direct naar inhoud van 6.3 Beleid en uitgangspunten
Plan: Koolhoven Buiten 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010017-e001

6.3 Beleid en uitgangspunten

6.3.1 Beleidskader watertoets

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzamer waterbeheer. Het Rijk heeft met het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid 21ste eeuw (2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw omarmd. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

De zogenaamde Europese kaderrichtlijn (2000/60/EG) heeft voorrang boven alle nationale wetten en beleid. De uitvoering daarvan leidt tot aangewezen wateren ecologisch in orde. Het waterschap en de gemeente hebben een voorkeursvariant voor de gemeentelijke maatregelen. Deze maatregelen zijn input voor het stroomgebiedsbeheerplan.

Het waterschap de Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan Brabantse Delta 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. De visie van Brabantse Delta steunt op vier pijlers: dynamische samenleving, verantwoord en duurzaam, inhaalslag beheer en onderhoud en effectief samenwerken. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en een verordening “de Keur waterschap Brabantse Delta” (datum intrede 9 december 2009), welke van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in de Structuurvisie Water en Riolering (SWR), met daarin opgenomen het GRP voor de periode 2010 - 2015, met een visie voor de komende 30 jaar. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De SWR vervangt het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en het Gemeentelijk Rioleringsplan (2005-2009), en werkt de nieuwe wet- en regelgeving uit, voornamelijk wat de nieuwe zorgplichten betreft voor het regen- en grondwater, en het actuele rijks-, het provinciale en het regionale beleid.

De visie hanteert de in het Waterplan (1997) vastgestelde algemene doelstellingen voor de lange termijn, gebaseerd op de duurzaamheidgedachte:

  • Streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem;
  • Optimalisatie van de waterketen; zuinig en efficiënt gebruik van water;
  • Vergroten van de belevings-, ecologische, economische en recreatieve waarde van water.

Deze visie is samengesteld op basis van bijdragen van burgers, gemeenteraad, en betrokken waterbeheerders. Uit de visie vloeit de opgave voort voor de komende jaren. Als uitwerking van de visie zijn er opgaven geformuleerd en strategische keuzes gemaakt, die gelden als randvoorwaarden voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Tilburg. Deze randvoorwaarden geven onder andere invulling aan het water als ordenend principe.

6.3.2 Uitgangspunten waterhuishouding

Basis uitgangspunt is dat in Koolhoven Buiten fase 1 een compensatie moet plaatsvinden voor de ontwikkeling Koolhoven West. Hiervoor is door ingenieursbureau Oranjewoud een waterplan opgesteld dat voor Koolhoven West nog steeds leidend is. Voor de compensatie dient conform eerdere rapporten minimaal 1,7 ha. verlaging in het westelijke deel van Koolhoven Buiten gereserveerd te worden. Hierin was een maximale peilstijging van 0,30 m voorzien, wat een berging betekend van 5.100 m3 als compensatie KH west. Voor de ontwikkeling van Koolhoven Buiten wordt een nieuw waterplan opgesteld conform de nu geldende richtlijnen.

Op basis van documenten van het waterschap zijn onderstaande ontwerp uitgangspunten bepaald:

  • Maatgevende afvoer: 0,67 l/s/ha ofwel 5,8 mm/dag (T=1 zandgebied)
    Normafvoer voor T=10 bedraagt 1,4 x T1 = 0,938 l/s/ha
    Normafvoer voor T=100 bedraagt 2,0 x T1 = 1,34 l/s/ha
  • Maatgevende bui T=100
  • Benodigde retentie:
  • T=100 à 780 m3/ha verhard oppervlak
  • T=10 à 555 m3/ha verhard oppervlak
  • (uitgaande van eerder genoemde maatgevende afvoer en bui)
  • Koolhoven Buiten verdelen in oostelijk en westelijk deel (i.v.m. scheiding door Donge)

N.a.v. het overleg (d.d. 10-6-2010) met gemeente zijn onderstaande uitgangspunten bepaald:

  • De verlagingen waar waterberging plaats vindt optellen bij verhard oppervlak
  • In de EHS mag geen berging plaatsvinden
  • Berging die niet in Koolhoven West gerealiseerd is dient in Koolhoven Buiten gerealiseerd worden
  • Vuil- en regenwater inpandig gescheiden verzamelen en dan vanaf de perceelsgrens verder transporteren d.m.v. een gescheiden riolering
  • Regenwater afkomstig van de Koolhovenlaan en daar waar bussen rijden en/of zout gestrooid wordt is vuil en dient apart te worden opgevangen in een zaksloot
  • Bergingsvoorziening dimensioneren op T10
  • Watersysteem toetsen op T100, Uitgangspunt is : inundatie mag tot aan de perceelgrenzen
  • Regenwaterafvoer dimensioneren op T2 (bui 08 van Leidraad Riolering)
  • Berging mag dieper dan 30 cm
  • Ecologische inrichting van de waterberging is mogelijk en zeer gewenst, echter geen bos i.v.m. beheer. Een profiel tussen in- en uitstroomprofielen dient open gehouden te worden voor benodigde afvoercapaciteit

N.a.v. het overleg (d.d. 19-7-2010) tussen CS en waterschap Brabantse Delta is vastgesteld:

  • 20% van particuliere percelen (deel onbebouwd) meetellen als verhard oppervlak
  • In berekening kan aangehouden worden dat op verharding 1 mm berging plaats vindt
  • Infiltratie in retentievoorzieningen 0,10 m/dag
  • Oppervlakte bergende gebieden tot aan Dongezone-gebied (EHS)

In het kader van het vooroverleg heeft het waterschap aangegeven dat er aandacht besteed moet worden aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.