direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wagnerplein 2013, 1e herziening (Stelaertshoeve)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Wagnerplein: sleutelproject in Tilburg Noord

In de afgelopen jaren is een duidelijke herwaardering voor het stadsdeel Tilburg Noord waarneembaar. Op basis van beleid van de gemeente en de verschillende corporaties wordt het stadsdeel van nieuwe kwaliteiten voorzien en worden de bestaande ruimtelijke kwaliteiten, zoals het groen en de openheid van de bebouwing, meer onder de aandacht gebracht. Met een aantal ingrepen op structuurniveau zijn kansen gecreëerd om de kwaliteit van Tilburg Noord te verbeteren.

Met de realisatie van een nieuw stadsdeelhart ter plaatse van het Wagnerplein, wordt de volgende kwaliteitssprong gemaakt: het ontwikkelen van een rijke differentiatie in de woon- en verblijfssfeer voor een bredere groep van bewoners en klanten en het verbeteren van de presentatie van Tilburg Noord binnen de regio.

Samenwerking van vier partijen

Drie partijen, gemeente Tilburg, Vereniging van Eigenaren Winkelcentrum Wagnerpein en Woningcorporatie WonenBreburg, zijn samen met de geselecteerde marktpartij Bouwfonds Ontwikkeling - in nauw overleg met bewoners en andere belanghebbenden - al lange tijd aan de slag met het opstellen van op uitvoering gerichte en marktconforme plannen voor de herontwikkeling van het Wagnerplein en omgeving. Integrale plannen, waarin de ambities ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, het programma en de financiële haalbaarheid elkaar in evenwicht houden.

Separaat bestemmingsplan voor Stelaertshoeve

De ontwikkeling van het gebied ten oosten van het Wagnerplein (Stelaertshoeve), dat onderdeel is van het Masterplan Wagnerplein (2005) en het voorlopig stedenbouwkundig plan Wagnerplein (2011), is niet meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Wagnerplein - herontwikkeling winkelcentrum e.o.' (onherroepelijk per 18 oktober 2014). De ontwikkeling van Stelaertshoeve is strijdig met het vigerende bestemmingsplan Wagnerplein 2013, dat ter plaatse voorziet in een bestemming 'Maatschappelijk'. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van Stelaertshoeve planologisch mogelijk gemaakt. Hierin worden de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • maximaal 53 nieuwe woningen (grondgebonden);
  • herinrichting van de openbare ruimte rondom de toekomstige woningen.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van het winkelcentrum Wagnerplein en wordt omsloten door bebouwing langs de Beethovenlaan, de Brahmsstraat, de Schubertstraat en de Brücknerlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0001.jpg"

Figuur 1.1: Plangebied bestemmingsplan Stelaertshoeve (Roodomlijnd. Bron: Topografische Dienst Kadaster)

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan vervangt (delen van) het bestemmingsplannen Wagnerplein 2013, vastgesteld op 15 april 2013.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van het Wagnerplein, in de wijk Heikant in het stadsdeel Tilburg Noord. Tilburg-Noord is een na-oorlogs stadsdeel ten noorden van het Wilhelminakanaal, waarin ook het oude buurtschap Heikant is opgenomen. Het stadsdeel Tilburg Noord bestaat uit de naoorlogse wijken Stokhasselt, Heikant en Quirijnstok, het industriegebied Loven I-II-III. De wijken in het stadsdeel zijn voornamelijk in de jaren zestig en zeventig gebouwd. Het is een typisch stadsdeel uit die tijd, waarin funcites wonen, werken, winkelen en recreëren van elkaar gescheiden werden en de woningnood hoog was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0002.jpg"

Figuur 2.1: ligging Wagnerplein - met direct ten oosten daarvan de locatie Stelaertshoeve
(Bron: Gemeente Tilburg)

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Wagnerplein - wijkcentrum

Het Wagnerplein heeft duidelijk een wijkverzorgende functie. Buurtbewoners bezoeken het plein vooral om praktische redenen als boodschappen doen, kerkbezoek, tandartsbezoek, het lenen van boeken, sporten of op de bus stappen. Dit wijkcentrum wordt gewaardeerd door de centrale ligging in de wijk, de uitstekende bereikbaarheid, het aanwezig winkelaanbod, de aanwezige voorzieningen ( bibliotheek, sportcentrum, rondetafel huis) de voldoende fysieke ruimte en het aangrenzende fraaie Von Weberpark.

Het verblijf is echter over het algemeen van korte duur, omdat voorzieningen die uitnodigen om langer te blijven, zoals terrassen, horeca of bankjes, ontbreken en de huidige inrichting van het plein onvoldoende verblijfskwaliteit heeft.

Brucknerlaan e.o - overgang wijkcentrum naar woongebied

Ten oosten van het Wagnerplein ligt de Brucknerlaan. De bebouwing in dit gebied heeft een gemengd karakter. Er zijn in dit gebied gebouwen van uiteenlopende omvang en functies aanwezig. In het gebied ten oosten van de Brucknerlaan bevinden zich grondgebonden- en gestapelde woningen, een politiebureau, een autogarage met tankstation, een zorgcentrum en een aantal dagwinkels.

Het woonbuurt-deel ten oosten van het wijkcentrum en de Brücknerlaan

Het deelplan Stelaertshoeve (deelplan 5) is in het woonbuurt-deel gelegen. De opzet van de woonbuurten in Tilburg Noord is karakteristiek voor naoorlogse wijken, opgebouwd uit 'stempels' van laag-, middel- en hoogbouw. Kenmerkend zijn de wijde groene lanen, het groen in de buurten en de openheid van de bebouwing. Het woningbestand in Noord bestaat vooral uit geprefabriceerde woningen uit de jaren zestig en de vroege jaren zeventig, die gebouwd werden toen de woningnood nog hoog was.

Het gebied tussen de Brücknerlaan en de Brahmsstraat is een typisch voorbeeld van een naoorlogse woonwijk: laagbouwwoningen om hofjes, parkeerterreintjes, een school en trapveldjes. Deze rijen woningen beschikken over bescheiden voor- en achtertuinen. Daarom hebben de voor de buurt karakteristieke collectieve groen- en parkeervoorzieningen een belangrijke betekenis voor de woonkwaliteit. Aan de randen van dergelijke woongebieden bevinden zich doorgaans flats in het groen aan doorgaande wegen, in dit geval aan de Schubertslaan/Heikant. Binnen het plangebied lag een school, maar dit perceel ligt nu braak. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een trapveldje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0003.jpg"

Figuur 2.2: Toekomstige ruimtelijke en functionele structuur Wagnerplein en Von Weberpark. Stelaertshoeve (deelplan 5) ligt in het gebied ten oosten van de Brucknerlaan (bron:Voorlopig stedenbouwkundig plan Wagnerplein 2011)

2.3 Recente ontwikkelingen

De breedte van de herstructureringsopgave voor het Wagnerplein e.o. is al jaren duidelijk. Het wonen, het winkelen, de vrijetijdsvoorzieningen en de dienstverlening kunnen alleen in nauwe samenhang met elkaar en in een adequate publieke ruimte een optimale kwaliteit bereiken, om zo het gewenste sociale, culturele en economische hart van Tilburg Noord van het Wagnerplein te maken. Uit praktische overwegingen wordt het totaalplan uitgevoerd in deelplannen. Een aantal van de beoogde ontwikkelingen is al gerealiseerd:

De breedte van de herstructureringsopgave voor het Wagnerplein e.o. is al jaren duidelijk. Het wonen, het winkelen, de vrijetijdsvoorzieningen en de dienstverlening kunnen alleen in nauwe samenhang met elkaar en in een adequate publieke ruimte een optimale kwaliteit bereiken, om zo het gewenste sociale, culturele en economische hart van Tilburg Noord van het Wagnerplein te maken. Uit praktische overwegingen wordt het totaalplan uitgevoerd in deelplannen. Een aantal van de beoogde ontwikkelingen is al gerealiseerd:

Een nieuw sportcomplex

Het nieuwe sportcomplex Wagnerplein (voormalig zwembad De Drieburcht) is van groot belang voor stadsdeel Tilburg Noord, maar ook daarbuiten, want verschillende sportverenigingen gebruiken de sporthal en een enkele keer zullen er naar verwachting in het wedstrijdbad zelfs regionale en landelijke wedstrijden gehouden worden.

Het complex bevat drie zwembaden (twee oefenbaden en één wedstrijdbad), een sporthal, fitnessruimte, horeca, kinderopvang, bijbehorende faciliterende ruimtes, evenals verkeers- en techniekruimtes. In totaal bestaat het gebouw uit ruim 12.000 m², verdeeld over ruim 180 vertrekken.

Het bouwvolume is compact met een kelder en 5 lagen daarboven, de maximale bouwhoogte is 23 meter. De footprint van het gebouw (de onderste twee lagen) is circa 59 x 63 meter. Door een uitkraging boven het nieuw geplande centrale plein zijn de afmetingen van de bovengelegen verdiepingen juist groter, maximaal 59 x 70,5 meter.

Aan de noordzijde komt het gebouw aan het (nieuwe) Wagnerplein te liggen. Door de uitkraging van de bovenste verdiepingen krijgt het gebouw een poortfunctie richting het plein en zal het gebied daarmee een eigen identiteit geven en afbakenen. Onder dit overstek is de hoofdentree van het gebouw gemaakt. De hoofdentree aan de noordzijde is open van opzet, waarbij wordt gestreefd het plein optisch zoveel mogelijk door te laten lopen in het gebouw.

Voor het nieuwe sportcomplex is in het verleden reeds een zelfstandige planologische procedure gevolgd. Om geografische redenen maakt het wel deel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

Een nieuw zorgcentrum

Het geheel vernieuwde zorgcentrum bestaat uit één groot complex, met overdekte passages en binnentuinen. Binnen dit complex bevinden zich medische, sociaal-culturele en maatschappelijke voorzieningen, die niet alleen door de bewoners van het zorgcomplex gebruikt worden, maar een functie voor de gehele wijk kunnen vervullen. Met 112 nieuwe zorgplaatsen is nu de totale capaciteit 142 intramurale plaatsen en het aantal extramurale is met nieuwbouw uitgebreid tot 186 woningen.

Het totale bebouwde gedeelte bestaat uit een viertal duidelijk herkenbare gebouwen, die alle in verbinding staan met elkaar, waardoor het, ondanks vier gebouwen, toch één geheel vormt.

De nieuwe gebouwen variëren in hoogte. Enkele bouwdelen hebben een hoogte van circa 1 à 2 bouwlagen, het grootste deel van het pand bevat echter 5 bouwlagen. De naastgelegen flat (oostzijde) is ook 5 à 6 bouwlagen hoog, waardoor het één geheel vormt.

De toren vormt een bebouwingsaccent met een hoogte van maximaal 62 meter. Op de begane grond van deze toren bevindt zich de entree van het zorgcentrum, op de overige verdiepingen zijn (extramurale zorg)-woningen aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Voorgeschiedenis

Van wijkontwikkelingsplan naar Masterplan Wagnerplein

In 1998 is voor Tilburg Noord een wijkontwikkelingsplan opgesteld waarin is vastgelegd dat het Wagnerplein het bruisende hart van het stadsdeel Tilburg Noord moet worden. Dit heeft in 2000 geleid tot de Ontwikkelingsvisie en in 2003 tot het Masterplan Wagnerplein. In het Masterplan zijn de planuitgangspunten aangereikt. Toen was al duidelijk dat hier vooral de integraliteit, de breedte van de herstructureringsopgave, essentieel is. Het wonen, het winkelen, de vrijetijdsvoorzieningen en de dienstverlening kunnen alleen in nauwe samenhang met elkaar en in een zorgvuldig vormgegeven publieke ruimte het gewenste kwaliteitsniveau bereiken.

Stedenbouwkundig plan 2005

Op basis van het concept stedenbouwkundig plan van 2005 zijn delen van het integrale plan uitgewerkt en is de uitvoering gestart. De sporthal en het woonzorgcentrum de Heikant zijn op dit moment in aanbouw of reeds gerealiseerd.

Met betrekking tot de uitwerking van de plandelen winkelen en wonen zijn daarna nog veel discussies gevoerd. Gelijk met het verschijnen van het concept stedenbouwkundig plan in 2005 werd immers duidelijk dat de woningmarkt drastisch veranderde. Met name het aantal geplande nieuwe appartementen in Tilburg was veel te hoog en ook het winkelprogramma stond onder druk. Het overleg tussen met name de gemeente, de VvE van winkeliers in winkelcentrum Wagnerplein en Bouwfonds Ontwikkeling heeft geleid tot een vergaande koerswijziging wat betreft het programma.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0004.jpg"

Figuur 3.1: Het stedenbouwkundig plan Wagnerplein 2005. In rood omcirkeld de recent gerealiseerde sporthal en zorgcentrum (bron: Voorlopig stedenbouwkundig plan Wagnerplein 2011)

3.2 Stedenbouwkundig plan

Ambitie

De ambitie achter het plan voor de herstructurering van het Wagnerplein luidt: het ontwikkelen van een nieuw aansprekend en compleet stadsdeelhart, voor heel Tilburg Noord, met een stedelijke allure die aan de representatie van Tilburg Noord een nieuwe dimensie geeft. Door de opgave te verbreden tot een integrale herontwikkelingsopgave voor een relatief groot gebied, is de kans gecreëerd om een enorme kwaliteitssprong te maken. De bedoelde stedelijkheid wordt bereikt door, waar mogelijk, meervoudig ruimtegebruik en functiemenging toe te passen. Het plan is eigengereid en het nieuwe centrum introduceert allure in Tilburg Noord. Het centrum krijgt een eigen identiteit en zal aandacht opeisen uit de hele regio.

De herontwikkeling van het Wagnerplein bestaat uit in totaal 6 deelplannen, waarvan er twee in uitvoering of reeds gerealiseerd zijn:

  • Zorgcentrum De Heikant (deelplan 4);
  • Sportcentrum De Drieburcht (deelplan 6).

Deze twee plannen zijn eerder planologisch mogelijk gemaakt.

De andere vier zijn:

  • De uitbreiding winkelcentrum met winkels en appartementen (deelplan 1);
  • Het tussenblok tussen plein en park (deelplan 2A);
  • Een bijzonder wooncluster aan de zuidkant van het park (deelplan 2B);
  • En iets oostelijker, op de locatie Stellaertshoeve, grongebonden woningen (deelplan 5).

In het voorliggende bestemmingsplan wordt het deelplan Stelaertshoeve (deelplan 5; grondgebonden woningen ten oosten van het Wagnerplein) planologisch mogelijk gemaakt. Het plan is gewijzigd ten opzichte van het stedenbouwkundige plan, dat nog uit ging van patiowoningen.

De overige deelplannen zijn reeds eerder planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Wagnerplein - Herontwikkeling winkelcentrum e.o.'.

3.3 Programma

Opgave

Uit onderzoek, gesprekken met bewoners en gesprekken met makelaars en corporaties is duidelijk naar voren gekomen dat Tilburg Noord een op zichzelf staande en specifieke markt is, met een eigen dynamiek. Mensen die het stadsdeel van dichtbij kennen, waarderen het wonen in Tilburg Noord en willen veelal binnen Tilburg Noord een volgende stap zetten in hun wooncarrière.

Product-markt-combinaties die passen bij Tilburg Noord zijn met name huurappartementen en woningen voor alleenstaanden, stellen zonder kinderen van middelbare leeftijd of ouder. Andere doelgroepen die belangstelling tonen voor wonen in Tilburg Noord zijn gezinnen die nu elders in Tilburg wonen. Zij zoeken met name grondgebonden woningen.

Belangrijk is daarom om in de planvorming en de uitwerking van de woningen optimaal gebruik te maken van de aanwezige kwaliteiten van het park, het winkelcentrum en om het nieuwe Wagnerplein de levendige ontmoetingsplek te laten worden met veel verblijfskwaliteit die veel mensen zal aanspreken.

De opgave om het Wagnerplein een upgrade te geven, zodat het gebied haar functie van stadsdeelcentrum van Tilburg Noord nu en in de toekomst beter kan vervullen, is ook doorvertaald naar het te realiseren woningbouwprogramma.

Voor het wonen in deelplan Stelaertshoeve gelden de volgende richtlijnen :

  • Hoogwaardig en groenstedelijke woonmilieus;
  • Gedifferentieerde woonkwaliteiten;
  • Marktconform.

Invulling

Het oorspronkelijke plan uit het Masterplan bestond voor dit deelplan uit 38 patiowoningen. Echter blijkt door nieuwe inzichten dat deze woningen niet bij de vraag van de markt passen.

Het aantal woningen dat met dit plan gerealiseerd wordt is maximaal 53. In het plan worden grondgebonden woningen bij recht toegestaan. Gestapelde woningen kunnen worden toegestaan via een wijzigingsbevoegheid. Welke type woningen er daadwerkelijk ontwikkeld zullen worden, zal worden bepaald door de markt(verkoop) en het oordeel van het gemeentebestuur van Tilburg over het al dan niet toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

Het aantal woningen is in deze situatie meer dan oorspronkelijk werd beschreven in het Masterplan (38). Dit komt doordat patiowoningen een groter grondoppervlak dan andere grondgebonden woningen hebben, waardoor er thans ruimte is voor een groter aantal woningen.

Naast woningen kan door middel van een wijzigingsbevoegheid, die is opgenomen in de planregels, ook de bestemming 'Maatschappelijk' mogelijk worden gemaakt in dit deelplan. De bestemming 'Maatschappelijk' is de bestemming uit het vigerende plan.

Het veld aan de oostzijde van het plangebied krijgt de bestemming Groen. Er zijn verschillende toezeggingen gedaan dat dit veld behouden moet blijven en dat past ook bij de wens van de gemeente om een groen stedelijk woonmilieu te realiseren. Aan de noordzijde komt wel een rij woningen, maar de rest van het veld krijgt de bestemming 'Groen'.

3.4 Bereikbaarheid en parkeren

3.4.1 Bereikbaarheid

Om de beoogde woningen in het plangebied optimaal te kunnen bereiken is het hieronder opgenomen figuur 3.4 het verkeerkundige basisplan. De hoofdontsluiting van het gemotoriseerde verkeer vindt plaats via de Brahmsstraat, niet via de Brucknerlaan of de Schubertstraat. Dit heeft wel een toename van verkeer op de Brahmsstraat en het kruispunt met de Beethovenlaan tot gevolg. Voor het langzaam verkeer moeten er verbindingen blijven tussen dit deelgebied en het Wagnerplein. Er wordt hier rekening gehouden met de omliggende langzaamverkeerroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0005.jpg"

Figuur 3.4: Verkeerskundige structuur (bron: Voorlopig stedenbouwkundig plan 2011)

Auto

Autobereikbaarheid kwam in het planproces de belangentegenstellingen het meest concreet tot uitdrukking in de discussies over de organisatie van het autoverkeer en de benodigde hoeveelheid parkeervoorzieningen. De functionele betekenis van de Brucknerlaan neemt hierin een sleutelpositie in.

De Brücknerlaan is uit commercieel oogpunt nodig voor de goede bereikbaarheid van het winkelcentrum, maar vormt daardoor in potentie een barrière tussen naar het gebied ten oosten van het Wagnerplein in het algemeen en de Nieuwe Heikant in het bijzonder.

Gekozen is voor een eenrichtingsstructuur van de Brucknerlaan ter hoogte van het autovrije verblijfsplein en twee richtingen in de Haendellaan met lage afwikkelingssnelheid. De Beethovenlaan blijft in gebruik in twee richtingen. De Schubertstraat wordt ook een eenrichtingsweg.

Verkeerskundige inrichting

De nadere uitwerking van de verkeerskundige structuur wordt gebaseerd op de inrichtingskenmerken van Duurzaam Veilig. Het instellen van éénrichtingsverkeer op de Brucknerlaan leidt tot een toename van de verkeersintensiteiten op de Haendellaan, maar door het instellen - en conform inrichten - van het 30 km/uur regime, blijft de verkeersleefbaarheid op de Haendellaan passend bij een dergelijke omgeving met buurtwinkelcentrum.

Bij de inrichtingskeuzes van de Brücknerlaan en Haendellaan moet het 30 km/uur regime tot uiting komen, waarbij rekening gehouden dient te worden met veilige afstemming en menging van diverse verkeerssoorten in het gebied (auto's, expeditie verkeer, voetgangers, fietsers). Bij de inrichting van de openbare ruimte en de straatprofielen moet daarnaast rekening worden gehouden met de eisen op het gebied van kabels en leidingen, riolering en Tilburg Boomt. De profielen, parkeervakken, kruispuntoplossingen dienen te voldoen aan de eisen uit de ASVV 2012.

Fietsverkeer

De Brückcknerlaan vormt in noordzuidrichting een secundaire fietsverbinding. Bij de uitwerking van de definitieve inrichtingsplannen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de ontwerpcriteria die in het Fietsplan Tilburg zijn aangegeven.

Openbaar vervoer

Nabij het plangebied zijn twee bushaltes voorzien. De huidige halte aan de Beethovenlaan wordt gehandhaafd. De halte aan de Brucknerlaan (ter hoogte van De Nieuwe Heikant) wordt verlegd naar het plein. De plaats wordt bepaald doordat de halte geen belemmering mag vormen in de looproutes naar het plein van de omgelegde Schubertstraat en vanuit De Nieuwe Heikant.

3.4.2 Parkeren

Een belangrijke opgave bij de ontwikkeling van de nieuwe woningen is het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. De parkeeropgave in het plangebied vormt onderdeel van de totale parkeeropgave voor de nieuwe ontwikkelingen op- en rond het Wagnerplein.

De ontwikkelaar heeft in overleg met de gemeente Tilburg overeenstemming over het te realiseren programma en hierbij een norm bepaald. Voor het deelplan Stelaertshoeve wordt het benodigde aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied zelf gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

Volgens de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied. Er spelen geen provinciale belangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal niveau niet besproken.

4.2 Rijk en provincie

4.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking (art 3.1.6 Bro)

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, door een zorgvuldige afweging van de behoefte en locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen en overaanbod van plancapaciteit van nieuwe stedelijke ontwikkelingen voorkomen.

Artikel 3.1.6 Bro

Op 1 oktober 2012 is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder vormt daarmee een bindend toetsingskader voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen en provinciale ruimtelijke verordeningen.

In artikel 3.1.6 lid 2 Bro is vastgelegd dat “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.”

Opbouw ladder

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro bestaat uit drie stappen die achter elkaar dienen te worden doorlopen. Eerst dient in stap 1 te worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 pas aan de orde. Vervolgend dient in stap 2 te worden beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling kan opgevangen worden binnen bestaand gebied. Wanneer de regionale ruimtevraag niet (of niet geheel) binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, komt trede 3 (locatiekeuze buiten bestaand stedelijk gebied) aan de orde.

Verordening ruimte 2014

De provincie Noord-Brabant heeft in een eerder stadium de SER-ladder, de voorloper van de Ladder voor duurzame verstedelijking, opgenomen in de Verordening ruimte. In de Verordening ruimte werd een iets andere redeneerlijn gehanteerd dan in artikel 3.1.6 Bro, maar e.e.a. kwam in essentie neer op dezelfde eisen aan de onderbouwing van de behoefte en de locatiekeuze.

Thans wordt in artikel 3.1 van de Verordening ruimte 2014 verwezen naar artikel 3.1.6 Bro.

Motivering nieuwe ontwikkelingen Stelaertshoeve

Stap 1: regionale behoefte

De nieuwe ontwikkelingen binnen het deelgebied Stelaertshoeve kunnen niet afzonderlijk worden gezien van de ontwikkelingen van het gehele Wagnerplein.

De ontwikkelingen die op en het rond het winkelcentrum Wagnerplein mogelijk worden gemaakt, zijn primair gericht op het verzorgingsgebied en de woningmarkt in Tilburg-Noord. Hoewel de nieuwe ontwikkelingen niet direct in een regionale behoefte (in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 onder a Bro) voorzien, kan een lokale ontwikkeling die tot doel heeft de leefbaarheid op lokaal niveau te verbeteren, volgens de 'Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' van het ministerie van Infrastructuur en Milieu door een regio toch als een regionale behoefte worden aangemerkt.

Hierbij kan volgens de handreiking gedacht worden aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen die tot doel hebben voorzieningen en detailhandel op buurt- en wijkniveau te behouden en/of te versterken en woningbouw die voor behoud van de leefbaarheid en/of vitaliteit van een buurt of wijk noodzakelijk is.

In 2011 is een nieuw stedenbouwkundig plan uitgewerkt voor de deelplannen park, plein, woningen, winkels en parkeren. Dit plan is gebaseerd op een actuele balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt en voorzieningen- en winkelstructuur in Tilburg-Noord. Het programma van de nieuwe stedelijke ontwikkeling in en rond het winkelcentrum is vastgelegd in het raadsbesluit 'Herontwikkeling Wagnerplein' uit 2011 (opgenomen als bijlage bij deze toelichting).

Woningbouwprogramma

Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantitatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Deze afspraken worden overigens jaarlijks bijgesteld naar de actuele situiatie. Met de ontwikkeling van dit project Wagnerplein wordt hieraan mede invulling gegeven. Overigens betreft dit een deelproject van een al eerder in gang gezette locatie-herontwikkeling, waarbij in dit deelproject, ten opzichte van het oorspronkelijke bouwprogramma, een aanmerkelijke verdunning heeft plaatsgevonden.

De nieuwe verstedelijking in en rond winkelcentrum Wagnerplein kan, vanuit het oogpunt van de bijdrage aan het behoud en versterking van de vitaliteit en leefbaarheid van Tilburg-noord en de regionale afspraken die over het woningbouwprogramma van de gemeente Tilburg zijn gemaakt, worden beschouwd als een regionale behoefte.

Stap 2: bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

De nieuwe stedelijke ontwikkelingen in en rond het winkelcentrum Wagnerplein worden door inbreiding in en herstructurering van bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt.

In de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant is bepaald dat de gebieden die zijn aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied' en 'kern in landelijk gebied' op de bijbehorende kaart, worden beschouwd als bestaand stedelijk gebied. Het Wagnerplein is op de kaart 'Stedelijke ontwikkeling' van de Verordening Ruimte aangewezen als stedelijk concentratiegebied.

Aangezien de begripsomschrijving van bestaand stedelijk gebied in artikel 1 van de Verordening ruimte grote gelijkenis vertoont met de begripsomschrijving in artikel 1.1.1. Bro, kan het Wagnerplein worden tevens beschouwd als bestaand stedelijk gebied in de zin van het Bro.

Stap 3: Bouwen buiten bestaand stedelijk gebied

Omdat de nieuwe ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd, is een toetsing aan stap 3 van de Ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig.

Conclusie

Uit bovenstaande toetsing aan Ladder voor duurzame verstedelijking, blijkt dat voldoende kan worden gemotiveerd dat de nieuwe stedelijke ontwikkelingen in en rond winkelcentrum Wagnerplein (en dus ook deelplan Stelaertshoeve) voorzien in een regionale behoefte en worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied.

4.3 Gemeente

4.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is een integraal ruimtelijk plan voor de gehele gemeente Tilburg. Deze visie is de opvolger van het 'Stadsbeheerplan Tilburg' uit 1990. De structuurvisie is de ruimtelijke vertaling en onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente Tilburg op de gebieden wonen, werken, voorzieningen, recreatie, mobiliteit, natuur, water en landbouw tot 2020. 'Tilburg, stad van contrasten' vormt het leidende thema voor de ruimtelijke ontwikkeling en dus het ruimtelijk beeld in de toekomst; contrasten tussen stad en landschap, tussen de stad en de omliggende dorpen, maar ook tussen de stedelijke en de dorpse elementen in de stad. De ruimtelijke contrasten, die Tilburg karakteriseren, maken de kwaliteiten van de stad zichtbaar. Kiezen voor het benutten en versterken van deze kwaliteiten betekent een verbijzondering van Tilburg ten opzichte van de andere grote steden in Noord-Brabant: een prettige stad om in te verblijven met een goed voorzieningenniveau, woningen en arbeidsplaatsen voor alle geledingen van de bevolking en gelegen in een blijvend groene omgeving.

De speerpunten van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de volgende:

  • a. Het buitengebied van Tilburg is gevarieerd en wordt behouden en verder versterkt;
  • b. Primair wordt de invulling van de verstedelijkingsopgave gezocht in het bestaand stedelijk gebied (binnen de tangenten). Soms is benutting van het buitengebied echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld om de vereiste variatie in woonmilieus aan te bieden. Ruimtelijke ingrepen in het buitengebied zijn altijd kleinschalig en worden alleen gerealiseerd op die plaatsen die op grond van de bestaande kwaliteiten van water, bodem, ecologie en cultuurhistorie zijn geselecteerd;
  • c. De kenmerkende ruimtelijke structuur van oude linten en historische driehoekige pleinen blijft altijd herkenbaar. Op enkele plaatsen in de stad wordt op verantwoorde wijze geïntensiveerd. Op plekken met een hoge dynamiek is hoogbouw toegestaan;
  • d. De noodzakelijke intensivering van het stedelijk gebied mag niet ten koste gaan van het structurele groen in de stad.

De Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 is door de gemeenteraad vastgesteld in januari 2005 en is geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

4.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

De Structuurvisie Noordoost 2020 (door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2009) beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 van het gebied ten noorden van Tilburg Noord, inclusief Rugdijk / Kouwenberg. De visie heeft geen betrekking op ontwikkelingen in de bestaande bebouwde gebieden van Udenhout en Berkel-Enschot, wel op de uitbreidingen aan de randen van deze dorpen.

Voor het gebied dat in het noorden wordt begrensd door de spoorlijn Tilburg - Breda en de woonbebouwing van De Wijk, in het oosten door woonwijken De Blaak en De Reit en in het zuiden en westen door de gemeentegrens wordt een Structuurvisie Zuidwest 2020 opgesteld.

Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan valt buiten de gebieden, die in bovenstaande structuurvisies zijn betrokken.

Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

Hoofdstuk 5 Thematische beleidskaders

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

5.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

5.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

5.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

5.3.1 Archeologie
5.3.1.1 Nota ´Grond voor het verleden´

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  • 1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
  • 2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

5.3.1.2 Historische geografie plangebied
  • Het plangebied ligt in Tilburg Noord, in de wijk Heikant ten zuiden van de in de tweede helft van de negentiende eeuw tot wasdom gekomen woonkern "Oude Heikant";
  • Op de kaart van D. Zynen (1760) is het plangebied niet bebouwd. Al vanaf tenminste de veertiende eeuw was deze Heikant grotendeels gemeijnt. Vanaf de zestiende eeuw is sprake van die Lijndsche Akkeren. Op de kadasterkaart uit 1832 wordt het gebied tussen de Stockhasseltstraet, de Kromstraet, het Moleneind, het Lijnsheike en de Lijnsestraat (kaart van 1960) aangeduid als de Lind Akkers;
  • De Heikant-West werd doorsneden door het voormalige Lyn´s of Linds Heike die doorheen het oostelijk deel van het plangebied liep het. Dit Linds Heike of latere Lijnsheike ontleende zijn naam aan het reeds in de veertiende eeuw genoemde Goet ter Lijnde, dat tevens zijn naam gaf aan het omliggende akkergebied;
  • Vanaf de negentiende eeuw wordt het Lijnsheike als straat getypeerd door lintbebouwing, doorspekt met oudere hoeves. Met name door de aanwezigheid van de stoomtram Tilburg-Waalwijk vormde het Lijnsheike als straatweg tussen Loon-op-Zand en Tilburg dé verbinding tussen het enigszins afgezonderde Heikant en Rugdijk in Tilburg Noord en het Goirke;
  • De wijk Heikant is als onderdeel van de nieuwe uitbreidingswijk Tilburg-Noord in de jaren na 1963 aangelegd. De wijken in dit stadsdeel (Stokhasselt, Heikant en Quirijnstok) zijn ontworpen als functionalistische tuinsteden. De hoge galerijflats werden daarbij ingezet als een soort kamerschermen.
5.3.1.3 Verwachtingswaarde plangebied
  • AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die voorkomen op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
  • Op de IKAW is het plangebied en de omgeving niet gekarteerd.
  • ArWaTi: Het plangebied ligt op de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg in een gebied met middelhoge tot hoge verwachting;
  • Het plangebied ligt niet in en grenst niet aan een AMK-Terrein;
  • In, grenzend aan of in de ruime omgeving zijn geen relevante archeologische waarnemingen bekend in zowel de ARCHIS-database van de RCE als in de ArWaTi;
  • Bij de urbanisatie in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw is het plangebied bebouwd. Ook in de daaropvolgende decennia is de bebouwing op het plein vaak aangepast en/of gewijzigd. De bodem op en rond het plein wordt dan ook als geheel verstoord beschouwd. Er is hier geen archeologische verwachting.
5.3.1.4 Vertaling in bestemmingsplan

Gelet op het bovenstaande wordt er geen dubbelbestemming Waarde-Archeologie in het bestemmingsplan opgenomen.

5.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

  • Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten: in of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten.
  • Beschermde stads- en dorpsgezichten: Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van het op 25 augustus 1982 als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen gebied Oude Heikant. In oorsprong gaat de bewoning van dit gebied terug tot de late Middeleeuwen, maar pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde zich hier een nederzetting met als centrum het katholieke bebouwingscluster rondom de Mariakerk aan De Schans.
  • Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de lijn van het Oude Lind/Lijnsheike gewaardeerd als een historisch geografische lijn van redelijk hoge waarde. Ook het zich ten zuiden van het plangebied bevindende Wilhelminakanaal, dat in 1919 op deze locatie gereed kwam, wordt als zodanig aangemerkt.
  • In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen van rijks- of gemeentewege beschermde monumenten/objecten gelegen.
  • In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen als waardevol aangemerkte structuren of objecten uit de periode tussen 1940 en 1965.
  • Historisch groen: niet van toepassing in het plangebied.

5.4 Volkshuisvesting

5.4.1 Onderbouwing woningbouwprogramma

Bij brief van 5 februari 2010 zijn door de provincie de in de subregio Tilburg gemaakte kwantiatieve woningbouwafspraken bevestigd. Daarmee ligt vast dat Tilburg in de planperiode tot 2020 in totaal 9.100 woningen (= uitbreiding woningvoorraad) kan/mag bouwen ter voorziening in de gemeentelijke woningbehoefte. Met de ontwikkeling van de locatie Wagnerplein/Steaertshoeve wordt hieraan mede invulling gegeven.

5.4.2 Woonvisie

Het gemeentelijk woonbeleid (zowel kwalitatief als kwantitatief) volgt primair uit de vierjaarlijkse WoonVisie. Hierin komen thema's en trends in het wonen aan de orde, worden actuele knelpunten geduid en worden de woonopgaven voor de komende jaren benoemd. Het centrale thema in de WoonVisie is het streven naar een 'stad in balans' , een stad waarin voldoende mate van differentiatie in het woningaanbod is zodat iedereen passende woonruimte kan vinden. Om meer aansluiting te vinden bij de huidige en toekomstige woonbehoeften is de gemeente in de WoonVisie ingedeeld in vijf woonmilieus: Centrum-stedelijk, Stedelijk-buiten-centrum, Groen-stedelijk, (Centrum)-dorps en Landelijk. Daarbij wordt per gebied aangegeven in welke richting het zich moet ontwikkelen om aan het gewenste woonmilieu te voldoen. Bij (woningbouw)ontwikkelingen in een bepaald gebied dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met deze woonmilieuopgave.

Woonvisie Noord

De kwaliteit van de woning en de woonomgeving wordt in de WoonVisie onder andere benaderd door het benoemen van woonmilieus. In de huidige situatie wordt Tilburg Noord gerekend tot het stedelijk buiten-centrum milieu. In de WoonVisie wordt geconstateerd dat er in Tilburg een overschot dreigt aan woningen in een dergelijk woonmilieu. Bovendien kent Tilburg-Noord een te eenzijdige woningvoorraad. Om een betere doorstroming binnen dit stadsdeel mogelijk te maken is het van belang om hier meer woningen voor ouderen en hogere inkomensgroepen toe te voegen aan de voorraad. Tevens wordt het wenselijk geacht het aandeel koopwoningen te verhogen.

Om meer differentiatie te realiseren en de woonomgeving aantrekkelijker te maken, geeft de WoonVisie aan dat het bestaande woonmilieu in Tilburg Noord zal worden getransformeerd tot een groen-stedelijk woonmilieu. De relatief grote afstand tot het stadscentrum, de ruime en groene stedenbouwkundige opzet en de ligging nabij het buitengebied bieden hiervoor voldoende handvatten. Een middel om deze transformatie te bereiken, is sloop en vervangende nieuwbouw. Verder kan dit worden gerealiseerd door versterking van de bestaande groenstructuur en verdunning van de woningvoorraad. Binnen dit woonmilieu zullen de centrumlocaties Wagnerplein en in mindere mate het Verdiplein herontwikkeld, verdicht en versterkt moeten worden. Qua woningbouw wordt hier met name gedacht aan appartementen voor senioren.

5.4.3 Nota Wonen en Monitor Woningbouw 2010

Uit de Nota Wonen blijkt dat de aandacht van de gemeente en bouwprocespartners gericht moet blijven op kwaliteitsbevordering van de woningmarkt. De verleiding bestaat om, onder druk van de financieel-economische omstandigheden, een woonproduct aan te bieden dat minder toekomstbestendig is. Om aan te sluiten bij de structurele wens van consumenten en een kwaliteitsslag te maken, dient de beleidsfocus van de gemeente en andere partijen zich te (blijven) richten op een gedifferentieerd aanbod naar woonmilieus, woningtypen en prijsklassen. Bovendien wordt onder kwaliteit ook begrepen levensloopbestendigheid/flexibiliteit, duurzaamheid/energiezuinigheid (ook i.r.t. betaalbaarheid) en vormen van (collectief) particulier opdrachtgeverschap / eigenbouw.

Elk jaar doet de gemeente in de Monitor Woningbouw verslag van de ontwikkeling van de woningvoorraad in het voorafgaande kalenderjaar. In deze monitor, editie 2013, gaat het over de nieuwbouw en sloop van woningen, dan wel toevoegingen respectievelijk onttrekkingen anderszins (= woningsplitsing of sloop, resp. woningsamenvoegingen of -onttrekkingen) in 2012. Tevens vermeldt de monitor de nieuwbouwprognose voor 2013 en 2014. De Monitor Woningbouw is te vinden op www.tilburg.nl.

5.4.4 Toetsingskader nieuwbouw appartementen

De gemeente heeft vanwege het surplus aan plannen voor de bouw van appartementen besloten nadrukkelijker sturing te geven aan de nieuwbouw van appartementen in Tilburg door bouwplannen te prioriteren. Prioritering zal plaatsvinden aan de hand van het in 2006 door de raad vastgestelde toetsingskader. Plannen worden getoetst aan het gewenst woonmilieu, ruimtelijk-stedenbouwkundige inpassing, consumentgerichtheid en de vraag of het plan onderdeel uitmaakt van een voor de gemeente prioritaire gebiedsontwikkeling.

5.4.5 Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek

De gemeente Tilburg voert elke vier jaar een woningbehoefteonderzoek uit. Het meest recente onderzoek is uitgevoerd in 2012. Veel woonwensen blijken in de tijd gezien behoorlijk bestendig en weinig te veranderen. De onderzoeksresultaten van het KWBO-2012 wijken niet wezenlijk af van de resultaten uit 2004 en 2008, maar er lijkt in 2012 wel sprake van (verdere) 'downgrading' in de woonwensen. Zo richten doorstromers zich minder op de koopsector en is er in het algemeen meer belangstelling voor de huursector. Tilburgers zijn nóg tevredener met hun woning en woonomgeving dan in eerdere edities. De verhuisgeneigdheid van Tilburgse huishoudens is (verder) gedaald naar een toch nog aanmerkelijk niveau van 37%; een deel van de doorstromers en starters wacht af of stelt actie uit, daarmee lijkt de woningmarkt in toenemende mate “op slot” te zitten en de effecten van de crisis voelbaar.

De Tilburgse woningmarkt is in kwalitatief opzicht nog niet in evenwicht gekomen. Uit de vraag-aanbodbalans van verhuisgeneigden blijkt een (dreigend) overschot aan meergezins huurwoningen en is het tekort aan koopwoningen verdwenen. Het woningtekort richt zich op eengezins huur- en koopwoningen. In de koopsector in alle soorten en prijssegmenten, maar met uitzondering van het topsegment. De eengezinswoning met drie of vier kamers (en tuin) blijft favoriet.

Qua woonmilieu bestaat er overschot aan buitencentrum-stedelijk wonen, maar tekort in de andere woonmilieus (met name -vormen van- centrum-stedelijk wonen). De toekomstverwachting is dat veel woonconsumenten zich blijvend richten op een kwalitatief hoogwaardige en ruime  –hoofdzakelijk–  grondgebonden (koop)woning, mits de economie herstelt.

Woningbehoefte voor Tilburg Noord

Uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzek (Gemeente Tilburg, 2012) blijkt dat de gemiddelde leeftijd en huishoudensgrootte van Tilburg Noord niet veel afwijkt van het Tilburgs gemiddelde. Het gemiddeld besteedbare huishoudensinkomen is lager dan gemiddeld in Tilburg. In Tilburg Noord staan relatief veel huurwoningen, flats met lift, relatief veel bereikbare huurwoningen en middeldure koopwoningen. In de wijk is 25% van de woningvoorraad volledig toegankelijk en daarmee geschikt voor ouderen. Gemiddeld in Tilburg is dat 22%.

Verder blijkt uit het Kwalitatief Woningbehoefteonderzoek dat de tevredenheid met de woning en de woonomgeving in Tilburg Noord de afgelopen jaren flink is gestegen en nu ongeveer gelijk is met het Tilburgse gemiddelde.

5.4.6 Actieplan Stimulering Eigenbouw Tilburg 2012

Getuige de WoonVisie staat de woonconsument centraal in het woonbeleid. In z'n ultieme vorm gaat dit over ruimte geven aan eigenbouw middels particulier opdrachtgeverschap (PO). Stimulering van het (collectief) particulier opdrachtgeverschap, ofwel het als consument/particulier zelf of samen met anderen bouwen van je woning, heeft in Tilburg al jaren prioriteit, maar blijkt in de praktijk moeizaam van de grond te komen. Om de beleidsambitie rond eigenbouw te bevestigen en aan te scherpen, heeft het college besloten tot een actieplan stimulering eigenbouw. Geen voornemens meer, geen pilots, maar gewoon doen! Door zelf meer grond voor eigenbouw uit te gaan geven, en hiertoe ook de projectontwikkelaars uit te nodigen, streeft het huidige college naar een (C)PO-aandeel in 2014 van minimaal 30 procent van de grondgebonden woningproductie. Het actieplan stimulering eigenbouw is te vinden op www.tilburg.nl 

5.4.7 Politiekeurmerk Veilig Wonen

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is een keurmerk dat afgegeven wordt voor woningen, complexen en wijken die voldoen aan een voorgeschreven pakket van eisen rond sociale veiligheid, leefbaarheid, inbraak- en brandpreventie. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen bestaat eigenlijk uit twee keurmerken, namelijk een voor nieuwbouw en een voor bestaande bouw. Voor alle nieuwbouwprojecten in Tilburg geldt dat het Politiekeurmerk dient te worden toegepast. Het beleid dat de gemeente voert omtrent het keurmerk is vastgelegd in de nota Beleid en implementatie Politiekeurmerk Veilig Wonen. Een folder is te vinden op www.tilburg.nl.

5.4.8 Levensloopbestendigheid

De gemeente Tilburg wil dat alle nieuwe woningen zo worden gebouwd dat ze minimaal toegankelijk (bezoekbaar) zijn voor mensen met een fysieke beperking. Verder moet tenminste 40% van de nieuwbouwwoningen “levensloopbestendig” worden ontwikkeld, dan wel daartoe eenvoudig aanpasbaar. Dat wil zeggen dat de "primaire ruimten", namelijk woonkamer, keuken, hoofdslaapkamer en badkamer/toilet, gelijkvloers (te maken) zijn op entreeniveau van de woning. De doelstelling maakt ook onderdeel uit van de woningbouwafspraken met hogere overheden.

De notitie Levensloopbestendige woningbouw in Tilburg (2009) evalueert vijf jaar gemeentelijk woonbeleid met betrekking tot levensloopbestendigheid. Belangrijkste conclusies zijn dat het percentage van 40% levensloopbestendige woningen in de nieuwbouwopgave wordt voortgezet en dat er in enkele wijken een extra opgave ligt. Dit betreft met name de wijken Blaak/Zorgvlied, Reit/Zand/Wandelbos en Tilburg Noord. Zie ook de Werkwijzer Levensloopbestendigheid 2.0 voor concrete ontwerphandreikingen.

5.4.9 Toetsing plan

De herstructurering van het Wagnerplein is onderdeel van de upgrading van Tilburg Noord, waarvoor in 1998 het 'startschot' is gegeven middels het wijkontwikkelingsplan. Het betreft een brede en integrale herstructureringsopgave met als resultaat dat het Wagnerplein het sociaal, cultureel en economisch hart van Tilburg Noord wordt.

De herstructurering van het Wagnerplein past binnen de WoonVisie, waarin wordt aangegeven dat de centrumlocatie Wagnerplein verdicht en versterkt moet worden. Tegelijkertijd wordt Tilburg Noord getransformeerd tot een groen-stedelijk woonmilieu.

Qua woningbouw wordt hier met name gedacht aan woningen voor senioren. In het stedenbouwkundig plan 2005 was hierin voorzien met patiowoningen ten oosten van Wagnerplein. Nu is het plan gewijzigd naar grondgebonden woningen (bij recht) en gestapeld (via wijzigingsbevoegheid). In 2011 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel inzake de herontwikkeling van het Wagnerplein. In dit voorstel is het programma wonen aangepast met voornamelijk een vermindering van het aantal appartementen en een aanpassing naar meer grondgebonden woningen. Dit is ook terug te zien in het woonprogramma in dit bestemmingsplan en past binnen de veranderende marktomstandigheden op de woningmarkt: er is in het planaanbod sprake van een teveel aan appartementen en de focus moet meer gelegd worden op grondgebonden woningen (in verschillende dichtheden). Met andere woorden: aangezien in de nabije omgeving al is voorzien in voldoende gestapelde woningen, is het op deze lokatie gewenst om grondgebonden woningen te ontwikkelen. Dit hoeven niet noodzakelijkerwijs patiowoningen te zijn, maar wel woningen voor de doelgroep ouderen.

In Tilburg Noord ligt er een extra opgave met betrekking tot levensloopbestendigheid. In principe dienen alle nieuwbouwwoningen dan ook levensloopbestendig te zijn. Daarnaast dient het Politiekeurmerk Veilig Wonen te worden toegepast op de nieuwbouw.

5.5 Groen en speelruimte

5.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0006.png"

Figuur 5.3: Boomwaardezoneringskaart (bron: gemeente Tilburg)

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentiëel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8 en 15 m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

Te behouden bomen

Volgens de boomwaardekaart van de gemeente Tilburg, zijn er geen bomen in het plangebied aangewezen als monumentale boom of boom van de 1e categorie.

5.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  • 1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
  • 2. Het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
  • 3. Het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

5.5.3 Kadernota Groene Mal

Bij verschillende nieuwe stedelijke ontwikkelingen ontstonden discussies tussen natuur- en milieuorganisaties, de landbouwsector en de gemeente Tilburg. Hierdoor traden onder andere vertragingen in de besluitvorming van plannen op. Verder was er sprake van onvoldoende duidelijkheid en begrip over wederzijdse standpunten en bestond er onzekerheid over het compenseren van aangetaste groene gebieden. Om hieraan een einde te maken is in 1997 een start gemaakt met het opstellen van de Kadernota Groene Mal. Deze nota is in gezamenlijkheid opgesteld door de gemeente Tilburg, de Stichting Brabantse Milieufederatie, de Stichting Het Noordbrabants Landschap, de Vereniging Natuurmonumenten, de Milieuwerkgroep WNM Tilburg, de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de provincie Noord-Brabant en de waterschappen De Dongestroom en De Dommel. De nota heeft als doel een ruimtelijk kader vast te leggen: een robuuste en duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout, die sturing geeft aan (stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen, kortom een ´Groene Mal´. In de nota zijn afspraken over het behoud en de ontwikkeling van deze Groene Mal tot 2015 vastgelegd. De Groene Mal maakt verstedelijking mogelijk in balans met de groene omgeving waarbij zij voldoende robuust is om de indirecte gevolgen van verstedelijking, zoals recreatief medegebruik, op te kunnen vangen. Water speelt als ordenend principe een belangrijke rol binnen de Groene Mal.

Belangrijke delen van de Groene Mal behoren tot de provinciale Groene Hoofdstructuur (GHS), zoals die oorspronkelijk is vastgelegd in het Streekplan en vallen onder het beschermingsregiem van de GHS. De delen die buiten de GHS vallen genieten een andere bescherming. Daarvoor is afgesproken dat zij niet zullen verstedelijken, maar benut zullen worden voor de uitvoering van natuurontwikkeling en compensatie. Daarbij is aangegeven dat deze bescherming niet mag leiden tot extra beperkingen voor de landbouw. Naast bescherming op provinciaal niveau vindt op gemeentelijk niveau bescherming plaats door de Groene Mal op te nemen in bestemmingsplannen. Daarin worden de exacte grenzen aangegeven. In de regels worden de (on)gewenste ontwikkelingen beschreven. Het handhaven van niet-groene vigerende bestemmingen binnen de Groene Mal worden zo geïnterpreteerd dat ook andere bestemmingen die uit oogpunt van natuur en milieu kwalitatief vergelijkbaar zijn met deze vigerende bestemmingen mogelijk zijn.

De Kadernota Groene Mal is vastgesteld door de Raad. Onderdeel van de nota is een intentieovereenkomst, die is ondertekend door de gezamenlijke partners. Hiermee verklaren zij zich te houden aan afspraken over het behoud en de ontwikkeling van de Groene Mal tot 2015. Ondertekening leidt niet tot verlies van enige wettelijke bevoegdheid die de partners hebben.

5.5.4 Nota Ruimte voor Buitenspelen

Naar aanleiding van de ambities uit de Kadernota Jeugd en de behoefte aan algemene voorwaarden ten aanzien van richtlijnen voor de aanleg van speelplekken is de nota Ruimte voor Buitenspelen (2003) opgesteld. Doel van de nota is dat de jeugd als volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte wordt geaccepteerd. Spelen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van een kind. De nota geeft o.a. een analyse van de formele speelruimte in Tilburg weer. Algemene voorwaarden ten aanzien van speelruimte (veiligheid, bereikbaarheid, spreiding, ruimtegebruik, inrichting) en programmering van de spelenplannen en inrichtingseisen van speelruimte komen aan de orde. Een minimumnorm voor formele speelruimte wordt gesteld om voldoende speelruimte te kunnen garanderen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen transformatiegebieden (> 50 woningen), nieuwbouw en bestaande bouw.

Transformatiegebieden
Er worden twee stappen doorlopen:

  • 1. Per hectare uitgegeven gebied wordt 300 m2 van de ruimte gereserveerd voor formele speelruimte.
  • 2. De huidige grondoppervlakte aan formele speelruimte per kind bedraagt voor Tilburg 7,2 m2. Naar aanleiding van het aantal kinderen woonachtig in het transformatiegebied wordt bepaald hoeveel formele speelruimte er in een wijk/buurt gerealiseerd dient te zijn.

Nieuwbouw
Bij nieuwbouwgebieden wordt uitgegaan van stap 1. De inrichting van de formele speelplekken wordt gedaan aan de hand van de actieradius voor speelplekken. In de toekomst zal dit wordt gedaan naar aanleiding van gegevens vanuit het woningbouwprogramma waarmee een schatting gemaakt zal kunnen worden van het aantal kinderen dat in de nieuwbouwwijk komt te wonen (dit wordt in het kader van de uitvoering van de nota Ruimte voor Buitenspelen uitgewerkt).

Bestaande stad
Voor de bestaande stad wordt uitgegaan van een standstill-situatie. Dit betekent dat het bestaande oppervlak voor buitenspelen niet (verder) mag afnemen.

Bij nieuwe stedenbouwkundige plannen dient reeds bij de nota van uitgangspunten (programma van eisen) de speelruimtenormering - zoals hierboven beschreven - te worden meegenomen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als particuliere plannen. Op deze manier worden formele speelplekken al vroegtijdig in het ontwerpproces meegenomen.

Conclusie 

Het woongebied binnen het bestemmingsplan dienen aangemerkt te worden als nieuwbouw. Per hectare (10.000 m2) dient 300 m2 te worden gereserveerd voor formele speelruimte. Het plangebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 18.000 m2. Dit betekent dat er op grond van deze nota 540 m2 (=3%) van de uit te geven gronden aangewezen dient te worden als formele speelruimte.

Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal rekening gehouden worden met de norm. In de regels van dit bestemmingsplan m.b.t. de bestemming Woongebied is deze norm (%) opgenomen met een afwijkingsmogelijkheid indien de formele speelruimte elders binnen het plangebied binnen de actieradius van de doelgroep gevonden kan worden.

5.6 Verkeer en parkeren

5.6.1 Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (Mobiliteit in Balans)

Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer. De planhorizon van het TVVP is 2015. De kern van de visie is dat de gemeente Tilburg als volgt wil omgaan met de mobiliteit:

Algemeen

  • 1. De gemeente accepteert een groei van verkeer. Echter, de groei mag zich niet overal in dezelfde mate voordoen: groei van het autoverkeer wordt alleen geaccommodeerd op het hoofdnet, waar de verkeersfunctie voorop staat. In de tussenliggende verblijfsgebieden is wonen, werken en winkelen het belangrijkst en moet het verkeer zich daaraan aanpassen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt blijvend gestimuleerd. Tevens dient er meer samenhang te komen tussen de verschillende vervoerswijzen.
  • 2. Alle vervoerwijzen moeten een rol kunnen spelen om de groei van de mobiliteit op te vangen. In de stad moeten openbaar vervoer en fiets een belangrijke rol spelen. Deze rol spelen zij ook als schakel in een vervoersketen. Voorwaarde voor succesvol ketenvervoer is een goede samenhang tussen deze vervoerwijzen. De gemeente heeft voor de verschillende vervoerwijzen hoofdnetten vastgesteld, waar een verdere groei van verkeer kan worden opgevangen (hoofdnet auto, hoofdnet openbaar vervoer, hoofdnet fiets, hoofdnet goederenvervoer). Op deze hoofdnetten wordt een goede doorstroming bevorderd. Tevens stelt de gemeente een basisprioriteit vast voor situaties waar de hoofdnetten elkaar kruisen. Voor deze hoofdnetten blijven duidelijke kaders gelden vanuit leefbaarheid en veiligheid.

    Autoverkeer
  • 3. Bij de vormgeving van het hoofdnet autoverkeer is het principe 'van binnen naar buiten' leidend. Daarbij worden in de stad drie verkeersringen onderscheiden: de Cityring om de binnenstad, de ringbanen en tangenten/rijkswegen. Verkeer dat niet thuishoort op (delen van) een ring wordt gestuurd naar een ring van hogere orde.
  • 4. Voor de ringbanen wordt een studie naar een aangepaste regelstrategie (herwaardering) uitgevoerd. Deze studie naar een betere benutting moet leiden tot uitvoering van maatregelen die de doorstroming op de ringbanen en invalswegen verbetert. Sinds 2010 wordt dynamisch verkeersmanagemental ingezet om de doorstroming te optimaliseren.

    Parkeren
  • 5. Bij vestiging van nieuwe functies en intensivering van bestaande functies worden de parkeernormen en bijbehorend processchema gehanteerd zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.

Goederenvervoer

  • 6. Tot 2015 groeit het goederenvervoer sterk. Tilburg heeft de ambitie om de regionale functie in overslag en logistiek verder uit te bouwen. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat het goederenvervoer het stedelijk wegennet zo beperkt mogelijk belast. De tangenten zullen zo aantrekkelijk moeten zijn ten opzichte van de ringbanen dat het goederenvervoer vanzelf voor deze route kiest. Goederenvervoer over de weg met een herkomst of bestemming in de regio Tilburg moet waar mogelijk worden afgewikkeld om de stad Tilburg heen. De huidige overslagvoorzieningen zijn gevestigd op bedrijventerrein Loven. Daarnaast maakt een aantal bedrijven gelegen aan het Wilhelminakanaal rechtstreeks gebruik van vervoer over water. Tilburg streeft ernaar om de beschikbare multimodale voorzieningen te behouden en bij toenemende vraag verder uit te bouwen. De gemeente ontwikkelt hiertoe een hoofdnet goederenvervoer waarmee een goede uitwisseling tussen vervoerwijzen mogelijk wordt.

    Mobiliteitsmanagement
  • 7. Om de automobiliteit te beperken probeert de gemeente Tilburg de vraag te beïnvloeden. Hierbij moet gedacht worden aan het verbeteren van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen en het vergroten van overstapmogelijkheden tussen vervoerwijzen. Daarnaast wordt aan vraagbeïnvloeding gedaan door het autoverkeer te reguleren via het doorrekenen van kosten of het opleggen van restricties (bijv. parkeerbeleid). Naast de inzet van de gemeente kunnen vooral bedrijven het nodige doen om de vervoerwijzekeuze voor hun medewerkers en/of bezoekers te beïnvloeden. Dit begint al bij de locatiekeuze van een bedrijf. De gemeente stimuleert de aandacht voor vervoermanagement. Via de wet worden eisen gesteld aan milieuprestaties door bedrijven, onder meer op het vlak van vervoer. De gemeente handhaaft door te controleren op de gestelde eisen. De gemeente stimuleert, faciliteert en handhaaft de uitvoering van vervoermanagement ten aanzien van bedrijven met een grote vervoersstroom, bedrijven in de oude stad (binnen- en aan de ringbanen) en bedrijven op nieuwe bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0007.jpg"

Figuiur 5.4: Categorisering wegen

Hoofdstuk 6 Milieuaspecten

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Milieuhinder bedrijven

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies worden gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld die gemotiveerd kan worden toegepast: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Er is voor deze richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om een milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen.

6.2.1 Systematiek milieuzonering

In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In tabel 5.1 zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter.

Milieucategorie   Richtafstanden tot een 'rustige woonwijk'   Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3   50-100 meter   30-50 meter  
4   200-300 meter   100-200 meter  
5   500-1.000 meter   300-700 meter  
6   1.500 meter   1.000 meter  

Tabel 5.1: Richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder minder is dan wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat.

Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (milieuvergunning) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie.

6.2.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bedrijven niet te dicht bij gevoelige functies gesitueerd worden. Bij het milieuonderzoek is gekeken naar de bedrijven in de nabijheid van het plangebied en gevolgen voor de in het plangebied gesitueerde woningen.

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf.

Acitviteiten in de omgeving van het plangebied

Het plangebied grenst aan de bestemmingsplannen 'Wagnerplein 2013' en 'Heikant 2007'.

Het deel van het bestemmingsplan 'Wagnerplein 2013' dat grenst aan het plangebied is bestemd voor 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn naast zorg- en verpleegwoningen ook detailhandel, horeca en een kinderdagverblijf toegestaan.

In het deel van het bestemmingsplan 'Heikant 2007' dat grenst aan het plangebied is bestemd voor 'Gemengde doeleinden', 'Wonen' en 'Wonen - gestapeld'. Binnen de bestemming 'Gemengde doeleinden zijn diverse bedrijfsactiviteiten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en recreatie toegestaan (een gedetailleerde inventarisatie van de binnen de bestemming 'gemengde doeleinden' toegestane activteiten is opgenomen in tabel 6.1).

Gemengd gebied en rustige woonwijk

Het westelijk deel van het plangebied vormt een overgangszone tussen de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Gemengde doeleinden' ten westen van het plangebied, waar sprake is van functiemenging, en de bestemming 'Wonen' ten oosten van het plangebied, waar de woonfunctie overheerst. In dit bestemmingsplan is een strook van 25 meter in het westelijk deel van het plangebied in het kader van milieuzonering als een gemengd gebied beschouwd (zie afbeelding 6.1). Hierbij is uitgegaan van de eerstelijns bebouwing (incl. tuinen). De brochure Bedrijven en milieuzonering geeft aan dat voor een gemengd gebied een kleinere afstand tussen bedrijf en woning aangehouden mag worden, dan in een gebied dat gekenmerkt wordt als rustige woonwijk. Er mag in dat geval een afstandsstap worden verkleind.

Het overige deel van het plangebied is in het kader van milieuzonering als een rustige woonwijk beschouwd (zie afbeelding 6.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2013015-e001_0008.png"

afbeelding 6.1: Gemengd gebied (rood) en rustige woonwijk (blauw)

De milieuzonering van de activiteiten die binnen aangrenzende de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Gemengde doeleinden' zijn toegestaan, kan over het plangebied reiken. In tabel 6.1 zijn de activiteiten die binnen deze activiteiten zijn toegestaan weergegeven met daarbij de richtafstanden voor milieuzonering, .

Uit de tabel blijkt dat de meeste functies in de omgeving van het plangebied gemengd kunnen worden met woningen. Enkele functies zijn niet direct combineerbaar zijn met woningbouw.

Tabel 6.1: Bedrijfsactiviteiten en milieuzonering omgeving.

SBI-code   Omschrijving   geur   stof   geluid   gevaar   grootste afstand   categorie   Afstanden met afstandsstap verkleining (geluid, gemengd gebied)  
Bestemming 'Maatschappelijk' (aangrenzend bestemmingsplan Wagnerplein 2013)  
86218622 8691 8692   Zorgcentrum (consultatiebureau, huisartsencentrum, kliniek, etc.)   0   0   10   0   10   1   0  
9102 9102   Bibliotheek   0   0   10   0   10   1   0  
852 854 855 8531 8532   Scholen   10   0   30   10   30   2   10  
94991   Buurt- en clubhuizen   0   0   30   0   30   2   10  
561   Restaurants, cafetaria's, etc   10   0   10   10   10   1   10  
853   Kinderopvang   0   0   30   0   30   2   10  
5914 8552 85521 9101 9102   Recreatie (bioscopen, muziek- en balletscholen, dansscholen, bibliotheken, musea, ateliers)   0   0   30   0   0   2   10  
Bestemming 'Gemengde doeleinden - G' (aangrenzend bestemmingsplan Heikant 2007  
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82   Kantoren   0   0   10   0   10   2   0  
471   Supermarkten, warenhuizen   0   0   10   0   10   1   0  
473   Benzineservicestation zonder LPG   30   0   30   10   30   2   10  
561   Restaurants, cafetaria's, etc   10   0   10   10   10   1   10  
853   Kinderopvang   0   0   30   0   30   2   10  
86218622 8691 8692   Zorgcentrum (consultatiebureau, huisartsencentrum, kliniek, etc.)   0   0   10   0   10   1   0  
94991   Buurt- en clubhuizen   0   0   30   0   30   2   10  
926   Sporthal   0   0   50   0   50   3.1   30  
5629   Kantine (sporthal)   0   0   30   0   30   2   10  
9313   Fitness, sauna   10   0   30   0   30   2   10  
9102 9102   Bibliotheek   0   0   10   0   10   1   0  
852 854 855 8531 8532   Scholen   10   0   30   10   30   2   10  
  Bedrijven tot en met categorie 2   10   10   30   10   30   2   10  
5914 8552 85521 9101 9102 931A
931B
931C 9200  
Recreatie (bioscopen, muziek- en balletscholen, dansscholen, bibliotheken, musea, ateliers, bowlingcentra, indoorkartbaan, overdekte kunstijsbaan, casino's)   10   0   100   50   100   3.1   50  
4752   Perifere detailhandel (bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten)   0   0   30   10   30   2   10  

Bestemming Maatschappelijk (aangrenzend bestemmingsplan Wagnerplein 2013)

De toekomstige woningen in dit plan zijn op een minimale afstand van ongeveer 10 meter van de bestemming 'Maatschappelijk' gesitueerd. Deze afstand voldoet aan de minimale richtafstand tussen woningen en de functies die zijn toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.

Bestemming Gemengde doeleinden (aangrenzend bestemmingsplan Heikant 2007)

De toekomstige woningen in dit plan zijn op een minimale afstand van ongeveer 10 meter van de bestemming 'Gemengde doeleinden' gesitueerd. Deze afstand voldoet niet aan de maatgevende richtafstanden van 30 en 50 meter tussen woningen en enkele functies die zijn toegestaan binnen de bestemming 'Gemengde doeleinden'.

De richtafstanden uit de VNG-brochure dienen gemotiveerd te worden toegepast, in een bestemmingsplan mag daarom, met een onderbouwing, worden afgeweken van de richtafstanden (blz 40 van de VNG-brochure). De maatgevende functie voor de richtafstand van 50 meter is de kunstijsbaan en 30 meter voor een sporthal. In de praktijk kunnen deze functies niet op de deze percelen ten oosten van de Brucknerlaan gerealiseerd worden, omdat de afmetingen (breedte, diepte) niet geschikt zijn voor een kunstijsbaan, dan wel een sporthal. Daarnaast is er onlangs in de nabije omgeving een nieuwe sporthal (sportcomplex Drieburcht) gerealiseerd. Er mag gezien de concurrentie vanuit worden gegaan dat er op de percelen ten oosten van de Brucknerlaan niet wordt geïnvesteerd in een tweede sporthal.

Omdat een kunstijsbaan of sporthal in de praktijk niet kan worden gerealiseerd ten oosten van de Brucknerlaan en de afstand tussen de nieuwe woningen in het plangebied en de bestemming 'Gemengde doeleinden' voldoet aan de afstand van 10 meter van de overige toegelaten functies, wordt het in dit geval acceptabel geacht af te wijken van de richtafstanden uit de VNG-brochure.

Ten opzichte van de overige functies die zijn toegelaten binnen de bestemming 'Gemengde doeleinden', wordt aan de richtafstand van 10 meter voldaan.

6.3 Externe veiligheid

6.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
  • 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

6.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

6.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

6.3.4 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten zoals de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht dienen de volgende elementen te worden beschouwd:

1 het projectkader;

2 de hoogte en toename van het groepsrisico;

3 bronmaatregelen;

4 ruimtelijke maatregelen te treffen maatregelen in het ruimtelijke besluit;

5 mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;

6 mogelijkheden tot zelfredzaamheid;

7 mogelijkheden planontwikkeling op andere locatie;

8 mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.

In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.

Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling is de uitgebreidheid van de invulling van de verantwoordingsplicht afhankelijk van de hoogte en toename van het groepsrisico. Wanneer de ontwikkeling buiten de 100% letaal effectafstand ligt, kunnen de punten 3, 4, 7 en 8 buiten beschouwing gelaten worden. Hetzelfde geldt wanneer het groepsrisico 1) onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt of 2) tussen 0,1 maal en 1 maal de oriëntatiewaarde ligt én minder dan 10% toeneemt. We spreken in deze gevallen van een beperkte verantwoordingsplicht. In de andere gevallen dient de verantwoordingsplicht compleet ingevuld te worden.

6.3.5 Inrichtingen

In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Zowel binnen als buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour, die van invloed is op het plangebied. Het bestemmingsplan maakt voorts geen ontwikkelingen mogelijk, die een vergroting van het groepsrisico met zich brengen.

Zwembad en sporthal

Op 250 meter afstand van het plangebied ligt Zwembad en sporthal de Drieburcht. Het zwembad heeft een opslag van 1500 liter chloorbleekloog. Deze opslag staat wel vermeld op de risicokaart , maar valt niet onder het Bevi . De opslag heeft daarom geen plaatsgebonden risicocontour en geen invloedsgebied of groepsrisico.

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid i.r.t. de opslag zijn er dan ook geen randvoorwaarden en/of belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

LPG tankstation Heikantlaan

Op 400 meter afstand van het plangebied ligt een LPG tankstation. De beoorde nieuwe woningen liggen niet binnen de 10-6 PR contour en/of binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van het LPG tankstation.

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid i.r.t. het LPG tankstation zijn er dan ook geen randvoorwaarden en/of belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

6.3.6 Buisleidingen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.

6.3.7 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt op een afstand van meer dan 3.000 meter van de A58. Voor de A58 geldt conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) een veiligheidsafstand van 24 meter. Het plangebied ligt daarbuiten. De vereiste basisveiligheid voor de A58 is hiermee geboden.

Ten aanzien van het groepsrisico van de A58 geldt dat de ontwikkeling niet binnen het invloedsgebied van de vervoerde gevaarlijke stoffen ligt. De A58 is daarmee verder niet relevant voor de planontwikkeling.

De gemeentelijke wegen rond het plangebied maken geen deel uit van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer over deze wegen kan alleen plaatsvinden op basis van ontheffing. De omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen is zodanig gering dat er geen sprake kan zijn van een plaatsgebonden risico 10-6 en geen sprake kan zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of significante toename van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd. Het plangebied ligt op een afstand van 2300 meter van de spoorlijn.

In de Beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.

Het invloedsgebied van de spoorlijn is 3000 meter en valt dus over het plangebied. Uit de risicoberekeningen die ten grondslag liggen aan het toekomstige Basisnet Spoor blijkt dat voor het relevante spoortraject de hoogte van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt in de huidige situatie. Voor de spoorlijn dient daarom de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. In paragraaf 6.3.8 is deze verantwoording opgenomen. Vanwege de afstand tot de spoorlijn, leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.

Conclusie relevantie risicobronnen

Voor dit ruimtelijke besluit hoeft alleen voor de spoorlijn de verantwoordingsplicht ingevuld te worden. Vanuit externe veiligheid worden verder geen beperkingen aan het bestemmingsplan gesteld.

6.3.8 Verantwoording groepsrisico

In deze paragraaf wordt de verantwoordingsplicht van het groepsrisico verwoord.

Beleidsvisie

In de Beleidsvisie externe veiligheid is ingegaan op een aantal gebiedstypes. Het bestemmingsplan ligt in de zone die in de Beleidsvisie is gedefinieerd als "Risicoluw woongebied in Tilburg".

Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda- tilbrug - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. De generieke verantwoording voor luw gebied uit de Beleidsvisie externe veiligheid is daarmee van toepassing. Onderstaand is deze generieke verantwoording uit de beleidsvisie overgenomen. De afwegingen die ten grondslag liggen aan deze verantwoording staan verwoord in de beleidsvisie.

Groepsrisico

Dit ruimtelijk plan ligt in een luw gebied, waarvoor in de Beleidsvisie Externe Veiligheid geen planologisch kader is opgesteld. Ook bij een hogere personendichtheid zal er geen significante toename van het groepsrisico optreden, omdat:

de afstand tot de plaats van het mogelijke incident groot genoeg is;

de aard van het mogelijke incident is blootstelling aan toxisch gas.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de Beleidsvisie Externe Veiligheid. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen het plangebied geen item, vanwege het gegeven dat de:

toename van de personendichtheid geen significant effect op het groepsrisico heeft;

kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden bijzonder klein is.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheids vraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de bestrijdbaarheid wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de Beleidsvisie Externe Veiligheid.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Bij bestaande bouwwerken worden geen aanvullende maatregelen getroffen om mogelijke indringing van toxisch gas te verminderen. Aanpassing van bijvoorbeeld oude woningen op dit punt is ingrijpend en kostbaar. Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een steeds betere isolatie, welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie, waardoor het toxisch gas naar binnen kan worden gezogen dienen voorzien te zijn van mogelijkheden om dit systeem met één druk op de knop uit te schakelen.

Van belang is dat bewoners tijdig gewaarschuwd worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwing- en AlarmeringSysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het gebied ligt binnen het dekkingsgebied van een WAS-installatie.

Risicocommunicatie

Door actief te communiceren over risico's kan de zelfredzaamheid worden vergroot.

6.3.9 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33, 2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

6.3.10 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.Vanwege de ligging van het bestemmingsplangebied binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, welke stoelt op de Beleidsvisie externe veiligheid.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

6.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

6.4.1 Wegverkeerslawaai

In art. 74 Wgh zijn de geluidzones gedefinieerd. De geluidzones aan weerszijden van de weg zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden. Zones zijn van rechtswege aanwezig. Dat wil zeggen dat er geen apart besluit nodig is om ze in te stellen. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Wegen die geen zone hebben, en waarop de Wet geluidhinder dus niet van toepassing is, zijn:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. In binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Zoals gezegd is voor 30 km/uur wegen de Wet geluidhinder niet van toepassing. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel rekening te worden gehouden of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van deze wegen.

Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzone van de Heikantlaan waardoor er een akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Er is een verkennend onderzoek uitgevoerd waarbij in beeld is gebracht of de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen (woningen) in het bouwplan Stelaershoeve volgens de wettelijke bepalingen op het gebied van wegverkeerslawaai kunnen worden gerealiseerd. De volledige notitie is opgenomen in de bijlage Verkennend akoestisch onderzoek Stelaertshoeve.

De planlocatie Stelaertshoeve is (deels) gelegen binnen de geluidzone (200m) van de Heikantlaan.

Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Heikantlaan binnen het bouwvlak van het plangebied de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De Wet geluidhinder vormt geen beletsel het bouwplan te realiseren.

Van de 30 km/uur wegen in de omgeving van het bouwvlak ligt alleen de Schubertstraat direct langs het bouwvlak. De overige 30 km/uur wegen liggen op afstand en/of hebben een beperkt aantal voertuigbewegingen per etmaal. Gezien de geringe afstand dat de Schubertstraat langs het bouwvlak is gelegen en op deze weg geen extreem hoge etmaalintensiteiten worden verwacht, zal er binnen het bouwvlak Stelaertshoeve naar verwachting geen knelpunt optreden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

6.4.2 Railverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

6.4.3 Industrielawaai

In het plangebied en de omgeving is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

Met betrekking tot het geluid, geproduceerd door bedrijven, gelden naast de normen uit de Wet geluidhinder ook normen uit de Wet milieubeheer.

6.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het plangebied.

6.4.5 Conclusie

Uit bovenstaande kan geconcluderd worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

6.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 53 woningen. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

6.6 Geur

6.6.1 Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen bij te worden aangesloten.

Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.

In en om het plangebied worden geen grote industriële bedrijven toegestaan. Er zal dus ook geen sprake zijn van industriële stankhinder.

6.6.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

In en om het plangebied worden geen veehouderijen toegestaan welke mogelijk invloed zullen hebben op het plan. Er zal geen sprake zijn van agrarisch stankhinder.

6.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

6.7.1 Bodemonderzoek

Om de bepalen of de bodemkwaliteit In het plangebied geschikt is voor de beoogde nieuwe functies, zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de bodemkwaliteit in het plangebied geen belemmering vormt voor de toekomstige (woon)functies.

Indicatief bodemonderzoek planlocatie Wagnerplein te Tilburg – Onderzoeksdoel A Indicatieve bepaling hergebruikskwaliteit, Geofox-Lexmond, 20062895/SVEN, concept, 31 oktober 2007;

De onderzoekslocaties A10 en A11 ligging het in plangbied. Het bodemonderzoek heeft plaatsgevonden ter plaatse van de groenstrook rondom de bestaande bebouwing in het plangebied. Uit het boringen is gebleken dat concentraties zware metalen, minerale oliën, etc. in het plangebied onder de streefwaarden liggen. De bodemkwaliteit in het plangebied kan worden beschouwd als schone grond, die geschikt is voor de beoogde woningbouw.

Het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlage Bodemonderzoek deel A bij de toelichting.

Indicatief bodemonderzoek planlocatie Wagnerplein te Tilburg – Onderzoeksdoel C verdachte deellocaties buiten plangebied, Geofox-Lexmond, 20062895/SVEN, concept, 31 oktober 2007

Nabij het plangebied zijn is een potentiële verontreinigingsbronnen gelegen, het huidige tankstation aan de Brucknerlaan 14. Deze potentiële bron heeft niet geleidt tot een verontreiniging van de grond en het grondwater.

Het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlage Bodemonderzoek deel C bij de toelichting.

Notitie gemeente Tilburg “Bodemverontreiniging Wagnerplein”, d.d. 17 december 2007

Nabij het het plangebied van Stelaertshoeve is een verontreiniging met chloorkoolwaterstoffen aanwezig. Als een WKO wordt toegepast, kan dat invloed hebben op de verspreiding (aantrekken) van de verontreiniging.

De volledige notitie is opgenomen in de bijlage Notitie bodem gemeente Tilburg bij de toelichting.

6.7.2 Actualisatie bodemonderzoeken

De onderzoeksgegevens in de uitgevoerde bodemonderzoeken dateren van 2007 en zijn daarmee ouder dan 5 jaar. Om de onderzoeksgegevens te actualiseren is een actualisatie van de bodemonderzoeken uitgevoerd voor het plangebied.

In de onderstaande paragraaf is een samenvatting van de actualisatie van de bodemonderzoeken opgenomen. De volledige actualisatie is opgenomen in de bijlage Actualisatie bodemonderzoek bij de toelichting.

Periode 2007-2013

Uit informatie van de gemeente Tilburg blijkt dat er in de periode 2007-2013 geen activiteiten of calamiteiten plaatsvonden welke de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed. De onderzoeksresultaten uit 2007 zijn daarmee nog actueel voor de huidige bodemkwaliteit.

6.7.3 Conclusies

Op basis van de bodemonderzoeken is voldoende inzicht in de (verwachte) bodemkwaliteit binnen het plangebied. In de periode 2007-2013 hebben geen activiteiten of calamiteiten plaatsgevonden welke de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed. Nieuwe bodemonderzoeken bevestigen het algemene beeld van de bodemkwaliteit in het plangebied. De onderzoeksresultaten uit 2007 zijn daarmee nog actueel voor de huidige bodemkwaliteit. Het vigerende bestemmingsplan maakt reeds de bestemming Maatschappelijk mogelijk, eveneens een gevoelige bestemming.

Op basis van de huidige beschikbare gegevens is het plangebied geschikt voor de gewenste functie.

6.8 Natuur en Ecologie

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

Hieronder volgt een korte toelichting van het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming.

6.8.1 Beleid, wet- en regelgeving

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van ELI. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).

Het toetsingschema bestaat uit een voortoets, habitattoets en ADC-toets. Een voortoets kan bestaan uit vier fasen, te weten een inventarisatie en analyse door middel van een verkennende fase, bureauonderzoek en/of veldonderzoek en een analyse van de effecten. Het kan zo zijn dat al na een verkennende fase de effecten voldoende bekend zijn. Mocht blijken dat er geen negatieve effecten ontstaan voor de habitattypen en soorten dan is de nadere uitwerking van de overige toetsen niet noodzakelijk.

Op 1 februari 2009 is de NB-wet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig.

Ecologische Hoofdstructuur

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden.

Kadernota Groene Mal

In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal.

Flora- en faunawet

Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden gevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken cf. een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen artikel 75 Flora- en faunawet.

6.8.2 Situatie binnen het plangebied

Natura 2000

Binnen een afstand van 3 km. is Natura 2000-gebied afwezig.

Ecologische Hoofdstructuur

Volgens de Verordening ruimte van de Provincie Noord-Brabant komen er binnen het plangebied geen onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) voor. Dichtstbijzijnde EHS bevindt zich op een afstand van ca. 250 m.

Kadernota Groene Mal

Volgens de Kadernota Groene Mal, bijlage 4 komen er in het plangebied geen onderdelen van de Groene Mal voor.

Flora- en faunawet

In 2012 is door Royal HaskoningDHV een ecologische quick scan opgesteld voor het plangebied. Aan de hand van beschikbare gegevens over het plangebied en een verkennend veldbezoek uitgevoerd door een erkend ecoloog. De quick scan is vooral gericht op het vaststellen van aanwezigheid van beschermde soorten en geschikt leefgebied voor beschermde soorten.

In de onderstaande alinea's worden de uitkomsten van de quick scan samengevat. De volledige quick scan is opgenomen in de bijlage Quick scan flora en fauna bij de toelichting.

Beschermde flora

Er zijn in het plangebied geen beschermde soorten aangetroffen; voorkomen van beschermde soorten is ook niet aannemelijk gezien de aanwezige habitats en het intensieve onderhoud dat af te lezen is aan het huidige groenbestand in het plangebied.

Grondgebonden zoogdieren

Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen van zoogdieren waargenomen. Het gebied ligt diep in de bebouwde kom. Geraadpleegde verspreidingsgegevens van telmee.nl en waarneming.nl wijzen ook niet op het voorkomen van algemene danwel strenger beschermde zoogdieren.

Broedvogels

Het is zeer aannemelijk dat het plangebied in lente en voorzomer dienst doet als broedgebied voor één of meer algemene broedvogels van tuinen en parken. Voor broedvogels blijft er na kapwerkzaamheden voldoende broedgelegenheid, voor deze soorten zijn dan ook geen mitigerende maatregelen of een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Wel wordt geadviseerd de kapwerkzaamheden tijdens het broedseizoen onder ecologische begeleiding plaats te laten vinden.

Vleermuizen

Veldbezoek heeft uitgewezen dat het de bebouwing en groenstructuur in het plangebied ongeschikt zijn als vaste paar- en verblijfplaatsen/of foerageergebied voor vleermuizen.

Ontheffing Flora- en faunawet

Omdat in het plangebied geen soorten voor komen die strikt beschermd zijn volgens de Flora- en Faunawet, hoeft voor de realisatie van de beoogde woningbouw geen van de wet te worden aangevraagd. Wel is de zorgplicht uit de Flora- en faunawet ten alle tijde van toepassing op de werkzaamheden die effect kunnen hebben op broed- en/of verblijfplaatsen van algemeen beschermde soorten. Bij de kap- en sloopwerkzaamheden zal daar rekening mee worden gehouden, door deze - waar mogelijk - buiten het broedseizoen uit te voeren.

Hoofdstuk 7 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

7.1 Bestaand watersysteem

7.1.1 Gebiedskenmerken

Het plangebied is gesitueerd in het stroomgebied van de Beneden Dommel en Zandleij, en behoort kwalitatief en kwantitatief tot het beheergebied van het waterschap De Dommel.

Het plangebied Stelaertshoeve is bijna 2 ha groot en is een woongebied. De terreinhoogte bedraagt ongeveer 13,0 m + NAP.

7.1.2 Bodem en grondwater

Op basis van lokaal verricht veldwerk blijkt de bodemopbouw te bestaan uit zeer fijne tot matig fijne zanden met daaronder een goed ontwikkelde slecht-doorlatende leemlaag. De basis van deze leemlaag kan lokaal variëren (3 tot 5 meter beneden maaiveld). De dikte van de leemlagen varieert daarbij sterk.

In het indicatief bodemonderzoek Wagnerplein, Geofox 31 oktober 2007 is verder aangegeven dat er een gedempte blauwsloot aanwezig is binnen naastgelegen plangebied Wagnerplein. De bodem is gedeeltelijk matig tot sterk verontreinigd met minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen en plaatselijk met zware metalen (ernstige bodemverontreiniging). De bovenkant van de gedempte blauwsloot ligt op een hoogte van ongeveer 1,8m-mv.

Daarnaast is In de notitie 'Bodemverontreiniging Wagnerplein' d.d. 17 december 2007 van de gemeente Tilburg aangegeven dat nabij het plan Wagnerplein een verontreiniging van chloorkoolwaterstoffen aanwezig is. De exacte ligging van de verontreiniging is nog niet bekend.

Op basis van de beschikbare metingen wordt de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) in het onderzoeksgebied geschat op NAP +11,50. Het grondwater stroomt globaal in noord-noordwestelijke richting.

Met maatgevende grondwaterstanden 1,5 m onder het maaiveld, is de ontwatering in de bestaande situatie voldoende. Lokaal kan er sprake zijn van schijngrondwaterspiegels, welke ontstaan door stagnerend water in slecht waterdoorlatend bodemlagen in de onverzadigde zone.

7.1.3 Oppervlaktewater

Rondom en in het gebied Stelaertshoeve is geen oppervlaktewater met een waterhuishoudkundige functie.

7.1.4 Riolering

In de bestaande situatie is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het plangebied is volledig gerioleerd.

Het afvalwater in het gemengde stelsel stroomt af naar de rioolwaterzuivering Tilburg. De rioolwaterzuivering is in beheer bij waterschap De Dommel. Ten zuiden van het plangebied is een nieuw gescheiden stelsel van het plan Heikant gelegen.

7.2 Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er - in tegenstelling tot vroeger - meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het Rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie ' vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen mogen de lidstaten en regio's zelf vaststellen. Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water 2010 - 2015' vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur waterschap De Dommel, die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks -, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidsgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

Bij ontwikkelingen die in het gebied plaatsvinden worden het vuil- en het hemelwater afkomstig van de nieuwe bouwdelen inpandig gescheiden verzameld. Het regenwater wordt voorlopig aangesloten op de bestaande gemengde riolering. De totale bergingsopgave van de herinrichting van het deelgebied Stelaertshoeve wordt, indien nodig, gerealiseerd in het kader van het plan Blauwe Aders.

Het regenwater wordt in de toekomst via een Blauwe Ader overgenomen en getransporteerd naar de stadsrand (waterpark Noordoost).

7.3 Watertoets

Sinds 2002 is de watertoets verankerd in het Streekplan 2002. Vervolgens is de wettelijke verankering versterkt in het Besluit Ruimtelijke Ordening. In het kader van de watertoets is tegenwoordig voor nieuwe stedelijke ontwikkelingsplannen de waterparagraaf een verplicht onderdeel van het bestemmingsplan. Doel van de watertoets is om de wateraspecten op een goede manier in ruimtelijke plannen te verwerken. Tevens hebben de waterbeheerders hierbij een officiële adviserende taak gekregen in de procedure.

7.3.1 Waterparagraaf (bijlage)

Voor de toekomstige ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is een waterparagraaf opgesteld. De waterparagraaf is 'een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding'. In de waterparagraaf neemt de initiatiefnemer het wateradvies op van de waterbeheerder, motiveert de eventuele afwijkingen hiervan en stelt eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor.

De waterbeheerder, in dit geval het Waterschap De Dommel, stelt de kaders voor onder andere de wateropgave vast. De wateropgave houdt in dat voldoende bergingscapaciteit wordt gerealiseerd voor compensatie van de toename van het verharde oppervlak of het dempen van sloten. Daarnaast geeft het waterschap aan welk beleid en welke criteria aangehouden moeten worden voor bijvoorbeeld het bergen en lozen van regenwater op het oppervlaktewater.

In de onderstaande paragrafen is een samenvatting van de watertoets opgenomen. De volledige watertoets is opgenomen in de bijlage Watertoets Stelaertshoeve bij de toelichting.

7.3.2 Benodigde compensatie waterberging

Voor dit plangebied worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd zoals opgenomen in het naastgelegen plan (Wagnerplein-Herontwikkeling winkelcentrum e.o.). Er is bewust gekozen om het hemelwater niet te hergebruiken. Verder wordt er vanuit gegaan dat er geen hemelwater in de bodem binnen het plangebied wordt geïnfiltreerd.

De toename aan verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden in de vorm van waterberging. In de watertoets van het naastgelegen plan Wagnerplein is een afweging gemaakt hoe het verhard oppervlak het beste gecompenseerd kan worden. De voorkeur van de opdrachtgever om het hemelwater af te voeren middels een hemelwaterstelsel richting de toekomstige 'blauwe ader' in de Quirijnstokboulevard geldt ook voor dit plangebied. Middels een afkoopregeling met de gemeente wordt de eventueel benodigde compensatie afgekocht.

Aan de hand van de verbeelding zoals opgenomen in dit ontwerp bestemmingsplan is vooralsnog de toename aan verhard oppervlak van 89 m² bepaald. Aan de oostzijde van het plangebied wordt de bestemming Groen opgenomen voor het veld wat daar is gelegen. Binnen de bestemming 'Groen' zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan en geen gebouwen. Er ontstaat hierdoor een gunstigere situatie voor wat betreft het verhard oppervlak.

Volgens het beleid van de gemeente en het waterschap dient de benodigde compensatie onderverdeeld te worden in bestaand verhard oppervlak (10mm) en de toename aan verhard oppervlak (40mm). Uitgaande van de nu beschikbare gegevens zal er voor dit plan 84m3 waterberging gecompenseerd dienen te worden.

7.3.3 Berging en afvoer hemelwater

Het hemelwater wordt voor dit plangebied gescheiden ingezameld van het vuilwater. In overleg met de gemeente Tilburg zal er een apart hemelwaterstelsel ontworpen dienen te worden die in de toekomst aangesloten wordt op Blauwe Ader in de Quirijnstokboulevard. Er zijn twee opties voor aansluiting van dit hemelwaterstelsel mogelijk:

  • Via een aan te leggen hemelwaterstreng in de Brahmstraat richting de Beethovenlaan. In de tijdelijke situatie kan worden aangesloten op het gemengde stelsel in de Beethovenlaan. In de toekomst kan het hemelwater aangesloten worden op de 'Blauwe Ader';
  • Via de toekomstige hemelwaterstreng van plan Wagnerplein in de Brucknerlaan. Bij het hemelwaterontwerp van Wagnerplein zal dan wel rekening gehouden dienen te worden met extra hemelwaterafvoer vanuit het plan Stelaertshoeve.

Gelet op de planning van de ontwikkelingen heeft de eerste optie (aansluiting via Brahmstraat richting Beethovenlaan) de voorkeur. Bij de verdere uitwerking van het hemelwaterstelsel zal dit nader uitgewerkt dienen te worden.

7.3.4 Waterkwaliteit

In de toekomstige situatie zal het hemelwater afkomstig van daken en verharding afgekoppeld worden. Via een 'blauwe ader' wordt het afgevoerd naar de Quirijnstokboulevard (waterpark) alwaar het geborgen en geinfiltreerd wordt.

Om de waterkwaliteit van het hemelwater te waarborgen, dient met het volgende rekening gehouden te worden:

  • Bij de nieuwbouw dient geen gebruik gemaakt te worden van uitloogbare bouwmaterialen;
  • In verband met vervuild 'schrob'water dient het hemelwater van de balkons en galerijen aangesloten te worden op het vuilwatersysteem en niet op het hemelwatersysteem.
7.3.5 Vuilwaterafvoer

Het vuilwater in het plangebied zal in de toekomstige situatie gescheiden van het hemelwater worden ingezameld. Afhankelijk van het nieuwe inrichtingsplan zal er in overleg met de gemeente Tilburg een vuilwaterstelsel ontworpen dienen te worden die aangesloten wordt op het bestaande gemengde stelsel rondom het plangebied.

7.3.6 Advies

Het waterschap stemt in met de waterparagraaf, zie bijlage 9 bij deze plantoelichting.

Hoofdstuk 8 Opzet planregels

8.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2008 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

8.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

8.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

Bestemmingen
In het plan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen
  • Woongebied
  • Verkeer - Verblijf

Bouwregels
De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen, etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

Nadere eisen en omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels
Vaak heeft het college de bevoegdheid om met in achtneming van de daarvoor geldende voorwaarden nadere eisen aan bouwplannen te stellen of afwijking van de bouwregels toe te staan.

Gebruiksregels
Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde.

Wijzigingsbevoegdheid
Binnen de bestemming 'Woongebied' zijn bij recht grondgebonden woningen mogelijk. Via een wijzigingsbevoegheid kunnen ook gestapelde woningen worden gerealiseerd. Deze wijzigingsbevoegheid is opgenomen om de mogelijkheid te hebben om beneden-bovenwoningen te kunnen realiseren. De bouwhoogte blijft hetzelfde als bij de grondgebonden woningen. Echter kan op deze manier beneden één levensloopbestendige woning worden gerealiseerd en op de tweede bouwlaag en in de kap één starterswoning.

Daarnaast is in de regels van de bestemming Woongebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemming Woongebied kan worden gewijzigd in Maatschappelijk. In de regels zijn voorwaarden opgenomen waaronder burgemeesters en wethouders deze bestemming mogen wijzigingen. Voorts is in bijlage 2 behorend bij de planregels de nieuwe bestemming Maatschappelijk beschreven. In deze beschrijving zijn de regels voor het gebruik van gronden (functies) en regels voor het bouwen (gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde) opgenomen.

8.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 6 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 7 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 8 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 9.

Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 10, o.a. met betrekking tot reconstructie van oude complexgewijze bebouwing, schrappen van functieaanduidingen en uitwisseling van functieaanduidingen, het toelaten van diverse functies binnen de woonbestemming, wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50 m2.

Algemene procedureregels

Artikel 11 bevat een verwijzing naar afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarmee is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb van toepassing voor bevoegdheden voor het stellen van nadere eisen.

Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 12 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

8.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangsrecht en slotregel

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.

De gemeente Tilburg heeft in een exploitatieovereenkomst met de ontwikkelaar van het plan afspraken gemaakt over het verhalen van de gemeentelijke kosten voor het plan. Aanvullend op de exploitatieovereenkomst zijn met de ontwikkelaar afspraken worden gemaakt over het verhalen van eventuele planschade. De uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende verzekerd.

9.2 Grondexploitatiewet (GREX)

In het kader van de Grondexploitatiewet (GREX) is het mogelijk dat in kader van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. De centrale doelstelling van de Grondexploitatiewet, zoals opgenomen als afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

Het uitgangspunt van de Grondexploitatiewet is dan ook dat gemeenten een verplichting hebben tot kostenverhaal. Dit betekent, dat een gemeente de gemaakte kosten op de particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot een ontwikkeling van de gronden overgaat. De gemeente mag hier bovendien niet meer van afzien.

Op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro kan van de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:

  • Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie is anderszins verzekerd;
  • Het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen is niet noodzakelijk.

Geen noodzaak vaststellen exploitatieplan

Voor dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat in een exploitatieovereenkomst met de ontwikkelaar afspraken zijn gemaakt over het verhalen van de gemeentelijke kosten voor het plan. Aanvullend op de exploitatieovereenkomst zijn met de ontwikkelaar afspraken gemaakt over het verhalen van eventuele planschade (planschadeovereenkomst Wagnerplein).

Daarnaast is het vaststellen van een fasering of het vastleggen van locatie-eisen (anders dan opgenomen in de regels van dit plan en/of in het beelkwaliteitsplan) niet noodzakelijk.

Daarmee is het kostenverhaal voldoende verzekerd en hoeven geen aanvullende afspraken gemaakt hoeven te worden over de werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6.13 (Wro) tweede lid, onder b en c.

9.3 Exploitatieovereenkomst

Kostenverhaal op initiatiefnemer

Ingeval een toekomstige ontwikkeling een particuliere grondexploitatie betreft en er voor het realiseren van het plan voorzieningen van openbaar nut nodig zijn (in gevallen waarin de gemeente de kosten dus niet zelf in de grondprijs kan verdisconteren) wordt doorgaans met initiatiefnemers een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden alle gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemers in rekening gebracht, zoals de gemeentelijke plan- en apparaatskosten, de kosten 'Reserve Bovenwijkse Voorzieningen' en kosten van voorzieningen van openbaar nut, waaronder herstel van aangebrachte schade. Eveneens wordt een planschadeovereenkomst afgesloten. Door het afsluiten van een exploitatieovereenkomst en planschadeovereenkomst zijn deze plannen kosten neutraal voor de gemeente en derhalve economisch uitvoerbaar.

Exploitatieovereenkomst Wagnerplein

Met de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst en een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In de overeenkomst tegemoetkoming in schade is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de ontwikkelaar. In de exploitatieovereenkomst zijn de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan opgenomen, de bijdrage voor het fonds bovenwijkse voorzieningen en beeldende kunst alsmede de kosten voor de herinrichting van de Brucknerlaan, de Haendellaan, het Wagnerplein het von Weberpark.

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

9.4 Handhaafbaarheid

Een goede preventieve handhaving begint met een actueel bestemmingsplan dat voorzien is van heldere en overzichtelijke regels. Zowel de burger als de uitvoeringsambtenaar moeten snel inzicht kunnen krijgen in wat er wel en niet onder bepaalde omstandigheden is toegestaan.

Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt, zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formuleringen geven zowel de ambtenaren belast met handhaving, als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan wordt gehanteerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het begrip “permanente bewoning”. Wat betreft de invulling van de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de overige gereviseerde bestemmingsplannen in het belang van de uniformiteit (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid).

Handhaving bestemmingsplan

Succesvol handhaven van het voorliggende bestemmingsplan houdt in het voorlichten, adviseren en stimuleren en zonodig afdwingen van de regels, zodat initiatiefnemers hun plannen volgens de regels van het voorliggende plan realiseren.

Handhaving dient transparant zijn; dat wil zeggen herkenbaar en voorspelbaar voor burgers en bedrijven. Ten gevolge van de wijziging van de Woningwet en Wet ruimtelijke ordening dient het college van B&W jaarlijks een verslag aan de gemeenteraad te overhandigen, waarin zij aangeeft hoe met handhaving is omgegaan.

Sancties

Indien overtredingen worden geconstateerd, wordt, als het gaat om overtredingen waar prioriteit aan is toegekend, naleving afgedwongen door bestuursrechtelijke sancties, zoals het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van een dwangsom of in de toekomst wellicht het opleggen van een (bestuurlijke) boete. Overtreding van het bestemmingsplan is rechtstreeks strafbaar gesteld in de Wed (Wet economische delicten).

Hoofdstuk 10 Burgerparticipatie en overleg

10.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Wagnerplein 2013, 1e herziening (Stelaertshoeve) op
7 december 2013 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad Stadsnieuws Tilburg.

10.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele (wijk)organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie   Datum verzending   Datum ontvangst reactie   Opmerkingen?  
Provincie Noord-Brabant
Directie ROH  
20 maart 2014   27 maart 2014   nee  
Waterschap De Dommel   20 maart 2014   24 april 2014   ja  
Bewonersklankbordgroep   20 maart 2014   n.v.t.   nee  
Noordraad Heikant / Quirijnstok   20 maart 2014   n.v.t.   nee  
Stichting Stokhasselt '88   20 maart 2014   n.v.t.   nee  

Hieronder wordt de overlegreactie met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

Waterschap De Dommel

In Hoofdstuk 7 (Wateraspecten) van de plantoelichting en in het document 'Watertoets' is niet duidelijk beschreven wat de bergingsopgave is als gevolg van deze ontwikkeling en hoe de opgave wordt ingevuld. Daarnaast is de inhoud van beide genoemde documenten op onderdelen niet congruent. Gevraagd wordt de aangepaste documenten opnieuw ter advisering voor te leggen aan het waterschap.

Standpunt gemeentebestuur

De bij het plan gevoegde Watertoets en Hoofdstuk 7 van de plantoelichting zijn inmiddels aangepast conform de wensen van het waterschap.

Convenant Bruisend Wagnerplein

Het Wagnerplein en omgeving moeten een bruisend hart worden voor Tilburg Noord. Dat is de kern van het convenant dat wethouder Gon Mevis (wijkwethouder Noord) namens de gemeente op
11 oktober 2009 ondertekende met negen partijen. In het convenant Wagnerplein, bruisend hart van Tilburg Noord staan de ambitie en acties beschreven om de sociale ontwikkeling rondom het Wagnerplein op gang te houden. De organisaties hebben afgesproken om met elkaar samen te werken om de ambitie te realiseren.

10.3 Burgerparticipatie

Informatiebijeenkomst

Op woensdag 28 mei 2014 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden in Zorgcentrum De Nieuwe Heikant aan de Brücknerlaan 270. Tijdens de bijeenkomst waren enkele tientallen omwonenden en belangstellenden aanwezig. Voornaamste punt van zorg van de omwonenden bleek het voortbestaan van de groenstrook aan de zuidkant van het op de verbeelding weergegeven Woongebied te zijn. Naar aanleiding hiervan is het desbetreffende bouwvlak in omvang beperkt. Daarnaast is nog een aantal andere aanpassingen doorgevoerd, waarvan de meest in het oog springende het mogelijk maken van een rij woningen aan de noordzijde van het veld aan de Brahmsstraat is. Op deze wijze wordt het mogelijk elders groenstroken te behouden, zonder te tornen aan het totale aantal woningen.

Handtekeningen

(Deels) andere omwonenden hebben rondom de burgerparticipatie handtekeningen verzameld, die zich richten tegen het project als zodanig. Gelet op de gemeentelijke visie voor het plangebied, het stedenbouwkundige plan en de concessieovereenkomst kan aan de wens het plangebied onbebouwd te laten niet tegemoet worden gekomen.

Bewonersklankbordgroep

De gemeente, ontwikkelaar Bouwfonds en de projectpartners vinden communicatie met en betrokkenheid van bewoners belangrijk voor de ontwikkeling van het nieuwe Wagnerplein en omgeving. Om de inbreng vanuit bewoners te waarborgen is een bewonersklankbordgroep opgericht. Hierin nemen actieve bewoners uit de omgeving van het Wagnerplein deel. Samen hebben zij in 2006 de Vereniging Bewonersklankbord Wagnerplein opgericht.

De Vereniging Bewonersklankbord Wagnerplein heeft regelmatig overleg gevoerd met gemeente en Bouwfonds. Zij heeft bijvoorbeeld advies uitgebracht over het Structuurplan en het Beeldkwaliteitsplan. Ook zijn leden van de bewonersklankbordgroep betrokken bij het opstellen van een programma van wensen voor het openbaar gebied. Verder voert ze overleg met het gebiedsteam Noord over voorzieningen rondom het Wagnerplein.

De bewonersklankbordgroep heeft een schriftelijke reactie ingestuurd naar aanleiding van de Informatiebijeenkomst van 28 mei 2014. Mede op grond daarvan is het bouwvlak aangepast, zijn groenstroken behouden en komen er woningen aan de noordzijde van het veld.

Tweede Informatiebijeenkomst

Op 12 januari 2015 heeft een tweede informatiebijeenkomst plaatsgevonden, wederom in Zorgcentrum De Nieuwe Heikant aan de Brücknerlaan 270. Er werden n.a.v. de eerste informatiebijeenkomst aangepaste tekeningen gepresenteerd. Door middel van reactieformulieren konden aanwezigen reageren op deze plannen. Er zijn 5 reactieformulieren ontvangen. Deze zijn aangemerkt als zienswijzen.

10.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 5 januari tot en met maandag 16 februari 2015. Tijdens deze periode zijn er 6 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.

Zienswijze 1

Reclamant woont aan de Beethovenlaan (aan de noordzijde van het plangebied) en zou liever wat meer groen tegenover zijn woning zien. Zoals het er nu uit ziet, is een dubbele rij geparkeerde auto's voorzien voor zijn woning.

Standpunt gemeente

In strikt juridische zin ligt in het plan niet vast waar parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hoewel wij begrijpen dat reclamant liever groen voor zijn deur had gezien, kan dat niet worden beloofd. Er is nu eenmaal voor gekozen het behoud van het veld aan de Brahmsstraat prioriteit te geven en het plangebied kan niet volledig uit groenstroken bestaan. Het plan moet in voldoende parkeerruimte voorzien. Wij maken reclamant erop attent dat het vigerende bestemmingsplan Wagnerplein 2013 ter plaatse een bouwvlak voor de bestemming Maatschappelijk projecteert, waarbij ook parkeerruimte is toegelaten.

Conclusie
De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.

Zienswijze 2

Reclamante woont aan de Beethovenlaan en stelt dat de ontsluiting van het nieuwe woongebied via de Beethovenlaan geen goede optie is. Er zouden dan drie kruisingen (met de Offenbachstraat, met het nieuwe woongebied en met de Brahmsstraat) heel dicht op elkaar komen te liggen, hetgeen volgens reclamante te gevaarlijk is.

Standpunt gemeente

Er zijn geen standaard richtlijnen binnen de bebouwde kom voor kruispuntafstanden. Deze afstanden zijn hier 35 en 65 meter. Het nieuwe woongebied krijgt om eventuele problemen te voorkomen èn omdat de gemeente geen sluipverkeer door het nieuwe woongebied wil aan de noordzijde een zogenaamde calamiteitenontsluiting. Dat betekent dat deze ontsluiting met een fysieke barrière wordt afgesloten voor normaal doorgaand verkeer. De bereikbaarheid door hulpdiensten langs de noordzijde van het plangebied blijft echter gegarandeerd. De verkeerskundige inrichting van het gebied geschiedt overigens door te nemen verkeersbesluiten waarvoor in dit bestemmingsplan slechts de mogelijkheden worden gecreëerd.

Conclusie
De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.

Zienswijze 3

Reclamanten wonen aan de Beethovenlaan en ook zij stellen dat ontsluiting aan de noordzijde via de Beethovenlaan geen goede optie is. De ontsluiting daar is volgens hen te smal en niet geschikt voor zijn toekomstige functie. Beter zou het zijn als ter plaatse van het bestaande veld aan de Brahmsstraat een extra rij woningen zou worden gerealiseerd, met ontsluiting op de Brahmsstraat. Aan de noordzijde van het plangebied zou dan ook wat groen kunnen verschijnen.

Daarnaast vragen reclamanten geen donkere (rode) stenen te gebruiken voor de bouw (omdat de muren dan 'op je af komen') en hopen zij dat voorkomen kan worden dat er auto's in de voortuinen geparkeerd gaan worden.

Standpunt gemeente

Zie wat betreft deze ontsluiting het standpunt ten aanzien van zienswijze 2.

Hoewel wij begrijpen dat reclamant liever de bestemming Groen voor zijn deur had gezien, voorziet het plan daar niet in. Er is namelijk in overleg met diverse groepen van bewoners gekozen voor het behoud van het veld aan de Brahmsstraat. Het plan moet in voldoende parkeerruimte voorzien.

Het verzoek geen rode steensoorten te gebruiken is doorgespeeld naar de ontwikkelaar. Deze zal in de vergunningfase nog langs de Tilburgse Omgevingscommissie moeten, alwaar zaken m.b.t. materialisering aan de orde kunnen komen.

Het plan is niet gericht op het mogelijk maken van parkeren in voortuinen. Praktisch lijkt het ook niet voor de hand liggend dat in voortuinen geparkeerd kan worden, zulks vanwege de beoogde dimensie van het voorerf. Door een voldoende aantal goed bereikbare parkeerplaatsen te realiseren wordt de behoefte hieraan ook zo klein mogelijk gehouden.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.

Zienswijze 4

Reaclamant wil graag weten hoe ver de nieuwe woonbebouwing verwijderd blijft van de bebouwing van garage Oppermans.

Standpunt gemeente

Deze afstand zal ten minste 10 meter bedragen, zo blijkt ook uit de planverbeelding. Dat is reclamant begin februari overigens ook telefonisch medegedeeld.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.

Zienswijze 5

Reclamanten wonen aan de Brücknerlaan en zijn gewend over een leeg veld uit te kijken. Zij vrezen dat genieten van hun balkon er in de toekomst niet meer bij zal zijn.

Standpunt gemeente

Wij maken reclamanten erop attent dat het vigerende bestemmingsplan Wagnerplein 2013 ter plaatse een bouwvlak voor de bestemming Maatschappelijk projecteert, en dat ter plaatse een school heeft gestaan. In juridisch opzicht kan er op basis van het nu geldende bestemmingsplan worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk. Het is al jaren duidelijk dat het 'gat' dat de verdwenen school heeft achtergelaten, op termijn zal worden ingevuld met woningbouw. Wij zijn overigens de mening toegedaan dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de nieuwe grondgebonden woningen met zich zullen brengen dat reclamanten niet meer van hun balkon zullen kunnen genieten. Zo blijft een flink stuk groen tegenover de balkons in kwestie bijvoorbeeld behouden.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.

Zienswijze 6

Reclamanten wonen aan de Brahmsstraat (aan de zuidzijde van het plangebied) en merken allereerst op dat naar aanleiding van de bijeenkomst van 28 mei 2014 het plan nu in zoverre is gewijzigd, dat het groen voor hun huizen blijft bestaan. Dit vinden zij een goede ontwikkeling. Desalniettemin blijft het zo dat reclamanten ook aan de voorzijde van hun huizen buren krijgen. Dit gaat ten koste van privacy, speelgelegenheid voor de kinderen en de waarde van de woningen van reclamanten, die zich tevens afvragen waarom het winkelcentrum Wagnerplein moet worden uitgebreid, juist in een tijd waarin het aankopen van goederen via internet bon ton is (de opbrengst van de woningen Stelaertshoeve zal deels gebruikt worden voor het realiseren van deze uitbreiding). De indieners van de zienswijze zien het liefst in het geheel geen nieuwe woningen verrijzen op de locatie in kwestie, het is er nu prettig groen. Het nu geprojecteerde aantal van maximaal 53 woningen sowieso te hoog.

Ten aanzien van het soort woningen dat wordt gebouwd geven reclamanten aan dat zij het liefst koopwoningen van twee ton of meer zien verschijnen. Dat alleen zal mensen trekken die willen investeren in de wijk.

Reclamanten betwisten voorts de gehanteerde parkeernorm van 1,7. Naar hun mening moet dit 2 zijn.

En als er dan toch gebouwd moet worden, kan dit beter gebeuren ter plaatse van het bestaande veld aan de Brahmsstraat. Daar ligt al een weg, en de oude schoollocatie zou dan kunnen worden gespaard.

Standpunt gemeente

Wij zijn blij dat reclamanten erkennen dat wij een poging hebben ondernomen om de bewoners van de Brahmsstraat te ontzien, door het groen voor hun deuren expliciet te beschermen in het plan door de bestemming Groen op te nemen. De bestemming Woongebied maakt inderdaad de realisatie van woningen mogelijk. In de voorkeursvariant van reclamanten - inhoudende dat in het geheel niet zal worden gebouwd op deze locatie - kunnen wij niet mee gaan. De ontwikkeling is integraal onderdeel van het project Herstructurering Wagnerplein en maakt deel uit van de concessieovereenkomst dienaangaande tussen gemeente en ontwikkelaar. Wij maken reclamanten erop attent dat het vigerende bestemmingsplan Wagnerplein 2013 ter plaatse een bouwvlak voor de bestemming Maatschappelijk projecteert.

Het is juist dat een deel van de opbrengst van de woningen op de locatie Stelaertshoeve wordt aangewend voor de herstructurering van het Wagnerplein en directe omgeving. Project technisch gezien valt e.e.a. onder dezelfde concessieovereenkomst en daarmee wordt de haalbaarheid van het integrale plan gegarandeerd.

De stelling van reclamanten dat er geen behoefte zou zijn aan uitbreiding van het winkelcentrum achten wij niet voldoende onderbouwd. Het plan is gebaseerd op een actuele balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt en voorzieningen- en winkelstructuur in Tilburg-Noord. Het programma van de nieuwe stedelijke ontwikkeling in en rond het winkelcentrum is vastgelegd in het raadsbesluit 'Herontwikkeling Wagnerplein' uit 2011 (opgenomen als bijlage bij de toelichting). Wij zijn ervan overtuigd dat het Wagnerplein na een grondige make-over uitstekend zal functioneren als wijkwinkelcentrum. Zie hiervoor ook het bestemmingsplan Wagnerplein-Herontwikkeling winkelcentrum e.o. met bijlagen.

Uitgaande van een gangbare bebouwingsdichtheid t.a.v. woningbouw en de aanwezige oppervlakte van de bestemming Woongebied zijn de oppervlakte en aard van het plangebied geschikt bevonden om te functioneren als Woongebied. Het genoemde aantal wooneenheden bij die ruimtelijke kaders wordt passend gevonden. Uit de plantoelichting blijkt dat e.e.a. past binnen de regionale behoefte (en afspraken) aangaande woningbouw.

De parkeernorm van 1,7 is conform de huidige door het gemeentebestuur vastgestelde (goed onderbouwde) parkeernota. De norm van 1,7 geldt voor woningen tussen 70 en 130 m² bvo. Voor grotere woningen geldt een norm van 2,0. Het plan moet simpelweg voldoen aan het geldende parkeerbeleid met bijbehorende normen. Zulks is in casu het geval.

Het door reclamanten geschetste alternatief van bouwen op het veld aan de Brahmsstraat en de oude schoollocatie meer groen laten dan thans het geval is, zou een uitvoerbaar alternatief hebben kunnen zijn. Na overleg met omwonenden en andere belanghebbenden ter plaatse is ervoor gekozen het veld aan de Brahmsstraat te behouden.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het plan en is ongegrond.