direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Hoge Hoek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009045-e001

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Functie

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. grondgebonden, overeenkomstig de in artikel 9.2.2 genoemde bouwregels;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. toegangs- en (gebieds)ontsluitingswegen, verblijfsgebied en langzaamverkeersroutes;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. bouwwerken van algemeen nut.
9.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. parkeerterrein (p);
  • b. opslag (op);
  • c. erf (e);
  • d. gestapeld [gs];
  • e. specifieke bouwaanduiding - patiowoning 1 [sba-pa1];
  • f. specifieke bouwaanduiding - patiowoning 2 [sba-pa2].
  • g. vrijstaand [vrij];

zijn de voor ´Wonen´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie(s).

9.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep,

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 9.1.1 en 9.1.2 genoemde functies.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies en/of wijzigingsbevoegdheid moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (Bijlage 3) en de daarin opgenomen voorwaarden;
  • b. van het onder a bepaalde kan afgeweken worden indien voldoende aannemelijk is dat de vereiste geluidreducerende voorzieningen (geluidsscherm en raildempers) daadwerkelijk gerealiseerd worden. Dit moet blijken uit een schriftelijke overeenkomst met Prorail waarin afspraken gemaakt zijn over de te realiseren voorzieningen. Het geluidsscherm en de raildempers dienen in ieder geval gerealiseerd te zijn voordat de eerste woningen in gebruik genomen worden;
  • c. bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. binnen het bestemmingsvlak zijn aaneengesloten, geschakelde, twee-aaneen en vrijstaande woningen toegestaan;
  • b. aanvullend op de onder 9.2.2 lid a genoemde woningtypes zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding [gs], gestapelde woningen toegestaan;
  • c. aanvullend op de onder 9.2.2 lid a genoemde woningtypes zijn, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding [sba-pa1] en [sba-pa2], patiowoningen 1 en 2 toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding [vrij] zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • e. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de voorgevelrooilijn bij:
    • 1. aaneengesloten: in of achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. geschakeld: in of achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. twee-aaneen: minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, met uitzondering ter plaatse van hoekpercelen waar deze woningen in de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
    • 4. vrijstaande woningen: minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, met uitzondering ter plaatse van hoekpercelen waar in de voorgevelrooilijn mag worden gebouwd;
    • 5. patiowoning 1: in of achter de voorgevelrooilijn;
    • 6. patiowoning 2: in of achter de voorgevelrooilijn;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e. en g. mogen hoofdgebouwen het bouwvlak aan de achterzijde overschrijden overeenkomstig de afstand aan de voorzijde tot de voorgevelrooilijn met een maximale overschrijding van 3 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder e. en h. mogen hoofdgebouwen, ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ´patiowoning 1´ en ´patiowoning 2´, het bouwvlak aan de achterzijde overschrijden over de volledige diepte van het bouwperceel ten behoeve van de bouw van een patiowoning;
  • j. per bestemmingsvlak is niet meer dan het op de plankaart aangegeven maximum aantal woningen toegestaan;
  • k. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen met uitzondering bij de aanduiding specifieke bouwaanduiding ´patiowoning 1´ en ´patiowoning 2´ waar het maximale bebouwingspercentage over het totale bouwperceel 85% mag bedragen ten behoeve van de bouw van een patiowoning;
  • l. de maximale bouwhoogte bedraagt bij gestapelde, aaneengesloten, geschakelde, twee-aaneen en vrijstaande woningen 10 meter, tenzij een andere bouwhoogte met een maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • m. de maximale bouwhoogte mag bij het oprichten van ´patiowoning 1´ niet meer bedragen dan 7 meter;
  • n. de maximale bouwhoogte mag bij het oprichten van ´patiowoning 2´ niet meer bedragen dan 10 meter;
  • o. de maximale goothoogte in de voor- en achtergevelrooilijn bedraagt bij gestapelde, aaneengesloten, geschakelde, twee-aaneen en vrijstaande woningen 6 meter, tenzij een andere goothoogte met een maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • p. de maximale goothoogte mag bij ´patiowoning 1´ en bij ´patiowoning 2´ niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat tevens bij ´patiowoning 2´ binnen het bouwvlak een verdiepingsopbouw is toegestaan van ten hoogste 70 m² waarbij in dat geval de goothoogte in de voorgevelrooilijn maximaal 6 meter mag bedragen;
  • q. het bouwen van ondergrondse bouwwerken in het bouwvlak is toegestaan;
  • r. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 60° en niet minder dan 45º bedragen;
  • s. het aantal aaneengesloten woningen mag maximaal 7 bedragen;
  • t. de diepte in het bouwperceel van vrijstaande, twee-aaneen, geschakelde en aangesloten woningen bedraagt maximaal 12 meter gemeten vanaf de voorgevel, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelgrens dient minimaal 9 meter te bedragen;
    • 2. daar waar de afstand tussen de voorgevelrooilijn en de achterste perceelsgrens minder bedraagt dan 18 meter, de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelgrens minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • u. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient bij vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 1 meter te bedragen voor zover dit niet op de verbeelding is aangegeven.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m moet bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • c. tenzij anders met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf niet meer dan bedragen dan:
    • 1. 20 m² indien de oppervlakte van het erf 50 m² of minder bedraagt;
    • 2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m², indien de oppervlakte van het erf meer dan 50 m² en niet meer dan 500 m² bedraagt.
    • 3. 80 m² indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m² en niet meer dan 1000 m² bedraagt;
    • 4. 100 m² indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000 m² bedraagt;
  • d. ten aanzien van de hoogte:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m,
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen. Deze afschuining geldt niet:
      • in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht;
      • ten aanzien van topgevels.
  • e. indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m voor de garage aanwezig te zijn.
9.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen, tenzij een hoogte van 2 meter noodzakelijk is ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder) met dien verstande dat deze verhoging naar 2 meter op het onbebouwd erf ter verbetering van het microklimaat alleen is toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ´patiowoning 1´;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. (openlucht) zwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen uitsluitend in het bouwvlak en het erf worden opgericht, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.5, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 10 m;
  • b. de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 10 m;
  • c. het bepaalde in 9.2.2 onder l met betrekking tot de maximale bouwhoogte tot een maximum van 12 meter;
  • d. het bepaald in 9.2.2 onder o met betrekking tot de maximale goothoogte tot een maximum van 6,5 meter.
9.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.5, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.5 sub b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 m;
  • b. het bepaalde in 9.2.5 sub b voor vlaggenmasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 m.
  • c. het bepaalde in 9.2.2 sub e, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
  • d. het bepaalde in 9.2.3 sub a, voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • e. het bepaalde in 9.2.3 voor erkers, met dien verstande dat:
    • 1. op de begane grond:
      • de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
      • de diepte maximaal 1,5 m bedraagt,
      • de hoogte één bouwlaag of maximaal 3 m betreft;
    • 2. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
    • 3. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
  • f. het bepaalde in 9.2.2 sub a, voor balkons van maximaal 1,5 m diep;
  • g. het bepaalde in 9.2.3 onder a voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met in achtneming van het bepaalde in 14.7;
  • h. de in 9.2.5 sub a opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 m.
9.4.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.5, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 9.2.3 voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in artikel Binnenplans afwijken t.b.v. afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling) met dien verstande dat 15 m² aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
    • 1. 80 m² mits de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500 m²;
    • 2. 100 m² mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m² en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
  • b. het bepaalde in 9.2.5 sub b voor de opgenomen maximum hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een maximum van 5 m hoogte, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
  • c. de in 9.4.2 onder b, c, en e genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken zijn van overeenkomstige toepassing in het erf.
  • d. het bepaalde in 9.2.3 sub e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m vóór de garage mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg.
9.4.4 Binnenplans afwijken om het aantal woningen te vermeerderen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de voorwaarden in 9.4.5, omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken, mits:

  • a. de nieuw op te richten woningen voldoen aan het bepaalde in artikel 9.2;
  • b. per bestemmingsvlak niet meer woningen dan 10% extra woningen worden opgericht dan ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ is aangegeven, waarbij het aantal woningen vanaf 0,5 naar boven wordt afgerond;
  • c. de nieuw op te richten woningen voldoen aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde eisen;
  • d. voldaan wordt aan de gemeentelijke eisen ten aanzien van de opvang en berging van hemelwater, zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • e. indien voorzien kan worden in voldoende parkeervoorzieningen.
9.4.5 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld onder 9.4.1, 9.4.2, 9.4.3 en 9.4.4 worden slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerhuur) anders dan toegelaten op grond van 9.1.1 en 9.1.2;
  • c. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, met uitzondering van uitoefening van beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 9.1.3 sub g;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting of risicovolle inrichting;
  • e. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
  • f. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • g. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • h. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • k. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling)
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw dan wel aan - of uitbouwen als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg (zie ook onder b en c);
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
    • 3. maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
    • 4. de aanvrager een overeenkomst met de gemeente Tilburg afsluit, waaruit blijkt dat de aanvrager - en zijn rechtverkrijgenden middels een op te nemen kettingbeding - zich verplicht(en) de mantelzorgruimte niet afgesplitst van de woning aan derden te verkopen met daaraan gekoppeld een door de gemeente direct opeisbare boete van € 100.000,-- bij niet nakoming;
  • b. Naast de onder a genoemde voorwaarden gelden als aanvullende voorwaarden dat:
    • 1. de zorgvrager deel gaat uitmaken van de huishouding van de mantelzorger(s);
    • 2. de zorgbehoefte minimaal 8 uur per week betreft en verder een periode van minimaal 3 maanden zal beslaan;
    • 3. de mantelzorger(s) in staat is/zijn om minimaal 8 uur per week in de zorgbehoefte te voorzien en dat ook zal/zullen doen.
  • c. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij het Expertisecentrum Familiezorg.
  • d. Burgemeester en wethouders nemen in een te verlenen omgevingsvergunning op dat als de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van de betreffende ruimte als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en dit ook wordt gemeld aan de gemeente Tilburg en dat in dat geval indien die woonruimte een aan - of uitbouw betreft het keukenblok met de daarbij beho-rende leidingen dient te worden verwijderd of indien de mantelzorgruimte een (vrijstaand) bijgebouw betreft het keukenblok en de badkamerinrichting met bijbehorende leidingen dienen te worden verwijderd.
9.6.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit uitoefent, tevens de bewoner is van de woning;
  • b. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
  • c. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e. van de Wabo vergunningplichtig is, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
  • d. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
  • e. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt;
  • f. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • g. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
  • h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.
9.6.3 Binnenplans afwijken t.b.v. meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 9.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'gestapeld'
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ´Wonen´ te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'gestapeld' na afweging van de specifieke locale situatie waarbij de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:
    • 1. stedenbouwkundig beeld/inpassing t.o.v. de directe omgeving;
    • 2. verkeersaantrekkende werking in relatie tot voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij parkeren onder het gebouw onder straatpeil niveau moet plaats vinden;
    • 3. verkeersveiligheid;
    • 4. toetsing aan het vastgestelde volkshuisvestingsbeleid op het moment van wijziging.
    • 5. toetsing aan de Wet Geluidhinder;
    • 6. toetsing aan diverse milieuaspecten waaronder milieuvergunningen van in de omgeving aanwezige bedrijvigheid.
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan met betrekking tot de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'gestapeld' van overeenkomstige toepassing.