direct naar inhoud van Regels
Plan: Ovenberg-Sprokkelveld 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0907.BP17068OVBSPRVMIL-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Ovenberg-Sprokkelveld 2018 met identificatienummer NL.IMRO.0907.BP17068OVBSPRVMIL-VA02 van de gemeente Gennep.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

1.8 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er van de woning; hieronder worden tevens internet(web)winkels begrepen.

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 achterste perceelsgrens

de (bouw)perceelsgrens welke op de grootste afstand ligt van de naar de weg gekeerde bouwgrens.

1.11 afwijken

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.12 agrarische bedrijfsactiviteiten

bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.13 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.14 archeologische monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.15 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

1.16 archeologische waarde(n):

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.17 archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders bepaald.

1.20 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.21 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.23 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.24 bestaand:
  • a. bij bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. bij gebruik: legaal gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, in dit plan wordt een horecabedrijf niet aangemerkt als detailhandel.

1.35 erf:

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische/pornografische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.37 escortbedrijf:

Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.38 extensief recreatief medegebruik

een extensief recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: paintball, gemotoriseerde sporten;

1.39 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festivals.

1.40 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.43 gemeentelijke archeologische beleidskaart:

kaart, vastgesteld op 25 mei 2009, waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.

1.44 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.45 horeca (bedrijf):

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.46 huishouden:

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.47 incidenteel evenement

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement voor de duur van maximaal 5 dagen, inclusief op- en afbouw.

1.48 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.49 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en/of werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.50 kortstondig evenement

een evenement voor de duur van maximaal 1 dag, inclusief op- en afbouw.

1.51 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde(n) in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.52 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.53 opgraving

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden.

1.54 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.55 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vasteland.
1.56 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.57 rijstrook

strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.58 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.59 slopen:

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.61 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.62 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.63 vindplaats:

een op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangeduide locatie met een vastgestelde archeologische waarde.

1.64 volumineuze detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.

1.65 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.

1.66 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.67 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.68 voorste bouwgrens:

de naar de weg gekeerde bouwgrens of, indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde bouwgrens, de bouwgrens die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.69 voorste bouwperceelgrens:

de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens of, indien het een bouwperceel betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grens, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.70 waterpeil:

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.71 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.72 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.73 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil loodrecht tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouw', een gebouw is toegestaan met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. er mogen geen paardenbakken worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.1, voor de bouw van nieuwe schuilgelegenheden voor vee, indien en voor zover:
    • 1. is aangetoond dat de schuilgelegenheid noodzakelijk en doelmatig is in het kader van dierenwelzijn;
    • 2. de omvang van het perceel, waarop de schuilgelegenheid is voorzien, niet minder bedraagt dan 2.000 m²;
    • 3. het perceel, waarop de schuilgelegenheid is voorzien, niet grenst aan het huisperceel van de aanvrager;
    • 4. de schuilgelegenheid aan de rand of in een hoek van het perceel wordt gesitueerd en bij voorkeur aansluitend bij bestaande bebouwing;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de schuilgelegenheden op het perceel niet meer bedraagt dan 30 m²;
    • 6. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 7. de waarde van het gebied niet wordt aangetast, welke waarde tot uitdrukking komt in de openheid van de gronden, de beplantingselementen en de geomorfologische en bodemkundige waarde.
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 onder b, ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat:
      • de paardenbak dient te worden geplaatst achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel;
      • de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel dient te worden geplaatst;
      • de afstand tussen de paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden mag niet minder bedragen dan 2,5 m;
    • 2. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
      • per bedrijfswoning niet meer dan 1 paardenbak mag worden gerealiseerd, een paardenbak binnen het bouwvlak daarbij inbegrepen;
      • de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 1200 m² bedragen;
    • 3. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan;
    • 4. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
    • 5. voor wat betreft lichtmasten bij de paardenbak geldt dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan;
    • 6. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 3.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de openheid van de gronden, de beplantingselementen, de geomorfologische en bodemkundige waarden en de aanwezige flora en fauna;
  • d. bos- en/of natuurelementen;
  • e. landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • f. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het volgende:

  • a. kuilvoerplaten, voorzieningen voor mestopslag en silo's zijn niet toegestaan;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten als genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ondergeschikte nevenactiviteiten gericht op recreatie en toerisme;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • e. het aanbrengen van ondergrond voor en het gebruik van containervelden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de in 17.4 genoemde werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasdrukregel en -meetstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, bouwwerken, geen gebouw zijnde, andere werken en terreinen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 40 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen,
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2': bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • c. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is tevens de uitoefening van de navolgende bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 toegestaan:
    • 1. hoveniersbedrijf;
    • 2. autobeklederij;
    • 3. reparatiebedrijf ten behoeve van particulieren (exclusief motorvoertuigen);
    • 4. bureaus voor computerservice- en informatietechnologie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerkingsbedrijf' tevens voor een natuursteenbewerkingsbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf timmerwerken' tevens voor een aannemingsbedrijf timmerwerken;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf' tevens voor een metaalbewerkingsbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - keramisch atelier' tevens voor een keramisch atelier;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' tevens voor een transportbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek' tevens voor een machine- en apparatenfabriek;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in huiden en vellen' tevens voor een groothandel in huiden en vellen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektrotechnisch bedrijf' tevens voor een elektrotechnisch bedrijf;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek' tevens voor een meubelfabriek;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging beeldende kunst', tevens voor vervaardiging van beeldende kunst;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dekaardeproductie', tevens voor de opslag van turf, veen en schuimaarde;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek, tevens een machinefabriek;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel in goederen of producten die in directe relatie staan met de aard van het bedrijf, uitsluitend op de begane grond, toegestaan, waarvan de totale vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • r. speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  • s. een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen, met dien verstande dat bebouwing die ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op kortere afstand is gelegen van de perceelsgrens, is toegestaan;
6.2.2 Bedrijfswoningen met bijgebouwen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,0 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en carports mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 70 m²;
  • f. het behoud, de bescherming en/of het herstel van een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggemasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder sub b van dit lid in acht wordt genomen;
  • b. De hoogte mag niet meer dan 20 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • c. Ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelegen voor het verlengde van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 sub d ten behoeve van het toestaan van een kortere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens, mits:
    • 1. de bereikbaarheid van het perceel voor hulpdiensten voldoende is verzekerd;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  • b. artikel 6.2.3 sub b ten behoeve van een grotere hoogte, mits deze vanuit milieu-technische overwegingen noodzakelijk is en de hoogte niet meer bedraagt dan 30 meter.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
  • e. detailhandel, behoudens:
    • 1. ondergeschikte detailhandel waarbij voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 6.4.4;
    • 2. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', als bedoeld in artikel 6.1 sub q;
    • 3. volumineuze detailhandel waarbij voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 6.4.4;
  • f. horeca;
  • g. kantoren met baliefunctie;
  • h. erotisch getinte bedrijven.
6.4.2 Laden en lossen

Laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.

6.4.3 Buitenopslag

Voor buitenopslag geldt het volgende:

  • a. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorste bouwgrens en de denkbeeldige lijn die hier evenwijdig aan ligt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - buitenopslag' geldt dat opslag is toegestaan binnen het gehele aanduidingsvlak, voor zover dat samenvalt met de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de afstand van buitenopslag tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - buitenopslag' de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 0 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de afstand van buitenopslag tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - buitenopslag' de afstand tot de achterste perceelsgrens 0 m mag bedragen.
6.4.4 Detailhandel

Voor detailhandel geldt het volgende:

  • a. detailhandel is, behoudens detailhandel als bedoeld in artikel 6.1 sub q, niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ondergeschikte detailhandel toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. ondergeschikte detailhandel is uitsluitend op de begane grond toegestaan;
    • 2. de totale vloeroppervlakte aan ondergeschikte detailhandel mag niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 150 m²;
    • 3. de ondergeschikte detailhandel dient in directe relatie te staan met de aanwezige bedrijfsvoering; hieronder wordt verstaan: detailhandel in producten die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten, waarbij deze bedrijfsactiviteiten als hoofdfunctie behouden blijven;
    • 4. de ondergeschikte detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de bedrijfsruimte die niet voor ondergeschikte detailhandel wordt gebruikt, is niet toegankelijk voor consumenten.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is volumineuze detailhandel in goederen die niet-specifiek verkeersaantrekkend zijn, zoals de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen is toegestaan;
  • d. volumineuze detailhandel in goederen die specifiek verkeersaantrekkend zijn, zoals de verkoop van woninginrichting waaronder meubels, vloerbedekking, parket, zonwering, keukens, badkamers en sanitair, bouwmarkten en tuincentra is uitsluitend toegestaan na verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.2;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a is de verkoop van goederen in de vorm van een internetwinkel toegestaan, mits:
    • 1. geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
    • 2. geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
    • 3. een ondergeschikte en beperkte mogelijkheid aan personen wordt geboden voor het afhalen van goederen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Andere bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 sub a, b en o voor het toestaan van een ander bedrijf en/of andere bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5.2 Volumineuze detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.4.4 sub b ten behoeve van het toestaan van volumineuze detailhandel die specifiek verkeersaantrekkend zijn, mits:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeers- en parkeersituatie in de directe omgeving;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5.3 Buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.4.3 ten behoeve van het toestaan van een buitenopslag, mits er sprake is van een uit visueel oogpunt en vanuit een oogpunt van brandveiligheid aanvaardbare opslag, gelet op:

  • a. de situering van de buitenopslag;
  • b. de hoogte en de oppervlakte van de buitenopslag;
  • c. de aard van de goederen of stoffen die worden opgeslagen;
  • d. de blijvende bereikbaarheid van het bouwperceel voor de brandweer.
6.5.4 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 6.1 ten behoeve van het toestaan van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. 1 het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven worden gebruikt met uitzondering van parkeren;
  • b. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • g. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • h. de woonfunctie gehandhaafd blijft.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;
  • c. een kapsalon en schoonheidssalon, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kapsalon en schoonheidssalon';

en tevens voor:

  • d. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten behoeve van aan huis verbonden beroepen niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • e. een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen, met dien verstande dat bebouwing die ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op kortere afstand is gelegen van de perceelsgrens, is toegestaan;
  • e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument.
7.2.2 Woningen

Woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning' binnen het bouwvlak, behoudens het bepaalde onder b;
  • b. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m met dien verstande dat indien de afstand van de voorste aanduidingsgrens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning' tot de achterste bouwperceelgrens meer dan 22 m bedraagt, de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 m vermeerderd met de afstand boven deze 22 m mag bedragen. De diepte van het hoofdgebouw mag nooit meer dan 15 m bedragen. Indien de bepaling onder d strijdig is met het bepaalde onder a, is het bepaalde onder d leidend waarbij alsdan de grens van het de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning' aan de achterzijde van de woning mag worden overschreden;
  • c. het behoud, de bescherming en/of het herstel van een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning', met dien verstande dat voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen welke zijn of worden gebouwd binnen dit aanduidingsvlak, de in dit lid opgenomen bepalingen voor wat betreft maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, maximale oppervlakte en maximaal bebouwingspercentage van het erf niet van toepassing zijn. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn dan van toepassing;
  • b. gebouwd op het achtererfgebied;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze op een afstand van minimaal 5 m vanaf de aangrenzende verkeersbestemming en een afstand van minimaal 5 m uit de voorste perceelsgrens worden gesitueerd.
7.2.4 Aanvullend
  • a. In aanvulling op het bepaalde in lid 7.2.2 en 7.2.3, voldoen woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens aan de regels in de hierna opgenomen tabel:

  Woning   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning  
max. goothoogte   6 m   3,3 m  
max. bouwhoogte   10 m   5 m  
min. inhoud   250 m³   n.v.t.  
min. breedte   6 m   n.v.t.  
max. oppervlakte   n.v.t.   70 m²  
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. gelden voor de goot- en bouwhoogte van de woning, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 3' bijgebouwen toegestaan met een grotere oppervlakte dan 70 m2, waarbij de bestaande oppervlakte als maximaal toelaatbaar geldt; met dien verstande dat:
    • 1. bij de berekening van deze oppervlakte dient het volledige tot de woning behorende perceel in ogenschouw te worden genomen;
    • 2. voor zover de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, in afwijking van het bepaalde onder a, voor de betreffende bijgebouwen de maximale goot- en bouwhoogte gelden zoals is aangeduid.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken ten behoeve van bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.1 sub d ten behoeve van het toestaan van een kortere afstand tot de zijdelingse of achterste perceelsgrens, mits:
    • 1. de bereikbaarheid van het perceel voor hulpdiensten voldoende is verzekerd;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  • b. artikel 7.2.5 sub b ten behoeve van een grotere hoogte, mits deze vanuit milieutechnische overwegingen noodzakelijk is en de hoogte niet meer bedraagt dan 30 meter.
7.3.2 Afwijken ten behoeve van aan- en uitbouw of overkapping

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 onder b. voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van de woning, dan wel voor het toestaan van aan- en uitbouwen en overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorste bouwperceelgrens minimaal 5 m bedraagt;
  • c. aan- en uitbouwen in de vorm van een erker vóór de voorgevel van de woning, voor maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd, waarbij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning' met maximaal 1 m mag worden overschreden;
  • d. voor aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het woning, de voorste bouwgrens met maximaal 2 m mag worden overschreden;
  • e. voor het overige het bepaalde in artikel 7.3.3 van toepassing is.
7.3.3 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 7.3.2 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. vuurwerkbedrijven;
  • d. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
  • e. detailhandel;
  • f. horeca;
  • g. kantoren met baliefunctie;
  • h. erotisch getinte bedrijven.
7.4.2 Laden en lossen

Laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.

7.4.3 Buitenopslag

Voor buitenopslag geldt het volgende:

  • a. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorste bouwgrens en de denkbeeldige lijn die hier evenwijdig aan ligt;
  • b. de afstand van buitenopslag tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • c. de hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de afstand van buitenopslag tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Andere bedrijfscategorie

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 sub b voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkkan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.5.2 Buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 7.4.3 ten behoeve van het toestaan van een buitenopslag, mits er sprake is van een uit visueel oogpunt en vanuit een oogpunt van brandveiligheid aanvaardbare opslag, gelet op:

  • a. de situering van de buitenopslag;
  • b. de hoogte en de oppervlakte van de buitenopslag;
  • c. de aard van de goederen of stoffen die worden opgeslagen;
  • d. de blijvende bereikbaarheid van het bouwperceel voor de brandweer.
7.5.3 Afwijken ten behoeve van de woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor:

  • a. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;

  • b. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
7.5.4 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 7.5.3 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. incidentele of kortstondige evenementen;
  • f. reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;
  • a. het instandhouden van de bosschages ten behoeve van de volgende doeleinden:
    • 1. opbouw en bescherming van het landschap en karakteristiek van de omgeving, inbegrepen de visuele kwaliteit;
    • 2. bescherming van de groene bufferfunctie tussen bedrijfsfunctie en niet-bedrijfsfunctie;
    • 3. verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;

dan wel ten behoeve van één of meer van deze doeleinden in het bijzonder.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten: 6 m;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden;

  • a. voor parkeren;
  • a. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  • b. als staanplaats voor wagens;
  • c. voor het winnen van bosstrooisel of mos.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel behorende gronden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren.

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;   in artikel 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.  
het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren van de bodem;   in artikel 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.  
het aanbrengen van ondergrondse- of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;   in artikel 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.  
het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.   in artikel 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.  

8.4.2 Geen vergunning vereist

Het onder lid 8.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met bijbehorende gebouwen, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak,met dien verstande dat voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  • b. goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. één gevel van de bedrijfsgebouwen wordt geplaatst in danwel tot maximaal 4 m achter de naar de toegangsweg gekeerde bouwgrens;
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder sub b van dit lid in acht wordt genomen;
  • b. De hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van :
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  • c. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde en onverharde wegen en straten met maximaal 2x1 rijstroken, wandel- en (brom)fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf, en de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • f. incidentele of kortstondige evenementen;
  • g. reclame-voorzieningen van overheidsinstanties in het kader van het algemeen belang;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. speelvoorzieningen en kunstwerken: 5 m;
  • b. lichtmasten en verkeersinstallaties: 10 m;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3,5 m.

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;

en tevens voor:

  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten behoeve van aan huis verbonden beroepen niet meer dan 50 m² mag bedragen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak; behoudens het bepaalde onder d;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'aanééngebouwd': aanééngebouwde woningen;
    • 2. 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • c. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'vrijstaand': aan twee zijden minimaal 2,5 m;
    • 2. 'twee-aaneen': aan één zijde minimaal 2,5 m;
    • 3. 'aanééngebouwd': aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2,5 m;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m met dien verstande dat indien de afstand van de voorste bouwgrens tot de achterste bouwperceelgrens meer dan 22 m bedraagt, de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 m vermeerderd met de afstand boven deze 22 m mag bedragen. De diepte van het hoofdgebouw mag nooit meer dan 15 m bedragen. Indien de bepaling onder d strijdig is met het bepaalde onder a, is het bepaalde onder d leidend waarbij alsdan de grens van het bouwvlak aan de achterzijde van de woning mag worden overschreden.
11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak, met dien verstande dat voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen welke zijn of worden gebouwd binnen het bouwvlak, de in dit lid opgenomen bepalingen voor wat betreft maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, maximale oppervlakte en maximaal bebouwingspercentage van het erf niet van toepassing zijn. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen zijn dan van toepassing;
  • b. gebouwd op het achtererfgebied van het hoofdgebouw;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze op een afstand van minimaal 5 m vanaf de aangrenzende verkeersbestemming en een afstand van minimaal 5 m uit de voorste perceelsgrens worden gesitueerd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', overkappingen toegestaan vóór 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan ter plaatse van het betreffende aanduidingsvlak;
  • f. in afwijking van het voorgaande mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'.
11.2.3 Aanvullend
  • a. In aanvulling op het bepaalde in lid 11.2.1 en 11.2.2, voldoen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens aan de regels in de hierna opgenomen tabel:

  Hoofdgebouw   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen  
max. goothoogte   6 m   3,3 m  
max. bouwhoogte   10 m   5 m  
min. inhoud   250 m³   n.v.t.  
min. breedte   6 m   n.v.t.  
max. oppervlakte   n.v.t.   70 m²  
max. bebouwingspercentage van het erf   n.v.t.   40%  
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. gelden voor de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) ' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 3' bijgebouwen toegestaan met een grotere oppervlakte dan 70 m2, waarbij de bestaande oppervlakte als maximaal toelaatbaar geldt; met dien verstande dat:
    • 1. bij de berekening van deze oppervlakte dient het volledige tot de woning behorende perceel in ogenschouw te worden genomen;
    • 2. voor zover de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, in afwijking van het bepaalde onder a, voor de betreffende bijgebouwen de maximale goot- en bouwhoogte gelden zoals is aangeduid.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat niet mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten'.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2 onder b. voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel voor het toestaan van aan- en uitbouwen en overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van overkappingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorste bouwperceelgrens minimaal 5 m bedraagt;
  • c. aan- en uitbouwen in de vorm van een erker vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, voor maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, waarbij de voorste bouwgrens met maximaal 1 m mag worden overschreden;
  • d. voor aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw, de voorste bouwgrens met maximaal 2 m mag worden overschreden;
  • e. voor het overige het bepaalde in artikel 11.3.2 van toepassing is.
11.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 11.3.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Algemeen

Onder een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
11.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor aan huis verbonden beroepen, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van aan huis verbonden beroepen worden gebruikt met uitzondering van parkeren;
  • b. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor:

  • a. het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven wordt gebruikt met uitzondering van parkeren;
    • 2. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
    • 6. uitsluitend bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, die zijn opgenomen in categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 7. de woonfunctie gehandhaafd blijft;

  • b. het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze functie plaatsvindt binnen de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing;
    • 2. het bruto vloeroppervlak ten behoeve van bed and breakfast maximaal 120 m² bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m² mag bedragen;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. het aantal slaapplaatsen maximaal 7 bedraagt;

  • c. de realisatie van een meergeneratiewoning met dien verstande dat:
    • 1. tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) een familieverband (grootouders/ouders/kind) dient te bestaan;
    • 2. er sprake blijft van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
    • 3. de beide wooneenheden intern verbonden zijn door een of meer deuren;
    • 4. de eigendom van de meergeneratiewoning privaatrechtelijk in één hand is dan wel er sprake is van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
    • 5. er geen eigendomsafsplitsing plaatsvindt van de op het erf aanwezige opstallen;
    • 6. zodra er geen sprake meer is van een familierelatie het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden wordt gebruikt;
    • 7. er geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen wordt gecreëerd;
    • 8. aan het gebruik als meergeneratiewoning nimmer recht wordt ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
    • 9. de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 10. realisering plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
11.5.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 11.5.1 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse riooltransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 11) mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 3 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

12.3.2 Afwegingskader

Een in 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de beheerder van de riooltransportleiding blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de leiding geen bezwaar bestaat.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel behorende gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren.

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakteverhardingen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen   De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
Het inbrengen van heipalen of het
anderszins inbrengen van voorwerpen
in de grond  
De leiding, alsmede het beheer van de leiding, mogen niet onevenredig worden aangetast.  

12.4.1 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

12.4.2 Geen vergunning vereist

Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter, of voor bouwwerken die worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats', een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel het van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

13.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 13.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt.
13.3.2 Uitzondering

Het in 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. het aanbrengen van sleufloze drainage;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingreding van het plan.
13.3.3 Afwegingskader
  • a. Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
  • b. Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
13.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld of wanneer de bouwwerken zich bevinden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats'.

13.4.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

13.4.3 Melding en aanvullende voorschriften

Indien tijdens de melding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag.

13.4.4 Weigering omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Omgevingsvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 centimeter, of voor bouwwerken die worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' , een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

14.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 14.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt , of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter , of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt.
14.3.2 Uitzondering

Het in 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. het aanbrengen van sleufloze drainage;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
14.3.3 Afwegingskader
  • a. Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
  • b. Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
14.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2500 m2 en de diepte meer dan 50 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- vindplaats' gebeurt.

14.4.2 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.

14.4.3 Melding en aanvullende voorschriften

Indien tijdens de melding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag.

14.4.4 Weigering omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Houtopstanden en houtwallen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van schuil-/broedplaatsen of foerageergelegenheid voor fauna, huisvesting van beschermde flora, de ecologische verbindingsfunctie, typerende houtopstanden en de bodemkundige waarden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

15.3.2 Afwegingskader

Een in 15.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de voorkomende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden geen bezwaar bestaat.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders (vergraven);
  • b. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 cm ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen en diepwoelen);
  • c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het aanbrengen van tijdelijke afdekmaterialen;
  • e. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en een ondergrond voor containervelden, niet zijnde een bouwwerk.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
  • e. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • f. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen.
15.5.2 Uitzondering

Het in 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
15.5.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 16 Waterstaat - Bergend regime

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de berging van het Maaswater;
  • b. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. het vergroten van de afvoercapaciteit.
16.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

16.3.2 Afwegingskader

Een in lid 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
16.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 16.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakte-verhardingen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  
Het inbrengen van heipalen of het anderszins inbrengen van voorwerpen in de grond   Het bergend vermogen van de gronden mag niet onevenredig worden aangetast.  

16.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

16.4.3 Geen vergunning vereist

Het onder 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor andere-werken:

waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;

die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;

die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden:

  • a. mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de waterkering;
  • b. mag de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. mogen geen nieuwe bouwwerken ten dienste van de overige daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

17.3.2 Afwegingskader

Een in 17.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het doelmatig functioneren van de waterkering is gewaarborgd.

17.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde andere-werken uit te voeren of te doen uitvoeren:

Omgevingsvergunningplichtige andere-werken   Criteria voor de verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen   De waterkering, alsmede het beheer van de waterkering, mogen niet onevenredig worden aangetast.  

17.4.2 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de beheerder van de waterkering.

17.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de (landschappelijke) waarden van deze gronden en van de gronden in de directe omgeving en de belangen van omwonenden kan plaatsvinden.

17.4.4 Geen vergunning vereist

Het in 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en onderhoud betreffen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Ondergronds bouwen

Binnen de gronden waar op grond van de regels gebouwen mogen worden gebouwd, mogen gebouwen tevens ondergronds worden gebouwd met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse gebouwen maximaal 4 meter bedraagt.

19.2 Bestaande maximale afwijkingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

19.3 Bestaande minimale afwijkingen

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

19.4 Afwijkingen bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo en/of Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Overige zone - vindplaats

Ten aanzien van de gronden met de aanduiding 'Overige zone - vindplaats' wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 13 en 14.

20.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt dat die gronden zijn aangewezen als Verwevingsgebieden zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;
  • c. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
21.2 Parkeren
  • a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015', zoals vastgesteld op 14 september 2015, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits voldaan wordt aan de voorwaarden voor ontheffing zoals genoemd in de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

22.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 30 m² bedraagt,
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van communicatievoorzieningen, worden vergroot tot niet meer dan 35 m.
22.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bestemmingsbepalingen voor het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement.

22.3 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 22.1 en 22.2 is slechts mogelijk, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het plan wijzigen door:
    • 1. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4', geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
    • 2. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
  • c. het plan wijzigen door functie- en/of bouw- en/of gebiedsaanduidingen te wijzigen en/of geheel te verwijderen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk en/of noodzakelijk is of indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
24.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 24.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 24.1.1 met maximaal 10 %.

24.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 24.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik
24.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 24.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 24.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 24.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ovenberg-Sprokkelveld 2018' van de gemeente Gennep.