5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functie
De voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging met uitzondering van:
-
1. bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder,
-
2. risicovolle inrichtingen;
-
b. opslagen en installaties die zijn genoemd in bijlage Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten -
lijst opslagen en installaties
-
c. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
-
d. maatschappelijke voorzieningen, voor zover het voorzieningen en de categorie betreft genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
e. dienstverlening, voor zover het bedrijven/activiteiten en de categorie betreft die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
-
f. wonen, gestapeld en grondgebonden met dien verstande dat:
-
1. bij gestapelde bouw op de begane grond tenminste 50% van de totale vloeroppervlakte met één of meerdere van de onder a t/m g bedoelde functies dient te worden gerealiseerd, dan wel met een menging hiervan;
-
2. bij gestapelde bouw de verdiepingen een woonfunctie moeten hebben;
-
3. bij gestapelde nieuwbouw parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein in het bouwvlak onder straatpeil niveau;
-
g. bed & breakfast tot maximaal 2 kamers;
-
h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
i. bouwwerken van algemeen nut.
met dien verstande dat de maximale omvang per functionele eenheid, niet zijnde kantoren, 1000 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt.
5.1.2 Aanduidingen
-
a. Ter plaatse van de aanduiding:
-
1. garage;
-
2. erf;
-
3. detailhandel;
-
4. kantoor;
-
5. horeca van categorie 1;
-
6. horeca tot en met horecacategorie 2;
-
7. cultuur en ontspanning,
zijn de voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s);
5.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor ´Gemengd - 1´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
-
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
b. tuinen en erven;
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
-
e. groen- en speelvoorzieningen;
-
f. kantines / restauratieve voorzieningen;
-
g. objecten voor beeldende kunst,
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 5.1.1 en 5.1.2 genoemde functies.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
-
a. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
-
b. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 14 en de overige regels opgenomen in artikel 19.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
-
c. ten minste 80% van de voorgevel van een hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
-
d. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
-
e. de bouwdiepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 12m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven. Hierbij geldt dat bebouwing in meerdere bouwlagen gelegen achter een bouwdiepte van 12m en ter breedte van 5m uit de zijdelingse bouwperceelsgrens, in maximaal 1 bouwlaag mag worden opgericht. Dit is niet van toepassing indien langs de zijdelingse bouwperceelsgrens op het belendende perceel reeds bebouwing in meerdere bouwlagen aanwezig is over een grotere bouwdiepte dan 12m;
-
f. de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m, tenzij door middel van een maatvoerings- vlakaanduiding een andere bouwhoogte is aangeven;
-
g. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals met de maatvoeringsaanduiding aangegeven;
-
h. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' mag de beganegrondse bouwlaag niet worden bebouwd.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd;
-
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal één bouwlaag bestaan;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf mag per (bouw)perceel niet meer bedragen dan:
-
1. 20 m2 indien de oppervlakte van het erf 50 m2 of minder bedraagt;
-
2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50 m2 en niet meer dan 500 m2 bedraagt;
-
3. 80 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
-
4. 100 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000 m2 bedraagt;
-
d. ten aanzien van de hoogte:
-
1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
-
2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
-
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag al dan niet in de bouwperceelsgrens ten hoogste 3 m bedragen, de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven. Deze afschuining geldt niet:
- in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht,
- ten aanzien van topgevels.
5.2.4 Garages
Ter plaatse van de aanduiding ´garage´ gelden de volgende regels:
-
a. de maximale goot en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m respectievelijk 4,5m tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een andere bouw- en/of goothoogte is aangeven;
-
b. het maximale bebouwingspercentage is 100 tenzij door middel van een maatvoeringsvlakaanduiding een ander maximum is aangegeven.
5.2.5 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
-
b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
-
c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 5.2.2 onder c, voor zover dit het stedenbouwkundige beeld ter plaatse ten goede komt.
-
b. het bepaalde in 5.2.2 onder e voor bebouwing in meerdere bouwlagen in de strook van 5 m langs de zijdelingse perceelscheiding tot een bouwdiepte van maximaal 15 m met inachtneming van het bepaalde in 5.2.2 onder d;
-
c. het bepaalde in 5.2.2 onder g ten behoeve van:
-
1. de goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 15 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 15 m;
-
2. de goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 15 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 15 m.
Daarnaast zijn de in de in 5.4.2 en 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.
5.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 5.2.3 onder c voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in met dien verstande dat 15 m2 aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
-
1. 80 m2 mits de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500 m2;
-
2. 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
-
b. het bepaalde in 5.2.3 onder c en d voor een hoger bebouwingspercentage en afwijkende goot- en bouwhoogten voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij andere gebouwen dan woningen (niet zijnde bedrijfswoningen), met dien verstande dat:
-
1. het bebouwingspercentage niet meer dan 100% mag bedragen;
-
2. het bouwperceel moet blijven voldoen aan het bepaalde in Artikel 14 Algemene
bouwregels;
-
3. bijgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6 m in maximaal één bouwlaag zonder dakhelling mogen worden gerealiseerd, mits dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
-
c. het bepaalde in 5.2.6 voor de opgenomen maximumhoogte voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.
Daarnaast zijn de in 5.4.3 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing in het erf.
5.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 5.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
-
a. het bepaalde in 5.2.3 voor het bouwen van entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 14;
-
b. het bepaalde in 5.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
-
c. het bepaalde in 5.2.3 voor erkers met dien verstande dat:
-
1. op de begane grond:
- de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
- de diepte maximaal 1,5 m bedraagt,
- de hoogte één bouwlaag betreft of maximaal 3 m;
-
2. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
-
3. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
-
d. de in 5.2.6 opgenomen maximumhoogte van erfafscheidingen, bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties, zulks tot een hoogte van maximaal 2 m;
-
e. het bepaalde in 5.2.6 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m;
-
f. het bepaalde in 5.2.6 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m.
5.4.4 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
-
a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
-
b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
-
c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
-
e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
-
g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
h. rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling)
-
a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw dan wel aan - of uitbouwen als afhankelijke woonruimte, mits:
-
1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (zie ook onder b en c);
-
2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
-
3. maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
-
4. de aanvrager een overeenkomst met de gemeente Tilburg afsluit, waaruit blijkt dat de aanvrager - en zijn rechtverkrijgenden middels een op te nemen kettingbeding - zich verplicht(en) de mantelzorgruimte niet afgesplitst van de woning aan derden te verkopen met daaraan gekoppeld een door de gemeente direct opeisbare boete van € 100.000,-- bij niet nakoming;
-
b. Naast de onder a genoemde voorwaarden gelden als aanvullende voorwaarden dat:
-
1. de zorgvrager deel gaat uitmaken van de huishouding van de mantelzorger(s);
-
2. de zorgbehoefte minimaal 8 uur per week betreft en verder een periode van minimaal 3 maanden zal beslaan;
-
3. de mantelzorger(s) in staat is/zijn om minimaal 8 uur per week in de zorgbehoefte te voorzien en dat ook zal/zullen doen.
-
c. Alvorens het bevoegd gezag beslist op een verzoek om omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij het Expertisecentrum Familiezorg.
-
d. Het bevoegd gezag neemt in een te verlenen omgevingsvergunning op dat als de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van de betreffende ruimte als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en dit ook wordt gemeld aan de gemeente Tilburg en dat in dat geval indien die woonruimte een aan - of uitbouw betreft het keukenblok met de daarbij beho-rende leidingen dient te worden verwijderd of indien de mantelzorgruimte een (vrijstaand) bijgebouw betreft het keukenblok en de badkamerinrichting met bijbehorende leidingen dienen te worden verwijderd.
5.6.2 Binnenplans afwijken m.b.t. functiemenging
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.1.1 onder f met betreking tot de verplichting tot functiemenging op de begane grond, indien uit marktonderzoek blijkt die functiemenging niet realiseerbaar is.
5.6.3 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 sub b ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:
-
a. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
-
b. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
-
c. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
5.6.4 Binnenplans afwijken aantal kamers t.b.v. bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.1.1 onder g ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast in maximaal 4 kamers.
5.6.5 Binnenplans afwijken ten behoeve van detailhandel
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.5.1 sub g ten behoeve van het vestigen van detailhandel onder voorwaarde dat:
-
a. de inrichting voldoet aan de functie zoals omschreven in de begripsbepaling voor ´detailhandel';
-
b. de beoogde vestiging in overeenstemming is met het gemeentelijk detailhandelsbeleid c.q. gewenst is in verband met de instandhouding van een goede verzorgingsstructuur op buurtniveau.