direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Kern Beek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPKERNBEEK10-VA01

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 POL 2006 (actualisaties 2008, 2009, 2010)

Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009 en 2010 is het POL op onderdelen geactualiseerd.

Het is hét beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg. Het POL 2006 is tevens aan te merken als een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.2 Wro.

Het POL geeft aan dat de kwaliteit van de stedelijke milieus wordt afgemeten aan de intensiteit van het ruimtegebruik, het veelsoortig karakter van ontmoetingen (gericht op kennis, informatie, diensten en goederen), de inrichting van het publieke domein, de diversiteit van functies, de economische dynamiek en de culturele activiteit. Het POL is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling van Limburg. Om tot een kwaliteitsregio Limburg te komen, moet worden behouden wat goed is en worden ontwikkeld wat nodig is.

De stedelijke gebieden in Limburg kennen een goede dooradering met robuuste groene, parkachtige voorzieningen en goed functionerende voorzieningen.

De rol van de provincie beperkt zich –naast het ondersteunen van programma's gericht op kwaliteitsverbetering– tot het bewerkstelligen van een goede spreiding van de meer strategische voorzieningen over de verschillende stedelijke kernen en gemeenten en het toezien op de waarborging van een goede groene en blauwe dooradering.

De ambitie van de provincie Limburg op het gebied van wonen is investeren in een aantrekkelijk woon -en leefklimaat en bijdragen aan het realiseren van voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plaats. Voor Limburg wordt zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve opgave gezien. Hieraan moet worden voldaan op het niveau van de woningmarkten (via de regionale woonvisies). Speerpunten hierin zijn herstructurering, een goede inpassing van nieuwe woonlocaties, variatie in woonmilieu's, op doelgroepen gerichte nieuwbouwdifferentiatie en duurzaam bouwen. Herstructurering van de bestaande voorraad wordt steeds belangrijker. Nieuwe woningbouwlocaties moeten passen in de regionale behoefte aan woonmilieus. Inbreiding gaat daarbij voor uitbreiding. Nieuwe locaties moeten gemakkelijk aanhaken op bestaande wegen en zo mogelijk het openbaar vervoer. De situering van nieuwe woningen moet passen binnen het bundelings- en contourenbeleid. Voortdurende kwaliteitsverbetering is nodig.

Kaart Perspectieven

Ter beoordeling van toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'Perspectieven' vervaardigd welke onderscheid maakt in tien ruimtelijke perspectieven. Uit de uitsnede van de POL-kaart valt op te maken dat voor de projectlocatie perspectief P9: “Stedelijke bebouwing” en voor een klein deel in het zuiden perspectief P2 "Provinciale Ontwikkelingszone Groen" (POG) van toepassing zijn (zie onderstaande afbeelding).

De 'Stedelijke bebouwing' (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd.

De Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2)(POG) omvat vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, de beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Niet alle gronden binnen P2 veranderen in natuur. Binnen de POG komen op bestemmingsplanniveau andere bestemmingen en functies voor variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen e.d. De begrenzing van de POG is geen harde of precieze lijn. Het gebied betreft het deel bij de Maastrichterlaan. Dit is reeds jaren dichte bebouwing en er is dus geen sprake is van ontwikkelling van natuur- en landschapswaarden.

Het plangebied is tevens gelegen binnen de grens “stedelijke dynamiek” (op een klein deel in het zuiden van het plangebied na, zie "uitzondering" verderop in deze paragraaf). Stedelijke dynamiek wordt omschreven als een continu proces van verandering en vernieuwing, intensief ruimtegebruik, samengaan van verschillende leefstijlen en een breed scala aan ontmoetingsplaatsen waar informatie, diensten en goederen worden uitgewisseld. Zeven stadsregio's (waaronder de Westelijke Mijnstreek waarbinnen dit plangebied is gelegen) krijgen ruimte voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen.

Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).

Uitzondering

Tot slot wordt opgemerkt dat een klein deel van het plangebied gelegen is buiten de grens stedelijke dynamiek en een klein deel binnen de EHS.

Het Beeker tuincentrum is voor een deel gelegen buiten de grens stedelijk dynamiek. Het heeft een begrensd bouwvlak en heeft geen uitbreidingsmogelijkheden meer in het vigerende bestemmingsplan. Ook betreft het hier een bestaande situatie en wordt de bedrijvenbestemming niet uitgebreid, dus er is geen sprake van enige toepassing van het LKM.

Een klein deel van het plangebied is gelegen binnen de EHS (ter hoogte van de Molenberg / Keutelbeek). Ook hier geldt dat het om een vigerende groenbestemming gaat en er geen sprake is van een ontwikkeling aangezien dit een conserverend bestemmingsplan betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0888.BPKERNBEEK10-VA01_0006.png"

Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden

Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden. Op deze kaarten wordt het onderhavige plangebied niet specifiek aangeduid.

3.3.2 POL-aanvulling: verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering

De POL-aanvulling Verstelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering heeft de status van een structuurvisie (op grond van de Wro) en is vastgesteld op 18 december 2009 door Provinciale Staten. De POL-aanvulling bevat een aantal beleidsaanpassingen, die zich concentreren rond de thema's verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Deze aanpassingen zijn nodig omdat de aard of omvang van de problematiek verandert, omdat de rol van de Provincie verduidelijking of aanscherping verdient of als doorvertaling van gemaakte afspraken bijvoorbeeld met het rijk of met regio's.

Verstedelijking

Uit actuele bevolkingscijfers en -prognoses blijkt dat de bevolkingsdaling in Zuid-Limburg zich onverminderd voortzet, vanaf 2010 gaat ook de bevolking in Midden-Limburg dalen, in 2011 gevolgd door Noord-Limburg. De effecten van deze krimp worden in sommige regio's nu ook feitelijk zichtbaar. In Zuid-Limburg als geheel neemt de woningbehoefte vanaf 2014 af, Noord- en Midden-Limburg volgen later (2026/27). Daar staat een forse en kostbare herstructureringsopgave tegenover, vooral in de steden. Die combinatie maakt dat oude financieringsinstrumenten niet meer toereikend zijn. Voor een structurele aanpak van deze opgave zullen nieuwe, slimme instrumenten moeten worden ingezet. Het vraagt bovendien om een aanpak waarbij herstructurering en transformatie van bestaande woongebieden aan de ene kant en de ontwikkeling van nieuwe woningen aan de andere kant onlosmakelijk met elkaar verbonden worden, ondermeer door gebruik te maken van de waardecreatie en/of de mogelijkheden van kostenverevening tussen gebieden.

De Provincie ziet daarin nadrukkelijk een coördinerende en sturende rol voor zichzelf weggelegd. Die rol kan per regio verschillen. De markten voor woningen en bedrijfshuisvesting zijn immers (boven)regionaal. De Provincie wil die veranderende rol in de POL-aanvulling vastleggen, evenals de hoofdlijnen van de sturing op woningvoorraadontwikkeling en de aanpak van herstructurering en transformatie van woongebieden.

Gebiedsontwikkeling

Gebiedsontwikkeling is een aspect dat als een rode draad door de POL-aanvulling heen loopt. Het document bevat beleidsuitspraken over woningbouw buiten de contour, over ontwikkelingen in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Rijksbufferzones (allen niet van toepassing).

Kwaliteitsverbetering

Het streven naar Limburg als kwaliteitsregio is niet nieuw. Het heeft in POL2001 en POL2006 al veel aandacht gekregen. De POL-aanvulling is vooral gericht op een kwaliteitsslag in de in te zetten instrumenten. Zo zijn de afgelopen jaren een aantal nieuwe instrumenten ontwikkeld (zoals Ruimte voor Ruimte, BOM+ en VORm) die ertoe bijdragen dat economische ontwikkelingen in het landelijk gebied gepaard gaan met het versterken van de omgevingskwaliteit. Deze instrumenten zijn samengebracht onder één noemer, namelijk het Limburgs Kwaliteitsmenu. Tegelijkertijd wordt dit vernieuwde instrumentarium in handen gelegd van de gemeenten.

Bovengenoemde instrumenten zijn voor de ontwikkelingen in de kern Beek niet relevant.

Doelen

De doelen van de POL-aanvulling vallen als volgt samen te vatten:

  • Provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling.
  • Provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties.
  • Selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen.
  • Ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (“nee, tenzij”).
  • Het verbinden van nieuwbouw of uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw).
  • Selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen.
  • Verankeren en overdragen van het Limburgs Kwaliteitsmenu.

3.3.3 Aangescherpte formulering provinciaal belang

Om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de Provincie haar nieuwe bevoegdheden ingevolge de sinds 1 juli 2008 gewijzigde Wro inzet, geldt voor alle thema's dat op onderdelen de formulering van het provinciale belang aangescherpt wordt. Tot die bevoegdheden behoren de vaststelling van inpassingsplannen en het gebruik van aanwijzing en reactieve aanwijzing. In de POL-aanvulling nieuwe Wro uit december 2008 hebben Provinciale Staten uitgesproken om vooralsnog niet te kiezen voor het instrument van de ruimteverordening, maar via bestuurlijke afsprakenkaders met de gemeenten de doorwerking van rijks- én provinciale belangen in bestemmingsplannen te borgen.

Gebleken is, ondermeer bij de voorbereiding van deze afsprakenkaders ruimtelijke ordening, dat de formulering van provinciale belangen in sommige gevallen te algemeen is. Dat geldt in het bijzonder voor de omschrijving van het provinciaal belang op het schaalniveau van de POL-perspectieven, de POL-beleidsregio's, het stedelijk gebied en het landelijk gebied.

3.3.4 Nota Provinciaal erfgoedbeleid 2004

Het Provinciaal beleid op het gebied van archeologie is verwoord in de Nota provinciaal erfgoedbeleid uit 2004. In het POL2006 en de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg is dit beleid verder uitgewerkt. Met betrekking tot archeologie is in het POL2006 als uitgangspunt opgenomen dat het archeologische erfgoed in de oorspronkelijke vindplaats moet worden beschermd. Archeologisch vooronderzoek is verplicht binnen monumenten en binnen een straal van 50 meter rond bekende archeologische terreinen en vindplaatsen (zoals aangeduid op respectievelijk de Archeologische Monumenten Kaart Limburg en aangegeven in het archeologisch digitale systeem Archis) én in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische trefkans volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Uitgezonderd hiervan zijn plangebieden kleiner dan 2500 m2, tenzij deze binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats liggen.

Provinciale archeologische aandachtsgebieden

Als gevolg van de nieuwe Wro hoeft de provincie niet meer de bestemmingsplannen van gemeenten goed te keuren. Haar toetsende rol is hierdoor veranderd. De provincie geldt nu meer als overlegpartij. Om aan te geven over welke onderwerpen de provincie in verband met de toetsing van bestemmingsplannen overleg wil voeren, heeft zij deze belangen vooraf kenbaar gemaakt.

Ten aanzien van het aspect archeologie heeft de provincie Limburg haar belang gedefinieerd in de vorm van een aantal “Provinciale archeologische aandachtsgebieden”. Dit zijn representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden. De provincie wil haar verantwoordelijkheid voor archeologie beperken tot deze aandachtgebieden. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is niet gelegen in een dergelijk aandachtsgebied.

De gemeente Beek heeft een eigen beleid opgesteld waarin de uitgangspunten en randvoorwaarden op archeologisch gebied in kaart zijn gebracht en toegelicht. Dit zal worden belicht in paragraaf 3.5.4 Nota Archeologisch beleid