direct naar inhoud van 9.3 Duurzaam stedelijk water
Plan: Hoge Hoek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001

9.3 Duurzaam stedelijk water

Vanwege een juiste dimensionering van het nieuw aan te leggen RWA-stelsel is het van belang om duidelijk in beeld te krijgen wat de nieuwbouw in het plangebied voor veranderingen aan het verharde oppervlak met zich meebrengt. Over de toename in verhard oppervlak (huidige- versus toekomstige situatie) dient het waterbezwaar te worden verwerkt, namelijk 81.089 m².

Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas hebben gezamenlijk het toetsinstrumentarium Hydrologisch neutraal Ontwikkelen ontwikkeld. Doel van het toetsinstrumentarium is het bepalen van de benodigde infiltratie en berging ten behoeve van het hydrologisch neutraal ontwikkelen van een (nieuw) projectgebied. Met behulp van het toetsinstrumentarium ´Hydrologische neutraal ontwikkelen´ is een berekening gemaakt ten behoeve van de benodigde bergingscapaciteit. Uitgangspunten bij deze berekening zijn een netto te compenseren oppervlak van 81.089 m², een GHG van 10.70 m + N.A.P. een maaiveldhoogte van 12.00 m + N.A.P. en een k-waarde van 0,4 m/dag. De uitkomsten van het toetsinstrumentarium zijn als volgt:

  • Berging extreme neerslag T=10: 3.745 m3
  • Berging extreme neerslag T=100: 4.881 m3

Van alle wegen binnen het plangebied dient op basis van de verwachte verkeersintensiteit te worden beoordeeld in hoeverre afkoppelen van de betreffende oppervlakken toelaatbaar is gelet op het risico van verontreiniging van het oppervlaktewater. Toetsing dient te geschieden op basis van de Handreiking afkoppelen & niet-aankoppelen van Waterschap De Dommel.

Op basis van de handreiking en overleg met de gemeente Tilburg zal het (mits er geen schadelijke uitlogende materialen worden toegepast) dakoppervlak en woonstraten rechtstreeks geborgen kunnen worden. Het verhard oppervlak van de ontsluitingsweg wordt op basis van de handreiking geclassificeerd als ´Matig verontreinigd oppervlak”, deze classificatie schrijft voor dat er geborgen moet worden via infiltratie door een filterende laag (afvangen van verontreinigde stoffen).

De zuiveringsvoorziening ten behoeve van de ontsluitingsweg dient bij een Bui T=10 een capaciteit te krijgen van 290m3 bij een afstromend oppervlak van 6.285 m². De zuiveringsvoorziening zal worden aangelegd in de vorm van een waterberging, deze waterberging bevat een bodempassage. De waterberging zal gesitueerd worden ter hoogte van de retentievoorziening, evenwijdig aan de spoordijk. Het zal een langwerpige vorm krijgen om de verblijfstijd te vergroten en kan door middel van een verlaging in het dijklichaam in verbinding komen te staan met de retentie.

De waterberging zal worden uitgevoerd met een toplaagmengsel om vervuiling af te vangen. De ideale mengverhouding is afhankelijk van de kenmerken van het watersysteem en de inrichting ervan (vegetatiekeuze, licht,onderhoud). Een relatief hoger zandgehalte kan leiden tot een droge grond. Hierop kan een gewas niet goed aanslaan door de kleine capillaire opstijging van het water. Doordat het gewas niet aanslaat, neem het ook minder verontreinigde stoffen uit het afstromend regenwater op en legt het minder stoffen vast. Vaak geldt een mengverhouding van drie delen drainagezand op twee delen teelaarde voor de samenstelling van de toplaag. Hierbij wordt uitgegaan van drainagezand en teelaarde, omdat de samenstelling van deze grondsoorten aan richtlijnen is gebonden.

Voor verwerking van regenwater dienen binnen het plangebied de nodige maatregelen dan wel voorzieningen te worden aangelegd. Verwerking is mogelijk d.m.v. berging en vervolgens geleidelijke afvoer. De keuze om te infiltreren is gezien de GHG, bodemsamenstelling en infiltratiecapaciteit een minder geschikte optie. Voor berging van regenwater wordt geadviseerd de volgende voorzieningen te treffen en het plangebied als volgt in te richten:

  • Er dient een gescheiden stelsel te worden aangelegd binnen de planontwikkeling;
  • Het DWA-riool dient te worden aangesloten op het bestaande gemengde stelsel van de gemeente Tilburg d.m.v. een minigemaal;
  • Het RWA-riool dient te worden aangesloten op het nieuw te realiseren retentievoorziening deels via een zuiverende voorziening;
  • Aanleg van een retentievoorziening voor berging van het regenwater binnen de planontwikkeling;
  • Om te zorgen dat de retentievoorziening beschikbaar blijft voor berging dient de regenwatervoorziening te worden voorzien van een leegloopvoorziening met knijpconstructie die de gestelde afvoercoëfficiënt van 0,87 l/s/ha niet overschrijdt;
  • Tevens dient de retentievoorziening te worden voorzien van een overstort. Een overstort zal in werking treden wanneer de retentievoorziening zijn maximaal bufferend vermogen heeft bereikt. Dit zal alleen bij extreme pieksituaties dienen te geschieden;
  • De overstortvoorziening en de knijpvoorziening kunnen worden aangesloten op de aanwezige waterloop (De Roomleij ) ten noorden van het plangebied. De wijze van overstorten (keuze voorziening) zal in overleg met de gemeente Tilburg bepaald dienen te worden.

Om waterberging te realiseren zijn er in de initiatief fase diverse opties overwogen. In de onderstaande opsomming wordt dit samenvattend geformuleerd:

  • Ondergrondse berging wordt als niet haalbaar geacht (overwogen op basis van financiële redenen en wegbeheerder niet akkoord);
  • Doorlatende verharding wordt als niet haalbaar geacht (te groot oppervlak benodigd, hierdoor financieel niet aantrekkelijk);
  • Uitbreiding bestaande spoorsloot is niet realiseerbaar ( lastig combineren ontwikkeling koningsoord, bestaande overstorten en eigendom spoorwegen);
  • Berging in retentievoorziening past bij de gemeten slechte doorlatendheid (nauwelijks 0,5 m/d) en is inpasbaar in het noordelijk deel van het plangebied.

Zoals aangegeven is er in de initiatieffase voor gekozen om een regenwatervoorziening te realiseren in de vorm van een retentie. Een dergelijke voorziening dient te voldoen aan de verschillende richtlijnen zoals deze zijn vastgelegd in de bijeenkomsten en de diverse onderzoeksrapporten. Deze zijn samengevat gericht op de regenwatervoorziening als volgt:

  • Dimensioneren op een bui T=10 = 3.455 m3 (3.745 m3 - 290 m3 (capaciteit zuiveringsvoorziening));
  • Er dient een minimale waking te zijn van 0,30 van maximaal waterpeil tot insteek talud (12.00m+ NAP);
  • Bodem van de voorziening minimaal 0,30 m boven maatgevende grondwaterstand, in overleg met de gemeente bepaald dat de bodem op GHG-niveau gesitueerd mag worden;
  • Maatgevende hoogste grondwaterstand ter hoogte van regenwatervoorziening bedraagt 10.70 m+ NAP;
  • Op basis bovenstaande uitgangspunten kan er een peilstijging gerealiseerd worden van 1 meter;
  • Talud minimaal 1:3 of flauwer;
  • Afvoer naar oppervlaktewater d.m.v. wervelventiel;
  • Afvoer van 0,87 l/s/ha;
  • Conform het stedenbouwkundigplan is er een beschikbaar oppervlak van 7.040 m²
  • In- en uitstroomprofielen op de retentievoorziening dient te worden voorzien van een veiligheid spijlenhek;
  • De voorziening dient bovengronds te worden aangelegd;
  • Streven naar zoveel mogelijk natuurvriendelijke oplossingen van waterlopen en toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen bij harde oevers;
  • De peilen en de dimensionering van de voorziening dienen precies zoals deze staan voorgeschreven in het ontwerp te worden aangebracht. Afwijkingen in hoogten en maatvoering ten aanzien van het ontwerp zijn niet acceptabel. De bodem van de voorziening moet hierbij vlak worden aangebracht om modderpoelen te voorkomen;
  • Voorkomen van langdurige plasvorming mogelijk i.v.m. overlast muggen.

Statisch berekend heeft de retentie voldoende capaciteit om de 3.455 m3 van een Bui T=10 te bufferen.

Het hemelwater vanuit de retentievoorziening zal middels een wervelventiel (afvoercoëfficiënt 0.87 l/s/ha) overstorten op de Roomleij gelegen aan de noordzijde van het plangebied. De lozingsbuizen van overstorten moeten zodanig worden ingericht dat er een geen oppervlaktewater het stelsel in kan stromen. Er dient een minimale waking te zijn van 0,20 m tussen de lozingsbuis en het maximale waterpeil. Locatie dient met waterbeheerder te worden bepaald; In de ontvangende watergang dient er oever, bodem en talud bescherming te worden toegepast. Voor het afvoeren van regenwater dient een Keurontheffing aangevraagd te worden.

De beoogde ontwikkeling van woningbouw en de locatie waar de retentievoorziening is voorzien wordt doorkruist door het leidingtracé van de Rotterdam-Rijn pijpleiding. Voor het doorkruizen (riool en ontsluitingsweg) van dit tracé zijn strikte voorwaarden aan verbonden. Het is van belang dat in een zo´n vroeg mogelijk stadium contact wordt gelegd met RRP voor de uitvoering van de werkzaamheden dan wel het aanbrengen van kunstwerken (werk- en aanleg vergunning).