direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Schaesberg-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0882.BPLKOM03001-VG01

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

en tevens:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' voor waterbergingsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat' voor het afvoeren van hemelwater;
  • d. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • e. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden.

en daarbij behorende:

  • f. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater inclusief de afvoer van het hemelwater van de direct omliggende percelen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 29.1.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

4.2.2 Uitzondering

Het in 4.2.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. de bouw van afrasteringen met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,40 m mag bedragen;
  • b. de bouw van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen), mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak van recreatieve bouwwerken maximaal 20 m² mag bedragen, waarbij per hectare maximaal 1 recreatief bouwwerk mag worden aangelegd;
    • 2. de goothoogte maximaal 2,60 m mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. als sport- en wedstrijdterrein, paardenbak of lig- en speelweide;
  • c. voor het testen van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  • d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
  • e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • h. voor het opslaan van mest(stoffen).
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
  • e. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken, groenstroken en/of grasbanen.
4.4.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.4.1

  • a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 4.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
  • b. zijn binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' slechts toegestaan, indien de werken / werkzaamheden als bedoeld in dit artikel niet in strijd zijn met artikel 19.
4.4.3 Uitzondering

Het in artikel 4.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die volgens een goedgekeurd inpassingsplan noodzakelijk zijn bij (nieuwe) ontwikkelingen;
  • e. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • f. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de ecologische structuur en/of waterhuishouding, de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap of natuur.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van vergroting van het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:

  • a. een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de volwaardigheid van het bedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
  • b. de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een plan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
  • c. ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn;
  • d. in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur dan wel landschap. Er wordt hierbij eerst gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de eigen kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen.
  • e. de maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet groter wordt dan 1,50 ha.
4.5.2 Wijzigingsbevoegdheid 'Water'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Water', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd.
4.5.3 Wijzigingsbevoegdheid voor het oprichten van een kampeerterrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de bestemming 'Agrarisch met waarden' de aanduiding 'kampeerterrein' toe te voegen, mits:

  • a. het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft;
  • b. er sprake is van een kampeerterrein ten behoeve van de stalling van toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans en chalets;
  • c. een bedrijfsontwikkelingsplan wordt opgesteld waarin de financiële haalbaarheid van het kampeerbedrijf (eventueel op termijn) wordt aangetoond;
  • d. het kamperen bij de boer enkel plaatsvindt op of aansluitend aan de bouwkavel van het bestaande agrarisch bedrijf;
  • e. de oppervlakte van het totale kampeerterrein maximaal 2,00 ha. bedraagt;
  • f. ten hoogste 25 kampeerplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
  • g. de maximale oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes 30 m2 en de maximale hoogte van trekkershutten en tenthuisjes 3,50 meter bedraagt, gemeten van de onderkant van de plek waar de grond wordt geraakt;
  • h. kamperen niet bedoeld is voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders;
  • i. kamperen alleen plaatsvindt in het kampeerseizoen, zijnde de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • j. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • k. het terrein eerst, alvorens het in gebruik wordt genomen ten behoeve van het kamperen bij de boer, wordt ingepast op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing); ten behoeve van de kwaliteitsverbetering wordt ook het terrein met de bestaande agrarische bebouwing in het inpassingsplan meegenomen;
  • l. het water op eigen perceel opgevangen wordt of kan afvloeien naar een greppel die aansluit op een buffer met dien verstande dat ten allen tijden gegarandeerd kan worden dat geen wateroverlast ontstaat;
  • m. indien noodzakelijk om advies van het waterschap is gevraagd;
  • n. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien conform de parkeernorm van 1,25 parkeerplaats per standplaats, waarvan 1 parkeerplaats op het kampeerterrein per standplaats en 0,25/standplaats zijnde het bezoekersaandeel binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • o. sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimte en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer, worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • p. er geen sprake is van een milieubelemmering voor de omliggende bedrijven en er voldoende afstand tot een milieugevoelige bestemming in acht wordt genomen;
  • q. er geen sprake is van een archeologische belemmering;
  • r. een historisch bodemonderzoek dan wel een vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat de bodem niet verontreinigd is;
  • s. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen bij de boer wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de erfgenamen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten. Bij rechtsopvolging van het agrarisch bedrijf kan het kamperen bij de boer worden voortgezet.