direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Hoge Hoek, 1e herziening (Blok 5 en 8)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2012036-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 2. Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • 3. Circulaire " Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen";
  • 4. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen (bedrijven, transportverbindingen en buisleidingen) staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toename van het aantal woningen binnen bouwkavel 5 en een wijziging van het bouwvlak van bouwkavel 8. Binnen bouwkavel 5 worden 9 woningen toegevoegd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De wijziging van bouwkavel 8 leidt niet tot een toename van het aantal woningen.

Voor dit plan is het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en door buisleidingen relevant. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan relevante risicovolle inrichtingen. Er is een verantwoording opgesteld dat is opgenomen in het veiligheidsrapport in de bijlage (Externe veiligheid: Onderzoek Externe Veiligheid, Hoge Hoek 1e herziening (Blok 5 en 8) te Tilburg, 20120543 Definitief / 02 d.d. 19 december 2012 ). De belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn hierna weergegeven.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

5.3.4 Inrichtingen

Uit de beoordeling van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving nog een drietal risicobronnen voorkomt. Dit betreft een LPG tankstation gelegen aan de Durendaelweg 14. Het LPG tankstation is gelegen op een afstand van ca. 450 meter van bouwblok 5. Voor bouwblok 8 is sprake van een afstand van 330 meter. Beide bouwblokken zijn daarmee ruim gelegen buiten het wettelijk vastgestelde invloedsgebied van 150 meter. Daarnaast zijn deze ook gelegen buiten de 1% letaliteit grens van het tankstation. Deze afstand bedraagt ca. 320 meter.

Aan de Hoolstraat 2 is een gasdrukregel- en meetstation gelegen. Deze activiteit valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op basis hiervan is geen sprake van een inrichting die valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het aanwezige gasdrukregel- en meetstation betreft een type C station met een veiligheidsafstand van 15 meter tot kwetsbare objecten. De afstand van het gasstation tot bouwblok 5 bedraagt circa 475 meter en 360 meter tot bouwblok 8.

Van voornoemde risicobronnen kan gesteld worden dat beide bouwblokken ruim gelegen zijn buiten het invloedsgebied van de risicobronnen. Deze kunnen dan ook voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid als niet relevant aangemerkt worden.

5.3.5 Buisleidingen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Het Bevb en de bijbehorende Revb zijn op 1 januari 2011 in werking getreden.

Aan de noordzijde van het plangebied Hoge Hoek is een buisleidingtracé aanwezig. Het leidingtracé is gelegen op een afstand van circa 300 meter van bouwblok 5 en 210 meter tot bouwblok 8.

Binnen het leidingtracé zijn twee buisleidingen aanwezig voor het transport van brandbare K1 vloeistoffen. De maatgevende PR 10-6 contour voor deze buisleidingen bedraagt 32,6 meter en het invloedsgebied bedraagt 80 meter. Deze informatie is afkomstig van de leidingbeheerder en de gemeente Tilburg. Deze uitgangspunten zijn tevens terug te vinden in het onderzoek externe veiligheid voor Hoge Hoek uit 2010.

Binnen het buisleidingtracé is ook een hogedrukgasleiding aanwezig met een diameter van 6,6” met een werkdruk van 40 bar. De PR 10-6 contour is gelegen boven op de gasleiding en het invloedsgebied bedraagt 80 meter. Deze gegevens zijn afkomstig van de leidingbeheerder, in dit geval de Gasunie. De Gasunie heeft een tabel waarin, afhankeljk van diameter en druk, een invloedsgebied is aangegeven (zie hierna).

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2012036-e001_0007.jpg"

Omdat de diameter 6,6 inch bedraagt is het invloedsgebied bepaald op 80 meter.

Geconstateerd kan worden dat beide bouwblokken (Blok 5 en 8) ruim buiten de invloedsgebieden van de twee buisleidingen en de hogedrukgasleiding zijn gelegen. Op basis van de inventarisatie kan derhalve gesteld worden dat de overige risicobronnen als 'niet relevant' aangemerkt kunnen worden voor de aanpassingen van de bouwblokken 5 en 8.

5.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door de gemeente Tilburg worden over verschillende wegen gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, die is opgesteld door Royal Haskoning in april 2008, blijkt dat er op geen van deze wegen een 10-6 risicocontour aanwezig is c.q. een overschrijding van een risicocontour aan de orde is. De vereiste basisveiligheid is hiermee geboden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/´s-Hertogenbosch. Hierover worden o.a. brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de bouwblokken 5 en 8 niet zijn gelegen binnen een PR 10-6 contour. Op basis hiervan kan gesteld worden dat er sprake is van een toereikende mate van basisveiligheid.

Ten aanzien van het groepsrisico is als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling sprake van een toename van circa 22 personen binnen het invloedsgebied. Deze toename op het totaal aantal personen binnen het invloedsgebied is dermate gering dat dit geen verhoging geeft in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico bedraagt zowel voor de bestaande als nieuwe situatie 0,00015. Dit komt overeen met een onderschrijding van de oriëntatiewaarde (OW) van 0,015 x OW. Ook laat de fN-curve geen duidelijk zichtbare verhoging zien van het groepsrisico.

De oriëntatiewaarde wordt ruim onderschreden en is ruim gelegen onder 0,1 x OW. Deze waarde wordt binnen het huidige veiligheidsbeleid aangehouden als niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico. De maximale ongevalfrequentie waarbij sprake is van meer dan 10 dodelijke slachtoffers Max F bedraagt 8,3 x 10-8 per jaar. Het maximale aantal slachtoffers bedraagt 248 personen. De kans hierop bedraagt 1,0 x 10-9.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden.

Het plangebied is derhalve gelegen binnen het invloedsgebied van de volgende risicovolle transportroute:

  • Spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven - ´s-Hertogenbosch.

Op basis van de resultaten kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Geadviseerd wordt om rekening te houden met de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen en de inzetbaarheid van de hulpdiensten, zoals verwoord binnen het vigerende bestemmingsplan Hoge Hoek. Hiermee wordt voldaan aan de verantwoordingseis.

5.3.7 Verantwoordingsplicht

De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan. Met de verantwoordingsplicht worden betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid voor de maatschappij als geheel voldoende gewaarborgd wordt. Op deze manier wordt beoogd een situatie te creëren, waarbij zoveel mogelijk de risico's zijn afgewogen en geanticipeerd is op de mogelijke gevolgen van een incident. Deze afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten zoals de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking. In de verantwoording (bijlage 7:Externe veiligheid) zijn de volgende conclusies getrokken.

"Het groepsrisico is een rekenwijze welke de kans weergeeft dat er een calamiteit plaatsvindt met meerdere dodelijke slachtoffers. Bij bepaalde besluiten op grond van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening dient het bevoegd gezag in het kader van haar bestuurlijke verplichting het groepsrisico te verantwoorden. Bepalend voor de omvang van het groepsrisico zijn onder andere:

  • De aanwezige risicobronnen.
  • De ongevalscenario's met daarbij behorende effecten.
  • De omvang van het invloedsgebied van de effecten.
  • De personendichtheid binnen het invloedsgebied.
  • De mogelijkheid tot zelfredzaamheid.
  • De mogelijkheid tot bestrijdbaarheid van een ongeval.

Naast een rekenkundige beoordeling van het groepsrisico is het advies van de regionale brandweer, als deskundige op het gebied van hulpverlening, van belang voor de verantwoording van het groepsrisico. Voor deze ruimtelijke ontwikkeling kan verwezen worden naar het uitgebrachte advies in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Hoge Hoek. De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geeft geen relevante wijziging in de verkaveling binnen het plangebied. Er is alleen sprake van een geringe verdichting binnen bouwblok 5 van het plangebied. Deze verdichting geeft rekenkundig geen verhoging van de normwaarde van het groepsrisico. Ook laat de fN-curve geen een duidelijk zichtbare toename zien van het groepsrisico.

Uit de verkaveling van de bouwblokken 5 en 8 (Bijlage 1) blijkt dat voor alle bouwkavels een mogelijkheid aanwezig is tot zelfredzaamheid in een richting gericht vanaf de risicobron. Daarnaast vindt er geen wijziging plaats in de wegenstructuur die van invloed is op de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Ook is er geen sprake van volledig gesloten bouwblokken die de woningen slecht bereikbaar maken voor de hulpdiensten.

De aangepaste ruimtelijke ontwikkeling geeft dan ook geen aanleiding om de verantwoording van het groepsrisico zoals deze heeft plaatsgevonden bij het opstellen van het bestemmingsplan te wijzigen dan wel aan te vullen."

5.3.8 Evenementen

Met betrekking tot externe veiligheid kan worden aangegeven dat de personendichtheid tijdens een evenement ter plaatse sterk wordt verhoogd. Echter, daar deze evenementen niet op structurele basis plaatsvinden, zal dit geen invloed hebben op het groepsrisico. Immers, de kans op een ongeval blijft gelijk en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke stof zal op jaarbasis niet significant verhogen door incidentele evenementen.

5.3.9 Vuurwerk

Binnen een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en de opslag van professioneel vuurwerk. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33, 2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk, is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk in het plangebied.

Het bevoegde gezag kan voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten.

Binnen de veiligheidsafstanden van bestaande en nieuw te vestigen (buffer)bewaarplaatsen van consumentenvuurwerk mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd of aangelegd.

5.3.10 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende relevante risicobron: het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Tilburg-Vught.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobron is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie bijlage 7 Externe veiligheid. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:

Uit de rekenresultaten blijkt dat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Ook heeft de wijziging van de ruimtelijke ontwikkeling geen invloed op de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en inzetbaarheid van hulpdiensten bij calamiteiten. Op basis hiervan kan aangesloten worden op de verantwoording van het groepsrisico zoals deze is uitgevoerd bij het opstellen van het bestemmingsplan Hoge Hoek. De overige risicobronnen in de directe omgeving van plangebied Hoge Hoek en bouwblok 5 en 8 betreffen een buisleidingtracé, een LPG tankstation en een gas- meetstation. Van deze risicobronnen kan gesteld worden dat beide bouwblokken ruim gelegen zijn buiten het invloedsgebied van de risicobronnen.

Deze kunnen dan ook voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid als niet relevant aangemerkt worden.

Bij beoordeling van de verkavelingstekening blijkt dat voor beide bouwkavels voor het onderdeel 'zelfredzaamheid' de mogelijkheid bestaat om te vluchten in de richting vanaf de risicobron. Voor de inzet en bestrijdbaarheid van hulpdiensten geldt dat de wegenstructuur binnen het plangebied niet wijzigt ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan. Daarnaast is er geen sprake van volledig gesloten lange gevelwanden die de bereikbaarheid van de percelen voor hulpdiensten onmogelijk maken.