direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Heuvelse hof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00161-0301

5.9 Water

Algemeen

Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden gelijktijdig betrokken. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen.

Beleidskader

Rijksbeleid

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Voor het plangebied is in het Nationaal Waterplan geen expliciet beleid opgesteld.

Provinciaal beleid

Op 20 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan 2010-2015 'Waar water werkt en leeft' vastgesteld. Het Provinciaal Waterplan is op 22 december 2009 in werking getreden.

De hoofddoelen uit het beleid zijn:

  • schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
  • adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstromingen;
  • Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).

Het plangebied is op de visiekaart van het Waterplan aangegeven als 'stedelijk concentratiegebied / kernen in het landelijk gebied'. Het waterbeheer in deze gebieden richt zich op zodanige realisatie van de gewenste woon- en werkomstandigheden dat de waterhuishouding zoveel mogelijk bijdraagt aan de instandhouding en mogelijke verbetering van de grotere watersystemen waarvan het betreffende bebouwde gebied deel uitmaakt. Dit betekent dat:

  • Ontkoppeling van de afvoer van neerslag en afvalwater zodanig wordt uitgevoerd dat wateroverlast de veiligheid en het wooncomfort niet bedreigt, dus: maximaal afkoppelen en niet aankoppelen, zowel voor nieuwbouw als voor bestaand bebouwd gebied, uiteraard binnen de grenzen van doelmatigheid.
  • In 2015 in het bebouwd gebied de wijken met onacceptabele wateroverlast zijn aangepakt, inclusief de rioleringsopgave; voor niet-urgente gebieden is de opgave uitgevoerd in 2027.
  • Inrichting van het lokale watersysteem bijdraagt aan synergie tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, beleving van water in de stad, duurzaamheid en klimaatbestendigheid.

Op de functiekaart van het waterplan is het plangebied ook aangeduid als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Deze gebieden zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte Noord-Brabant: in deze gebieden is het transformeren van buitengebied naar stedelijk gebied door gemeenten afweegbaar. Zodra een gemeente de keuze heeft gemaakt, geldt voor deze gebieden het waterbeleid uit dit plan voor de functie 'water in bebouwd gebied', danwel de functie 'water voor het landelijk gebied', afhankelijk van de gemaakte keuze. Zolang gemeenten de afweging niet maken, geldt voor deze zoekgebieden in beginsel een beleid dat zich richt op het tegengaan van onomkeerbare hydrologische ontwikkelingen in relatie tot eventuele toekomstige functiewijziging. Indien er in het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' stedelijke ontwikkeling plaatsvindt, moet er in het bestemmingsplan aangegeven worden op welke manier dit leidt tot een wezenlijke en uitvoerbare verbetering van bestaande of potentiële kwaliteiten op onder andere het gebied van water.

Waterschapsbeleid

Waalre en omgeving maken onderdeel uit van het waterschap de Dommel. Het waterschap heeft meerdere beleidsstukken en regelgevingen die relevant zijn voor het voorliggend plan. Deze worden hier kort aangehaald.

Waterbeheerplan 'krachtig water'

In het waterbeheerplan 'Krachtig Water' heeft het waterschap de strategische doelen voor de periode 2010-2015 beschreven. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In dit beleid worden meerdere thema's besproken. Twee onderwerpen hebben echter een hoge prioriteit gekregen. Dit betreft het voorkomen van wateroverlast en het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00161-0301_0008.jpg"

Uitsnede prioritaire gebieden en beken waterkwaliteit

Het plangebied is gelegen in het gebied dat in het waterbeheerplan wordt aangeduid als 'prioritaire gebieden aanpak diffuse bronnen'. Hier worden door het waterschap maatregelen genomen of gestimuleerd om diffuse verontreiniging van 'prioritaire beken waterkwaliteit' door de landbouw te verminderen. Dit betreft gebieden:

  • die afwateren op prioritaire beken waterkwaliteit;
  • met relatief hoge concentraties of vrachten aan bepaalde stoffen;
  • waar de landbouw een relatief groot aandeel in heeft.

De mate waarin bepaalde stoffen waterkwaliteitsproblemen veroorzaken en het aandeel van de landbouw daarin zijn bepalend voor het type maatregel. Daarnaast betekent de ligging in het beschermingsgebied van de natte natuurparel, dat het plangebied onder de keur van het waterschap valt.

Keur

Het plangebied valt onder de keur van het waterschap. Derhalve is een watervergunning nodig voor werkzaamheden aan of in de beschermingszone van, of demping van de leggerwatergang en versnelde afvoer van hemelwater door toevoeging van meer dan 2000 m2 verhard oppervlak en het verplaatsen van de uitlaat van het verbeterd gescheiden stelsel.

Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk

In deze beleidsnotitie wordt ingegaan op het concept hydrologisch neutraal ontwikkelen. Het instrument "watertoets" biedt de mogelijkheid vroegtijdig te anticiperen op ruimtelijke ontwikkelingen door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologische neutraliteit" conform het waterbeleid. Dit concept vormt het uitgangspunt bij het uitvoeren van de watertoets. In de beleidsnotitie wordt ingegaan op de definitie en randvoorwaarden.

De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. Voorbeelden hiervan zijn infrastructurele en recreatieve ontwikkelingen.

In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm hydrologisch neutraal heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Toetsingscriteria zijn:

  • het plan mag niet leiden tot een toe- of afname van de afvoer van water;
  • er mogen geen veranderingen optreden in de oppervlaktewaterstanden
  • er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
  • de grondwateraanvulling blijft gelijk;
  • er mogen geen veranderingen optreden in de grondwaterstanden.

Gemeentelijk beleid

Per 1 januari 2008 is de Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht geworden. De gemeenten zijn met deze nieuwe wet verantwoordelijk geworden voor de ruimtelijke inpassing van maatregelen die de waterbeheerder treft. Daarnaast kent de wet drie zorgplichten toe aan de gemeenten: voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeente is hiermee verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk afkoppelen van neerslag van het rioolstelsel, binnen bepaalde grenzen van effectiviteit.

Het plangebied

Geohydrologisch onderzoek toekomstige weg

In december 2011 is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd aangaande de infiltratievoorzieningen voor de aanleg van de toekomstige weg binnen het plangebied. Dit onderzoek is uitgevoerd door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.

  • De hoogte van het maaiveld van de onderzoekspunten varieert van 19,8 m tot 20,3 m boven NAP;
  • De grondwaterstand is gemeten op circa 1,0 m-mv (19,76 m boven NAP), de GHG wordt ingeschat op 19,2 m boven NAP (0,6 à 1,1 m-mv);
  • Onder een toplaag met humus houdend fijn zand wordt tot de maximaal verkende diepte een zandlaag aangetoond. De doorlatendheid van de humushoudende koplaag is matig met gemeten k-waarden van 0,5 à 0,7 m/dag. De daaronder aanwezige zandgrond tot 2,0 m-mv is goed doorlatend met gemeten k-waarden van 1,7 à 4,8 m/dag. De diepere zandgrond tot 3,5 m-mv is redelijk goed doorlatend met gemeten k-waarden van 0,89 m/dag.

Teneinde de geschiktheid van de bodem voor infiltratie van hemelwater vast te stellen zijn de onderzoeksgegevens getoetst aan de richtlijnen uit ISSO-publicatienummer 70-1, Hemelwater binnen de perceelsgrens. Deze richtlijn stelt dat de bodem mogelijkheden biedt voor infiltratie indien de k-waarde van de zandige bodem groter is dan 0,4 m/dag en de gemiddelde hoogste grondwaterstand dieper is dan 0,7 m-mv. Uitgaande van deze richtlijnen kan worden geconcludeerd dat de locatie, mits enige ophoging, mogelijkheden biedt voor infiltratie van hemelwater.

Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor alle ruimtelijke plannen een “watertoets” worden uitgevoerd. De watertoets is een belangrijk instrument dat als doel heeft te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De werkzaamheid ervan is afhankelijk van een proactieve opstelling van initiatiefnemers en waterbeheerders in de initiatieffase van een ruimtelijk plan. Door Jansen de Jong Infra Design is in april 2012 een watertoets opgesteld. In de onderbouwing is een beschrijving opgenomen op welke wijze rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en met de wensen en voorwaarden van de waterbeheerder (Waterschap de Dommel). In de navolgende paragrafen is een samenvatting opgenomen van de resultaten uit de watertoets.

Oppervlaktewater

In het plangebied is een watergang aanwezig welke de status leggerwatergang heeft bij het waterschap. Deze watergang valt dus in het beheer en onderhoud bij het Waterschap. Het betreft leggerwatergang DL52. Deze watergang is van oost naar west door het plangebied aanwezig. Om woningbouw op deze locatie te kunnen realiseren moet de sloot worden gedempt voor het gedeelte binnen de plangrens. Een en ander is meerdere malen besproken in een overleg met Waterschap De Dommel en de Gemeente Waalre. De verslagen hiervan zijn bijgevoegd als bijlage 3 van de watertoets.

Afvalwater

Uitgangspunt bij de ontwikkeling van dit bouwplan is het scheiden van vuil afvalwater en (schoon) hemelwater. Alle kavels krijgen dan ook zowel een vuilwater- als hemelwateraansluiting om hun water te lozen. Het afvalwater zal worden verzameld in een DWA-stelsel onder het toekomstige wegprofiel dat wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke riool. De woningen die rechtstreeks aan de Heuvelstraat gesitueerd zijn, worden niet aangesloten op het nieuwe DWA-riool. Deze wateren net als de bestaande woningen af naar de Heuvelstraat. Nadere technische uitwerking van dit DWA-riool volgt bij de civieltechnische uitwerking van het plangebied i.o.m. Gemeente Waalre.

Verhard oppervlak

De verdeling van het verhard oppervlak voor de huidige en de toekomstige situatie is weergegeven in navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0866.BP00161-0301_0009.jpg"

Hemelwater

Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Dat houdt in dat het hemelwater dat op daken en verharding valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

Voor behandeling van dit water geldt de volgende waterkwantiteitstrits:

  • 1. Hergebruik
  • 2. Vasthouden / infiltreren
  • 3. Bergen
  • 4. Afvoeren naar oppervlaktewater

In dit plan wordt gekozen voor het vasthouden en infiltreren van hemelwater. De ondergrond is geschikt voor infiltreren en de GHG vormt geen directe belemmering. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient te worden berekend met een neerslagreeks van T=10 + 10%. Daarnaast dient te worden aangetoond dat er in een T=100 + 10% situatie geen schade t.g.v. wateroverlast optreedt. De berging moet worden gerealiseerd boven de GHG en de afvoer vanuit de berging mag niet meer bedragen dan de oorspronkelijke situatie conform de afvoercoëfficiëntenkaart. In het plangebied is reeds een wadi aanwezig welke vergroot zal worden om (een deel van) het hemelwater ter bergen en infiltreren. Tevens wordt aanvullend een IT-riool onder het toekomstige wegprofiel aangelegd. Het hemelwater zal als eerste worden opgevangen en geïnfiltreerd in het IT-riool welke overstort naar de (vergrootte) wadi. Om extra berging te creëren en als bodempassage zal het IT-riool in een grondverbetering worden aangelegd. Voor de twee woningen die niet aan de nieuwe rijweg gesitueerd zijn, wordt een aparte wadi aangelegd om het hemelwater afkomstig van dak- en verhard oppervlak op te vangen en te infiltreren. De woningen die rechtstreeks aan de Heuvelstraat gesitueerd zijn, worden ook niet aangesloten op het nieuwe IT-riool. Deze wateren net als de bestaande woningen af naar de Heuvelstraat.

Aan de hand van de HNO-tool is de totale te realiseren berging bepaald op 383 m³. Voor dit plan is echter gekozen voor een combinatie van voorzieningen. Hiervoor is de HNO-tool niet toereikend (zie bijlage 5 van de watertoets).

De bestaande wadi kan vergroot worden zodat een extra berging van ca. 35 m3 gecreëerd kan worden. Het overige deel van de benodigde berging, te weten 384 – 35 = 348 m3 moet in het IT-riool met omhulling worden opgevangen.

Als uitgangspunt is gekozen voor een IT-riool met diameter 400 mm in een omhulling van drainzand. Exacte afmetingen van het IT-riool en de omhulling zullen worden bepaald in de civieltechnische uitwerking i.o.m. Gemeente Waalre.

Voor de doorkijk naar een bui T=100 + 10% blijkt uit de berekening in bijlage 5 van de watertoets dat er een tekort zal zijn aan berging. In het plangebied is een natuurlijk verloop van het maaiveld aanwezig. Het hoogteplan voor de ontwikkeling zal dusdanig worden opgezet dat het hemelwater in geval van extreme neerslag cq. calamiteiten naar de delen zal afstromen waar het zo min mogelijk schade zal veroorzaken. De nieuwe rijweg loopt over de gehele lengte af richting wadi zodat het surplus aan water bovengronds afstroomt en zo in de wadi terechtkomt. Voor de parkeerplaats aan de noordzijde van woning Elshouter 69 zal het maaiveld aflopen richting bestaande groenstrook, waarvan het maaiveld vervolgens ook weer afloopt richting wadi. Aan de noordzijde van de (vergrootte) wadi is een verlaging van het maaiveld aanwezig zodat bij extreme neerslag het overtollige hemelwater hier naar de bestaande watergang zal overstorten.

Waterkwaliteit

Bij de inrichting, bouwen en beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem.

Conform de kwaliteitstrits, 1. schoonhouden, 2. scheiden, 3. zuiveren, worden hieronder de maatregelen beschreven.

Openbare Ruimte

Negatieve effecten op de waterkwaliteit in de openbare ruimte moeten worden voorkomen. Voor de openbare verharding moet dan ook rekening worden gehouden met de volgende maatregelen:

  • tegengaan van hondenpoep;
  • geen chemische onkruidbestrijdingsmiddelen;
  • gebruik van niet-uitlogend straatmeubilair;
  • verbieden van het wassen van auto's op straat;
  • terughoudend omgaan met het toepassen van strooizouten;
  • er moet regelmatig worden geveegd;
  • aan eindgebruiker duidelijk aangeven dat sprake is van een helwater infiltratiegebied.

Om vervuiling en verstopping van het IT-riool te voorkomen moeten de kolken worden voorzien van voldoende zandvang.

Woningen

Voor de woningen moet een zorgvuldige materiaalkeuze (pakket duurzaam bouwen) worden gemaakt. Er mag in het plangebied geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen zoals zinken dakgoten, koperen daken, loodslabben e.d.

Om vervuiling en verstopping van het IT-riool te voorkomen moeten de dakafvoeren worden voorzien van bladvangers.

Milieuhygiënische kwaliteit grond en grondwater

In het gehele plangebied is een milieuhygiënisch bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd door Inpijn-Blokpoel in twee delen. Het eerste deel van het plangebied is onderzocht in juni 2010 en het tweede deel in oktober 2011. Resumerend kan bij beoordeling van het geheel aan onderzoeksresultaten gesteld worden dat de

aangetroffen bodemkwaliteit, behoudens de geconstateerde sterke verhoging aan nikkel in het grondwater, aanvaardbaar wordt geacht en zodoende geen belemmering behoeft te vormen voor de geplande herontwikkeling.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.