direct naar inhoud van 8.3 Externe veiligheid
Plan: Hoge Hoek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001

8.3 Externe veiligheid

8.3.1 Inleiding

Externe veiligheid maakt de risico's inzichtelijk en verwoord deze in de verantwoordingsparagraaf. In dit plan gaat het om het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en door buisleidingen. Hiervoor is een verantwoordingsparagraaf opgesteld dat is opgenomen in het veiligheidsrapport in de bijlage. In de beleidsvisie externe veiligheid die door de raad is vastgesteld op 8 maart 2010 is bepaald dat totdat het Basisnet voor het spoor van kracht is er voor het spoor de beleidsregels worden gehanteerd uit koersen op veilig. Dit betekent dat er geen ontwikkelingen binnen 29 meter uit het hart van het spoor zullen plaatsvinden. Uit financiële overwegingen is in dit plan voor twee bouwblokken afgeweken van dit beleidsuitgangspunt. In overleg met de initiatiefnemer en op advies van de brandweer is om de veiligheid voor deze bouwblokken vanwege deze korte afstand vergroot door de geveldelen volledig 60 minuten brandwerend uit te voeren.
Uit onderzoek (Bijlage 8: Onderzoek Externe Veiligheid, Plangebied 'Hoge Hoek' te Berkel-Enschot, 20060434-01 Definitief / 02 d.d. 18 maart 2010 ) is gebleken dat hier sprake is van een toename van het groepsrisico. Er is dan ook invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht.

8.3.2 Verantwoording groepsrisico

In de verantwoording zijn de volgende conclusies getrokken:

Personendichtheid invloedsgebied

Door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied 'Hoge Hoek' is sprake van een toename van 346 personen in de dagperiode en 658 personen in de nachtperiode. Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat er ten opzichte van de ontwikkelingen zonder bijdrage plangebied sprake is van een lichte toename van het groepsrisico. Er is echter geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

In het basisnet spoor worden maatregelen genomen die de veiligheid op het spoor verbeteren. Wel zal transport van gevaarlijke stoffen over het spoor ook in de toekomst plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de risico's rondom het spoor gelijk blijven aan de de prognosecijfers uit 2003.

Verlagen van de personendichtheid en daarmee het wijzigen van de verkaveling is geen reële maatregel mede vanuit financiële onderbouwing van de planontwikkeling alsmede het streven naar een zuinig ruimtegebruik.

Zelfredzaamheid

Ten aanzien van de verantwoording van de zelfredzaamheid kan het navolgende worden opgemerkt:

  • a. Voor het merendeel van de gebruiksbestemmingen bestaat de mogelijkheid om binnen te schuilen en de omgeving in meerdere richtingen, vanaf de gevaarbron, te ontvluchten. Voor de bouwblokken 13 en 14 is de mogelijkheid om in tenminste 2 richtingen te vluchten niet beschikbaar en is er een kans dat eerst gevlucht moet worden richting gevaarbron. Deze situatie doet zich voor bij een calamiteit die zich juist voordoet ter hoogte van de entree van de woning. Voor de vrijstaande woningen, blok 14, gelegen nabij de buisleiding wordt de aanleg van een achterom niet wenselijk geacht vanwege de beschikbare ruimte achter de meest oostelijk gelegen woningen. Ook wordt deze ontsluiting niet wenselijk geacht vanwege de duurdere prijsklasse van de bouwkavels.
  • b. Het plangebied is volledig gelegen binnen het dekkingsgebied van een bestaande Waarschuwing en alarmeringsinstallatie (WAS).
  • c. De kinderspeelplaats bij de horecabestemming is zo ver mogelijk van de gevaarbron gesitueerd en deels gelegen achter de bebouwing van het horecapand. Daarnaast zal voorzien worden in vluchtmogelijkheden.
  • d. Binnen het plangebied is maar in beperkte mate voorzien in hoogbouw. Dit betreft bouwblok 10. Dit bouwblok bestaat uit 40 appartementen verdeeld over 4 bouwlagen. Centraal in het appartementengebouw wordt een vluchtweg voorzien met een uitgang aan de gevelzijde welke is afgekeerd van de risicobron. De vluchtroute zal rookvrij worden uitgevoerd overeenkomstig de eisen van het Bouwbesluit 2003. Gelet op de beperkte omvang van het aantal appartementen en aantal bouwlagen kan op basis van deze uitvoering voldaan worden aan de veiligheidseis dat alle gebruikers binnen een periode van 15 minuten buiten het gebouw kunnen zijn waarbij gebruik gemaakt kan worden van een uitgang welke afzijdig is gelegen van de risicobron.
  • e. In geval van het vrijkomen van een toxische wolk is schuilen een standaard maatregel. Wil sprake zijn van een doelmatige schuilmogelijkheid dienen ramen, deuren en natuurlijke ventilatievoorzieningen gesloten te kunnen worden. Bij mechanische ventilatiesystemen dient deze uitschakelbaar en afsluitbaar te zijn middels een centrale noodknop. Daarnaast zal extra aandacht worden besteed aan een goede kierdichting van gevels en gevelkozijnen.
  • f. Bij het optreden van een explosie als gevolg van een koude BLEVE, scheuren tankwagon, is vanwege de snelle ontwikkelingstijd vluchten niet mogelijk. Als gevolg van een optredende vuurbal in combinatie met een drukgolf zal tot op een afstand van ca. 85 meter van de tankwagon doden vallen en tot op een afstand van 250 meter gewonden. Het treffen van bouwkundige maatregelen heeft op deze effecten maar weinig invloed. Op basis hiervan worden dan ook geen aanvullende bouwkundige maatregelen getroffen. Het optreden van een warme BLEVE ontstaat als gevolg van een brand van bijvoorbeeld een tankwagon met brandbare vloeistoffen. Hierbij is sprake van een vertraagde ontsteking en is er gedurende een periode tussen 15 en 30 minuten gelegenheid tot vluchten. Bij een explosie zal sprake zijn van een vuurbal met een doorsnede van ca. 140 meter. Tot een afstand van 330 meter kunnen doden vallen en tot een afstand van 600 meter gewonden. Vanwege de vertraagde ontsteking is er de mogelijkheid om de gevaarzone te ontvluchten. Daarnaast is het de verwachting reëel dat op basis van het toekomstig 'BLEVE vrij rijden' dit scenario komt te vervallen.
  • g. Bij het optreden van een plasbrand zijn 2 opties mogelijk. Het vluchten uit de gevaarzone dan wel het schuilen tot het moment dat hulpverlening mogelijk is. Voor de vluchtmogelijkheden wordt verwezen naar de hiervoor genoemde opmerkingen. In geval van schuilen is het van belang dat de aanwezige schuilruimte een toereikende brandwerendheid heeft tot het tijdstip dat hulpverleners inzetbaar zijn. De effecten van een plasbrand als gevolg van het scheuren van tankwagon hebben een invloedsgebied van ca. 30 meter. Buiten deze 30 meter is het aannemelijk dat de warmtebelasting van de plasbrand zodanig is afgenomen dat een standaardgevel een voldoende mate van brandwerendheid heeft van 20 minuten. In het toekomstige Besluit transportroutes externe veiligheid wordt dit gebied aangemerkt als het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Uit de beoordeling van de verkavelingstekening blijkt dat alleen een klein deel van bouwblok 10 gelegen is binnen een afstand van 30 meter geldend voor het plasbrandaandachtsgebied. Dit betreft de appartementen gelegen aan de noordwestzijde van het bouwblok. De afstand van het hoekpunt van deze appartementen tot het hart van de buitenste spoorlijn bedraagt 28 meter. Op basis van het brandweeradvies en mede ook op basis van de toekomstige regelgeving voor platbrandaandachtsgebieden dienen de geveldelen gelegen binnen de afstand van 30 meter vanuit het hart van het buitenste spoor uitgevoerd te worden met een brandwerendheid van 60 minuten. Bij het ontwerp van het bouwplan wordt hier rekening mee gehouden.
  • h. Binnen de gemeente Tilburg is geen sprake van een actieve vorm van risicocommunicatie.


Bestrijdbaarheid

Voor de bestrijdbaarheid dient de locatie voor hulpdiensten goed bereikbaar te zijn. Zowel evenwijdig aan de spoorlijn als de buisleiding loopt een wijkontsluitingsweg. De risicobron is derhalve van twee zijde benaderbaar. Daarnaast biedt de beschikbare verkeersfunctie in het plangebied voldoende opstelmogelijkheden voor de voertuigen van de hulpdiensten. Ten aanzien van de vereiste bluswatervoorzieningen zal in de uitwerking van het plangebied de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen worden aangelegd. Hierover zal overleg plaatsvinden met de regionale brandweer.

In het preadvies is door de brandweer aangegeven dat ten aanzien van de opkomsttijd sprake is van een overschrijding van de huidige zorgnorm. In de nabije toekomst wordt deze zorgnorm voor nieuwbouwwoningen verruimd naar 10 minuten. Aan deze aangepaste norm kan voldaan worden. De bereikbaarheid van het plangebied en de risicobronnen worden door de brandweer als goed aangemerkt. Ten aanzien van de hulpverleningscapaciteit is in het preadvies aangegeven dat de Brandweer Midden en West-Brabant voldoende is ingericht om binnen het eerste uur materieel te kunnen leveren om de ramp te bestrijden.

8.3.3 Buisleidingen

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is op 17 september 2010 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in het Staatsblad gepubliceerd. Bij nader Koninklijk besluit zal dit in werking treden. De verwachting is dat dit per 1 januari 2011 zal plaatsvinden.
Vooruitlopend op de inwerktreding van dit besluit wordt voor de boordeling van de externe veiligheid van transportleidingen met brandbare vloeistoffen uitgegaan van de brief van 5 augustus 2008 van het ministerie van VROM, externe veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode".

Aan de noordelijke zijde van het plangebied liggen 2 hogedruk olieleidingen van Rotterdam-Rijn Pijpleiding. Daarnaast ligt aan de noordoostelijke zijde, buiten het plangebied op ongeveer 85m van de geplande woningebouw een hogedrukaardgasleiding. De hogedrukaardgasleiding ligt op zodanige afstand dat het plangebied buiten het effectgebied ligt. Deze is dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

Het leidingtracé omvat twee buisleidingen:  

Leiding   Diameter (Inch)   Druk (bar)   PR contour  
RRP (hogedruk olie-leiding)   24   62   26m  
RRP (hogedruk olie-leiding)   36   43   33m  

Binnen de PR contour mag niet worden gebouwd. Deze zone is op de kaart weergegeven, binnen deze zone is bouwen ten behoeve van (beperkt) kwetsbare functies niet mogelijk.Het invloedsgebied van het leidingtracé bedraagt 80 meter. Binnen dit invloedsgebied zijn 10 woningen geprojecteerd.

8.3.4 Overige risicobronnen

Uit de beoordeling van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving nog een tweetal risicobronnen voorkomen. Dit betreft een LPG tankstation gelegen aan de Durendaelweg 14. Het tankstation is gelegen op een afstand van ca. 350 meter van de grens van het plangebied. Het plangebied is daarmee ruim gelegen buiten het wettelijk vastgestelde invloedsgebied van 150 meter. Daarnaast is het plangebied gelegen buiten de 1% letaliteit grens van het tankstation. Deze afstand bedraagt ca. 320 meter.

Aan de Hoolstraat 2 is gelegen een gasdrukregel- en meetstation. Deze activiteit valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op basis hiervan is geen sprake van een inrichting die valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De afstand van het station tot het plangebied bedraagt 150 meter.

Op basis van de beoordeling van de risicokaart kan gesteld worden dat er geen relevante inrichtingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn die ten aanzien van externe veiligheid een beperking geven voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.

8.3.5 Evenementen

Met betrekking tot externe veiligheid kan worden aangegeven dat de personendichtheid tijdens een evenement ter plaatse sterk wordt verhoogd. Echter, daar deze evenementen niet op structurele basis plaatsvinden, zal dit geen invloed hebben op het groepsrisico. Immers, de kans op een ongeval blijft gelijk en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke stof zal op jaarbasis niet significant verhogen door incidentele evenementen.

8.3.6 Vuurwerk

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk,) van kracht geworden. Binnen dit besluit is zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur (AMvB) geïntegreerd. Het Vuurwerkbesluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk.

In het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die in het kader van de vaststelling van besluiten in de sfeer van de ruimtelijke ordening en bij de beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning in acht moeten worden genomen. Op grond van artikel 4.2 van het Vuurwerkbesluit moeten de in bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit opgenomen veiligheidsafstanden van bewaarplaatsen en bufferbewaarplaatsen ten opzichte van kwetsbare en geprojecteerd kwetsbare objecten in acht worden genomen bij:

  • a. de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;
  • b. het verlenen van omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van een geldend bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;
  • c. de wijziging van een bestemmingsplan overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening.

In aansluiting op bovenstaande eis dient binnen de nieuw op te stellen bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en indien voorkomend binnen het plangebied met de opslag van professioneel vuurwerk. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er zal dan ook geen medewerking worden verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven voor opslag en bewerking van professioneel vuurwerk in het plangebied.