Ten behoeve van het economisch goed functioneren van een winkelgebied dan wel binnenstad alsook het omfaciliteren van verschillende doelgroepen, zowel in garages als op straat, wordt het parkeren in Heerlen gereguleerd. In Heerlen kunnen er immers verschillende parkeerreguleringsgebieden teruggevonden worden:
• betaald parkeergebieden;
• vergunninggebieden;
• Parkeerschijfzones;
• Vrije parkeergebieden.
Totdat deel 2 van de Parkeernota - met name “Parkeernormen” door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld, gelden de parkeernormen uit de Parkeernota Heerlen 2010.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 heeft een conserverend karakter. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied zal moeten worden getoetst aan de parkeernormen, zoals vastgelegd in de Parkeernota. Deze eis is in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd.
De gemeente Heerlen is eigenaar van de buitensportcomplexen van de sporttakken atletiek, voetbal, hockey, korfbal, cricket en honk- en softbal. De praktijk voor voetbal is dat bijna elke voetbalvereniging momenteel als alleengebruiker op een buitensportcomplex opereert. De velden worden op zeer beperkte schaal door scholen gebruikt voor schoolsportactiviteiten. Er is daardoor sprake van overcapaciteit van de velden. Daarnaast is er geen evenwichtige spreiding van de buitensportcomplexen over de stad. Hier staat tegenover is er juist weer sprake van een groeiende behoefte aan multifunctionele voorzieningenclusters die financieel gezond geëxploiteerd worden.
De gemeenteraad heeft vanuit deze achtergrond in oktober 2010 besloten het overschot aan voetbalvelden in Heerlen te reduceren en te komen tot een geringer aantal buitensportcomplexen op strategische locaties in de stad. Met de nota 'Herstructurering buitensportcomplexen' (vastgesteld door het college van b&w in maart 2011) wordt een globaal voorstel gedaan voor het herstructureringsontwerp voor de buitensportcomplexen in Heerlen, met daarbij de focus op het veldvoetbal.
De visie van de gemeente op de toekomstige situatie van de buitensportcomplexen is in eerste instantie dat de complexen beschikbaar en geschikt zijn voor alle burgers van de gemeente Heerlen om te sporten en te bewegen. De accommodaties zijn goed bereikbaar, toegankelijk en veilig. Daarnaast zijn ze kwalitatief hoogwaardig, duurzaam, toekomstbestendig en daar waar mogelijk multifunctioneel met plek voor sport- en culturele evenementen. Ook zijn andere maatschappelijke functies/voorzieningen actief op de complexen. De vaste gebruikers van de buitensportcomplexen zijn vitale sportverenigingen.
In het noorden van het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 ligt langs de Randweg het voormalige voetbalcomplex Mariarade. Dit complex is in de nota rood gemarkeerd. De rode complexen in de gemeente zijn de complexen die afgestoten zullen worden. Deze complexen missen de potentie van een multifunctioneel kwaliteitssportcomplex op stadsdeelniveau dat voor de inwoners van dat stadsdeel goed bereikbaar is. Ook hebben deze complexen vanuit stedenbouwkundig oogpunt een minder gunstige ligging om te handhaven dan wel uit te breiden als sportcomplex.
Inmiddels zijn de verenigingen die actief waren op het complex verhuisd en zijn de velden niet langer meer in gebruik. Er is zelfs al een vergunning verleend voor een nieuw gebruik voor een deel van de velden als paardenaccommodatie. Hierop is reeds ingegaan in paragraaf 2.4.2.
Conclusie
Hoewel het complex Mariarade niet langer als volwaardig sportcomplex wordt gezien, zijn er wellicht nog wel initiatieven uit de buurt die betrekking hebben op sport. De bestaande planologische mogelijkheden (sport en recreatie) zijn daarom in het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 overgenomen, door middel van het toekennen van de bestemming Recreatie met functieaanduiding 'sport'. De reeds vergunde paardenaccommodatie is geregeld met de functieaanduiding 'paardenhouderij'.
Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Energietransitie
Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:
Het Parkstad Limburg Energietransitie ambitiedokument (PALET) geeft een vooruitblik op de kansen en mogelijkheden voor een energieneutrale regio in 2040. Vanuit ruimtelijk oogpunt worden er gebieden benoemd die potentieel geschikt zouden kunnen zijn voor de opwekking van zonne- en windenergie en gebruik van bodemenergie.
Binnen het plangebied is er alleen op de gebouwen voldoende potentie om zonne-energie op te wekken en een matige potentie voor het gebruik van bodemenergie. Tevens is er in PALET opgenomen dat er binnen het plangebied potentie is voor de plaatsing van grote windturbines.
Mijnwater
Het mijnwaterproject is een alternatief duurzaam energieconcept, gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van de gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Het mijnwaternetwerk zal steeds verder worden uitgebreid, waarbij onder andere voor gemeentelijke gebouwen onderzocht zal worden of aansluiting op het netwerk mogelijk en haalbaar is. Het mijnwaterproject is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.
Conclusie
Hoewel het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 een conserverend karakter heeft, bieden de regels voldoende flexibiliteit om rekening te houden met duurzaamheidsaspecten. De bestaande bestemmingen hebben geen beperkende werking ten aanzien van duurzaam gebruik en bouwen. Ook bestaan er voldoende mogelijkheden om hiertoe benodigde ondersteunende, infrastructurele en/of watertechnische werken aan te leggen. Windturbines zijn echter niet mogelijk gemaakt. Indien hiervoor concrete plannen bestaan, zal te zijner tijd een aparte procedure moeten worden doorlopen.
Voor mijnwater zijn in het plangebied momenteel geen toepassingsmogelijkheden voorzien. Er is daarom geen aanleg noodzakelijk van de hiervoor benodigde infrastructuur. Het bestemmingsplan is overigens voldoende flexibel ingericht, zodat een eventuele toekomstige aanleg van mijnwaterleidingen wel mogelijk is.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied Hoensbroek Noord 2016 en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven.
Heerlen is ontstaan ter plaatse van de Romeinse nederzetting Coriovallum waar twee belangrijke heerbanen kruisten: de weg van Xanten naar Trier en de weg van Boulogne sur Mer naar Keulen. Het diende tot halte en wisselstation voor de Keizerlijke post. De oudste bewoningssporen wijzen op een ontstaan rond het begin van de jaartelling. Tot in de vorige eeuw beperkte de bebouwing zich tot de grote weg Aken - Maastricht.
Hoensbroek (Limburgs: Gebrook) heette aanvankelijk Broeke of Broich, hetgeen "moeras" betekent. In 1388 werd het geschonken aan ene Herman Hoen. Deze woonde destijds in een oorspronkelijke 13e-eeuwse kasteel, dat nu kasteel Hoensbroek heet. In 1661 kwam het gebied in Spaanse handen en van 1713 tot 1785 viel het onder Oostenrijk. Het dorp bleef bescheiden van omvang tot het begin van de 20e eeuw, toen er meerdere steenkolenmijnen werden geopend die voor een grote toename van de bevolking zorgden. Dit noodzaakte tot de bouw van vele nieuwe woonwijken waardoor Heerlen en Hoensbroek steeds dichter naar elkaar toe groeiden en tegenwoordig een groot aaneengesloten bebouwd gebied vormen.
Het sinds 1982 tot de gemeente Heerlen behorende stadsdeel Hoensbroek telt circa 25.000 inwoners. Bij de gemeentelijke herindeling ging een deel van het grondgebied van de voorheen zelfstandige gemeente Hoensbroek naar de gemeente Nuth, terwijl het overgrote deel werd samengevoegd met de gemeente Heerlen.
In de historie is de mijnbouwperiode voor heel Limburg, en Heerlen in het bijzonder, voor de stedenbouwkundige ontwikkeling heel bepalend geweest. In de periode 1890-1960 vond in Heerlen een grote toename aan industriële activiteiten plaats. Met name de mijnbouw en de toeleveringsbedrijven zorgden in deze periode voor een sterke groei. Er werden door Oranje Nassau (ON) Mijnen particuliere steenkolenmijnen aangelegd. Voor deze steenkolenmijnen moesten mijnwerkers worden gezocht die vervolgens vaak in de directe omgeving (op loopafstand) van de mijnen werden gehuisvest. Zo verrees in 1915 de woninggroep 'Klooster' (Mariarade) en in 1927 mijnwerkerskolonie 'de Wingerd' (Mariagewanden-Terschuren).
Topografische kaart Hoensbroek 1930
In de jaren 60 van de 20e eeuw schakelde Nederland over op aardgas, met als gevolg de sluiting van veel mijnen in deze periode en de daaropvolgende jaren '70. Hierdoor trad er een verandering op in de sociale en economische structuur. De mijnen in de regio zijn inmiddels allemaal gesloten, maar veel van de ervoor aangelegde arbeiderswijken bestaan nog en ook het voormalige mijnspoor is in het landschap nog duidelijk herkenbaar aanwezig.
Na de mijnsluiting werden in Heerlen nieuwe bedrijventerreinen aangelegd langs de nieuwe autowegen A76 en de N281. Verder werd in de gemeente in de delfstoffenwinning (zandgroeves) een nieuwe industriële activiteit gevonden.
Binnen het plangebied werd het bebouwd gebied in deze periode verder verdicht met nieuwe woongebieden. Enkele recent gerealiseerde woonbuurten vormen het Bertus Aafjeshof en De Deijl.
Door de snelle stedenbouwkundige ontwikkeling, die vooral was gericht op de verspreid gelegen mijnzetels, kenmerkt de regio en het plangebied zich door een verbrokkelde stedenbouwkundige structuur. Bij deze stedenbouwkundige ontwikkeling werden enkele van de oorspronkelijke landbouwwegen, die tevens cultuurhistorische structuurlijnen vormden, gerespecteerd. De volgende structuurlijnen zijn als gevolg hiervan nog als (redelijk) oorspronkelijk herkenbaar: Hoofdstraat, Amstenraderweg, Akerstraat-Noord en de Hommerterweg.
De ruimtelijke structuur en daarmee de identiteit van het plangebied wordt verder nadrukkelijk bepaald door de grote landschappelijke hoogteverschillen in combinatie met de soms grote en hoge appartementencomplexen, de groenstructuur (mijnspoor), de wegenstructuur en de bebouwingsstructuur. De bebouwingsdichtheid is per buurt of straat zéér verschillend, zo heeft Terschuren een lage dichtheid en Maria-Gewanden een hoge bebouwingsdichtheid.
Het plangebied is een overwegend gevarieerde (woon)wijk, die gefaseerd tot stand is gekomen. Door deze gefaseerde ontwikkeling is het plangebied ruimtelijk en stedenbouwkundig op te delen in de volgende 6 bouwperioden, die verspreid over het gebied voorkomen:
1. Historische linten: | Hommerterweg, Patersweg, gedeelte Akerstraat-Noord, Emmastraat, Amstenraderweg (tussen Hommerterweg en Emmastraat), Hoofdstraat (tussen Alofsstraat en Gouverneur Baron van Hövellplein), Schurenbergsweg, Terschurenweg en verspreid panden aan Jeugrubbe |
2. Mijnwerkerskoloniën: | De Steenberg, De Wingerd en Kloosterkolonie Mariarade |
3. 1940-1960: | Amstenraderweg, Korteweg, Dr. Philipsstraat, Grubbelaan, Voltalaan, Op de Acker, Hekbergstraat, Georg Ohmstraat, Kastanjelaan, Weijenbergstraat, Bergplein, Wolfshoofdplein, Klingstraat, Paadweg, Amstenraderweg |
4. 1960-1980: | Op de Acker, Grubbelaan, Churchillstraat, Rooseveltstraat, Kennedystraat, Weijenbergstraat, Marconistraat, Mijnmeterstraat, Stutterstraat, Houwerstraat, Mijnlampstraat, Schachtstraat, Sleperstraat, Stutterstraat, Galerijstraat, Steenkoolstraat, Opbraakstraat, Neerbraakstraat, Schudstraat, Corstraat, Quirinussraat, Ringstraat, Hoekstraat, Harmoniestraat, Parallelweg, Panhuisstraat, Heuvelstraat, Schuureikenweg, Slot Harenlaan, Slot Aldeborglaan, Slot Blyenbeeklaan, Slot Hillenradelaan, Van Hövel Tot Westerflierhof |
5. 1980-2000: | Van Hövel Tot Westerflierhof, Kastanjelaan, Lampisteriestraat, Raambouwstraat, Hoogstraat, Voorstraat, Leesjongenstraat, Seingeverstraat, Delstraat, St. Teunisstraat, Laagstraat, Hermesweg, Zandbergweg, Schuinstraat, Rondpunt, Zijstraat, Langstraat |
6. Na 2000: | Bertus Aafjeshof, Ds. Faberhof, Akkerweide, Groenenweg |
Historische bebouwingslinten bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen en zijn in de loop der tijd langs de oudere hoofd- en uitvalswegen ontstaan. Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken er deel van uit. Afhankelijk van de situatie maakt het landschap en de erfbeplanting, via de doorzichten tussen de bebouwing, wezenlijk onderdeel uit van de belevingswaarde van deze linten.
In zijn algemeenheid zijn deze oude bebouwingslinten over een lange tijd verder verdicht. Hierdoor is een organische, fijnschalige bebouwingsstructuur ontstaan van vrijstaande en aaneengebouwde woningen (winkels Akerstraat-Noord), met variërende goot- en nokhoogten, verspringende rooilijn en afwisselende kapvormen. Het merendeel van de bebouwing is opgebouwd uit twee lagen met een zadeldak, met de nok veelal evenwijdig aan de weg.
De Hommerterweg, het binnen het plangebied liggende gedeelte van de Akerstraat-Noord, de Patersweg, de Emmastraat, het gedeelte van de Amstenraderweg tussen de Hommerterweg en de Emmastraat zijn in het oosten van het plangebied oude bebouwingslinten. De Hoofdstraat vormt van oudsher een belangrijke oost-west verbinding.
Akerstraat-Noord | Hoofdstraat |
Ten tijde van de opkomst van de mijnindustrie vanaf 1890 tot aan de jaren 30 van de 20e eeuw zijn in Heerlen en Hoensbroek diverse mijnwerkerskoloniën gesticht. Drie daarvan zijn gelegen binnen het plangebied: De Steenberg, De Wingerd en Kloosterkolonie Mariarade. Aan de hand van de 'Inventarisatie en selectie van te beschermen stadsgezichten gemeente Heerlen' (Buro 4, 2011) kunnen ze elk als volgt worden gekarakteriseerd.
De Steenberg
Over de voormalige mijnwerkerskolonie De Steenberg is weinig bekend, zowel wat betreft de aanleg als architecten. De naam is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van de steenfabriek die hier tussen 1908 en 1914 in bedrijf was en onder andere bakstenen produceerde die werden gebruikt voor de bouw van de gebouwen van Staatsmijn Emma.
Deze buurt is één van de oudste mijnwerkerskoloniën die oorspronkelijk helemaal was opgebouwd uit houten huisjes. Later werden enkele stenen huizen gebouwd, de zogenaamde Limburgwoningen. In totaal zijn 36 van deze huurwoningen op de Steenberg gebouwd. Ten noordoosten van deze buurt zijn nog ongeveer 25 van deze woningen bewaard gebleven. De houten huizen en ook andere woningen zijn, met name ten gevolge van mijnschade (verzakkingen van de steenberg), gesloopt. In het gebied zijn omstreeks de jaren ’80 van de vorige eeuw nieuwe woningen gebouwd.
De Steenberg bestaat uit een geaccidenteerd terrein met een groen, parkachtig karakter. Het gebied heeft geen echte planmatige stedenbouwkundige aanleg. Het gebied bevat echter wel schuin op elkaar geprojecteerde en deels gebogen straten. Tussen de Smalstraat, Dwarsstraat en Langstraat is een plein met groenaanleg gesitueerd. Ten zuidwesten hiervan bevindt zich een speeltuin. De grotendeels éénlaagse woningen zijn gesitueerd op ruime kavels, waarvan de tuinen zijn afgezet met groenblijvende hagen. Langs de diverse straten zijn bomen aanwezig die waarschijnlijk dateren uit de aanlegperiode. De oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur en de oorspronkelijke groenaanleg is grotendeels behouden gebleven.
De Steenberg |
De Wingerd
De voormalige mijnwerkerskolonie Kasteelbuurt in Hoensbroek had vroeger de naam ‘de Wingerd’ en is gebouwd in 1927. Het betreft twee woninggroepen. De Wingerd is de grootste woninggroep hiervan. Deze kolonie is enkele jaren geleden gerenoveerd, waarbij een deel van de woningen is afgebroken. Op dit moment resteren er in de Wingerd nog 103 woningen. Ten noordwesten van de Wingerd is nog een kleinere soortgelijke woninggroep van 40 woningen. In tegenstelling tot de Wingerd is hier geen sprake van een afgeronde stedenbouwkundige structuur.
De mijnwerkerskolonie 'de Wingerd' is in hoofdopzet gaaf behouden gebleven. Gelet op de periode waarin de wijk is gebouwd wordt de ellipsvormige stedenbouwkundige structuur als bijzonder aangemerkt. Er is sprake van één woningtype, bestaande uit twee bouwlagen voorzien van een zadeldak dat, op verschillende wijze geschakeld, wordt toegepast. De hoekpanden zijn voorzien van éénlaagse schuin geplaatste aanbouwen. De voorgevels hebben een decoratieve, deels uitkragende expressionistische, metselwerkvulling tussen de ramen van de begane grond en verdieping. De aanbouwen en zijgevels zijn deels gepleisterd en geschilderd in okergele kleur.
De Wingerd |
Kloosterkolonie Mariarade
Aan de noordoostzijde van de kern Hoensbroek bevindt zich de woninggroep ‘Klooster’, in 1915 ontworpen door architect Jan Stuyt. Het gaat in totaal om 68 woningen aan de Emmastraat 1-21, 2-36; Amstenraderweg 83-89; en Emmaplein 3 t/m 34. De wijk is ontstaan uit het voormalige gehucht Kouvenrade, tussen Hoensbroek en Amstenrade, waar voor de mijnwerkers van de Staatsmijn Emma een nieuwe woonwijk ('kolonie') werd gebouwd. De wijk werd aanvankelijk aangeduid met de naam 'Kloosterkolonie', naar het naburige klooster van de Minderbroeders Conventuelen, en kreeg naderhand de naam 'Mariarade'.
Mariarade ligt in het noordelijke gedeelte van Hoensbroek, op korte afstand van het centrum van Hoensbroek. Het oorspronkelijke plan bestond uit de aanleg van een concentrisch pleintje aan een nieuw straatje aan de Emmastraat; het Emmaplein. De stedenbouwkundige opzet toont een relatief ruim opgezet verkavelingpatroon, waarbij afwisselend gebruik is gemaakt van rechte en gebogen straten met pleintjes en groenstroken. Monotone bebouwing is vermeden. In plaats daarvan heeft Stuyt gekozen voor een groepering in kleine bouwblokken.
De wijk is opgetrokken in sobere traditionalistische architectuur met verschillende woningtypen en woningblokken. De architectuur laat een veelvuldig gebruik zien van bakstenen boogpoortjes, motieven als lisenen, pilasters en gevelversieringen. Door de verspringende gevelprofielen, de afwisseling in kapvormen (zadeldaken, mansardedaken) en de gedeeltelijke bepleistering van een aantal panden, is een afwisselend straatbeeld ontstaan.
Kloosterkolonie Mariarade |
Deze bouwperiode komt het meest voor in het oosten van het plangebied (Mariarade) en is veelal gerealiseerd tussen de historische linten. In het meer centrale gedeelte van het plangebied (Maria-Gewanden) komt deze bouwperiode relatief minder voor. Aan de zuidzijde van het plangebied komt bebouwing uit deze periode voor aan de Juliana Bernhardlaan, Piet Stalmeierstraat en Bongaard - Heuvelstraat. Verder in mindere mate aan de Voorstraat, Smalstraat, Breedstraat, Langstraat, een klein gedeelte aan de Pastoorskuilenweg en een klein gedeelte aan Maria-Gewandenstraat/hoek Zandbergsweg. In het westelijk gedeelte van het plangebied (Terschuren) ligt een wooncluster ingeklemd tussen de Spreeuwstraat, IJsvogelstraat en het terrein van het revalidatiecentrum.
In deze bouwperiode is erg veel woningbouw gerealiseerd van uiteenlopende woningtypologieën. Het is de periode met een groot tekort aan woningen. De bouwperiode komt in het plangebied in een vijftal clusters voor.
In het westen van het plangebied (Terschuren) ligt een ruim opgezette wijk met vrije sector woningen op ruime kavels en in een groene setting. Ten zuiden van het mijnspoortracé en ten noorden van de Hoofdstraat staan aan onder andere de Harmoniestraat, Panhuisstraat, Steenberglaan en Heuvelstraat woningen van het type twee-onder-één kap. Ook staan er woongebouwen van vier bouwlagen hoog, gelegen ruim in het groen.
In het gebied gelegen tussen de Randweg, Pastoorskuilenweg, mijnspoortracé, St. Teunisstraat en Lampisteriestraat staan woningen van verschillende typologieën: twee-onder-één kap, geschakeld, appartementen. Dit cluster is een echte representatie van haar tijd, met veelal een gebogen stratenpatroon.
Tussen de Randweg, Pastoorskuilenweg, Weijenbergstraat en Op de Weijenberg ligt nog een cluster van overwegend gevarieerde woningbouw uit deze periode. Op de hoek van de Randweg met de Hommerterweg staat een kerk uit dezelfde bouwperiode en aan de Weijenbergstraat staat een schoolgebouw uit deze periode. Van grote afstand vallen verder de twee hoge flatgebouwen (11 bouwlagen) aan de Weijenbergstraat op.
Het laatste cluster van deze bouwperiode wordt gevormd door een kleinschalig intiem woonbuurtje ten noorden van de Patersweg en liggend aan de Van Hövell tot Westerflierhof. Het zijn nagenoeg allemaal vrijstaande woningen in één bouwlaag.
Lampisteriestraat | Hoogbouw Weijenbergstraat |
Deze bouwperiode komt verspreid in het plangebied voor, maar is centraal in het plangebied het meest nadrukkelijk aanwezig (Maria-Gewanden). Clusters van woonbuurtjes uit deze bouwperiode liggen tussen het mijnspoortracé, de Zandbergsweg, Randweg en de Pastoorskuilenweg. Tot slot is de hoofdzakelijk in deze periode gerealiseerde woonwagenlocatie Wingerdweg het vermelden waard.
Kleinschalige recente woningbouwontwikkelingen, die zien op een verdere verdichting van het stedelijk gebied, komen onder andere voor in het oosten van het plangebied (Mariarade), aan het Bertus Aafjeshof, Akkerweide en Ds. Faberhof. In Maria-Gewanden-Terschuren ligt in een driehoek aan de Deijl en aan de Pastoorskuilenweg de meest recente woningbouwontwikkeling in het plangebied. In het westen van het plangebied is op het terrein van revalidatiecentrum Adelante sprake van een aantal zorggerelateerde ontwikkelingen.
De Deijl | Akerstraat-Noord |
De infrastructuur heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vormen van de huidige ruimtelijke structuur van het plangebied. De belangrijkste noord-zuidverbinding wordt gevormd door de Akerstraat-Noord. Eveneens belangrijk voor de 'doorwaadbaarheid' van het plangebied zijn de in noord-zuidrichting lopende wegen Schuureikenweg, Zandbergsweg, Pastoorskuilenweg en Hommerterweg. De Randweg (N298), Patersweg en Juliana Bernhardlaan zijn de belangrijkste ontsluitingswegen in oost-westrichting.
Buitenring
In de nabije toekomst zal de Buitenring Parkstad Limburg aan de hoofdwegenstructuur worden toegevoegd. Er is reeds een begin gemaakt met de aanleg van het deel van de weg ten noorden van Hoensbroek. Aangezien de Buitenring parallel aan de Randweg zal lopen zal hij de doorgaande functie van de Randweg-Patersweg ten behoeve van het verkeer in de toekomst overnemen. De nieuwe weg zorgt immers voor een prima ontsluiting via de A76 richting het zuiden naar onder andere Maastricht en Aken en richting het noorden naar onder andere Sittard, Geleen en Eindhoven.
Parkeren
Ten aanzien van parkeren kan het plangebied globaal in twee zones opgedeeld worden, met de Pastoorskuilenweg als scheidingslijn. Beide zones verschillen op het vlak van de parkeerdruk en de vorm van de parkeercapaciteit. Zo heerst er in het oostelijke gedeelte van het plangebied een hoge parkeerdruk en heeft een minderheid van de bewoners een parkeerplaats op eigen terrein. Met andere woorden, de bewoners van het oostelijke gedeelte dienen hoofdzakelijk gebruik te maken van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. In het westelijke gedeelte daarentegen hebben de bewoners veelal een parkeerplaats op eigen terrein. Daarnaast zijn de wegen regelmatig voorzien van langsparkeerplaatsen, en is de parkeerdruk in dit plangedeelte relatief beperkt.
Paden
Binnen het plangebied zijn relatief weinig paden specifiek voor voetgangers en/of fietsers aanwezig, met uitzondering van het oude mijnspoor en de fietspaden/-stroken langs de gebiedsontsluitingswegen (Schuureikenweg, Zandbergsweg, Pastoorskuilenweg, Emmastraat en Hommerterweg). Het mijnspoortracé is de drager voor de interne groenstructuur en heeft als (historisch) lijnelement vooral betekenis voor de bewoners van Hoensbroek. Over het tracé is een langzaamverkeersroute aangelegd, die een duidelijk direct en hoogwaardig verband met de omgeving legt. Een andere voor het plangebied waardevolle groene noord-zuid verbinding voor langzaam verkeer is de Hermesweg (Maria-Gewanden). Deze vormt een fraaie groene verbinding tussen het mijnspoortracé, de Randweg (N298) en het buitengebied richting Vaesrade.
Mijnspoortracé | Hermesweg |
Openbaar vervoer
Het plangebied wordt door twee buslijnen bediend, buslijn 21 Brunssum-Gulpen en buslijn 51 Hoensbroek-Maastricht. Beide buslijnen lopen over de Juliana Bernhardlaan en de Zandbergsweg, waarna lijn 51 Hoensbroek verlaat richting Nuth/Maastricht. Buslijn 21 rijdt in het plangebied ook over de route Randweg-Patersweg, Akerstraat-Noord en Pastoorskuilenweg.
De bebouwing in het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Er komen echter ook diverse andere functies in het plangebied voor, zoals in deze paragraaf beschreven.
De grootste clustering van maatschappelijke voorzieningen in het plangebied wordt gevormd door het gebied waar het revalidatiecentrum Adelante en de Mgr. Hanssenschool (voor dove en slechthorende kinderen) zijn gehuisvest en ligt in de driehoek Randweg, Zandbergsweg en Schuureikenweg. Adelante is een belangrijke bovenregionaal functionerende revalidatiekliniek.
Verspreid over het plangebied komen verder verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Aan de noordzijde van het plangebied ligt, ingeklemd tussen de Randweg en Jeugrubbenweg, een grote begraafplaats. Achter de kerk aan Op de Weijenberg ligt een kleine begraafplaats. Aan de Zandbergsweg staat nog een kerkgebouw. Op de hoek van de Hoofdstraat en de Hermesweg staat een gebouw waar een religieuze organisatie is gehuisvest.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt aan de Amstenraderweg het scholencomplex van het Carbooncollege. Andere scholen/onderwijsinstellingen komen verspreid over het plangebied voor: aan de Wijenbergstraat, Emmastraat, Steenkoolstraat, Hommerterweg, Kastanjelaan, Maria-Gewandenstraat, Schuinstraat, Zandbergsweg en Groenenweg. Aan de Emmastraat en Op de Weijenberg is een Gemeenschapshuis gehuisvest. Aan de Akerstraat-Noord ligt tussen de oude lintbebouwing een gezondheidscentrum. Op de hoek Randweg/Zandbergsweg en aan de Kastanjelaan staat een gebouw voor jeugd en jongerenwerk. Aan de Randweg is een gebouw voor de scouting aanwezig.
In het plangebied komt verspreid een aantal (kleinere) bedrijven voor. Ten eerste aan de Akerstraat-Noord, waar een autobedrijf, een bedrijf voor reparatie van elektrische huishoudelijke apparatuur en een chemische wasserij zijn gevestigd. Aan de Hommerterweg zit een banketfabriekje, een schilder en glaszettersbedrijf, een bedrijf voor vervaardiging van deuren, ramen en kozijnen en een installatiebedrijf.
Aan de Amstenraderweg is een garagebedrijf gehuisvest en op de hoek met de Hommerterweg zit een bakkersbedrijf. Op de hoek van de Randweg met de Hommerterweg zit nog een garagebedrijf. Aan de Jeugrubbenweg staat een bedrijfspand waar vroeger een taxibedrijf was gevestigd. Aan de Ampèrestraat zit op de hoek met de Emmastraat een metaalbewerkingsbedrijf. Aan de Hoofdstraat zitten wat kleine bedrijven, onder andere een schildersbedrijf.
Detailhandel komt in het plangebied hoofdzakelijk voor in de historische linten Hoofdstraat, Hommerterweg, Amstenraderweg en de Akerstraat-Noord. Verder komt detailhandel incidenteel voor aan de Hermesweg, Marconistraat en de Paadweg. Aan de Vaesraderbosweg is tenslotte een tuincentrum gevestigd.
Horeca komt in het plangebied alleen voor aan de Akerstraat-Noord, Amstenraderweg, Hermesweg, Wingerdweg en de Hoofdstraat.
Verspreid over het plangebied zijn enkele dienstverlenende bedrijven gevestigd. Het betreft voor een deel ook aan huis gebonden beroepen, zoals kappers en pedicurezaken.
Aan de Randweg liggen de sportvelden van Mariarade, die niet langer in gebruik zijn. Recentelijk is hier een vergunning verleend om een hobbymatige paardenaccommodatie te realiseren. Aan de Wingerdweg is een trapveldje aanwezig en een speeltuin, achter deze speeltuin ligt een volkstuincomplex. Aan de Langstraat is ook een vrij grote speeltuin aanwezig. Een tweede volkstuincomplex ligt ingeklemd tussen woningbouw van de Amstenraderweg, Emmastraat en het Wolfshoofdplein.
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.
Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.
Aangezien het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 een conserverend karakter heeft en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is een m.e.r. niet noodzakelijk.
De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).
Indien echter - zo bepaalt artikel 76, derde lid - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Dit betekent dat bij een beheerplan, zoals het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016, dat dus niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai behoeft plaats te vinden.
Railverkeer is verder niet relevant voor onderhavig plangebied. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.
Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van akoestische belemmeringen ten aanzien van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.
Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.
Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.
Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
Nationaal Waterplan 2009-2015
Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid.
Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in (zie paragraaf 4.3.2).
Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2011) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.
Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:
Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015
Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.
Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015
Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.
Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.
Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.
Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.
Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.
Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Het gehele plangebied is van oudsher gemengd gerioleerd. In het kader van anders omgaan met regenwater is tijdens rioolrenovaties een deel van het gemengde stelsel vervangen/omgebouwd naar een gescheiden stelsel, al dan niet met infiltratievoorzieningen ter plaatse.
De Emmastraat is gedeeltelijk omgebouwd naar een gescheiden stelsel en voert het regenwater af naar een open infiltratievoorziening langs de Voltalaan. Enkele nieuwbouwplannen zijn gescheiden uitgevoerd: het ds. Faberhof is voorzien van een infiltrerend transportriool en het Bertus Aafjeshof is voorzien van een gescheiden rioolstelsel met een ondergrondse infiltratievoorziening.
Een deel van het plangebied, grofweg ten noorden van de Hommerterweg, watert af richting Amstenrade. Hierbij zijn afspraken gemaakt ter beperking van de debieten die hiernaartoe lozen. In het rioolstelsel is in de Hommerterweg een knijpconstructie opgenomen waardoor een groot deel van het regenwater richting Heerlen gestuwd wordt. Verder is de Akkerweide voorzien van een gemengde berging die geknepen leegloopt richting Amstenrade. Ook het Bertus Aafjeshof, die het regenwater ter plaatse houdt, ligt binnen dit gebied.
Het lage gedeelte van het gebied, grofweg ten zuiden van het mijnspoor, heeft van oudsher last van hoge grondwaterstanden. Hiermee wordt rekening gehouden bij rioolrenovaties, voor zover dit technisch zinvol, uitvoerbaar en financieel haalbaar is. In een deel van de Juliana Bernardlaan wordt een drainagetransportriool aangelegd.
In de gescheiden delen van voorheen gemengde riolering zijn meestal de weg, de openbare ruimte en een klein deel van daken, voor zover de regenpijpen aan de voorzijde op de erfgrens liggen, van het gemengde riool ontkoppeld. Bij vernieuwbouw wordt wel volledige waterscheiding op de percelen nagestreefd.
In het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) wordt uitgegaan van het standstill-principe met betrekking tot het aankoppelen van hemelwater op het gemengd riool. Tijdens rioolvervangingen wordt ook een scheiding van waterstromen toegepast voor zover dit technisch zinvol, uitvoerbaar en financieel haalbaar is.
In het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 zijn de waterbelangen gerespecteerd. Uitgangspunt voor de bestemmingsplanregeling is dat de huidige waterhuishoudkundige situatie van het plangebied in stand kan blijven en wordt beschermd tegen ontwikkelingen met een negatief effect. In dit kader zijn binnen elke bestemming water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk gemaakt.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 28 september 2016 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Hierbij kan volstaan worden met een globale toets, bijvoorbeeld middels de bodemkwaliteitskaart. Bij latere ontwikkelingen in deze gebieden zal in het kader van bouwactiviteit mogelijk een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Als toelichting hierop wordt nog vermeld dat bij geconstateerde knelpunten in een actualiserend bestemmingsplan aangegeven moet worden hoe hiermee om te gaan, niet alle knelpunten hoeven dus uitputtend vermeld te zijn.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. In het bodembeleidsplan is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen opgenomen. De bodem in de gemeente Heerlen is beschreven in een bodemkwaliteitskaart die conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is vervaardigd. Er kan worden geconcludeerd dat de lokale bodemkwaliteit over het algemeen voldoende wordt beschreven door de bodemkwaliteitskaart voor alle zones.
Homogene deelgebiedenkaart
Deelgebied | Bovengrond | Ondergrond | |
1 Agrarisch en natuur | <AW | <AW | |
2 Woonwijken | <AW | Industrie | |
3 Industrie | <AW | <AW | |
4 Mijnsteengebieden | Wonen | Wonen | |
AW | = Achtergrondwaarde | ||
Wonen | = Maximale waarde klasse Wonen | ||
Industrie | = Maximale waarde klasse Industrie |
De bodemkwaliteit wordt niet voldoende beschreven voor een enkel subgebied binnen zone 1 (agrarisch/natuur). De bodemkwaliteitskaart is hier slechts indicatief.
In zone 2 (Wonen) wordt de bovengrond als schoon beoordeeld, terwijl de ondergrond voldoet aan de maximale waarde Industrie.
De zone 3 (Industrie) is schoon voor wat betreft boven- en ondergrond.
Uit de bodemkarakteristiek blijkt dat ter plaatse van het mijnsteengebied (zone 4) gemiddeld sprake is van kwaliteit die voldoet aan de maximale waarde Wonen.
Knelpunten
Een uitgevoerde globale inventarisatie heeft de volgende knelpunten aangetoond:
Ter plaatse van deze locaties mogen pas graafwerkzaamheden plaatsvinden nadat het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) ingestemd heeft met een saneringsplan.
Conclusie
Voor wat betreft de bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering. Voorwaarde hierbij is dat rekening gehouden wordt met de voorwaarden die bij de knelpunten zijn vermeld.
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden evenals het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de bijbehorende Regeling natuurbescherming (Rnb). De Wnb vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
De wetgever beoogt met de nieuwe Wnb de natuurregelgeving te integreren en te vereenvoudigen. Een van de belangrijkste doelstellingen van de Wet natuurbescherming is om directer aan te sluiten op de (formuleringen uit) de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn.
De Wnb stelt drie uitgangspunten centraal:
- het beschermen van natuurwaarden (met name Natura 2000-gebieden);
- het beleggen van zo veel mogelijk taken en bevoegdheden bij provincies;
- het rechtsgebied optimaal laten aansluiten bij het omgevingsrecht.
De Wnb heeft mede tot doel de verplichtingen te implementeren die uit internationale natuurbeschermingsverdragen, zoals de Wetlandsconventie, het Verdrag van Bonn, het Verdrag van Bern en het Biodiversiteitsverdrag voortvloeien.
De wet voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze gebieden omvatten tevens de op grond van andere internationale verplichtingen te beschermen gebieden, zoals ‘wetlands’.
Het bestemmingsplan is een plan als bedoeld in artikel 2.7 lid 1 van de Wet natuurbescherming, indien het bestemmingsplan ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die significante effecten kunnen hebben op de waarden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen (de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied). Indien een bestemmingsplan enkel de bestaande, planologisch legale situatie voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan bestemt, is geen sprake van een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Een 'conserverend' bestemmingsplan maakt namelijk geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die significante effecten kunnen op Natura 2000-gebieden.
Over het algemeen zal een bestemming echter al snel enige ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken die significante effecten op Natura 2000-gebieden kan hebben. Hierbij gaat het niet enkel om het in het bestemmingsplan bieden van rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden. Ook moet worden gedacht aan het in de planregels opnemen van flexibiliteitsbepalingen, aan het herbestemmen van niet verwezenlijkte bouw- en gebruiksmogelijkheden en aan het positief bestemmen van een bestaande planologisch illegale situatie.
Om significante effecten op een Natura 2000-gebied of op beschermde dier- en plantensoorten5 te voorkomen, stelt de Wnb een vergunnings- c.q. ontheffingplicht voor elke activiteit met een mogelijk verslechterend of verstorend effect op een Natura 2000-gebied (artikel 2.7 lid 2 Wnb) of op beschermde soorten (art. 3.3, 3.8 en 3.11 Wnb).
De in de Wnb opgenomen regelgeving ten aanzien van de bescherming van Natura 2000- gebieden werkt bij bestemmingsplannen primair door via de verplichting om een plan bij mogelijke significante effecten op deze gebieden te voorzien van een passende beoordeling (plantoets: artikel 2.7 juncto 2.8 Wnb). Daarnaast werkt de Natura 2000- gebiedenbescherming in bestemmingsplannen door via de regelgeving over de vergunningen voor projecten en andere handelingen (Natura 2000-vergunning).
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangewezen. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Op korte afstand ten westen van het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 ligt het Natura 2000-gebied Geleenbeekdal. Dit ligt binnen het grondgebied van de gemeente Nuth.
Natura 2000 gebieden in de omgeving van het plangebied
Het onderwerp soortenbescherming heeft in de Wnb en in de Aanvullingswet natuur Omgevingswet betrekking op drie hoofdonderwerpen, te weten de regeling van:
1. Soortenbescherming;
2. Schadebestrijding, overlastbestrijding en faunabeheer en jacht; en
3. Handel in en bezit van beschermde soorten.
De Wet natuurbescherming regelt de zogenoemde passieve soortenbescherming in drie – complementaire- beschermingsregimes, te weten:
1. Een regeling gebaseerd op de Vogelrichtlijn;
2. Een regeling gebaseerd op de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
3. Regels die in aanvulling op de onder punt 2 genoemde internationale regelingen nog andere zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten beschermen.
De nieuwe regeling in de Wnb zorgt ervoor dat de Vogel- en Habitatrichtlijn direct vertaald zijn in de Nederlandse wetgeving en zet daar een ‘nationale kop’ op voor in Nederland voorkomende dier- en plantensoorten. Nieuw ten opzichte van de Flora- en Faunawet is dat het opzettelijk storen van vogels niet verboden is, mits de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort.
Gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied en de omstandigheid dat het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is geen sprake van een negatief effect op het Natura 2000-gebied Geleenbeekdal en tevens niet op de natuurwaarden in het algemeen. Het onderhavige bestemmingsplan is derhalve in overeenstemming met het bepaalde in de Wet natuurbescherming.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 onder titel 2 eisen ten aanzien van luchtkwaliteit opgenomen (ook 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). Daarmee samen hangen de volgende besluiten en regelingen:
Deze wet- en regelgeving omvat maatregelen om aan de ene kant de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken en aan de andere kant te voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
Conform artikel 5.16a van de 'Wet luchtkwaliteit' kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat bij een (dreigende) overschrijding van één of meerdere grenswaarden projecten doorgang vinden die er toe leiden dat het aantal blootgestelden met een verhoogde gevoeligheid toeneemt. In dit kader is het Besluit gevoelige bestemmingen opgesteld. Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren in overschrijdingssituaties voor zogenaamde 'gevoelige bestemmingen'. Tot die gevoelige bestemmingen worden scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingshuizen gerekend. In het Besluit is aangegeven dat moet worden onderzocht of op een locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden, indien de locatie is gelegen binnen 300 meter vanaf Rijkswegen of binnen 50 meter vanaf provinciale wegen.
In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die binnen de getalsmatige grenzen vallen en daardoor niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit moet gemotiveerd worden door het bevoegd gezag (gemeente).
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, zodat geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden of een verandering van de luchtkwaliteit in het plangebied.
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden geen wettelijke eisen ten aanzien van luchtkwaliteit overschreden.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:
Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.'
Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld.
Externe veiligheid inrichtingen
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Ter uitvoering van het Bevi geldt de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi). Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor zogenaamde categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen.
Externe veiligheid buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). De aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de aanwijzing van de rekenmethodiek zijn opgenomen in de 'Regeling externe veiligheid buisleidingen' (Revi). De toetsingssystematiek uit het Bevi wordt ook toegepast bij buisleidingen.
Externe veiligheid transport
Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, via het spoor en via het water staat beschreven in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin is het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' verankerd. Het primaire doel van dit basisnet is het creëren van een plafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Aan de hand van deze maximale vervoerstromen van gevaarlijke stoffen kunnen de externe veiligheidsrisico's worden bepaald.
In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.
Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.
Aan de hand van de risicokaart (zie: www.risicokaart.nl) en het geldende bestemmingsplan zijn de plaatsgebonden externe veiligheidsrisico's beoordeeld. Deze toets heeft uitgewezen dat binnen het plangebied en/of de omgeving de volgende risicobronnen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart september 2015
Van bovenstaande risicobronnen vindt alleen het transport gevaarlijke stoffen over de N298 (Randweg) plaats binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016. De PR-contour van deze bron beperkt zich tot het wegtracé. De overige risicobronnen liggen op een dermate grote afstand buiten het plangebied, dat de PR-contouren niet binnen de plangrenzen vallen.
Aan de voorzijde van het pand gelegen aan het Laervoetpad nummer 2-6 te Hoensboek is bij een KLICmelding, op deze locatie een aftakking van een Hogedrukgasvoedingsleiding en een gasdrukreduceerstation aangetroffen. In de regel liggen deze leidingen en reduceerstations niet op particulier eigendom. (rood omcirkelt in onderstaande afbeelding) Het betreft hier een leiding met een werkdruk van 8 Bar, waarmee deze leiding niet onder het besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB) valt.
De leiding heeft echter een werkdurk die aanzienlijk hoger ligt dan die van een reguliere huisaansluiting (0,1 bar). Uit overleg met de leidingbeheerder is gebleken, dat het gebruikelijk is om voor een dergelijke leiding een belemmeringstrook op te nemen van 5 meter.
Voor het gasdrukrecuceerstation (8 Bar naar 0,1 Bar) dient ingevolge van het Activiteitenbesluit een veiligheidsafstand te worden aangehouden van 4 meter tussen woning(en) en gasdrukmeet en regelstation. Op de verbeelding en de regels is hiervoor een dubbelbestemming Leiding - Gasopgenomen.
Uitsnede KLIC melding locatie Laervoetpad 2-4
Er kan dan ook worden geconcludeerd dat zich in het plangebied geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten bevinden die binnen de risicocontouren van bovenstaande risicobronnen liggen. Het plaatsgebonden risico voor externe veiligheid staat dan ook niet in de weg aan de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt dus niet tot een toename van het aantal aanwezige personen. Van een wezenlijke wijziging ten opzichte van het bestaande groepsrisico is daarom geen sprake. Gezien deze beperkte invloed op het groepsrisico achten wij het niet noodzakelijk een berekening van het groepsrisico uit te voeren. Een nadere verantwoording van het groepsrisico, zoals de omvang van het groepsrisico, de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de zelfredzaamheid van de aldaar aanwezige personen is daarmee ook niet aan de orde.
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is op voldoende wijze rekening gehouden met de externe veiligheid. De vaststelling van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door externe veiligheidsaspecten.
In het plangebied bevindt zich geen planologisch relevante technische infrastructuur als bijvoorbeeld hoogspanningsleidingen en straalpaden.
Vanuit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat kan een scheiding worden gemaakt tussen milieugevoelige functies en (bedrijfs)functies die hinder veroorzaken. Het plangebied betreft overwegend een woongebied, waar op verspreid liggende locaties (al dan niet van oudsher) bedrijven zijn gevestigd. De activiteiten van al deze bedrijven zijn onder te brengen in milieucategorie 1 of 2 (conform de categorie-indeling in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'). Dergelijke categorieën van bedrijven zijn algemeen aanvaardbaar in een woongebied.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is dan ook dat de bestaande bedrijven hun activiteiten kunnen blijven voortzetten. Hiertoe is in het bestemmingsplan een passende regeling opgenomen, waarbij tevens wordt voorkomen dat een mogelijke toekomstige verandering van bedrijfsactiviteiten hinder gaat opleveren. Dit is gedaan door de activiteiten op alle bedrijfspercelen te beperken tot maximaal milieucategorie 2. In de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen de bedrijfstypen opgenomen die vanwege de aard en omvang van hun activiteiten passen in de woonomgeving.
Voor bedrijvigheid die qua aard en omvang ondergeschikt is aan de woonfunctie, en daardoor als bedrijf aan huis kan worden aangemerkt, is in de regeling van de bestemming 'Wonen' een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden (conform de gemeentelijke beleidsregel 'Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving') bij de woning bedrijfsactiviteiten uit te voeren.
De regeling die in het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is opgenomen voor de bestaande bedrijvigheid in het plangebied, draagt in voldoende mate bij aan het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.
rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Hoensbroek
Ter plaatse van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Hoensbroek gelden de geur- en geluidszones zoals opgenomen in de vergunning van 2005. Binnen deze milieuzones zijn geen nieuwe geur- en geluidgevoelige bestemmingen toegaten. Het onderhavige bestemmingsplan tast enerzijds de bestaande rechten van deze inrichting niet aan en heeft daarmee geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van de RWZI. Anderzijds heeft het bestemmingsplan geen gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Gezien de geur- en geluidbelasting is er sprake van een acceptabel tot goed woon- en leefklimaat. Voor een uitgebreidere bespreking van alle relevante aspecten wordt verwezen naar Bijlage 3 Rapport aspecten geluid en geur als gevolg van de RWZI.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valetta tot stand gekomen. Het Verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In 1992 ondertekende Nederland het 'Verdrag van Malta' van de Raad voor Europa. In het verdrag is de omgang met het Europees archeologisch erfgoed geregeld. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer en sedert september 2007 is de Archeologische monumentenzorg geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988. De essentie is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden.
Volgens de wettelijke verplichting wordt in bestemmingsplannen rekening gehouden met bekende en verwachte archeologische waarden. De Monumentenwet geeft een vrijstelling van onderzoeksplicht voor projecten kleiner dan 100 m2, maar geeft de gemeente de vrijheid deze aan te passen. Die afwijking kan zowel naar boven als naar onder. Voor de diepte van bodemingrepen bevat de wet geen grens.
Voor geheel Parkstad Limburg is een archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld, de archeologische beleidskaart. Deze kaart is gebaseerd op uitgevoerd inventariserend archeologisch onderzoek. Voor de gemeente Heerlen en de overige Parkstadgemeenten is door archeologisch adviesbureau RAAP een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. Het RAAP-rapport betreft een bureauonderzoek naar de archeologische verwachtingen waarbij een inventarisatie heeft plaatsgevonden van de bekende archeologische vindplaatsen binnen de Parkstadgemeenten en van landschappelijke (geologische en geomorfologische) en bodemkundige gegevens van het grondgebied. Daarnaast zijn de uitgevoerde archeologische onderzoeken geïnventariseerd, waarbij rekening is gehouden met vergraven of ontgronde gebieden, en heeft een literatuuronderzoek plaatsgevonden. In dit verband is onder andere ook het Actueel Hoogtebestand Nederland bestudeerd. Op basis van de genoemde inventarisaties is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld, dat haar neerslag heeft gevonden in een geactualiseerde archeologische verwachtingenkaart die door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld op 1 oktober 2013.
Het doel van de archeologische verwachtingenkaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.
Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten
Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.
Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen
Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De monumentenwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.
Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde
Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.
Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde
In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.
Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde
In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.
In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".
In het plangebied van bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 komen verschillende archeologische verwachtingswaarden voor. Het overgrote deel van het bebouwd gebied heeft een lage verwachtingswaarde. Het gebied rondom de oudere wegen Hommerterweg en Amstenraderweg heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Een specifieke zone rondom het bebouwingslint aan de Hoofdstraat en Juliana-Bernhardlaan heeft een hoge verwachtingswaarde. Dit geldt ook voor de randen van de beekdalen van de Geleenbeek en de Caumerbeek. Verder zijn er enkele specifieke plekken aangewezen als gebieden van zeer hoge waarde.
Uitsnede archeologische verwachtingenkaart
Met het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is de bestaande situatie vastgelegd en zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die tot bodemingrepen leiden. Archeologisch onderzoek voor dit bestemmingsplan is dan ook niet noodzakelijk.
De verschillende archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied zijn vertaald in een beschermende regeling. Dit is gedaan door voor elke categorie een overeenkomstige dubbelbestemming Waarde - Archeologie op te nemen. De dubbelbestemmingen verschillen onderling in de ondergrenzen voor de onderzoeksplicht die geldt bij toekomstige ontwikkelingen. Bij toekomstige vergunningaanvragen wordt getoetst aan deze ondergrenzen.
Mochten tijdens graafwerkzaamheden archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt bij de gemeente Heerlen of de regioarcheoloog.
Zoals al in Hoofdstuk 3 is beschreven, kent het plangebied een rijke geschiedenis. Dit heeft geresulteerd in enkele cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Vanuit het oogpunt van het behoud van de cultuurhistorische waarden is het belangrijk dat deze gebieden in de toekomst beschermd blijven. In deze paragraaf is aangegeven welke specifieke cultuurhistorische waarden in het plangebied voorkomen en hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.
In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijk beschermde stadsgezichten. Wel blijkt uit de gemeentelijke inventarisatie en selectie van stadsgezichten (Buro 4, 2011) dat er drie buurten met een bijzondere cultuurhistorische waarde in het plangebied voorkomen: De Steenberg, De Wingerd en Kloosterkolonie Mariarade. Op 28 augustus 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat de in de inventarisatie aangegeven cultuurhistorische waarden van de buurten in nieuwe bestemmingsplannen moeten worden beschermd.
Voor een beschrijving van de drie buurten wordt verwezen naar paragraaf 3.2.1. Hierna is per buurt de conclusie uit de inventarisatie vermeld.
De Steenberg
De stedenbouwkundige opzet van De Steenberg is eenvoudig en in de loop der tijd aangetast. Het merendeel van de oorspronkelijke bebouwing, die overigens ook eenvoudig van opzet was, is vervangen. Voor deze buurt wordt dan ook geen bescherming voorgesteld.
De Wingerd
Deze mijnwerkerskolonie is in hoofdopzet gaaf behouden gebleven. Gelet op de periode waarin de wijk is gebouwd, wordt de ellipsvormige stedenbouwkundige structuur als bijzonder aangemerkt. Het betreft een vroeg Limburgs voorbeeld van expressionistische bouwkunst en voor zover bekend is dit de enige mijnwerkerskolonie met dergelijke vormentaal. Om deze reden wordt dan ook voorgesteld om deze wijk te beschermen.
De Wingerd: te beschermen gebied, gelegen rondom de Wingerdweg, Markgravenstraat, Schuureikenweg en Zandbergsweg
Kloosterkolonie Mariarade
De wijk is zowel voor wat betreft stedenbouwkundige structuur als architectuur in hoofdopzet gaaf behouden gebleven. Mariarade komt om deze reden in aanmerking voor gemeentelijke bescherming.
Kloosterkolonie Mariarade: te beschermen gebied, gelegen aan Emmaplein en Emmastraat
In het plangebied bevinden zich geen rijks- en gemeentelijke monumenten.
Voor de cultuurhistorisch waardevolle buurten waarvoor bescherming via het bestemmingsplan is voorgesteld (De Wingerd en Kloosterkolonie Mariarade), is in het onderhavige bestemmingsplan ingezet op het behoud van de stedenbouwkundige structuur en de omvang van de bestaande woningen. De afmetingen van de bestaande woningen zijn strak vastgelegd, door middel van bouwvlakken strak om de gevels en een maximale goot- en bouwhoogte die overeenkomt met de bestaande stedenbouwkundige hoofdmassa van de woning. Daarnaast is voor beide buurten de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen, overeenkomstig de begrenzingen in de bovenstaande afbeeldingen, zodat bij de toetsing van toekomstige aanvragen om omgevingsvergunning het behoud van de cultuurhistorische waarde voorop staat.
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van de voorliggende toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie; GBKN) en kadastrale begrenzingen.
De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en de regels.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het sjabloon regels dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen.
De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
In de begrippen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels én die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven over hoe gemeten moet worden.
De gronden binnen het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verleend welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Hierna volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties en voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij om een nadere concretisering van de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel via een "omgevingsvergunning afwijkend gebruik" kan worden afgeweken ten behoeve van aan de hoofdbestemming ondergeschikte functies.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van
werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, worden in sommige gevallen aan een (omgevings)vergunningstelsel gebonden.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer bepaalde gebouwen en
bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Met de algemene bouwregels wordt de bouw van bepaalde bouwwerken,die zijn toegestaan (of uitgesloten) binnen alle bestemmingen, geregeld voor zover daar per bestemming geen specifieke bouwregels zijn opgesteld.
Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik wordt verstaan. De specifieke gebruiksregel, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen, is aanvullend op deze algemene gebruiksregel. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat bij het bouwen voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze vallen samen met diverse bestemmingen, maar zijn niet aan te merken als dubbelbestemming.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen zijn reeds opgenomen in de betreffende bestemming.
De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een gedeelte van het plan te wijzigen ten behoeve van (geringe) wijziging van bestemmingsgrenzen op perceelsniveau of de vestiging van een seksinrichting. Per wijziging zijn voorwaarden opgenomen waaraan de wijziging moet voldoen.
Overige regels
Dit sublid geeft aan hoe andere wettelijke bepalingen, waarnaar iverwezen in de planregels verwezen wordt, dienen te worden geïnterpreteerd.
Overgangsbepalingen
In deze bepalingen wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het bestemmingsplan.
Deze paragraaf beschrijft hoe de verschillende bestemmingen in het plangebied zijn toegekend.
Voor de bedrijfspercelen in het plangebied is de bestemming Bedrijf opgenomen. Standaard kunnen hier bedrijven tot en met milieucategorie 2 gevestigd worden. In de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alle toegestane bedrijven van milieucategorie 1 en 2 opgenomen. De lijst vormt bij een verandering van bedrijfsactiviteiten op een perceel een eerste planologisch toetsingskader.
Verder zijn binnen deze bestemming diverse functieaanduidingen opgenomen voor de andere aanwezige functies, onder andere voor woningen op de verdieping.
Nutsvoorzieningen zijn in het gehele plangebied toegestaan, door middel van een regeling in de Algemene bouwregels, mits ze voldoen aan de maximale maatvoering van maximaal 3 meter hoog en een inhoud van maximaal 50 m3. De grotere nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn apart bestemd en hebben de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening.
Enkele percelen aan de Hoofdstraat en Hommerterweg waar detailhandel de hoofdfunctie vormt, zijn bestemd als Detailhandel. Met functieaanduidingen zijn ter plaatse extra functies geregeld.
Verspreid in het plangebied liggen percelen waar kantoren of dienstverlening reeds waren toegestaan en die daar de hoofdfunctie vormen. Deze percelen hebben de bestemming Dienstverlening gekregen. Onder dienstverlening vallen zowel kantoren als overige dienstverlenende bedrijven. Met functieaanduidingen zijn bovenwoningen geregeld, maar ook de bedrijven aan de Bongaardstraat (maximaal milieucategorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten) en de detailhandel aan het Bergplein.
In de lintbebouwing aan de Akerstraat-Noord, ter hoogte van de aansluiting met de Hommerterweg, bevinden zich van oudsher diverse functies. Vanwege de verscheidenheid van deze functies is voor dit gebied gekozen voor de bestemming Gemengd. Binnen deze bestemming zijn dienstverlening en woningen algemeen toegestaan. Daarnaast zijn met functieaanduidingen bestaande aanwezige afwijkende functies toegestaan, zoals detailhandel, horeca, een seksinrichting en fitnesscentrum.
Regeling 'Trefpunt van Specialismen'
In de Retailstructuurvisie 2010-2020 Parkstad Limburg is het centrum van Hoensbroek aangewezen als de winkelcluster voor Hoensbroek. Dat betekent dat winkels in het centrum van Hoensbroek geconcentreerd dienen te worden.
Zoals bekend mag worden verondersteld, kampt de regio Parkstad met bevolkingskrimp. Die krimp werkt door in de detailhandel in de regio. Daarnaast kent de regio - als gevolg van haar mijnverleden - een te zeer versnipperd retailaanbod. De noodzaak tot herstructurering van de detailhandelsvoorraad in Parkstad is het uitgangspunt geweest voor het vaststellen van de Retailstructuurvisie Parkstad 2010-2020. In die visie is onderkend dat in Hoensbroek eigenlijk alleen 'ruimte' is voor een winkelcluster in het centrum. De Akerstraat Noord valt daarmee in de categorie van 'verspreid winkelaanbod', waarvan het perspectief is, dat zij aan de voorzieningenstructuur onttrokken moeten worden en dat detailhandel - wat Hoensbroek betreft - in het centrum moet worden geclusterd clusteren.
Dat betekent echter niet, dat wij geen economische mogelijkheden meer zien voor de Akerstraat-Noord. Het motto 'Trefpunt van Specialismen' - zoals neergelegd in de Stadsdeelvisie 'Os Gebrook' geeft een goede basis voor de invulling van vastgoed en de economische toekomst van de straat. In de straat zijn nu al voorbeelden van invullingen te vinden, die goed binnen de huidige beleidskaders vallen, zoals een advocatenkantoor, een fotograaf, etc en die een goede basis vormen voor de verdere economische opbouw.
In de regels is een regeling opgenomen die het mogelijk moet maken om bedrijvigheid te faciliteren die binnen het thema 'Trefpunt voor Specialismen' valt. Deze regeling maakt het leveren van maatwerk mogelijk. Daarbij is onder andere leidend dat bij eventueel uit te oefenen detailhandel als ondergeschikte activititeit nooit meer dan 20% van de omzet overschreden mag worden.
De bestemming Groen is toegekend aan het openbaar groen, waaronder het structuurbepalende groen in de buurten. Binnen deze bestemming is tevens het dierenparkje aan de Zandbergsweg middels een specifieke aanduiding geregeld.
De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Dit geldt eveneens voor het uitgestrekte terrein van Adelante, gelegen tussen de Zandbergsweg en Schuureikenweg. Om het open landschappelijke karakter van het binnenste gedeelte van het terrein te behouden, is de begrenzing van de bouwvlakken afgestemd op de contouren van de huidige bebouwing. De (bedrijfs)woning op het terrein heeft een aparte functieaanduiding gekregen. Verder is een functieaanduiding opgenomen voor de begraafplaatsen aan de Randweg en in Mariarade.
De in het plangebied gelegen speeltuinen en volkstuinen hebben de bestemming Recreatie en een passende functieaanduiding gekregen. Ook de (voormalige) sportvelden aan de Randweg hebben deze bestemming gekregen. Met de aanduiding 'sport' is hier de mogelijkheid van een sportfunctie behouden. Tevens is de recent vergunde, hobbymatige paardenhouderij positief bestemd door middel van de aanduiding 'paardenhouderij'. Verder is de zendmast aan de Jeugrubbenweg 11 aangeduid vanwege de afwijkende hogere bouwhoogte.
Op elk woonperceel is de bestemming Tuin toegekend aan het gedeelte gelegen voor de voorgevel en bij hoekpercelen ook aan de zijgevel. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van erkers aan de woning. Met de 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn de carports voor de woningen aan de Galerijstraat, Schachtstraat en Houwerstraat geregeld, aangezien deze van oorsprong deel uit maken van de stedenbouwkundige opzet van de buurt.
Aan de openbare weg met hoofdzakelijk een verblijfskarakter is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied toegekend. De friture aan de Wingerdweg is specifiek aangeduid vanwege de afwijkende functie en de zendmast aan de Vaesraderbosweg vanwege de afwijkende bouwhoogte.
De wegen met een doorgaande functie hebben de bestemming Verkeer - Wegverkeer gekregen.
Aan alle woningen in het plangebied is de bestemming Wonen toegekend. De gronden binnen deze bestemming zijn bedoeld voor woondoeleinden en tuin. Daarnaast is voor een aantal percelen een functieaanduiding opgenomen, om de bestaande aanwezige afwijkende (legale) functies te regelen.
De gemeente Heerlen hecht er belang aan dat inwoners van de gemeente zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgen. Om die reden hanteren wij een standaard-woonbestemming.
In de standaard-woonbestemming wordt uitgegaan van een bouwvlak per woning of totaal aaneengesloten woningen, waarbij met een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald. De bouwmogelijkheden hangen af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype uitbreiding van een woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes rijwoning, half vrijstaande woning en vrijstaande woning wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd: respectievelijk 10 meter, 12 meter en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen achtergevel en achterste perceelsgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt.
Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kunnen bewoners behoefte hebben aan uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de standaard-woonbestemming afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
Verder is in de standaard-woonbestemming een standaard maximale goot- en bouwhoogte (7 meter respectievelijk 12 meter) opgenomen, gebaseerd op een woning van twee lagen met kap.
Bepaalde woningen kunnen door hun specifieke situering en/of bebouwingskenmerken voor maatwerk in aanmerking komen. In dat geval kan de toegestane diepte van het bouwvlak en/of de hoogte van de woning afwijkend zijn. Dit is op de verbeelding weergegeven door de grootte van het ingetekende bouwvlak respectievelijk een maatvoeringsaanduiding die de maximum goot- en bouwhoogte aangeeft.
Tot slot is op enkele percelen sprake van een afwijkend te bebouwen oppervlak. Dit is het geval bij percelen waar de bestaande, vergunde bebouwing de standaardmaatvoering overschrijdt. Op deze locaties is het bestaand bebouwd oppervlak als maximaal bebouwingsoppervlak aangehouden, door middel van het toekennen van de maatvoeringsaanduidingen 'maximum bebouwingspercentage' of 'maximum bebouwd oppervlak'.
Voor de verschillende aanwezige archeologische verwachtingswaarden in het plangebied is per waarde een aparte dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Dit is toegelicht in paragraaf 4.10.
De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is opgenomen voor de cultuurhistorisch waardevolle buurten "De Wingerd" en "Kloosterkolonie Mariarade", waarmee de cultuurhistorische waarden in de toekomst beschermd blijven. Zie ook paragraaf 4.11.
De dubbelbestemming Leiding - Gas is opgenomen voor de hogedrukgasvoedingsleiding en het gasdrukregelstation, ter plaatse van de locatie Laervoetpad 2-6. Hiermee zijn ingevolge het Activiteitenbesluit de veiligheidsafstanden in acht genomen. Zie ook paragraaf 4.7 Externe veiligheid.
Het komt regelmatig voor dat mensen bij de gemeente een verzoek indienen om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit te mogen uitoefenen in hun woning. De gemeente staat hier niet onwelwillend tegenover, mits dit binnen bepaalde kaders plaatsvindt. Een belangrijk criterium is dat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Voor een eenduidige beoordeling van dergelijke verzoeken is de beleidsregel 'beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving' op 25 februari 2014 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
In de beleidsregel wordt bedrijvigheid in de woonomgeving in een tweetal subcategorieën onderverdeeld:
Aan huis gebonden beroepen
Onder de aan huis gebonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper / desktop publisher, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundige, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlener, logopedist.
Aan huis gebonden beroepen worden van oudsher geacht binnen de woonbestemming te passen. In de regels van dit bestemmingsplan zijn aan huis gebonden beroepen binnen de bestemming Wonen dan ook rechtstreeks toegestaan.
Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten
Onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten wordt dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging verstaan. Dergelijke activiteiten wijken qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk af van aan huis gebonden beroepen en kunnen dus eveneens plaatsvinden in de woonomgeving. Wel gelden hiervoor specifieke randvoorwaarden, die zijn vastgelegd in de beleidsregel.
Tot consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten worden onder meer de volgende activiteiten/beroepen gerekend: fotograaf/videograaf, autorijschool (geen theorielessen aan huis), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialist, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst (zonder afhalen aan huis), prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (smartphones, radio's, tv's, horloges, antiek, etc.), glazenwasser, webshop (administratie, opslag, logistiek, zonder afhalen aan huis).
In de bestemming Wonen van dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee de uitoefening van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten mogelijk wordt gemaakt. Wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden, zoals die ook in de beleidsregel zijn opgenomen, kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.
De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.
In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” (oktober 2000) is het gemeentelijk beleid neergelegd. In deze nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Eén van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie.
In de huidige situatie liggen er 9 locaties voor seksinrichtingen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Voor deze locaties is een parapluplan opgesteld, bestemmingsplan prostitutie (onherroepelijk per 24 april 2007).
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is aan de Akerstraat-Noord 140 een seksinrichting gelegen. Deze is positief bestemd door middel van de functieaanduiding 'seksinrichting'.
De bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de categorale indeling van bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Bij deze indeling is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgd en kent elk bedrijfstype een eigen SBI-code.
Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is per type aangegeven welke richtafstanden gelden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Dit is een indicatie van de minimale afstand die in beginsel, vanuit een bedrijf tot een rustige woonwijk, aangehouden dient te worden. De grootste afstand is bepalend voor de indeling van een bedrijfstype in een milieucategorie.
Zo gelden voor de lichtere milieucategorieën 1, 2 en 3 de volgende afstanden:
Milieucategorie 1 | 10 meter |
Milieucategorie 2 | 30 meter |
Milieucategorie 3.1 | 50 meter |
Milieucategorie 3.2 | 100 meter |
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan zijn alleen de bedrijfstypen opgenomen die vanwege de aard en omvang van hun activiteiten passen in de woonomgeving, zoals is beschreven in paragraaf 4.9. Een verandering van bedrijfstype op een perceel wordt, wanneer zich dat voordoet, getoetst aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze lijst een planologisch middel vormt om te toetsen, maar dat de werkelijke toelaatbaarheid van een bedrijf te allen tijde ook nog de toetsing aan de milieuwetgeving moet doorlopen.
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financiële uitvoerbaarheid bedoeld.
Het bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is een beheerplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen die aan te merken zijn als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Tevens wordt het voorontwerpbestemmingsplan in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd.
De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. De ingediende zienswijzen kunnen leiden tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het voorontwerpbestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 15 oktober 2015 gedurende zes weken in het kader van de inspraak ter inzage gelegen.
In totaliteit zijn achttien inspraak- en twee vooroverlegreacties binnengekomen. Daarnaast zijn tijdens de georganiseerde inloopavonden een zestal reactiekaarten ingevuld.
Alle ingediende reacties zijn samengevat en opgenomen in Bijlage 2 inspraak en vooroverleg
Hoensbroek Noord 016. Daarbij is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.
Het ontwerp van het bestemmingsplan "Hoensbroek Noord 2016" heeft met ingang van 26 januari 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de termijn 14 zienswijzen kenbaar gemaakt. Voor een uitgebreide weergave van de zienswijzen, de gemeentelijke reactie en de wijzigingen in het plan wordt verwezen naar de als Bijlage 4 Zienswijzennota bestemmingsplan Hoensbroek Noord 2016 opgenomen zienswijzennota.