direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Spechtenlaan fase II, Odiliapeel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.T09210094A-0401

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
  • c. water, waterbergingen en watergangen;
  • d. de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend halfvrijstaande en geschakelde woningen toegestaan;
    • 3. de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengesloten woningen toegestaan;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat per bouwperceel ten hoogste één woning is toegestaan;
  • d. hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 1;
  • e. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de voor- en zijgevellijn mogen uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
      • de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
      • de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
      • de maximale diepte van een erker 25% van de diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van 1,5 m;
      • de goothoogte van de erker mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat boven die hoogte een afscheiding met een open constructie is toegestaan met een hoogte van maximaal 1 m dan wel een kapconstructie;
      • de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven hoogte;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte.

tabel 1: bouwregels voor hoofdgebouwen

maatvoeringseisen   vrijstaande woning   halfvrijstaande woning   geschakelde woning   aaneengesloten woning  
maximale bouwdiepte   15 m   12 m   12 m   10 m  
maximale breedte   15 m   12 m   12 m   10 m  
minimale
breedte bouwperceel bij nieuwbouw  
12 m   9 m   9 m   6 m  
         
situeringseisen          
Voorgevel in of op een maximale afstand tot gevellijn   2 m   2 m   2 m   2 m  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 m aan beide zijden   3 maan één zijde   3 maan één zijde   -  
minimale afstand tot achterste perceelsgrens   8 m   8 m   8 m   8 m  

7.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens tabel 1, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende regels;
  • b. bijgebouwen voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2;
  • c. in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a;
    • 2. op bouwpercelen voor vrijstaande woningen dient aan één zijde van de woning vanaf de zijdelingse perceelsgrens een niet met gebouwen bebouwde strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van 3 m;
    • 3. de afstand van een bijgebouw tot de voorste perceelgrens moet minimaal 10 m bedragen.

tabel 2: bouwregels voor bijgebouwen

maatvoeringseisen   eis  
maximale oppervlakte aan bijgebouwen per woning:    
bouwpercelen tot en met 500 m2   50 m2 , mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
bouwpercelen van meer dan 500 m²   50 m2 vermeerderd met 10% van het oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m2 tot een maximum van 100 m2, mits het deel van het bouwperceel achter de maximaal toegelaten bouwdiepte van hoofdgebouwen voor niet meer dan 50% is dan wel wordt bebouwd.  
maximale goothoogte   3 m  
maximale bouwhoogte   5 m  

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 3.

tabel 3: bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde overkappingen

  maximale bouwhoogte   maximale bouwhoogte   maximale bouwhoogte   maximale bouwhoogte  
situering   erfafscheidingen   tuinmeubilair en speeltoestellen   vlaggenmasten en antennes   overige bouwwerken  
tussenperceel          
voor de voorgevelrooilijn   1 m   1 m   6 m   1 m  
achter de voorgevelrooilijn   2 m   3 m   6 m   3 m  
         
hoekperceel          
voor de voorgevelrooilijn   1 m   1 m   6 m   1 m  
aan de zijde van het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of openbaar groen          
< 1 m achter de voorgevelrooilijn   1 m   3 m   6 m   1 m  
< 1 m achter de voorgevelrooilijn   2 m   3 m   6 m   3 m  

7.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 4.

De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.

tabel 4: bouwregels voor overkappingen

situerings- en maatvoeringseisen   eis  
  overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak  
minimale afstand tussen de voorgevelrooilijn en voorzijde overkapping   1 m  
maximale goothoogte   3 m  
maximale bouwhoogte   5 m  
maximale totale oppervlakte   25 m²  

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 ten aanzien van:

  • a. de bouwhoogte en goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Aantal woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1onder c. en worden toegestaan dat meer woningen worden gebouwd, mits:

  • a. de extra woningen passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • b. in voldoende parkeerruimte wordt voorzien;
  • c. de uitvoerbaarheid is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, waarden en beeldkwaliteit.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroepsmatige activiteit

Het gebruik van gedeelten van een woning voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, hetgeen betekent dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, wat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met de beroepsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • e. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een beroepsmatige activiteit in gebruik mag zijn, zulks met een oppervlakte van ten hoogste 50 m².
7.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Het bepaalde onder a. tot en met e. is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen of watergangen;
  • c. het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijking afhankelijke woonruimte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.5.2onder a. voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijn de belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bijgebouw dat binnen een afstand van 20 m van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 m van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd.

De omgevingsvergunning wordt ingetrokken als de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.